Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 728]
| |
ForumICT en democratische vernieuwing opties voor vlaanderenUit allerhande beleidsteksten en hervormingsplannen van regeringen van meerdere westerse landen blijkt hoe gevoelig zij zijn voor het gebrek aan vertrouwen van vele burgers in de democratische instellingen. Voorts blijkt dat zij veelal proberen de kloof tussen de burgers en de politiek te dichten door formele instrumenten te ontwikkelen om de burgers nauwer bij de totstandkoming van het beleid te betrekken. Patrick Stouthuysen spreekt in dit verband van een ‘democratische revolutie van bovenaf’: het beleid heeft blijkbaar een opmerkelijke bocht van 360 graden genomen door nu expliciet in beleidsteksten inspraakmogelijkheden op te nemen waar middenveldorganisaties lange tijd alleen maar van konden dromenGa naar eind[1]. Bovendien mikken vele overheden hierbij vaak op de opkomst van nieu we informatie- en communicatietechnologie (ICT), en meer specifiek op het succes van het internet, om de gewenste nauwere betrokkenheid bij en deelname aan het beleid te realiseren. Ook in de academische literatuur wordt gewezen op de voordelen die men voor een democratische vernieuwing van de maatschappij van de nieuwe technologie mag verwachten. Zowel in beleidskringen als in academische middens wordt het debat echter gekenmerkt door een polarisatie tussen twee opties, die de mogelijke rol van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie m.b.t. de democratische vernieuwing volledig anders inschattenGa naar eind[2]. Het ene kamp - dat ik ‘de aggregatieve optie’ noem - wil de technologie inschakelen om de stem van individuele en georganiseerde burgers op de besluitvorming te laten wegen. Het | |
[pagina 729]
| |
streeft naar een grotere representativiteit in de besluitvorming. Volgens de tweede optie - die ik ‘de deliberatieve optie’ noem - moet de nieuwe informatie- en communicatietechnologie niet dienen om de besluitvorming rechtstreeks te beïnvloeden, maar om het maatschappelijk debat dat aan de besluitvorming voorafgaat te stimuleren. Dit tweede kamp put hiervoor inspiratie onder andere uit de theorieën van Habermas, die in het rationeel-kritische debat (waarin deelnemers bereid zijn hun mening bij te stellen op basis van overtuigende argumenten) een middel zag om de burgerzin te bevorderen. Ook de Vlaamse overheid wil de burgers nauwer bij het beleid betrekken en daartoe een beroep doen op de informatie- en communicatietechnologie. In een beleidsnota over het Vlaamse e-government schrijft Patrick Dewael dat de beleidswerking opengesteld moet worden door ‘de burger en de onderneming via het internet nauwer te betrekken bij de beleidscyclus [...]. Te denken valt onder meer aan inspraakprocedures, elektronische referenda en “e-democratie”’Ga naar eind[3]. Bij het uitwerken van een toekomstig e-participatiebeleid zal de regering echter de nodige voorzichtigheid in acht moeten nemen om geen verkeerde verwachtingen te scheppen, want daarin ligt altijd het grootste gevaar voor een participatief of interactief beleid. Daarom zal vooreerst het cruciale onderscheid tussen de twee bovengenoemde opties voor alle partijen - overheid en burgers - duidelijk moeten worden gemaakt. Want beide opties hebben met de toepassing van de moderne technologie andere bedoelingen voor ogen, en roepen dus uiteenlopende verwachtingen op. Vooral in de tweede visie is het managen van verwachtingspatronen van groot belang, aangezien het een psychologisch basisgegeven is dat wanneer mensen naar hun mening gevraagd wordt, zij ook verwachten dat er ‘rekening mee gehouden’ wordt. Wanneer we een blik werpen op het Vlaamse bestuurlijke landschap, dan blijken beide types van participatie via het internet inderdaad hier en daar al in werking getreden te zijn. Op het Vlaamse bestuursniveau is er een mooi voorbeeld van participatie volgens de tweede optie aan te wijzen: het project Kleurrijk Vlaanderen (www. kleurrijkvlaanderen.be). Kleurrijk Vlaanderen is een experiment dat burgers ertoe uitnodigt mee te denken over de toekomst van Vlaanderen. Tussen IRL-evenementen (evenementen in real life) vinden er op die website thematische debatten plaats en kunnen burgers of organisaties er hun eigen standpunt of dat van een belangengroep bekendmaken. Struinend door de verschillende forums, en met gegevens over het gebruik van andere on-lineforums in het achterhoofd, meen ik dat er tot nog toe betrekkelijk veel mensen aan meegedaan hebben en dat er over relevante maatschappelijke keuzes gedebatteerd wordt. Toch kun je een dergelijk initiatief gemakkelijk bekritiseren, zeker wat de representativiteit van de deelnemers betreft. Het aandeel van de hoogopgeleide, mannelijke debateerders is onevenredig hoog, maar de oorzaken daarvan liggen maatschappelijk zo diep veran- | |
