Streven. Jaargang 77
(2010)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| ||||||
Erik Faucompret
| ||||||
Diplomatieke erkenning van KosovoOpdat een nieuwe staat diplomatiek erkend kan worden moet hij volkenrechtelijk voldoen aan drie criteria: er moet een volk zijn, een grondge- | ||||||
[pagina 323]
| ||||||
bied en een regering die daarover gezag uitoefent. In het geval van Kosovo staat de geldigheid van de eerste twee criteria buiten kijf. De Albanese Kosovaren zijn een volk: ze zijn met elkaar verbonden door een gemeenschappelijke taal, godsdienst, ras en cultuur. Ze bewonen een gemeenschappelijk en duidelijk afgebakend territorium. Over het derde criterium kan meer discussie bestaan: oefent de Kosovaarse regering zelf het gezag uit of doet ze dat namens een andere autoriteit, met name de ‘Kosovo Force’ (KFOR) van de NAVO? Maar sensu strictu voldoen heel wat bestaande staten niet aan het derde criterium: ze kunnen slechts overleven dankzij de militaire goodwill van andere landen. Soms voegt men nog een vierde criterium toe aan de eerste drie: een staat moet kunnen deelnemen aan de internationale betrekkingen. Met andere woorden, een voldoende aantal landen moet de nieuwe staat erkennen zodat hij kan worden beschouwd als volwaardig lid van de internationale gemeenschap. Maar men kan de deelname aan de internationale samenleving ook als een gevolg van diplomatieke erkenning beschouwen. Of een staat een ander land diplomatiek erkent is veel meer een politieke dan een juridische kwestie. Staten worden meestal erkend na een oorlog: dan hebben ze blijkbaar hun waarde bewezen. In de negentiende eeuw ontstonden nieuwe staten in West-Europa (België, Duitsland, Italië), de Balkan (Servië, Bulgarije, Montenegro, Roemenië) en in Latijns-Amerika (ten gevolge van de Amerikaanse Monroedoctrine). Na de Eerste Wereldoorlog zagen nieuwe staten het licht toen Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk werden ontbonden. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden veel nieuwe staten in Azië en Afrika als gevolg van de dekolonisatie. Na de Koude Oorlog kwamen nieuwe staten tot stand op het territorium van de vroegere Sovjet-Unie, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije. Deze nieuwe staten werden quasi-automatisch diplomatiek erkend door alle bestaande staten. Er waren slechts enkele uitzonderingen: Taiwan dat slechts door vijfentwintig staten wordt erkend, Palestina dat alleen door de Arabische wereld wordt erkend, de Arabische Democratische Republiek Sahara die wordt erkend door een veertigtal - meestal Afrikaanse - staten, en de Noord-Turkse Republiek van Cyprus die alleen wordt erkend door Turkije. De Verenigde Staten en hun bondgenoten zijn er zich terdege van bewust dat ze met de erkenning van Kosovo ingaan tegen de trend in de internationale samenleving, landen alleen te erkennen op basis van consensus binnen de internationale gemeenschap. Daarom leggen ze de klemtoon op het unieke karakter van Kosovo. Het regime van Milosevic heeft Kosovo interne zelfbeschikking ontnomen. Het heeft geen enkele poging ondernomen om de Albanese bevolking in Servië bij het bestuur te betrekken. Integendeel, Milosevic en zijn trawanten hebben de Kosovaren systematisch weggepest uit regering, scholen en bedrijven met | ||||||
[pagina 324]
| ||||||
