Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 974]
| |||||||
Herman Simissen
| |||||||
[pagina 975]
| |||||||
op cd, alsook een uitgave met een deel van zijn werk op dvd. Een eerdere editie van het integrale werk van Brel werd in 1988, toen werd herdacht dat hij tien jaar voordien was overleden, op cd uitgebracht. Omvatte die eerste editie tien cd's, de nu uitgebrachte editie beslaat maar liefst zestien stuks. Toegevoegd zijn chansons die in de jaren vijftig alleen op vijfenveertigtoerenplaat zijn uitgebracht, liederen uit films, dertien nooit eerder uitgebrachte chansons die in 1953 waren opgenomen, en lang verloren gewaande opnames van optredens voor de radio. Ten slotte bevat de boîte intégrale vijf chansons uit 1977, opgenomen voor de laatste langspeelplaat BREL, die Brel in dat jaar maakte, maar die bij het samenstellen van de plaat uiteindelijk door de zanger werden afgekeurd. | |||||||
Nagelaten chansonsDe beslissing deze vijf chansons alsnog uit te brengen, heeft nogal wat stof doen opwaaien, juist ook omdat aan dit besluit de nodige conflicten vooraf zijn gegaan. Nadat Brel de opnames had afgekeurd, verklaarde Eddie Barclay, destijds directeur van de platenmaatschappij van de chansonnier - de verhouding tussen beiden was overigens niet optimaal -, dat deze chansons dan ook nooit zouden worden uitgebracht. Maar in 1988, tien jaar na het overlijden van Brei, stond Barclay toch toe dat een van de liedjes, Mai 40, integraal werd opgenomen in de documentaire Brel van de filmmaker Frédéric Rossif. Barclay was (mede-)producent van deze documentaire. Leidde de opname van dat chanson aanvankelijk tot afwijzende reacties van de familie Brel en van Gérard Jouannest en Francois Rauber, de componisten met wie Brel nauw samenwerkte, klaarblijkelijk hebben zij hun bezwaren tegen het uitbrengen van de chansons inmiddels laten varen. Van dit besluit sprak Eddie Barclay op zijn beurt schande, en hij kreeg bijval van Maddly Bamy, in de laatste jaren van zijn leven de maitresse van Brei. - Daarmee vormt de publicatie van deze opnames een van de twistpunten in de aanhoudende strijd tussen de familie Brel en Maddly Bamy. Hoewel Brel nooit scheidde van zijn echtgenote, leefde hij de laatste jaren van zijn leven samen met Bamy, die hij in 1971 had ontmoet tijdens de opnames van de film L'Aventure c'est l'aventure van regisseur Claude Lelouch. Beiden speelden een rol in deze film. Bamy beschouwt zichzelf als de grote liefde in het leven van Brei, met wie hij eindelijk gelukkig kon worden, zijn familie ziet haar als niet meer dan een ‘verpleegster’ die hem aan zijn ziekbed bijstond, en die na zijn dood van zijn roem wil profiteren. Veelzeggend is in dit verband dat in de biografische schets van Brel op de website van de Fondation Jacques Brel haar naam niet wordt genoemd, hoewel zij toch aan zijn sterfbed stond toen hij overleed, en met zijn stoffelijk overschot naar de Markiezen vloog om hem daar, op het | |||||||
[pagina 976]
| |||||||