[pagina 730]
| |
kerd dat het tekort aan representativiteit m.i. niet als een argument tegen het doorvoeren van een dergelijk project gebruikt mag worden. Een sociaal verantwoord beleid moet ervoor zorgen dat steeds meer burgers de nodige opleiding kunnen genieten en over de infrastructuur kunnen beschikken om aan e-government mee te kunnen doen. Geleidelijk moet het ideaal van een volledig aan de kennismaatschappij aangepaste bevolking worden benaderd. Echter, ook wanneer deze utopie realiteit zou worden, mag men nog geen volledige representativiteit van de deelnemers aan de digitale debatten verwachten, omdat grote groepen burgers, om verschillende redenen, niet bereid zullen zijn ‘tijd en moeite’ op te offeren om met anderen te discussiëren. Hoe dan ook, projecten als Kleurrijk Vlaanderen zijn verdienstelijke pogingen om het rationeel-kritische debat in de samenleving aan te zwengelen. Het blijft voorlopig allicht een vrij intellectualistische oefening, maar daarom is het nog geen irrelevant streven. Toch is het kiezen voor de ‘deliberatieve optie’ bij het uitwerken van een participatiebeleid op Vlaams niveau in ieder geval een keuze die compatibel is met die andere optie van de Vlaamse regering, die van het ‘Primaat van de Politiek’. Dat betekent dat politieke beslissingen in laatste instantie alleen genomen mogen worden door verkozen vertegenwoordigers van het volk. Die regel is onverenigbaar met een participatiebeleid naar het eerste bovengenoemd model, de ‘aggregatieve optie’. Daardoor moeten projecten op Vlaams niveau eigenlijk steeds weer het onmogelijke realiseren: de burgers moeten ervan overtuigd worden dat zij inspraak hebben in het beleid, én dat het toch democratisch verantwoord is dat er over de uiteindelijke keuzes boven hun hoofden door de politici zal worden beslist. In het ambtelijk jargon klinkt dat zo: ‘In haar zoektocht naar een maatschappelijk draagvlak moet de overheid bovendien in interactie treden met de kennis en opinies in de samenleving zonder het principe van het politiek primaat te verlaten waarbij de beleidsbeslissingen worden genomen door de politiek verantwoordelijken. De bestuurlijke vernieuwing van het Vlaams overheidsapparaat moet daarom ook een antwoord formuleren over de wijze waarop de burger wordt betrokken bij het beleid’Ga naar eind[4]. Dat antwoord, lijkt me, zal dus eerder in ‘deliberatieve’ termen worden geformuleerd. Voorlopig lijkt het beleid de verwachtingspatronen van de burgers vrij rationeel te managen: er wordt geen inspraak beloofd, wel betrokkenheid. Toch bestaat het risico dat burgers geleidelijk aan, zeker wanneer zij aan publieke debatten via het internet mogen deelnemen, hun verwachting in de richting van ‘meebeslissen’ bijstellen, zelfs als de officiële voorstellingen van de overheid deze verwachtingen expliciet relativeren of afzwakken. Maar kan er in Vlaanderen toch iets gerealiseerd worden van het eerste model van e-government, volgens hetwelk het de bedoeling is dat burgers kunnen meebeslissen? Vooral het lokale bestuursniveau lijkt daartoe in de toekomst een vruchtbare bodem te bieden. In enkele grote steden is immers reeds een interne dynamiek tot | |
[pagina 731]
| |