als doel een etnisch homogene Servische provincie te creëren. Zij hebben vreedzaam protest de kop ingedrukt en alle resoluties van de Veiligheidsraad naast zich neergelegd. Het leger heeft talrijke wreedheden in de provincie begaan. De conclusie is duidelijk: Servië heeft voor altijd het recht verspeeld om deze provincie te besturen. Rusland verwerpt deze argumentatie. Het is altijd moeilijk een onderscheid te maken tussen realiteit en propaganda. Zo zou het Servische leger honderdduizend Kosovaren hebben afgeslacht. In werkelijkheid lag dat aantal om en rond de vijfduizend. En gaan de Verenigde Staten niet voorbij aan de wreedheden die werden begaan door het Albanese Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK)? Albanese terroristen van het UCK verdreven meer dan honderdduizend etnische Serviërs uit Kosovo. Datzelfde UCK is nu aan de macht in Pristina. Bovendien heeft Servië momenteel een democratisch staatsbestel: men kan de huidige regering toch niet aansprakelijk stellen voor de daden van het regime van Milosevic? Servië is nu wél bereid de Kosovaren interne zelfbeschikking te geven en de mensenrechten te respecteren, zoals de Veiligheidsraad heeft gevraagd. Met de erkenning van Kosovo hebben de Verenigde Staten en zijn bondgenoten het internationaal recht overtreden want ze hebben de territoriale integriteit van een lidstaat van de Verenigde Naties geschonden. Ze hebben bovendien de doos van Pandora geopend en een vrijgeleide gegeven aan alle separatisten ter wereld. Waarom mogen de Bosnische Serviërs of de Spaanse Basken hun onafhankelijkheid niet uitroepen en de Albanese Kosovaren wel? | ||||||
Servische reactieDe Servische regering voert onder leiding van de gematigde premier Cvetkovic een actieve diplomatieke campagne tegen het onafhankelijke Kosovo. Ze heeft in de Verenigde Naties een indrukwekkend aantal bondgenoten gevonden die de onafhankelijkheid van Kosovo betwisten. Onder haar impuls heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan het Internationaal Gerechtshof de volgende vraag voorgelegd (8-10-2008): ‘Is de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de Voorlopige Instellingen voor Zelfbestuur van Kosovo in overeen-stemming met het internationaal recht?’ Servië maakt dus van de erkenning van Kosovo een juridische kwestie. Of zoals Vuk Jeremic, de Servische minister van Buitenlandse Zaken, het verwoordt: ‘Het volkenrechtelijk proces krijgt zijn beloop, los van elke politieke inmenging. Zo zal de druk verdwijnen op landen om Kosovo te erkennen’Ga naar eind[2]. Zijn de adviezen van het Internationaal Gerechtshof in beginsel niet bindend, er gaat toch een groot moreel gezag van uit. Servië hoopt dat het Hof de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo ondub- | ||||||
[pagina 325]
| ||||||
belzinnig veroordeelt. Dat maakt het voor landen die het nog niet hebben gedaan, bijna onmogelijk om Kosovo te erkennen. Staten die al erkend hebben komen in een diplomatiek lastig parket terecht: zij worden impliciet bekritiseerd omdat ze hebben gehandeld in tegenspraak met het internationaal recht. In dezelfde lijn gebruiken Servië en Rusland ook al hun diplomatieke invloed om te beletten dat Kosovo lid wordt van internationale organisaties. Vandaag stellen staten slechts iets voor in de internationale samenleving als ze behoren tot grotere multilaterale verbanden. Ze hebben internationale organisaties nodig om sociaal, economisch, cultureel en politiek te kunnen overleven. In de meeste internationale organisaties moet de meerderheid van de leden akkoord gaan met de kandidatuur van een land dat tot de organisatie wil toetreden. Kosovo kan niet toetreden tot de Verenigde Naties want daarvoor is onder andere het positief advies van de Veiligheidsraad nodig en Rusland en China beschikken over een vetorecht. Ook het lidmaatschap van de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties (Internationale Arbeidsorganisatie, Wereldgezondheidsorganisatie, Voedsel- en