Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 715]
| |||||||||||||||||
Patrick Loobuyck
| |||||||||||||||||
[pagina 716]
| |||||||||||||||||
Er zijn een zestal legale mogelijkheden om naar België te migreren. De eerste is te danken aan het vrije verkeer van EU-burgers. De helft van de nieuwkomers die zich jaarlijks in België vestigen, is onderdaan van een andere EU-lidstaat. Het aantal EU-burgers in de immigratiecijfers ligt hoog in vergelijking met het aantal EU-migranten in andere lidstaten, omdat de Europese instellingen die zich in de Europese hoofdstad Brussel bevinden veel ambtenaren uit andere lidstaten tewerkstellen. Je kunt, ten tweede, in België binnenkomen met een visum. Deze verblijfsvergunning is steeds tijdelijk, meestal drie maanden geldig, en de betrokkenen mogen hier niet tewerkgesteld worden. Voorts kun je je als student in België melden. Het studentenstatuut is tijdelijk, en na het behalen van het diploma of als de studiebeurs afloopt, moet je het land weer verlaten. Veel studenten blijven evenwel toch in het land, hetzij via huwelijk, hetzij via de arbeidsmarkt, of illegaal. Een vierde toegangspoort is de asielprocedure. België telt relatief veel asielzoekers in vergelijking met andere Europese landen. Sinds de jaren negentig gaat het in sterk stijgende lijn, met een eerste piek van 26.241 in 1993. In 1999 telden we 35.777 en in 2000 42.691 asielzoekers. Een aantal maatregelen heeft dat cijfer opnieuw doen dalen (tot 24.549 in 2001 en 18.805 in 2002). De stemming in de media is vaak nogal negatief, al biedt de asielprocedure feitelijk maar aan een zeer beperkt aantal kandidaten kans op een definitief verblijf: gemiddeld wordt slechts tien procent van de aanvragen erkend. Europa telt relatief veel asielzoekers. Te veel volgens de publieke en politieke opinie, maar weinig, als je kijkt naar de huidige realiteit. Gezien de mondiale situatie is het zelfs vreemd dat er niet meer migranten naar Europa komen. Het grootste deel van de onvrijwillige migratie doet zich bovendien voor in de regio's zelf, met name in Afrika en Azië. Ten vijfde is er de volgmigratie. Terwijl die oorspronkelijk vooral gezinshereniging betrof, gaat het nu vooral over gezinsvorming via huwelijk. Via volgmigratie komen jaarlijks gemiddeld 5000 Marokkanen en 2000 Turken naar België. Steeds meer beseft men dat dit een belangrijk instroomkanaal is. Er gaan in het buitenland (Nederland en Denemarken), maar ook in België stemmen op om de toegang te beperken, bv. door de minimumleeftijd voor partners in een ‘importhuwelijk’ te verhogen van 18 naar 21 jaar of ouder, of te eisen dat de ontvangende bruid(egom) over voldoende middelen beschikt, onder meer om de in-burgeringscursus van de nieuwkomer te betalen. Tot slot is er nog een beperkte vorm van arbeidsmigratie. De Vlaamse administratie reikt jaarlijks zo'n 6000 arbeidskaarten uit, waarvan slechts de helft eerste aanvragen zijn. Het gaat voornamelijk over hooggeschoolden. Sommige landen hebben ook nog een regeling voor seizoensarbeid. België heeft die | |||||||||||||||||
[pagina 717]
| |||||||||||||||||
niet, hoewel er wel vraag naar lijkt te zijn, bijvoorbeeld in de tuinbouwsector. Naast de legale immigratie kennen België en Europa heel wat illegale migratie. Volgens schattingen van Europol komen elk jaar 500.000 mensen Europa op illegale wijze binnen. Bepaalde landen hebben al meerdere regularisatiecampagnes achter de rug. Sinds de jaren zeventig is in Europa de toestand van meer dan 1,8 miljoen migranten geregulariseerd. Tijdens de voorbije regularisatiecampagne in België werden ruim 36.000 dossiers ingediend, betreffende een totaal van ongeveer 55.000 personen. Zowat 80% van die aanvragen is erkend. Welk percentage van de sans-papiers heeft een regularisatie aangevraagd? Daarover wordt gediscussieerd: sommigen beweren dat het over meer dan driekwart gaat, anderen houden het liever op de helft. | |||||||||||||||||