decentralisatie en wijkwerking op gang gekomen, die onder meer tot initiatieven van participatie via het internet heeft geleid. Bovendien is Vlaanderen als voogdijoverheid d.m.v. meerdere decreten nieuwe lokale participatiekanalen aan het ontwikkelen. Denk aan het voorontwerp van het gemeentedecreet, waarin nieuwe middelen zoals het gemeentelijk meldpunt, de volksraadpleging, de ‘vragen van de burger’, het burgerinitiatief en het ‘inspraak-instrument’ worden genoemd. Ook in de recente decreten over het lokale cultuur- en jeugdbeleid worden nieuwe kanalen voorgesteld om de burger nauwer bij de plaatselijke meerjarenplannen te betrekken. Het is nog niet duidelijk hoe deze geplande middelen gerealiseerd zullen worden, maar de mogelijkheden zijn er om de nieuwe informatie- en computertechnologie, met name het internet daarin een rol te laten spelen. Als je nagaat wat er aan de basis leeft, in het bestuur van de steden en gemeenten, kun je merken dat er heel wat ideeën over interactief beleid leven onder het ambtenarenkorps, dat steeds meer geprofessionaliseerd is en steeds vaker voorstellen voor innovatieve participatieprojecten voor de eigen leefgemeenschap aandraagt. Ik ga even in op het voorbeeld van het Stedelijk Wijkoverleg in Antwerpen. De stad Antwerpen telt negen districten, die elk opgedeeld zijn in wijken. Voor elke wijk wordt, in samenspraak met de bewoners, een wijkprogramma opgesteld. In een eerste stap wordt, met behulp van focusgroepen, geprobeerd de meest prangende noden van de wijkbewoners te inventariseren, om op grond daarvan een gestructureerde enquête uit te werken. In een volgende stap wordt deze enquête dan verspreid. Tevens wordt de enquête in elektronische vorm op de officiële website van de wijk in kwestie geplaatst. Daar kan ze on line ingevuld worden, waardoor de resultaten ook onmiddellijk statistisch verwerkt kunnen worden. Gelijktijdig met de looptijd van de enquête kunnen de bewoners op de website van hun wijk (voorlopig kan dat nog maar als experiment in één wijk) met elkaar discussiëren over de concrete beleidskeuzes die voor het uitstippelen van het wijkprogramma gemaakt moeten worden. De informatie uit de enquêtes en de argumenten uit de on-linedebatten worden door medewerkers van het stedelijk wijkoverleg ‘vertaald’ en aan de politiek verantwoordelijken voorgelegd. Toegegeven, het gaat hier slechts om een eerste aanzet, maar de kansen liggen open om de websites van de Antwerpse stadswijken op een wezenlijke manier in het sociale gebeuren van de wijken te integreren. In de theoretische literatuur over informatietechnologie en politieke participatie valt op dat de voorstanders van de eerste, ‘aggregatieve optie’, vooral op het lokale bestuursniveau veelbelovende mogelijkheden zien. Het ligt voor de hand dat de burgers veel vlotter een inspanning zullen doen om hun mening bekend te maken en aan debatten te participeren, als het gaat over problemen van de eigen buurt. Voor grotere dossiers die de plaatselijke realiteit overstijgen, ligt de drempel hoger. Dat heeft de Vlaamse overheid blijkbaar goed begrepen, als ze | |
[pagina 732]
| |
juist voor het lokale bestuursniveau nieuwe kanalen van participatie van de bevolking aan het beleid aan het overwegen is. □ Davy Janssen | |
Wat is er in Amerika aan de hand?In de westerse democratische wereld zijn we de laatste vijftig jaar vertrouwd geraakt met regeringen waarvan het beleid weliswaar inzake specifieke materies nu eens goed en dan weer slecht te noemen was, maar in de grond positieve veranderingen heeft doorgevoerd. De voornaamste uitzonderingen zijn Thatcher en Reagan geweest, maar zelfs de maatregelen die zij getroffen hebben om de welzijnsvoorzieningen af te bouwen zijn, achteraf bekeken, mild te noemen in vergelijking met wat er nu gebeurt in de Verenigde Staten onder George Bush - of, beter, onder de junta die de macht in handen heeft en Bush vertelt wat hij moet doen en zeggen. Het is ongetwijfeld de meest extreme regering uit de moderne Amerikaanse geschiedenis; de ideologie en handelwijze ervan zijn zozeer overal doorgedrongen en worden hier door de massamedia zo kritiekloos weergegeven dat de bevolking blijkbaar al vergeten is wat ‘normaal’ betekent. George Bush is de eerste niet-verkozen president van de Verenigde Staten, door een conservatief hooggerechtshof geïnstalleerd door middel van een soort juridische coup d'état. Hij is de eerste die metterdaad een van | |
[pagina 733]
| |