eiland Hiva Oa, een paar meter naast de schilder Paul Gauguin, te begraven. De meningen over de kwaliteit van de nu alsnog uitgebrachte chansons lopen uiteen. Jouannest en Rauber verzetten zich aanvankelijk tegen het uitbrengen van deze liederen, omdat zij muzikaal niet ‘af’ zouden zijn. Maar in zijn biografie van Brel noemt Olivier Todd deze chansons juist hoogtepunten in het oeuvre van de zanger. Van deze liederen doet La cathédrale wat sfeer betreft enigszins denken aan Les Marquises, een van de nummers van de langspeelplaat BREL uit 1977. Bezingt Brel in dit laatste lied de eilandengroep waar hij de laatste twee jaren van zijn leven doorbracht, in La cathédrale beschrijft hij de zeiltocht rond de wereld die hij in 1974 en 1975 maakte op weg naar de Markiezen, samen met Bamy en, voor een deel van de reis, met zijn dochter France; vanwege haar gespannen verhouding met Bamy verliet France Brel de boot onderweg. Zoals in de beste chansons van Brel zijn in La cathédrale vorm en inhoud één: de muziek wiegt als het ware mee op de golfslag van de zee. Heel anders van toon is Mai 40: in dit lied schildert Brel het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vanuit het perspectief van de elfjarige die hij in 1940 was. Mai 40 is geïnspireerd op de jazz, de muzieksoort die aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog opgang maakte in Europa. Het chanson Avec élégance is wat thematiek betreft verwant aan Vieillir van de langspeelplaat BREL: in beide liederen uit Brel zijn wanhoop over het ouder worden. Op soortgelijke wijze doet Sans exigences denken aan Orly uit 1977: in beide chansons staat het einde van een liefde centraal. Maar terwijl het hartverscheurende Orly - algemeen beschouwd als een hoogtepunt in het werk van Brel - is geschreven vanuit het perspectief van de getuige die ziet hoe twee geliefden op het vliegveld Orly voorgoed afscheid van elkaar nemen, is Sans exigences in de ikvorm geschreven. Het vijfde en laatste van de nieuw uitgebrachte chansons, L'Amour est mort, herinnert wat het onderwerp betreft aan Les vieux, een van de meest bekende chansons van Brei. In L'Amour est mort beschrijft Brel een relatie tussen twee ouderen, tussen wie het vuur van de liefde al lang is uitgebrand - zelfs de herinnering aan gelukkiger tijden is vervaagd: een schrikbeeld voor de ikfiguur uit wiens perspectief het lied is geschreven, zo blijkt in de laatste drie regels, die er een verrassende wending aan geven. Van deze vijf chansons hadden La cathédrale en Mai 40 zeker niet misstaan op de langspeelplaat BREL: het zijn mooie liederen - sprekende teksten op oorspronkelijke muziek - die niet onderdoen voor de chansons die wel op deze langspeelplaat zijn opgenomen. De andere drie liederen zijn in vergelijking met de nummers op BREL in muzikaal opzicht wat vlak: men kan zich voorstellen dat Gérard Jouannest en Francois Rauber deze chansons muzikaal nog niet ‘af’ noemden, en zich daarom | |||||||
[pagina 977]
| |||||||
aanvankelijk tegen het uitbrengen ervan verzetten. Niettemin doet het beluisteren van ook deze chansons de luisteraar beseffen wat voor mooie muziek Brel nog had kunnen maken, als hij niet al op negenenveertigjarige leeftijd was overleden aan de gevolgen van longkanker. De kennismaking met deze ‘nieuwe’ chansons roept eens te meer de vraag op, wat het oeuvre van Brel zo uniek maakt. De integrale uitgave van zijn werk draagt het materiaal aan op grond waarvan kan worden geprobeerd die vraag te beantwoorden.