De immigratie zal niet verminderenDe feiten leren dat onze maatschappij niet alleen een multiculturele gemeenschap, maar ook een immigratiesamenleving is. De term ‘immigratiesamenleving’ impliceert een erkenning van blijvende, zowel gewenste als ongewenste immigratie. De idee van de ‘migratiestop’ en het afsluiten van de grenzen is een mythe, zowel nu als in de toekomst. Het nadenken over de immigratiesamenleving plaatst het debat over de multiculturele samenleving in een bredere context, want het tweede is slechts een van de gevolgen van het eerste. Het is daarom niet alleen noodzakelijk over de multiculturele samenleving te reflecteren, ook het verhaal van de immigratiesamenleving moet worden verteld. Het ziet er immers allesbehalve naar uit dat de migratie in de toekomst zal verminderen. Uit demografisch oogpunt kan bijkomende migratie zelfs wenselijk zijnGa naar eind[1]. Ik vat even de belangrijkste elementen samen die erop wijzen dat ook de eenentwintigste eeuw een age of migration zal zijn. Wij hebben de voorbije tientallen jaren een drastische democratisering van de communicatie- en transportmiddelen gekend, waardoor de wereld mentaal kleiner is geworden. De idee van de global village krijgt steeds meer gestalte, en maakt enkele drempels voor migratie kleiner. Daarnaast is er een toenemende globalisering van de arbeidsmarkt, zowel van hoog- als van laaggeschooldenGa naar eind[2]. Ook het aantal personen dat gedwongen migreert, blijft stijgen. Belangrijke oorzaken daarvan zijn: gewapende conflicten, ecologische rampen, armoede en overbevolking. Het ziet er niet naar uit dat in de nabije toekomst minder mensen de Noord-Zuidkloof zullen willen overbruggen via (legale of illegale) migratie. Experts zijn het er bovendien over eens dat een verhoging van de welvaart en ontwikkeling in de derdewereldlanden de vlucht- en emigratiedruk in eerste instantie alleen maar zal verhogen. Ontwikkeling zou | |||||||||||||||||
[pagina 718]
| |||||||||||||||||
slechts op middellange termijn resulteren in minder migratie. Dit fenomeen dat de migratie aanvankelijk stijgt, en pas op langere termijn daalt, wordt migration hump genoemdGa naar eind[3]. Ook de uitbreiding van de EU zal bijkomende migratie teweegbrengen. De omvang ervan is nog niet duidelijk. De inwoners van de toetredende landen zullen echter niet onmiddellijk van het vrije personenverkeer tussen de lidstaten kunnen genieten. Er worden overgangsmaatregelen voor de eerste jaren getroffen. En ten slotte is er nog de netwerkmigratie, legaal en illegaal: landen met grote migrantengemeenschappen trekken vanzelf nog meer migranten aan. Migratie genereert migratie. | |||||||||||||||||
Consequenties van een immigratiesamenlevingEen land dat de immigratiesamenleving als feit erkent, zal zijn bevolking - zowel autochtonen als allochtonen - adequaat voorbereiden op de komst van nieuwkomers en op diversiteit. Organisaties en maatschappelijke instellingen (ouderenzorg, gezondheidszorg, arbeidsmarkt, onderwijs, enz.) moeten op structurele wijze proberen in te spelen op de multiculturele situatie. Uit ervaring weten we ondertussen dat migratie geen gemakkelijk gegeven is, noch voor de migranten(gemeenschappen), noch voor de gastlanden. Het beleid mag zich dan ook niet enkel tot de migranten richten, het moet tevens de autochtone Belg aanspreken, voor wie