Landbouworganisatie, enz.) ligt buiten bereik omdat de helft plus één (of twee derde) van het aantal stemmen in de Vergadering vereist is. Kosovo kan niet toetreden tot de Raad van Europa: het haalt geen tweederde meerderheid in het Comité van Ministers. Lidmaatschap van de NAVO en de Europese Unie is ook uitgesloten want daarvoor is unanimiteit vereist. Vijf landen van de Europese Unie weigeren Kosovo te erkennen: Spanje, Griekenland, Cyprus, Roemenië en Slowakije. Ze zijn bevriend met Servië of ze vrezen het precedent omdat ze zelf te kampen hebben met secessiebewegingen. Tot nog toe kon Kosovo alleen toetreden tot de Wereldbank en het IMF (29-6-2009) omdat in die organisaties de stemmen volgens het economisch gewicht van de leden worden gewogen. De Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben zich actief ingezet voor het lidmaatschap van Kosovo. Servië, Rusland en China vormden een alliantie van tegenstanders. De discussies waren zeer heftig en bitter. Dat is hoogst ongebruikelijk in deze twee gereputeerde internationale financiële instellingen waar meestal bij consensus wordt gestemd. De Servische regering opteert voor nauwe relaties met de Europese Unie. Die heeft echter de toetreding van Balkanlanden afhankelijk gemaakt van samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Daarom werd in juli 2008 Radovan Karadzic uitgeleverd, een beslissing die door de nationalistische en communistische oppositie zwaar werd bekritiseerd. Hoewel het Associatie- en Stabilisatieakkoord met de Europese Unie nog niet in werking is getreden - Ratko Mladic en Goran Hadzic zijn nog voortvluchtig - werpt het Servische charmeoffensief toch zijn vruchten af. | ||||||
[pagina 326]
| ||||||
Het Westen heeft er alle belang bij dat de regering van Cvetkovic in het zadel blijft en daarom wil het Servië een eind tegemoetkomen. Dat werd eind 2008 duidelijk toen in de Veiligheidsraad de westerse landen een door Servië gesponsord ‘zespunten’-plan goedkeurden dat heftig door Kosovo werd bekritiseerd. In Pristina werden zelfs voor het eerst sinds de onafhankelijkheid antiwesterse betogingen georganiseerd. Het Plan-Ahtisaari had immers voorzien dat de UNMIK in juni 2009 het veld zou ruimen voor de Europese missie EULEX (‘European Union Rule of Law Mission in Kosovo’), een contingent van politieagenten, douaniers, rechters en procureurs die de lokale autoriteiten bijstaan om de rechtstaat te handhaven. Maar krachtens het ‘zespunten’-plan dient de EULEX te werken ‘onder de paraplu van de VN’ en ‘binnen een statusneutraal kader’. De regering in Pristina mag haar gezag niet uitbreiden tot het noorden van Kosovo waar honderdtwintigduizend Serviërs wonen. De facto blijft dat gebied dus behoren tot Servië. Er worden bijvoorbeeld geen douanerechten geheven of belastingen betaald. Het ‘zespunten’-plan bevestigt juridisch deze feitelijke situatie. In Noord-Kosovo vallen politie, justitie, douane, transport, telecommunicatie, bescherming van cultureel en religieus erfgoed rechtstreeks onder het gezag van de UNMIK. De rest van Kosovo wordt bestuurd door de regering in Pristina onder toezicht van de EULEX. Maar de EULEX zelf moet rapporteren aan de UNMIK. Als er zich praktische problemen voordoen, dan moet men zoeken naar ‘statusneutrale oplossingen’, wat dat verder ook moge betekenen. De regering van Kosovo verliest het vertrouwen van de bevolking. In 2005 stond nog meer dan tachtig procent van de bevolking achter de regering; nu is dat cijfer gedaald tot achtendertig procentGa naar eind[3]. De belangrijkste oppositiepartij is de fervent nationalistische Alliantie voor de Toekomst van Kosovo (AAK), geleid door de van oorlogsmisdaden beschuldigde (maar door het Joegoslavië-tribunaal vrijgesproken) Ramush Haradinaj. Servië hoopt dat bij de volgende parlementsverkiezingen de AAK aan de macht komt. Dat zal gegarandeerd voor moeilijkheden zorgen met de Servische minderheid en met de EULEX. Het Westen zal minder sympathie voor Kosovo opbrengen, wat de diplomatieke positie van Servië verder zal verstevigen. | ||||||