Één aspect van het succes van Brel moet buiten beschouwing blijven: zijn theaterpersoonlijkheid. Afgaande op televisiebeelden en op de getuigenissen van degenen die hem live hebben zien optreden, moet het bijwonen van een van zijn concerten een overdonderende ervaring zijn geweest. Met een enorme energie en in een moordend tempo bracht hij zijn chansons, maar het is moeilijk daarover een oordeel te vormen zonder dat men hem daadwerkelijk aan het werk heeft gezien. En hoe indrukwekkend de optredens van Brel ook zijn geweest, bepalend voor de reputatie van de zanger zijn zij niet. Immers, een aantal van zijn mooiste chansons dateert uit de tijd nadat hij was gestopt met optreden. Op 16 mei 1967 trad Brel voor het laatst op, vermoedelijk omdat hij genoeg had van alle hectische drukte die iedere tournee weer meebracht. Aan het begin van zijn afscheidstoumee, na zijn laatste optreden in L'Olympia in Parijs, op 1 november 1966, krijgt hij een staande ovatie die eenentwintig minuten aanhoudt; als Brel voor de zevende keer terugkomt op het podium om het applaus in ontvangst te nemen, is hij gekleed in een kamerjas, ten teken dat het nu echt de laatste keer is. Maar dit zelf gekozen einde aan zijn publieke optredens betekende geenszins een einde aan zijn loopbaan als zanger en componist: hij bleef liederen schrijven, en chansons opnemen. En daarnaast trad hij in 1968 en 1969 ruim honderd vijftig keer op in de titelrol van Don Quichot in L'Homme de la Mancha, zijn Franstalige bewerking van de Amerikaanse musical The Man of La Mancha (een libretto van Dale Wasserman, met muziek van Joe Darion en Mitch Leigh), hetgeen hem veel succes en waardering bracht. Veel critici sloegen zijn bewerking hoger aan dan het Amerikaanse origineel, met name vanwege de teksten van Brel en diens indrukwekkende vertolking van de hoofdrol. Bovendien begon hij een tweede carrière in de film, als acteur en regisseur. Nadat de door hem geregisseerde film Le Far West geen succes in de bioscopen bleek, trok Brel zich ook daaruit terug. Hij legde zich toe op het zeezeilen, en had het vaste voornemen een tocht om de wereld te maken. Ook haalde hij een internationaal brevet voor een tweemotorig vliegtuig. | |||||||
[pagina 978]
| |||||||
OntwikkelingEen vergelijking van zijn vroege werk met zijn laatste langspeelplaat BREL kan bijdragen aan het vinden van een antwoord op de vraag waarom het werk van Brel zo bijzonder is. Wat bij een dergelijke vergelijking onmiddellijk opvalt, is de ontwikkeling die Brel heeft doorgemaakt. In zijn vroege werk is hij een tamelijk traditionele chansonnier: hij brengt, in chansons uit de vroege jaren vijftig als bijvoorbeeld Grand Jacques, Il pleut, C'est comme ça, Il peut pleuvoir en Sur la place, nogal conventionele teksten ten gehore. De muziek is ondergeschikt aan deze teksten: de muziek is eerst en vooral de begeleiding bij de tekst. Hoe anders klinkt Brel in 1977: tekst, muziek en orkestratie zijn volmaakt op elkaar afgestemd en vormen een geheel. Bovendien zijn de teksten veel oorspronkelijker. De conclusie lijkt dan ook gerechtvaardigd dat Brel weliswaar is begonnen als een traditionele liedjeszanger, maar zichzelf voortdurend heeft vernieuwd. Zo heeft hij zich losgemaakt van de conventies en de beperkingen van de traditie zonder dat hij die echter ooit verworpen heeft: juist daarom kon hij met zichzelf ook de traditie vernieuwen. En deze constatering heeft betrekking op het geheel van zijn chansons, zowel op de tekst als op de muziek. In zijn latere chansons komen prachtige beelden voor, zoals de beschrijving van een zonsondergang in La vïlle s'endormait (1977):
La ville s'endormait