de multiculturele immigratiesamenleving ook een nieuw gegeven is. Zowel voor de nieuwkomers als voor de autochtonen moeten inspanningen worden gedaan, opdat zij zich zo goed mogelijk aan de nieuwe sociale realiteit zouden kunnen aanpassen. Een immigratiesamenleving zit zo in elkaar dat er steeds opnieuw ‘eerstegeneratiemigranten’ in zullen opdagen. Onthaal moet daarom een structureel onderdeel zijn van het beleid. Vandaar het belang van het ‘inburgeringsdecreet’ dat op 19 februari 2003 in het Vlaamse parlement is goedgekeurd. Maar op een eerste generatie volgen onvermijdelijk een tweede en een derde generatie. Inwijkelingen die naar hier komen en hier blijven, moeten dan ook niet als ‘gasten’, maar als medeburgers worden beschouwd. Wij leven in dezelfde sociale ruimte en wij zijn compagnons de route in het opbouwen van de samenleving. Daarom is het zinvol te spreken van een ‘multicultureel burgerschap’, met gelijke rechten en plichten, en van emancipatie en evenwaardige participatie, en niet meer van integratie en aanpassingGa naar eind[4]. Als men alle factoren in acht neemt, lijkt het wenselijk dat burgerschap toe te kennen op basis van verblijf en niet op basis van nationaliteit of herkomst: la reconnaissance d'une citoyenneté de résidence. Het beoogde burgerschap omvat een wederzijdse relatie tussen individuen en de overheid. Iedereen moet de kan- | |||||||||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||||||||
sen die hij krijgt grijpen, maar de overheid moet ervoor zorgen dat alle burgers maximaal hun kansen kunnen grijpen. Alleen wie voldoende toegerust is, kan ook daadwerkelijk zijn kansen benutten. Structurele achterstellingsmechanismen moeten worden uitgeschakeld en bepaalde bevolkingsgroepen moeten bijkomende coaching krijgen, vooraleer men echt van gelijke kansen kan spreken. Erkennen dat zowel de legale als de illegale migratie een blijvende realiteit is, brengt geen fatalistische houding van ‘laissez faire’ mee. Erkennen dat onze maatschappij een immigratiesamenleving is, stelt wel de eis dat het beleid op verschillende niveaus het migratiemanagement naar zich toe trekt. Een samenleving heeft het recht te bepalen wie er al dan niet binnengelaten kan worden: het komt erop aan rechtvaardige regels en procedures uit te vaardigen die op een menselijke manier moeten worden toegepast. Zo kan er met een op zich rechtvaardige asielprocedure onmenselijk worden omgegaan, bv. wanneer asielzoekers jarenlang moeten wachten op een (meestal negatieve) beslissing. Ook bij de detentie van onschuldige vreemdelingen (inclusief kinderen) kunnen vraagtekens worden geplaatst. De dood van Sémira Adamu, in september 1998, is ongetwijfeld de meest pijnlijke illustratie van hoe een rechtvaardige uitwijzingsprocedure op een onmenselijke wijze kan worden uitgevoerd. Dat er individuen zonder de juiste verblijfsvergunningen op het grondgebied verblijven, is ook een onvermijdelijk gevolg van de realiteit van een immigratiesamenleving. Er kunnen pogingen worden ondernomen om hun aantal zo beperkt mogelijk te houden, maar het fenomeen met democratisch legitieme middelen volledig uitbannen is onrealistisch. Daarom moet ook in de toekomst regularisatie van illegale situaties een mogelijkheid blijven, wil men humanitaire drama's vermijden. Dit hoeft niet met grootschalige regularisatiecampagnes, het is waarschijnlijk beter een verfijnd regularisatiemechanisme als permanente voorziening in de wetgeving op te nemen. | |||||||||||||||||
