over hem een Edward die hem met blauwe ogen van verbazing aankijkt. Maar het loopt goed af.
Plotseling staan we voor een vierkantig doek, ingelijst in een ovalen kader, waar meer verf op het kader zit dan op het doek. Met figuren die op niets lijken. Het is een weergave van zijn kleinmenselijke kanten want ook die had hij zéér zeker: gelukkig. Op het verklarend plaatje staat: ‘Zonder dit was Edward Edward niet’.
Dan een beeld dat alles schijnt samen te vatten: een impressionistisch doek met Edward, schrijvend, en vele boekenruggen waarop je lezen kan, Jezus, het verhaal van een levende, Gerechtigheid en liefde, Mensen als verhaal van God. Met nog vele andere boeken waarop de titel nauwelijks leesbaar is omdat ze als lichte verfstreepjes op het doek verkleinen.
Plotseling staan we buiten: het is 16 januari 2004. Edward stuikt in mekaar en vecht in het Radboudziekenhuis voor zijn leven. Zeer kundige en lieve zachte handen schenken hem nog een vijftal jaren. Ik beeld me in dat de Lieve Heer monkelend toegekeken heeft en Zijn handje toegestoken heeft. In die jaren is de geleerde Edward even spits en geleerd maar komen de Vlaamse trekken naar boven: de roots, zegt men nu. Hij wordt goede maatjes met de buren en ook de kinderen lopen al eens aan bij ome Edward: want zo noemen de kinderen de professor, doctor, magister, hem. Lezen en bidden blijft hij doen. Ook schrijven. De uitstekend zorgende zuster dominicanes leidt alles in goede banen. 23 december: iets na middernacht drinkt Edward nog een kleine heerlijke teug Franse rode wijn. ‘Met veel dank aan allen’, zegt hij bijna lispelend. In de vroege namiddag zegt hij: ‘Ik heb het gevoelen dat ik nü geroepen wordt’. Een tijd later: ‘Ik zie heel véél licht’. En dan zijn zachte laatste woorden, lispelend: ‘God róépt mij nu ...’ 17.15 u: een laatste adem die het afgeven van zijn leven is. De professor, doctor, magister, ome Edward, is bij zijn ‘op menselijk heil bedachte God’ voorgoed aange-komen. En daarom zullen we nu, rouwend, toch heel zeker ook vieren!