Economische leefbaarheid van KosovoHet gaat niet goed met de economie van Kosovo. Kosovo is het armste land van Europa met per hoofd van de bevolking een inkomen van 2.300 dollar. Ter vergelijking: in Servië bedraagt het 11.458 dollar en het wereldgemiddelde is 10.415 dollar. In Kosovo leeft vijfenveertig procent van de bevolking beneden de armoedegrens van 1,5 euro per dag. Een ge- | ||||||
[pagina 327]
| ||||||
middeld maandloon bedraagt amper 220 euro. Bijna zestig procent van de bevolking woont op het platteland. Maar volgens officiële cijfers werkt slechts een vijfde van de bevolking in de landbouw. De boerderijen zijn klein en er wordt niet gemechaniseerd. Er is een tekort aan drinkwater: de belangrijkste bronnen bevinden zich in het door Serviërs gecontroleerde noorden. Kosovo moet tachtig procent van zijn voedsel importeren. Het gebied heeft ook geen industriële traditie. Onder Milosevic werden Kosovaarse bedrijven verwaarloosd. De etnische Albanezen werden collectief ontslagen. Investeerders werden weggelokt naar andere gebieden van Joegoslavië. De infrastructuur is in Kosovo onderontwikkeld. Er zijn regelmatig stroomonderbrekingen. Om het energietekort te verhelpen wil de regering een enorme bruinkoolcentrale bouwen in dichtbevolkt gebied maar dat plan stuit op bezwaren van milieuactivisten. Leningen zijn peperduur want de interestvoeten zijn hoog (13%). De helft van de Kosovaarse bevolking is werkloos. Elk jaar komen er ongeveer dertigduizend jongeren bij op de arbeidsmarkt, van wie slechts een vijfde in Kosovo zelf een job kan vinden. Vorig jaar werd er tien keer meer ingevoerd dan uitgevoerd: het deficit op de handelsbalans was gelijk aan drieëntwintig procent van het BNP. Kosovo overleeft dankzij giften van de diaspora - een half miljoen Kosovaren woont in het buitenland, vooral in Duitsland en Zwitserland - en van buitenlandse regeringen (samen goed voor dertig procent van het BNP). Maar als gevolg van de economische crisis drogen de transfers van de overzeese Kosovaren geleidelijk op. Ook de buitenlandse donoren komen moeilijker met geld over de brug. Het belangrijkste probleem is dat van de corruptie op alle niveaus van de samenleving. Dat is een gevolg van de oorlog en van de Albanese traditie om sterke familiale netwerken te creëren. Het imago van Kosovo in het buitenland is negatief: het land zou een centrale positie bekleden bij de drugsroutes naar Europa. Kosovaren en Albanezen zouden een onevenredig grote rol spelen in de drugskartels (onafhankelijk onderzoek heeft uitgewezen dat deze bewering overtrokken isGa naar eind[4]). Zelfs het Europees Parlement - een instelling die doorgaans vrij positief staat tegenover het onafhankelijke Kosovo - toont zich ongerust. Dat blijkt uit volgende resolutie: ‘De vergadering maakt zich zorgen over de economische situatie in Kosovo en de traagheid van de hervormingen, de wijdverbreide corruptie en de georganiseerde misdaad [...] De regering van Kosovo moet krachtige pogingen ondernemen om grotere transparantie en betrouwbaarheid te waarborgen en de banden tussen de politiek en de samenleving aan te halen [...] Zij moet zowel overheidsmiddelen als geld van internationale donoren op transparante en verantwoorde wijze besteden’Ga naar eind[5]. Er zijn ook enkele economische lichtpunten. De regering doet haar best om de negatieve trend om te buigen. Ze heeft vijftig procent van de | ||||||