De natiestaat onder drukBurgerschap en/of nationale identiteit: wat bindt ons?De staat heeft een ‘binnen-’ en een ‘buitenkant’, en daartussenin liggen bijna gesloten grenzen en enkele toelatingsmodaliteiten. Wie binnen mogen, krijgen (al dan niet gradueel) de burgerschapsrechten en -plichten toegekend die voor iedereen in dat land gelden. De natiestaat bakent op die manier een gemeenschap af waarin vrijheid wordt gecombineerd met vormen van solidariteit en loyaliteit. De (migratie)realiteit zet de klassieke idee van de natiestaat echter onder druk. De spanning die dat | |||||||||||||||||
[pagina 720]
| |||||||||||||||||
meebrengt, is te merken op verschillende beleidsdomeinen: het toelatingsbeleid, de sociale zekerheid en het toekennen van de nationaliteit en het burgerschap, met daarbij ook de discussie over het migrantenstemrechtGa naar eind[5]. Velen denken dat solidariteit een gesloten gemeenschap en culturele homogeniteit impliceert. Voelen we ons niet het meest geroepen om solidair te zijn met degenen die dicht bij ons wonen en op ons lijken? De discussie over de spanning tussen etnische, linguïstische en culturele diversiteit enerzijds en sociaal-economische en politieke solidariteit anderzijds moet nog ten gronde worden gevoerd. Ook in het licht van het federale België is deze discussie bijzonder relevantGa naar eind[6]. De vraag is of een gemeenschappelijke identiteit noodzakelijk is, en of die gemeenschappelijke identiteit noodzakelijk een ‘nationale’ identiteit moet zijn. Volgens Bob Van den BroeckGa naar eind[7] wordt een samenleving waarvan de leden slechts door een gemeenschappelijke, en niet door een nationale identiteit zijn verbonden, blijvend gekenmerkt door een onvoldoende graad van sociale cohesie, terwijl die noodzakelijk is voor het behoud van een verzorgingsstaat. Sommigen steigeren echter al bij het lezen van de term ‘nationale identiteit’. Is dat geen gevaarlijke constructie, die bovendien uitblinkt in vaagheid? Is dat geen containerbegrip waar alles en niets in past? We kunnen er echter niet omheen dat er zoiets als een nationale identiteit bestaat. Een natie heeft een eigen gemeenschappelijke geschiedenis, een eigen cultureel erfgoed, en nogal wat burgers voelen zich op de een of andere manier ‘Belg’, al was het maar tijdens internationale sportmanifestaties. Het feit dat een natie een identiteit heeft, betekent echter niet dat alle leden van die natie die identiteit op dezelfde manier delen en/of onderschrijven. Zo zijn er Vlaams-nationalisten die lak hebben aan de Belgische identiteit, terwijl migranten zich pas na verloop van tijd een beetje Belg zullen voelen. Sommigen vinden dat de nieuwkomers zich zo snel mogelijk de Belgische identiteit eigen moeten maken, met als kroon op het werk de nationaliteitsverwerving, anderen vinden die Belgische identiteit minder belangrijk en leggen veeleer de nadruk op gelijke kansen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op het gebied van de huisvesting. Voor de eersten is de culturele aan- of inpassing de hefboom voor integratie, terwijl voor de laatsten het functioneren en evenwaardig participeren in de samenleving moet leiden tot een volwaardige emancipatie. Anders dan Van den Broeck ben ik van mening dat een gedeelde nationale identiteit geen noodzakelijke voorwaarde is voor een succesvolle inburgering. Burgerschap en nationale verbondenheid gaan niet noodzakelijk samen. Het wegvallen van een gemeenschappelijke nationale identiteit maakt er het samenleven in eerste instantie niet gemak- | |||||||||||||||||
[pagina 721]
| |||||||||||||||||
