Streven. Jaargang 72
(2005)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| ||||
Jos Pouls
| ||||
[pagina 221]
| ||||
nauwelijks denkbaar. En toch gaat het hier om een van de beroemdste wegen uit de moderne Duitse cultuurgeschiedenis. Het is dé weg van de filosoof Martin Heidegger, die in 1889 in Meßkirch geboren werd en er opgroeide. Na zijn opleiding keerde hij er veelvuldig terug en sinds 1976 ligt hij er begraven. Zijn naam is ook verbonden met het moderne gymnasium dat in 1973 aan het begin van der Feldweg werd gebouwd. Over de weg heeft hij een opstel geschreven. En op de bank bij het bos, de ‘Heideggerbank’, moet de Meßkircher naar eigen zeggen vlak na 1900 de eerste aanzetten hebben ontwikkeld voor zijn revolutionaire filosofie. Wie heeft niet gehoord van zijn meesterwerk Sein und Zeit uit 1927?
Een veldkruis langs der Feldweg in Meßkirch
| ||||
Heidegger en der FeldwegIn 1949 heeft Heidegger zijn jeugdherinneringen aan der Feldweg in poëtische, bijna bezwerende woorden beschreven in een gelijknamig essay van zes pagina's. ‘Der Feldweg’ werd door Heidegger geschreven voor het gedenkboek ter ere van een andere beroemde Meßkircher, de componist Conradin Kreutzer (1780-1849). In tegenstelling tot Sein und Zeit is ‘Der Feldweg’ een tekst die iedereen kan begrijpen. Het gaat over het wel en wee van een onbedorven, idyllische landweg uit het begin van de twintigste eeuw, een slingerend en zanderig boerenpad, dat in 1949 niet meer bestond. Der Feldweg was geasfalteerd; de kleine akkers ter weerszijden opgeofferd aan grootschalige herverkaveling. Der Feldweg | ||||
[pagina 222]
| ||||
werd zo exemplarisch voor het overal in Duitsland oprukkende asfalt en beton en voor de oprukkende moderne tijd. Heidegger zag vol afgrijzen hoe het oude, mystieke landschap vernietigd werd, de boerenstreek van Baden en het Zwarte Woud incluis, het landschap dat hem zo na aan het hart lag. Dat landschap werd aangetast door een mens die zichzelf - in zijn visie - mateloos overschatte en niet meer in staat was het eenvoudige en kleine van het alledaagse leven te ervaren. Het was een mens die vergeten was waar zijn oorsprong lag.
Het geboortehuis van Martin Heidegger (midden)
Als student filosofie was hij al vaak vanuit zijn ouderlijk huis naast de Martinskirche (gewijd aan dezelfde heilige aan wie hij zijn voornaam te danken had) over het toen nog onverharde boerenpad gewandeld. Op momenten dat hij er filosofisch niet uit kwam, had Heidegger de natuur en de boeren rondom Meßkirch opgezocht. In zijn woorden: ‘Wenn die Rätsel einander drängten and kein Ausweg sich bot, half der Feldweg. Denn er geleitet den Fuβ auf wendigem Pfad still durch die Weite des kargen Landes. Immer wieder geht zuweilen das Denken in den gleichen Schriften oder bei eigenen Versuchen auf dem Pfad, den der Feldweg durch die Flur zieht [...] dass Wachsen heisst: der Weite des Himmels sich öffnen and zugleich in das Dunkel der Erde wurzeln [...] immer and von überall her steht urn den Feldweg der Zuspruch des Selben: Das Einfache verwahrt das Rätsel des Bleibenden and des Groβen. Unvermittelt kehrt es bei den Menschen ein and braucht doch ein | ||||
[pagina 223]
| ||||
langes Gedeihen. Im Unscheinbaren des immer Selben verbirgt es seinen Segen. Die Weite aller gewachsenen Dinge, die urn den Feldweg verweilen, spendet Welt. Im Ungesprochenen ihrer Sprache ist, wie der alte Lese- and Lebemeister Eckehardt sagt, Gott erst Gott.’Ga naar eind[2] Alles had hij in zich opgenomen, de zwoegende boeren, de geluiden, geuren en kleuren, de wisseling der seizoenen, juist en vooral de stilte, de eindigheid van het bestaan. Zijn beschrijving klinkt welhaast als een gebed waarin hij het raadsel van het bestaan, het ‘Zijn’, op totale wijze probeert te vatten: ‘Der Zuspruch des Feldweges ist jetzt ganz deutlich. Spricht die Seele? Spricht die Welt? Spricht Gott?’Ga naar eind[3] | ||||