[pagina 328]
| ||||||
overheidsondernemingen geprivatiseerd (in waarde gaat het zelfs om negentig procent). Ze biedt voordelige overnameprijzen aan op voorwaarde dat de buitenlandse overnemer voldoende financiële middelen investeert en de tewerkstelling gedurende een aantal jaren waarborgt. Ingeval hij zijn verplichtingen niet nakomt kan de overheid de onderneming terugkopenGa naar eind[6]. In tegenstelling tot andere Balkanlanden heeft Kosovo een relatief open economie: de invoer wordt niet overmatig gehinderd door douanerechten of niet-tarifaire belemmeringen. De financiële sector is gezond. De banken worden gecontroleerd door een ‘Banking and Payments Authority’, een soort centrale bank. Zes van de acht private commerciële banken zijn in buitenlandse handen. De inflatie is relatief laag (ongeveer 5 procent) omdat de euro de officiële munt isGa naar eind[7]. De regering doet haar best om het land een bedrijfsvriendelijker imago te geven. Ze verlaagde de hoogste belastingvoeten van twintig naar tien procent (zowel in de personen- als in de vennootschapbelasting) en ze bracht de werkgeversbijdragen terug tot vijf procent van de brutolonenGa naar eind[8]. Maar die maatregelen hebben nieuwe problemen gecreëerd. De overheidsinkomsten verminderen en tegelijk moet de overheid om de economie te stimuleren een expansief begrotingsbeleid voerenGa naar eind[9]. Het gevolg laat zich raden: een toenemend deficit op de overheidsbegroting. Op een conferentie van internationale donoren (2008) kreeg Kosovo 1,2 miljard euro aan goedkope leningen maar als tegenprestatie moet het zich strikt houden aan de regels die het IMF oplegt. | ||||||
Eerbied voor de minderheden in KosovoEen laatste kwestie die gevoelig ligt is die van de minderheden. Kosovo telt twee miljoen inwoners van wie negentig procent Albanees is. Vijf procent van de bevolking is Servisch en nog eens vijf procent behoort tot andere minderheden: Bosniërs, Kroaten, GoraniGa naar eind[10], Roma-zigeuners, Egyptenaren en Turken. De gezaghebbende ngo Minority Rights Group International (MGI) schreef in 2006 dat de rechten van de minderheden in Kosovo systematisch met de voeten werden getreden. De organisatie spaarde haar kritiek op de UNMIK niet: ‘Nergens anders in Europa is er zo'n segregatie als in Kosovo. Duizenden mensen leven in vluchtelingenkampen. Nergens anders zijn er zoveel etnisch zuivere steden en dorpen verspreid over zo'n kleine provincie. Nergens anders leeft er bij mensen zoveel vrees dat zij zullen worden vervolgd omdat zij tot een bepaalde minderheid behoren.’Ga naar eind[11] Drie jaar later ziet de organisatie enige verbeteringGa naar eind[12]. De regering van Kosovo heeft de supervisie aanvaard van de EULEX die toeziet op de behandeling van minderheden. De Internationale Civiele Vertegenwoordiger (momenteel de Nederlander Pieter Feith) mag verkozen volks- | ||||||
[pagina 329]
| ||||||