Et j'en oublie le nom
Sur le fleuve en amont
Un coin du ciel brulaitGa naar eind[1]
Bijna klassiek zijn de beelden waarin Brel in Le plat pays (1962) zijn vaderland schildert: ‘Avec des cathédrales pour uniques montagnes’, ‘Avec le fïl des jours pour unique voyage’, ‘Avec un ciel si bas qu'un canal s'est perdu’, ‘Avec un ciel si gris qu'un canal s'est pendu’Ga naar eind[2]. En even verrassend zijn de beelden waarin hij in Madeleine (1962) zijn beminde beschrijft:
Madeleine c'est mon Noël
C'est mon Amérique a moiGa naar eind[3]
Niet alleen gebruikt Brel in zijn latere teksten veel meer oorspronkelijke beelden, bovendien veroorlooft hij zich andere vrijheden met de taal, zoals in Bruxelles (1962), waarin hij ‘brusselen’ als werkwoord bedenkt: ‘C'était au temps oü Bruxelles bruxellait’Ga naar eind[4]; zoals hij later in Jojo (1977) het werkwoord ‘broeren’ bedenkt; of in Marieke (1961), waarin in de Franse tekst een refrein in het Nederlands is opgenomen. Ook in muzikaal op- | |||||||
[pagina 979]
| |||||||
zicht heeft Brel de grenzen van het chanson verlegd, bijvoorbeeld door het inzetten van een kinderkoor in Rosa (1962), omdat juist dit het effect van de tekst van het lied versterkt. Doorgaans wordt 1956 beschouwd als het jaar waar het breekpunt ligt: tot dat jaar was Brel nog een vrij conventioneel artiest, van dan af ontwikkelt hij zich razendsnel tot een zanger met een volstrekt eigen stijl. In 1956 schreef hij Quand on n'a que I'amour, het lied waarin hij voor het eerst helemaal klinkt als de Brel die iedereen kent, het lied ook dat de doorbraak betekende naar een groot publiek en dat de weg naar zijn latere successen effende. Niet toevallig was 1956 ook het jaar waarin Brel Francois Rauber ontmoette. Rauber tekende niet alleen voor de muziek van een aantal van de liederen van Brei, hij was vooral degene die de orkestratie verzorgde van heel veel van diens chansons, in later jaren veelal samen met Gérard Jouannest. Rauber slaagde erin, de melodieën van Brel die kleur te geven die de chansonnier op het oog had - de samenwerking tussen Brel en Rauber leidde veelvuldig tot prachtige resultaten, juist omdat zij tekst, muziek en orkestratie op binnen de traditie van het chanson ongekende en onovertroffen wijze tot één geheel wisten te maken. Daarin ook ligt het verschil tussen Brel en de beide andere groten van het naoorlogse chanson, George Brassens en Leo Ferré. Brassens was meer dichter dan musicus, Ferré meer musicus dan dichter. Brel slaagde erin - in samenwerking met Rauber en Jouannest - tekst en muziek tot een perfect geheel te smeden.
Het is verleidelijk, een parallel te trekken tussen de loopbaan van Brel en zijn persoonlijk leven. Net als in zijn carrière als zanger was Brel in zijn privé-leven aanvankelijk bepaald conventioneel: hij trouwde in 1950, toen hij eenentwintig was, en ging werken in de kartonfabriek Vanneste & Brei, waarvan zijn vader een van de eigenaren en directeuren was. Maar Brel verliet al snel de gebaande wegen. In 1953 nam hij ontslag, vastbesloten het als chansonnier te maken. Aanvankelijk trad hij op onder de naam Bérel - een variatie op zijn achternaam, maar tevens een anagram van ‘rebel’. Hij gebruikte dit pseudoniem omdat zijn vader weinig begrip kon opbrengen voor zijn besluit een loopbaan in de wereld van het chanson te verkiezen boven de maatschappelijke zekerheid van een baan in de kartonfabriek. Maar Brel liet zijn pseudoniem snel weer vallen, en trad op onder zijn eigen naam. Hij trok naar Parijs, waar hij - veelal in armoedige omstandigheden - werkte aan zijn doorbraak als zanger. Zijn echtgenote woonde enige tijd met hem in Parijs, maar keerde terug naar Brussel. Nadien leefden beiden hun eigen leven: Brel in Parijs, werkend aan zijn carrière, en ‘Miche’, zoals hij haar gewoonlijk noemde, in Brussel, zorgend voor hun dochters en voor de zakelijke kant van de loopbaan van Jacques. Als hij in Brussel bij vrouw en kinde- | |||||||