de steunpilaren van de Amerikaanse democratie heeft ondergraven: de scheiding tussen kerk en staat. In elke tak van de regering zijner nu bijbelstudiegroepen en dagelijkse bidstonden; religieuze organisaties krijgen subsidies om de onderwijs- en welzijnsvoorzieningen over te nemen waar de staat van oudsher voor instond. Bush is de eerste president die liever de kerkelijke ‘Jezus Christus’ dan de oecumenische ‘God’ aanroept, en heeft zichzelf omringd met evangelische christenen, inclusief zijn minister van Justitie, een kerkganger die in tongen spreekt. Het is de eerste regering die openlijk een politiek van unilaterale agressie voert. In deze ‘Pax Americana’ wordt het meedoen van bondgenoten (of het nu gaat om Engeland of Bulgarije) beschouwd als een gemak, maar niet als een noodzaak; zijn internationale verdragen niet langer toepasselijk op de Verenigde Staten zelf; behoudt het land zich, voor het eerst in de geschiedenis, het recht voor op niet-defensieve, ‘preventieve’ aanvallen tegen om het even welk land waar ook ter wereld, om welke reden die het ook maar bedenkt; en kan de president openlijk verklaren, in bewoordingen die nu eenmaal doen denken aan Mussolini, dat ‘we dood en geweld zullen zaaien tot in de uithoeken van de wereld, om onze grote natie te verdedigen’. Het is - sinds de internering van Japans-Amerikaanse burgers in de Tweede Wereldoorlog - de eerste regering die speciale wetten voor een specifieke etnische groep uitvaardigt. Jonge moslims die geen Amerikaanse onderdanen zijn, moeten zich nu laten registreren, en zich aan ondervraging onderwerpen. Vele honderden zijn gearresteerd en vastgehouden zonder proces of juridische bijstand - een inbreuk op een andere steunpilaar van de Amerikaanse democratie: het habeas corpus. Velen werden uit hun familie weggenomen en gedeporteerd op grond van bijkomstige formele overtredingen van de immigratiewet; de verblijfplaats van vele anderen blijft onbekend. En in Guantanamo Bay, waar naar verluidt nu executiekamers in gereedheid worden gebracht, zitten nu al bijna twee jaar honderden buitenlanders - onder meer een dertienjarige en een man die beweert honderd jaar oud te zijn - vast in omstandigheden die ongetwijfeld in strijd zijn met de Conventie van Genève. Net als in het Reagantijdperk betreft het een regering die er openlijk op uit is de rijken te helpen en de armen te verwaarlozen. Die regering heeft het surplus van de jaren-Clinton al omgezet in een aanzienlijk deficit, door een combinatie van enorme belastingverlagingen voor de rijken (in het bijzonder voor wie meer dan een miljoen dollar per jaar verdient) en een toename van de defensie-uitgaven. (En, hoewel de republikeinen altijd campagne voeren onder het motto ‘minder regering’, hebben zij de grootste nieuwe bestuurlijke bureaucratie uit de geschiedenis in het leven geroepen: het departement ‘Homeland Security’.) De Financial Times of England, niet bepaald een broeinest van links, heeft die economische politiek aldus getypeerd: ‘de gekken nemen het gekkenhuis over’. | |
[pagina 734]
| |
Meer nog dan onder Reagan - wiens politiek de rijken in het algemeen ten goede kwam - zijnde meeste wetten van Bush vooral in het voordeel van die sectoren waar hij in zijn directe omgeving van zijn jeugd af mee te maken heeft gehad: de olie-industrie, de mijnbouw, het houthakkersbedrijf, de bouw en de farmaceutische industrie. Op het tussenniveau van de bureaucratie, waar wetten kunnen worden uitgevaardigd buiten het Congres om, werden honderden voorschriften gewijzigd om de richtlijnen inzake milieu of veiligheid op het werk te versoepelen, om beschermde natuurgebieden voor ontginning vrij te geven, of het uittesten van geneesmiddelen af te schaffen. Een fortuin aan overheidscontracten werd, zonder mededinging, toegekend aan bedrijven die vroeger geleid werden door mensen die nu in de regering zitten. Intussen moesten deze zomer heel wat openbare scholen hun deuren een maand vroeger sluiten bij gebrek aan middelen. In een land waar de belangrijkste sociale veranderingen bereikt worden via gerechtelijke uitspraken veeleer dan door wetswijzigingen, heeft de regering-Bush elk niveau van het complexe gerechtelijke apparaat bemand met ultraconservatieve ideologen, voornamelijk rechters die bedrijven beschermd hebben tegen rechtszaken aangespannen door individuen of milieubewegingen, of die gekant zijn tegen het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. Het valt te bezien hoe ver zij hun antipathie voor anticonceptie en abortus kunnen drijven. Zij hebben reeds een uitzonderlijke