vertegenwoordigers afzetten als ze de rechten van minderheden niet eerbiedigen. Grondwettelijk hebben minderheden recht op een gewaarborgde vertegenwoordiging in het parlement: tien van de honderdtwintig zetels worden bezet door Serviërs, nog eens tien door leden van de andere minderheden. Voor elke beslissing is een meerderheid nodig van het aantal aanwezige leden van de minderheden (maar de Serviërs boycotten alle zittingen). Er is ook een Raadgevend Comité voor de Rechten van Minderheden waarvan twee derde van de leden bestaat uit niet-Albanezen. Twee van de negen rechters van het Grondwettelijk Hof worden aangesteld door het parlement en de vertegenwoordigers van de minderheden. Op lokaal niveau krijgen minderheden een gewaarborgde vertegenwoordiging in de gemeenteraad als zij minimum tien procent van het aantal inwoners uitmaken. Ook voorziet de grondwet in mechanismen waarmee minderheden in diverse openbare functies (onder meer politieagenten en rechters) kunnen worden gerekruteerd. Maar al deze regels hebben enkel betrekking op het bestuurlijke niveau. In de praktijk staan volgens de MGI minderheden er heel wat minder goed voor. Ze voelen zich cultureel, sociaal en economisch uitgesloten. Ze zijn straatarm. Hun bewegingsvrijheid wordt beperkt. Ze hebben geen toegang tot informatie. Ze durven hun taal niet te spreken in het openbaar en ze krijgen geen hogere opleiding in hun eigen taal. Rechtbanken hebben onvoldoende oog voor hun rechten. Vluchtelingen mogen niet terugkeren naar hun huizen. Overheidsdiensten rekruteren onvoldoende uit minderheidsgroepen. Vele niet-Albanezen emigreren. Volgens het rapport van de MGI is er ‘een gebrek aan politieke wil en aan substantiële investering in beschermingsmechanismen voor minderheden’. In de reeds vermelde resolutie van het Europees Parlement klinkt de volgende waarschuwing: ‘De vergadering dringt er bij de Kosovaarse regering op aan vast te houden aan haar toezegging om zich in te spannen voor vrede en verdraagzaamheid. Daarom moet ze dringend een interculturele en interreligieuze dialoog op gang brengen tussen alle gemeenschappen van Kosovo [...] Ze moet de nodige voorwaarden creëren opdat vluchtelingen naar Kosovo kunnen terugkeren, onder meer door te investeren in werkgelegenheid en infrastructuur en te zorgen voor de aanwezigheid van basisdiensten in de betrokken gebieden en erop toe te zien dat minderheden kunnen profiteren van voormelde maatregelen.’Ga naar eind[13] | ||||||
Diplomatiek steekspelDe kwestie Kosovo overstijgt de relatie tussen Servië en de Kosovaarse Albanezen. Kosovo is een van de conflicten geworden in de nieuwe Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en Rusland. Voor de Verenigde | ||||||
[pagina 330]
| ||||||
Staten en zijn bondgenoten is Joegoslavië uiteengevallen in een aantal nieuwe staten en is er geen enkele reden om Kosovo anders te behandelen dan bijvoorbeeld Kroatië of Slovenië. De NAVO heeft de Albanese provincie bevrijd van de tirannie van Milosevic. De westerse mogendheden hebben gedurende negen jaar onderhandeld over Kosovo en er alles aan gedaan om de Servische minderheid in Kosovo te beschermen. Maar Servië - gesteund door zijn machtige broodheer Rusland - hield het been stijf. De NAVO en de Europese Unie blijven ook nu aanwezig om vrede en stabiliteit in Kosovo te waarborgen. Kortom, op de nationale onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Kosovo wordt niet teruggekomen. Zeker voor de Verenigde Staten is Kosovo een prestigekwestie geworden. Dat blijkt uit de toespraak van vice-president Biden tot het Kosovaarse parlement (22-5-2009): ‘Het succes van een onafhankelijk Kosovo heeft voor mijn regering en mijn land prioriteit. Het is een sleutelelement in onze politiek om de landen van de westelijke Balkan te integreren in Europa [...] De Verenigde Staten staan klaar om uw land mee op te bouwen en om het hele gebied van Zuid-Europa te transformeren in een zone van stabiliteit [...] Jullie duurverdiende succes heeft de wereld getoond dat de onafhankelijkheid en de democratie van Kosovo een kracht zijn van regionale stabiliteit en dat jullie hier altijd zullen blijven [...] Nooit zullen we