Deze dichter is niet van de straat, zo onderstreept hij. Ook over gebrek aan waardering bij het publiek lijkt hij allerminst te klagen. Want, zegt hij, zoals een rijk man een heildronk uitbrengt tijdens een feestmaal, ‘zo zend ook ik naar overwinnaars golven nectar, gave van de Muzen, / en met de zoete vrucht van mijn dichtergeest / verblijd ik / het hart van wie de prijs behaalden in Olympia’ (7e Ol.Od.).
Niet zelden vormen sportzege en vertelling de opmaat voor levenslessen en morele instructie van bezongene en publiek. Trots en tevreden zijn met het succes, maar nooit de maat van de mens te buiten gaan (‘niet proberen god te worden’, 5e Ol.Od.). Stad en bewoners eren, gastvrij zijn en vredelievend: het zijn bekende adviezen voor wie vertrouwd is met de Griekse literatuur.
Natuurlijk wordt ook geregeld plaats ingeruimd voor Olympia en de Spelen zelf. Al in de befaamde eerste ode wordt de plaats vergeleken met stralende natuurelementen:
Het beste wat er is, is water. Als laaiend vuur
in de nacht overstraalt goud vorstelijke weelde.
Wil jij van spelen zingen,
geen ander lichtpunt dat bij dag in lege
luchten nog warmer gloeit.
Olympia! Geen grootser kampplaats om te noemen.
En elders staat Olympia garant voor eeuwige roem: ‘Moeder van de spelen met de gouden kransen, Olympia, / koningin van waarheid, [...] verwelkom deze optocht van bekranste winnaars. / Wie de pracht ontving van uw beloning, / kent voor altijd grote roem’ (8e Ol.Od.). Die roem van Olympia is deels direct gebaseerd op de traditie. Pindaros hoeft meestal maar een paar regels te schrijven of hij komt al te spreken van grote, mythische figuren van vroeger. Pelops rende er oudtijds in de wouden, Herakles verrichtte er heldendaden. Ja, Herakles zelf stichtte er de Olympische Spelen, zoals ook uitvoerig wordt geschilderd (10e Ol.Od.). Over zulke zaken dichten acht de dichter deel van zijn taak. In een soort mission statement zegt hij: ‘Ik volg mijn eigen weg in mijn opdracht voor de gemeenschap / en zal zingen over wijsheid van mensen uit vervlogen tijden, / hun oorlog en hun heldenmoed’ (13e Ol.Od.).
De Grote Griekse Cultuur van mythologie en geschiedenis dringt zich bij Pindaros zo op, dat de sporthelden er relatief bekaaid afkomen. Zeker, hun naam en hun sport worden genoemd, of het nu boksen of worstelen, wagenrennen, speer- of discuswerpen, stadionloop of pentatlon is. Maar verwacht bij Pindaros geen gloedvol verslag van de sportieve prestatie of een verheerlijking van spierbundels, bi- en