[pagina 980]
| |||||||
ren was, bleek hij vaak een ouderwetse huisvader. In Parijs had Brel een reeks minnaressen - van collega Cathérine Sauvage tot en met Maddly Bamy, maar ‘Miche’ bleef zijn ankerplaats: hij kon altijd weer op haar terugvallen. Ook al gaven zij een weinig gebruikelijke invulling aan hun huwelijk, tot een scheiding kwam het nooit - net zo min als Brel ooit brak met de traditie van het chanson. En al keerde Brel na 1953 nooit meer terug in de fabriek van Vanneste & Brei, ook daarmee brak hij nooit helemaal: hij bleef een financieel belang in de fabriek houden. | |||||||
ThematiekIs de wijze waarop Brel zowel tekstueel als muzikaal de grenzen van het traditionele chanson verkende en verlegde één aspect van de verklaring van het unieke karakter van zijn liederen, een ander aspect is de thematiek van zijn werk. Hoe uiteenlopend de onderwerpen van zijn chansons ook zijn, hoezeer de wijze waarop hij zijn onderwerpen uitwerkt ook kan verschillen, een aantal overheersende thema's kan in zijn werk worden aangewezen. Zijn oeuvre kent daarnaast ook een aantal chansons die meer op zichzelf staan, zoals bijvoorbeeld Isabelle (1959), een chanson over zijn jongste dochter die in augustus 1958 werd geboren, het zeemanslied Amsterdam (1964), of zijn hommage aan de in 1914 vermoorde voorman van het Franse socialisme, Jean Jaurès, in het lied Jaurès (1977). Een van de centrale thema's in het werk van Brel is de hoop op een betere toekomst. Hij vertaalt het in voor iedereen herkenbare beelden: hoe vaak de verliefde ikfiguur in Madeleine ook vergeefs bij de bushalte heeft staan wachten op de vrouw van zijn dromen - morgen zal hij er weer staan, want morgen zal zij zeker wel komen. Er is de militair Zangra in het gelijknamige lied, die wacht op de vijand - de strijd met die vijand zal hem tot een held maken, en die vijand zal binnenkort komen. Die hoop, door Brel onvoorwaardelijk en met volle overgave beleden, klinkt door in veel van zijn chansons: ooit, misschien morgen al, zal hij de volmaakte liefde beleven, zal hij echt gelukkig zijn. En hij blijft dromen over die volmaakte liefde, over dat geluk: op welke tegenslagen hij ook stuit, hij blijft oprecht en zonder terughoudendheid geloven in deze idealen. Brel bleef altijd, zoals hij schrijft in het lied La Quête uit L'homme de la Mancha (1968) - de bewerking die meer over hem zegt dan men wellicht van een bewerking zou verwachten - ‘een onmogelijke droom dromen’ en altijd proberen ‘de onbereikbare ster te bereiken’. Wie probeert hem zijn hoop op een betere toekomst te ontnemen, kan op zijn hoon rekenen, zoals zijn ooms, die ‘het Wilde Westen van hem stalen’, aldus het chanson Mon enfance (1967). Veel vernietigender nog is zijn spot met degenen die de hoop op een betere toekomst heb- | |||||||
[pagina 981]
| |||||||
ben opgegeven en een gezapig burgermansbestaan hebben verkozen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is zijn beruchte Les bourgeois (1962), waarin hij de brave burgers uitmaakt voor varkens, hoe ouder, hoe dommer. Andere voorbeelden zijn chansons als Les bigottes (1962) en Les bonbons (1964). Nog sarcastischer is zijn veroordeling van degenen die wel idealen nastreven, maar in zijn ogen de verkeerde: in omstreden liederen als Lesflamandes (1959), La... la... la... (1962) en Les F... (1977) haalt hij keihard uit naar zijn Vlaamse landgenoten, naar de idealen van de Vlaamse beweging. Maar hij heeft een haat-liefdeverhouding met zijn vaderland: in chansons als Mon père disait (1967) en, vooral, Le plat pays (1962) zingt hij juist in lyrische bewoordingen over zijn vaderland. Een tweede centraal thema in het werk van Brel is de liefde in al haar facetten: hij maakte prachtige liefdesliedjes, maar schreef evenzeer over de teleurstellingen en ontgoochelingen van de liefde. Zijn jeugdliefdes bezong hij in chansons als Rosa en Marieke, met zijn Nederlandstalige refrein:
Zonder liefde, warme liefde
Waait de wind, de stomme wind
Zonder liefde, warme liefde
Weent de zee, de grijze zee
Zonder liefde, warme liefde
Lijdt het licht, het donker licht
En schuurt het zand over mijn land
Mijn platte land, mijn VlaanderenlandGa naar eind[5]
Dan zijn er natuurlijk klassiekers als Quand on n'a que l'amour, Ne me quitte pas en het briljante La chanson des vieux amants (1967). In dit laatste lied wordt teruggeblikt op een relatie van jaren en jaren, met al haar conflicten en ruzies - ‘Mille fois tu pris ton bagage, mille fois je pris mon envol’Ga naar eind[6] -, maar des te treffender is het als liefdesverklaring. Brel kent echter evenzeer de teleurstellingen van de liefde: de volgende liefde zal, zo zingt hij in Le prochain amour (1961), de volgende nederlaag zijn, en uiteindelijk weet men zich alleen (Seul, 1959). Maar altijd blijft men zoeken naar de liefde, want
Sans amour, sans amour,
Qu'est-ce que vivre veut dire?Ga naar eind[7]
Naast over de liefde schrijft Brel over vriendschap, over de vrienden bij wie hij gezelschap en troost vindt, niet zelden doordat zij het gezamenlijk op een drinken zetten. Dergelijke drinkgelagen schetst Brel in chansons als L'ivrogne (1961) en Les bourgeois. In Jef (1964) tekent Brel het | |||||||
[pagina 982]
| |||||||
portret van een vriend die overmand door liefdesverdriet op een stoep zit te huilen:
Non Jef fes pas tout seul
Mais arrête de pleurer
Comme <;a devant tout le monde
Paree qu'une demi-vieille
Paree qu'une fausse blonde
T'a relaissé tomberGa naar eind[8]
Op de laatste langspeelplaat van Brel staan twee prachtige chansons die de vriendschap als onderwerp hebben, Jojo - een ode aan een overleden vriend - en Voir un ami pleurer. In dit laatste lied somt Brel van alles op wat er verkeerd is in de wereld - maar niets raakt iemand meer dan een vriend zien huilen:
Bien sür il y a les guerres d'Irlande
Et les peuplades sans musique
Bien sür tout ce manque de tendre
Et il n'y a plus d'Amérique
Bien sür l'argent n'a pas d'odeur
Mais pas d'odeur vous monte au nez
Bien sür on marche sur les fleurs
Mais, mais voir un ami pleurerGa naar eind[9]
Een laatste centraal thema in het werk van Jacques Brel is de dood, en daarmee verbonden het ouder worden. Brel tekent, bijvoorbeeld in een chanson als Les vieux, een weinig opwekkend beeld. Het jaagt hem meer schrik aan dan de dood; in een van zijn laatste liederen, Vieillir (1977) zingt hij zelfs: In verschillende liederen heeft Brel gezongen over de naderende dood. Heel bekend werd Le moribond (1961), dat in een Engelstalige bewerking van Terry Jacks een hit werd als Seasons in the sun. Maar Brel schreef veel meer over dit onderwerp: La mort (1960), Le tango junèbre (1964) en Le dernier repas (1964). In dit laatste lied schrijft hij:
À mon demier repas
Je veux voir mes frères
| |||||||
[pagina 983]
| |||||||
Et mes chiens et mes chats
Et le bord de la mer
A mon dernier repas
Je veux voir mes voisins
Et puis quelques Chinois
En guise de cousinsGa naar eind[11]
En dan is er nog het beklemmende J'arrive (1968), dat Brel schreef toen hij nog in goede gezondheid verkeerde, maar dat niettemin de indruk wekt dat hij voorvoelde dat hij niet erg oud zou worden:
J'arrive, j'arrive
Mais qu'est-ce que j'aurais bien aimé
Encore une fois trainer mes os
Jusqu'au soleil, jusqu'a l'été
Jusqu'a demain, jusqu'au printemps
J'arrive, j'arrive
Mais qu'est-ce que j'aurais bien aimé
Encore une fois voir si le fleuve
Est encore fleuve voir si le port
Est encore port m'y voir encore
J'arrive, j'arrive
Mais pourquoi moi pourquoi maintenant
Pourquoi dé ja et oü aller
J'arrive bien sur, j'arrive
N'ai-je jamais fait d'autre qu'arriverGa naar eind[12]
* * *
Hoop, liefde, vriendschap, dood - de centrale thema's in het werk van Brel zijn de grote levensvragen waarmee iedereen te maken krijgt. Jacques Brel zingt over deze grote levensvragen in toegankelijke, maar zelden oppervlakkige chansons, waarin tekst en muziek vaak prachtig op elkaar zijn afgestemd. Over al deze thema's maakt hij liederen die zijn luisteraars aan het denken zetten: op grond van zijn eigen ervaringen in zijn stormachtige leven heeft hij zijn publiek iets te zeggen. Hij wil meer dan enkel zijn publiek vermaken, hij is bij uitstek een gedrevene. Juist omdat zijn liederen doorleefd en authentiek overkomen en omdat er een enorme hartstocht in doorklinkt - maar de hartstocht in zijn werk is beheerst, het is geen ongebreidelde uitbarsting van emotie - kon Brel uitgroeien tot een van de grootste chansonniers aller tijden. Al tijdens zijn leven viel Brel een opmerkelijk eerbetoon ten deel: in 1970 werd onder de titel Jacques Brel is alive and well and living in Paris op | |||||||
[pagina 984]
| |||||||
Broadway een productie uitgebracht met vijfentwintig van zijn chansons in Engelse vertaling, waaronder Amsterdam, Madeleine en Le plat pays. In de jaren na zijn overlijden neemt dit eerbetoon alleen maar toe. In Brussel zijn een Jacques Brel Pare, een Avenue Jacques Brel en een metrostation Jacques Brel. Er is een jeugdherberg naar hem genoemd, en sinds 1994 bestaat er een Jacques Brel School. Zowel in België als in Frankrijk werd een postzegel met zijn beeltenis uitgebracht. En in 1988 werd zelfs een asteroïde naar hem genoemd. | |||||||
BesluitVijfentwintig jaar na zijn overlijden bestaat er nog altijd veel belangstelling voor de muziek van Jacques Brel. Zijn lied Ne me quitte pas (1959) werd in een enquête uitgeroepen tot het beste chanson van de twintigste eeuw. Zijn chansons worden, niet alleen in het Frans maar ook in verschillende vertalingen, uitgevoerd door uiteenlopende artiesten, van David Bowie en Marc Almond in het Engels, Michael Heltau in het Duits, tot zelfs in het Fries door Douwe Heeringa. Al is de ene uitvoering beter dan de andere - de vertolkingen van de Nederlandse zangeres Liesbeth List worden tot de beste gerekend -, ook al heeft geen van de vertolkingen de intensiteit van Brel zelf, het niveau van zijn chansons blijkt niet in de laatste plaats daaruit dat zij ook in de vertolkingen van anderen vaak indrukwekkend zijn. Maar er is meer. De cd's van Brel verkopen nog altijd uitstekend, niet in de laatste plaats omdat steeds nieuwe generaties zijn muziek ontdekken. De tentoonstelling Le droit de rêver was alleen toegankelijk voor wie kaarten reserveerde, vanwege de enorme toeloop. De belangstelling en waardering die het werk van Brel ook nu nog krijgt, roepen twee regels in herinnering uit het lied Jojo, het ontroerende in memoriam dat Brel schreef voor Georges ‘Jojo’ Pasquier, zijn vriend en secretaris die in 1974 was overleden - regels die evenzeer op Brel zelf betrekking hebben:
Six pieds sous terre Jojo tu chantes encore
Six pieds sous terre tu n'es pas mortGa naar eind[13]
| |||||||
[pagina 985]
| |||||||
Literatuur
|
|