terugkomen op jullie onafhankelijkheid [...] Nooit zullen we toestaan dat Kosovo verdeeld wordt [...] Jullie moeten blijven dromen van een natie die vrij, sterk en multi-etnisch is en die voor de eerste keer in de geschiedenis zal behoren tot Europa.’Ga naar eind[14] De visie van Rusland staat hier diametraal tegenover. Rusland gebruikt Kosovo als pion in een diplomatiek steekspel om voor zichzelf weer een leiderspositie op te eisen in de internationale samenleving. De NAVO heeft schaamteloos geprofiteerd van de zwakke Jeltsin-regering in de jaren negentig. Rusland wordt omringd door een gordel van vijandige staten: een aantal vroegere leden van het Warschaupact en zelfs ex-gebiedsdelen van de Sovjet-Unie zijn lid geworden van de NAVO. Zo heeft de NAVO ook Joegoslavië opengebroken om zijn invloedssfeer uit te breiden. Slovenië en Kroatië zijn al lid geworden van het westerse bondgenootschap. Macedonië, Bosnië-Herzegovina en Montenegro staan op de wachtlijst. Servië is daarentegen een van de oudste geallieerden van Rusland en nog het enige Balkanland dat de lokroep van de Verenigde Staten weerstaat. Dat Rusland heel ver gaat heeft het bewezen toen het Russische leger in augustus 2008 intervenieerde in het prowesterse Georgië ten gunste van de Zuid-Ossetische opstandelingen. Door zijn erkenning van | ||||||
[pagina 331]
| ||||||
Zuid-Ossetië en Abchazië heeft Rusland zelfs ten dele zijn diplomatieke positie ondergraven want ook die erkenning schendt het handvest van de Verenigde NatiesGa naar eind[15]. Bovendien creëert Moskou een precedent voor Tsjetsjenië en andere opstandige Russische republieken. Maar zelfs dat deert het Kremlin blijkbaar niet. De boodschap is duidelijk: Rusland steunt Servië door dik en dun. Zolang de Verenigde Staten een onafhankelijk Kosovo in stand houdt, kan er geen sprake zijn van echte ontspanning in de Russisch-Amerikaanse betrekkingen. | ||||||
BesluitKosovo dreigt een van die onoplosbare conflicten van de eenentwintigste eeuw te worden zoals we er momenteel in de internationale betrekkingen een aantal kennen: Palestina, Kasjmir, Cyprus, Noord-Korea, Afghanistan, Iran... Vooralsnog liggen de standpunten van de twee partijen mijlenver uit elkaar. Servië wil dat Kosovo zijn eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring intrekt. Er moet opnieuw onderhandeld worden over het statuut van deze Servische provincie. Het Albanese gedeelte van Kosovo kan onder een aantal voorwaarden zelfbestuur krijgen onder het gezag van Belgrado. Maar de Servische minderheid in Kosovo moet worden bestuurd door Servië. Het uitgangspunt van Kosovo is helemaal anders: Servië moet Kosovo diplomatiek erkennen en dan kunnen er onderhandelingen tussen gelijken worden gevoerd. Kosovo voldoet aan alle voorwaarden voor onafhankelijkheid. De grenzen van Kosovo liggen definitief vast. De Kosovaarse Serviërs moeten onder het gezag van de regering in Pristina vallen. Voorlopig lijken deze standpunten weinig ruimte te laten voor een compromis. Het verleden belast de betrekkingen tussen Servië en Kosovo. Geen partij kan zich veroorloven concessies te doen aan de tegenstander want dan verliest ze de steun van haar eigen publieke opinie. In hun onwrikbaarheid worden de Servische en Kosovaarse beleidsmakers gesteund door respectievelijk Rusland en de Verenigde Staten. Zoals voor zoveel andere conflicten geldt hier dat de partijen er zelf niet uit kunnen geraken. Het probleem Kosovo kan daarom alleen worden opgelost binnen een ruimer kader. Maar ook daarvoor ontbreekt de politieke wil. | ||||||
[pagina 332]
| ||||||
Bibliografie
(Deze bijdrage werd afgesloten op 5 februari 2010.) |
|