Heidegger en zijn kritiek op de filosofieOp de veldweg bij Meßkirch had Heidegger voor de eerste keerde waarheid van het menselijke bestaan ervaren. Hoewel hij al vroeg het katholieke geloof had opgegeven inclusief het concept van een transcendente God, moet het voor hem een metafysische, zelfs sacrale ervaring zijn geweest. Toen hij eenmaal buiten de kleine, beschermde wereld van zijn geboortestadje studeerde en doceerde - sinds 1928 als hoogleraar filosofie in Freiburg -, was Heidegger de druk van de oprukkende moderniteit gaan ervaren. Met lede ogen zag hij de opkomst van de industriële samenleving en het daaraan gekoppelde technische denken. De mensen wisten niet meer hoe ze zich voor ‘der Zuspruch des Feldweges’ konden openstellen. Ze hielden het lawaai van apparaten bijna voor de stem van God, aldus Heidegger. De landbouw devalueerde tot een ‘gemotoriseerde voedingsindustrie’. Heidegger koesterde een diep wantrouwen tegenover democratie, liberalisme en andere verschijnselen die voor hem de teloorgang van een ‘waar menselijk bestaan’ uitdrukten. Daartoe rekende hij tevens de manipulerende en nivellerende massacultuur en het ‘geklets’ van de moderne journalistiek. Een visie die hij deelde met talloze andere conservatieve cultuurcritici uit het Interbellum. Helaas had ook de filosofie bijgedragen tot die teloorgang. Daarom moest de filosofie in de ogen van Heidegger terugkeren naar een oorspronkelijke ervaring van het menselijke bestaan zelf. Abstracte gedachten of theorieën moesten gefundeerd zijn in eigen oorspronkelijke, alledaagse stemmingen. Mede onder invloed van het onderzoek van zijn leermeester Edmund Husserl (1859-1938) naar de Lebenswelt van het subject, wilde Heidegger terug naar de pre-reflexieve ervaring van de | ||||
[pagina 224]
| ||||
zin van menselijke ‘Zijn’ - het besef dat de mens in zijn stemmingen en angsten zijn existentie heeft. Hij vroeg zich af wat het betekende mens te ‘zijn’ in een snel seculariserende wereld, die beheerst werd door een allesverslindende tijd. Het abstract-systematische denken van de wetenschap was in zijn ogen verantwoordelijk voor de scheiding van subject en object. De vraag naar de zin van Zijn, die door Plato al verkeerd gesteld was, is nadien door filosofen als Descartes en Kant alleen maar verder verdraaid. Om die reden zocht Heidegger naar inspiratie buiten de filosofische traditie. Na 1930 richtte hij zich meer en meer op de beeldende kunst (Van Gogh en Cézanne), maar vooral ook op de poëzie (Stefan George, Friedrich Hôlderlin). In kunst manifesteerde de menselijke existentie zich op oorspronkelijke en onverhulde wijze. Kunst was geen esthetisch surplus noch ‘instrumenteel’. Echte kunst zocht niet de schoonheid maar openbaarde Waarheid, liet het Zijn ‘oplichten’. Beroemd is de illustratie van zijn visie op kunst aan de hand van een paar door Vincent van Gogh geschilderde boerenschoenen. (Het gegeven dat het mogelijk geen boeren-schoenen betreft, is hier niet relevant.) | ||||
