Streven. Jaargang 77
(2010)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 547]
| |
Roger BannisterOxford, 6 mei 1954. Het leek niet echt een momentum voor een topprestatie in het bescheiden atletiekstadion, Iffley Road Track. De hele dag had er een fikse wind gestaan, die bij voorbaat een sterke prestatie, laat staan een poging om het wereldrecord op de mijl te breken, hypothekeerde. De beste Britse halve fondloper van dat ogenblik, Roger Bannister, dacht zelfs tot tweemaal toe de race af te blazen. Maar in de vroege avond ging de wind liggen. Samen met zijn twee ‘hazen’, Chris Brasher en Chris Chataway, nam hij uiteindelijk de beslissing het er toch maar op te wagen: de mijl te lopen onder de magische grens van vier minuten. Halfweg kwam de eerste haas, Brasher, door na 1 minuut 58 seconden; na driekwart mijl - Chataway had intussen overgenomen - klokten zij af op 3 minuten 7 seconden. Het laatste kwart stond Bannister er alleen voor. Toen was het wachten op het verdict (het is nog de periode van de handmatige tijdmeting). En dan klonk de stem van de stadionomroeper, Norris McWhirter: ‘Ladies and gentlemen, here is the result ofevent 9, the one mile: Ist, No. 41, R.G. Bannister, Amateur Athletic Association and formerly of Exeter and Merton Colleges, Oxford, with a time which is a new meeting and track record, and which - subject to ratification - will beanew English Native, British National, All-Comers, European, British Empire and World Record. The time was 3...’ De exact gechronometreerde tijd stierf weg onder het gejoel van de massaGa naar eind[1]. Dit nieuwe record - 3 minuten 59 seconden en vier tiende - was een keerpunt in de moderne atletiek; het symboliseerde het begin van een nieuwe periode en tegelijk luidde het de zwanenzang van een tijdperk in. Intrinsiek was dit record op de mijl nochtans niet zo wereldschokkend en daarenboven was Bannister wel een top-atleet, maar zeker niet iemand die met kop en schouders boven zijn concurrenten uitstak. Nauwelijks 46 dagen later, op 21 juni 1954, werd het ‘historische’ record verbeterd door Bannisters grote concurrent, de Australiër John | |
[pagina 548]
| |
Landy. In datzelfde jaar zal Bannister op de Gemenebest Spelen in Vancouver - een heus prestigeduel - Landy verslaan en wordt hij ook Europees kampioen op de 1500 meter. Maar aan het einde van zijn wonderjaar neemt hij reeds afscheid van de atletiek. Een Olympische medaille heeft Bannister nooit gewonnen. Toch kreeg zijn recordrace gaandeweg een mythisch karakter. De doorbraak van de vierminutengrens leek wel symptomatisch voor het tijdsgewricht van de fifties. De naoorlogse opbouw van Europa en van Groot-Brittannië in het bijzonder creëerde een elan dat hand in hand ging met een wijdverspreid en ternauwernood gecontesteerd vooruitgangsgeloof. Britse records met grote weerklank waren niet meer dan de bevestiging van dit steile vooruitgangsoptimisme. In 1953, op de vooravond van de kroning van de nieuwe Britse koningin Elisabeth II, bereikte Edmund Hillary als eerste de top van de Mount Everest. Bannister had er naar eigen zeggen van gedroomd in datzelfde jaar de schijnbaar onneembare muur van 4 minuten te slechten. Het lukte hem dus één jaar later. Deze koortsige jacht naar nieuwe records leek de hele samenleving te infecteren, maar een naslagwerk, waarin al deze records waren geregistreerd, bleek niet voorhanden. Het was dus wachten op een initiatief om deze ratraces in kaart te brengen. En het toeval - of was het de tijdgeest? - wilde dat dit initiatief van twee figuren kwam, die een niet onbelangrijke rol hadden gespeeld bij het mythische record van Bannister, Chris Chataway en Norris McWhirter. Chataway, zelf een topatleet, werkte in 1954 bij de Guinness Park Royal Brewery te Londen. Sir Hugh Beaver - de toenmalige CEO van de brouwerij - was op dat ogenblik verwikkeld in een heftig dispuut over de vraag of de gouden plevier al dan niet de snelste Europese vogel was en kon nergens een antwoord vinden op deze voor hem cruciale kwestie. Hij werd nog ongeduldiger toen hij al evenmin het antwoord vond voor het prangende probleem of de gouden plevier al dan niet sneller was dan de korhoen. Zakenman Beaver zag een gat in de markt: in hoeveel pubs zouden dergelijke vragen niet de gesprekken beheersen, terwijl er nergens een antwoord te vinden was? Een antwoordenboek op dergelijke vragen zag hij als een zegen voor de mensheid en voor de verkoop van zijn bier. Chris Chataway suggereerde hem de namen van de bekende sportjournalisten en tweelingbroers, Norris en Ross McWhirter, als het ideale duo voor een dergelijk boek. Hun voorliefde voor naakte feiten was spreekwoordelijk. En zo werd het Guiness Book of Records in 1954 geboren: Bannisters wereldrecord op de mijl nam er een prominente plaats in. Het registreren van gegevens, het kwantificeren van data, de rush naar altijd maar sneller, de doorgedreven professionalisering, de mateloze verheerlijking van sportvedetten: in 1954 werd daartoe het startsein gegevenGa naar eind[2]. Tegelijk was Bannisters droommijl het einde van een tijdperk, van een sportvisie en sportbeoefening die Bannister zelf steevast had uitgedragen. Hij vestigde zijn record als lid van de | |
[pagina 549]
| |
Amateur Athletic Association, op een sintelbaan van de universiteit van Oxford, lopend op spikes die hij kort daarvoor had aangeschaft. Een financiële vergoeding voor zijn topprestatie kreeg hij niet, meer nog, als amateur mocht hij geen prijzen in ontvangst nemen. En Bannister was - zelfs op het piekmoment van zijn carrière - een echte amateur. In 1954 was hij nog student geneeskunde; op het einde van dat jaar begon hij als neuroloog. Ook in die tweede carrière zou hij hoge toppen scheren: hij bouwde een grote wetenschappelijke faam op in de neurologie en schopte het tot ‘Master of Pembroke College’ aan de Universiteit van Oxford. Sport zag hij dan ook als de belangrijkste bijzaak in het leven. Zijn voorkeur is altijd uitgegaan naar de promotie van sport als een middel tot ontspanning en tot de bevordering van de gezondheid. Pas daarna kwam de promotie van topsport. Bannister heeft nooit een goed oog gehad in de hyper-professionalisering van de sport, de doorgedreven trainingschema's die ermee gepaard gaan en de megalomane bewieroking van sportprestaties. Het nawoord tot zijn boek The First Four Minutes opent dan ook met de alles zeggende uitspraak dat ‘it still seems strange to me that the intrinsically simple and unimportant act ofplacing onefoot in front of the other as fast as possible for 1,760 yards was heralded as such an important sporting achievement’. De ironie wil dat juist de prestatie van deze begaafde en zichzelf relativerende man de poort opende voor een benadering van de sport, waarin relativeringsvermogen vaak ontbreekt, enggeestige professionalisering de regel is en financiële beloningen de pan uitrijzen. Eén keer heb ik Bannister in levenden lijve mogen ontmoeten. Op 7 juli 2005 gaf hij een lezing naar aanleiding van de publicatie van The Philosophy of Enchantment door de Engelse filosoof en historicus R.G. Collingwood. Collingwood was vele jaren fellow geweest aan Pembroke College en - inmiddels Sir - Bannister mocht het boek voorstellen. En natuurlijk was zijn oog gevallen op één van de weinige passages over sport in het werk van Collingwood, een passage die hij dan ook instemmend en ietwat berustend citeerde: ‘Making sport into a kind of religion, concealed behind the utilitarian cult of exercise, is one mark of a civilisation that is losing its nerve’.
□ Guido Vanheeswijck |
|