vorm van laattijdige abortus verboden die vroeger alleen werd toegestaan als de gezondheid van de vrouw in gevaar of de foetus ernstig misvormd was. En een groot deel van de miljarden die Bush aan Afrika beloofd heeft om aids te bestrijden, zal besteed worden aan het aanleren van de zgn. ‘onthoudingsmethode’. Maar, vooral, Amerika voelt niet langer meer aan als Amerika. Het klimaat van militarisme en angst, vergelijkbaar met om het even welke totalitaire staat, is alomtegenwoordig. Bush is bij mensenheugenis de eerste Amerikaanse president die in een legeruniform paradeert, hoewel hijzelf - zoals al zijn vurigste raadgevers - de oorlog in Vietnam wist te ontlopen. (Zelfs Eisenhower, een generaal en een oorlogsheld, droeg nooit een uniform tijdens zijn presidentschap.) Op de luchthavens van provinciale steden hoor je geregeld die typische, geruststellende en wezenloze stem uit de sciencefictionfilms: ‘The Department of Homeland Security advises that the Terror Alert is now... Code Orange’. Om de zoveel weken wordt een nieuwe imminente terroristische aanval aangekondigd, en de inwoners worden ertoe aangemaand belachelijke maatregelen te nemen (zoals het afplakken van de ramen tegen biologische of chemische aanvallen), en verdachte activiteiten van hun buren te melden. Het Pentagon heeft het programma ‘Total Information Awareness’ gelanceerd om gegevens te verzamelen over gewone activiteiten van gewone mensen (zoals betalen met een kredietkaart, boeken van de bibliotheek lenen, zich inschrijven aan de | |
[pagina 735]
| |
universiteit), en zodra dat als overdreven ervaren wordt, veranderen ze de naam in ‘Terrorist Information Awareness’, en gaan ze gewoon door. Miljoenen mensen staan in de computers van de luchthavenbeveiliging genoteerd als potentiële terroristen, - onder meer vredesmanifestanten en pacifisten. Critici worden gesommeerd ‘op hun woorden te letten’, en lijsten van ‘verraders’ worden op het internet gepubliceerd. De oorlog in Irak is de meest extreme uiting van dit nieuwe Amerika geweest, en als het ware een schoolvoorbeeld van totalitaire technieken. Eerst wordt een Vijand gecreëerd d.m.v. flagrante leugens die eindeloos herhaald worden totdat de bevolking ze gelooft: in casu dat Irak bij de aanslagen op het World Trade Center betrokken was en dat het over een grote hoeveelheid ‘massavernietigingswapens’ beschikt die de hele wereld bedreigen. Daarna volgt een ‘bevrijdingsoorlog’, door de massamedia helemaal voorgesteld met de blik op onze ‘heroïsche troepen’ gericht, met weinig of geen beelden van slachtoffers of vernieling, en met moreel verheffende nieuwsbeelden, keurig volgens het script - zoals het kantelende beeld van Saddam en de heldhaftige ‘redding’ van Private Lynch - de sovjetcinema waardig. En uiteindelijk, juist zoals in Afghanistan het geval is geweest, weinig of geen nieuws van de chaos die op de ‘grote overwinning’ is gevolgd. In plaats daarvan richt de propagandamachine zich op een nieuwe Vijand, ditmaal Iran. Het is heel moeilijk te spreken over wat er in Amerika aan de hand is zonder te vervallen in de hyperbolische clichés van anti-amerikanisme, die na zovele decennia hun betekenis verloren hadden, maar die nu uiteindelijk zijn uitgekomen. Misschien kun je hoogstens de feiten opsommen, en ik heb er hier slechts een paar van aangehaald. Dit is zonder meer de meest angstaanjagende Amerikaanse regering uit de recente geschiedenis, die zowel voor links als voor de traditionele conservatieven een verschrikking is. De huidige junta steekt haar imperialistische ambities niet onder stoelen of banken; ze creëert een Orwelliaanse toestand van permanente oorlog; ze ontmantelt - of probeert dit althans - een aantal van de meest fundamentele beginselen van de Amerikaanse democratie; ze werkt zonder oppositie binnen de regering, en gaat zo snel en op verschillende fronten tegelijk te werk dat ze elke weerstand van het volk ontmoedigd en verpletterd heeft. Misschien kan de beweging niet gestopt worden, maar de eerste stap om het proces af te remmen is erkennen dat dit een Amerikaanse regering is zoals geen ander in 's lands geschiedenis, en bovendien een regering waarvoor de democratie een obstakel is. (1 juni 2003) □ Eliot Weinberger
(Vertaling: Kurt Devrese) |
|