Heidegger als filosoof van het plattelandOpvallend is dat Heidegger, wellicht de meest invloedrijke filosoof van de twintigste eeuw en nog steeds ‘brandend actueel’, zich zijn leven lang heeft bekend tot zijn geboortestreek. In zijn afkeer van de mondaine wereld en de hectiek van de grote stad, is hij de tegenpool van die andere grote existentialist, Jean-Paul Sartre (1905-1980), die verknocht was aan het drukke, Parijse uitgaansleven. Dat anderen de Meßkircher een provincialist noemden, deerde hem niet, integendeel. De enigszins wereldvreemde Heidegger bleef zich laven aan het eenvoudige, traditionele leven op het platteland. Daar kon hij zichzelf zijn en de anonieme massa en moderne hectiek mijden. Heidegger creëerde een filosofie die zich vanuit het kleine naar het grote opende. Met zijn denken sloot hij aan bij de grote romantische traditie van Duitsland. De boeren stonden nog dicht bij het wezen van het bestaan. Wetenschappelijke arbeid moest in de ogen van Heidegger vergelijkbaar zijn met boerenwerk: dichtbij en geworteld in de grond. Wat lag er daarom meer voor de hand dan zijn geboortestreek als vertrekpunt te nemen, het bosrijke gebied tussen Meßkirch en Freiburg en het landschap van het Zwarte Woud, waar zijn ouders en familie woonden en hij een berghut bezat in Todtnauberg? Op momenten dat hij rust nodig had, zocht hij zijn broer in Meßkirch op, sloot zich op in zijn berghut of trok zich terug in een kloostercel van het benedictijnerklooster van Beuron, op nauwelijks vijftien kilometer | ||||
[pagina 225]
| ||||
afstand van Meßkirch in het idyllische dal van de Donau. Heidegger schreef zijn grote geschriften juist op die plekken van stilte en bezinning. Ook zijn laatste wens - begraven te worden naast zijn ouders in Meßkirch - sluit helemaal aan bij zijn BödenständigkeitGa naar eind[4]. In deze lijn passen ook de anekdotes waarin hij als hoogleraar gekleed ging in een paasbest boerenpak, op grond waarvan hij soms als conciërge of verwarmingsmonteur werd aangezien, of waarin hij college gaf in skipak. Dat aan zijn visie ook gevaarlijke kanten konden kleven, blijkt uit het leven van de filosoof zelf: Heidegger was gedurende enige jaren overtuigd aanhanger van het nationaal-socialisme, waar hij veel van verwachtte met het oog op de door hem gewenste ommekeer. | ||||
Meßkirch en Heidegger
Het graf van de familie Heidegger met in het midden de zerk van Martin en zijn vrouw Elfride Petri
Wie zoals ik zijn geboortestad nu opzoekt, vindt buiten de landweg nog veel dat herinnert aan Heidegger. Zijn geboortehuis staat er nog en werd enkele jaren geleden voorzien van een gedenkplaat. Hij is ereburger van de stad en heeft in het plaatselijke kasteel een eigen museum gekregen. Naast zijn geboortehuis ligt de Martinskirche, waar zijn vader koster en hijzelf misdienaar is geweest. En dan is er het kerkhof van Meßkirch, gelegen even buiten het centrum op een natuurlijke hoogte. Ook zijn | ||||
[pagina 226]
| ||||
vrouw Elfride en ‘mijn unieke broer’ Fritz werden er na hun overlijden bijgezet in het familiegraf. Toch is Meßkirch misschien nog wel meer veranderd dan der Feldweg. Het centrum mag dan nog altijd een oud en rijk verleden ademen, de bevolking, daarentegen, is helemaal van deze tijd, jong, etnisch heel verscheiden en verantwoordelijk voor modern vermaak dat tot in alle uithoeken van Meßkirch en tot diep in de nacht is doorgedrongen. Door de diepe economische crisis is er veel werkloosheid. Van de besloten katholieke gemeenschap uit Heideggers jeugd lijkt weinig meer over. In de school zijn de allochtone leerlingen in de meerderheid. Junks hangen her en der rond. In de veelzeggende woorden van de wat verbitterde eigenares van het dorpshotel: ‘Duitsland bestaat niet meer’. De moderniteit is onverbiddelijk geweest. Met dank aan mijn collega's aan de Open Universiteit drs. E. den Hartogh-de Haas en drs. I. Visser voor hun adviezen. | ||||
Geraadpleegde literatuur
|
|