kelijker op, maar dat betekent niet dat samenleven zonder een gedeelde nationale identiteit onmogelijk zou zijn. Ondanks cultuurverschillen en uiteenlopende nationale identificaties kan toch een gedeeld burgerschap ontstaanGa naar eind[8]. Vooreerst vereist het samenleven van culturen onderlinge tolerantie. Die houding moeten alle culturele groepen - zowel meerderheid als minderheden - ontwikkelen. Onderwijs en vorming spelen daarbij een sleutelrol. Deze gemeenschappelijke ‘cultuur van wederzijds respect’ is een noodzakelijke voorwaarde voor, en maakt de essentie uit van een multicultureel samenleven. Een tweede belangrijk element van gemeenschappelijkheid is dat individuen in dezelfde sociale, politieke, juridische en economische ruimte leven. De gemeenschapsband ontstaat door het delen in dezelfde levensomstandigheden, en niet noodzakelijk door een gemeenschappelijke nationale identiteit. Er kan een gevoel van lotsverbondenheid ontstaan omdat mensen in dezelfde straat wonen, met elkaar op de werkvloer aan de slag moeten, kinderen in dezelfde school hebben of dezelfde instituties delen. Elk vanuit zijn of haar eigen religieuze of culturele achtergrond kan zich op een gelijke manier burger van een samenleving voelen en zich willen inzetten voor een gemeenschappelijk doel: de verbetering van de samenleving waarin verschillende culturen kunnen aardenGa naar eind[9]. Ik beweer niet dat deze vorm van gemeenschappelijke cultuur als ‘gemeenschappelijk burgerschap’ al overal ingeburgerd is. Zowel bij minderheden als bij de meerderheid is op dit punt nog wel werk aan de winkel. Toch gaat het de goede richting uit, en je kunt merken dat zowel autochtonen als allochtonen het serieus menen met de verdere uitbouw van onze pluralistische samenleving, en bereid zijn hun (gedeelde) verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dat zelfs allochtonen van de tweede of derde generatie tijdens een voetbalmatch voor hun land van herkomst blijven supporteren, is daarbij van ondergeschikt belang, zolang het supporteren zich maar aan de regels van de rechtsstaat houdt - en dat geldt natuurlijk ook voor de autochtone voetbalfans. Dezelfde redenering gaat op voor de sympathie van vele allochtonen voor het Palestijnse volk, die zo groot is dat zij ook in België voor de verdediging van de Palestijnse zaak op straat komen. Interessant is in dat verband het pleidooi voor het leren omgaan met ‘transnationaal burgerschap’Ga naar eind[10]. De immigratierealiteit kan immers niet voorkomen dat immigranten er meervoudige bindingen en loyaliteiten op na houden, en dat hoeft ook niet noodzakelijk negatief te worden geduidGa naar eind[11]. Dat migranten sociale, culturele, politieke en/of economische banden met het land van herkomst bewaren, sluit niet per se uit dat zij ook hun verantwoordelijkheid op zich willen nemen voor de samenleving waarin zij dagelijks leven. | |||||||||||||||||
[pagina 722]
| |||||||||||||||||
Eigenlijk komt de idee van gemeenschappelijk burgerschap erop neer dat mensen zich engageren voor een gedeeld maatschappelijk project. Daartoe moeten zij zich aangesproken en opgenomen weten door een samenleving, maar dat veronderstelt niet noodzakelijk een gemeenschappelijke nationale identiteiGa naar eind[12]. Misschien is het veeleer omgekeerd: wie in een multiculturele samenleving onderlinge solidariteit wil promoten, doet er goed aan de verschillende nationale identiteiten en bindingen te erkennen in plaats van ze te onderdrukken. Leden van verschillende nationale groepen zullen zich enkel door de gastsamenleving aangesproken en opgenomen weten, als zij die samenleving kunnen beschouwen als een context waarbinnen zij hun nationale identiteit kunnen beleven in plaats van die te moeten afgooien. Voor zover we toch nog in termen van nationale identiteit blijven spreken, zullen we moeten erkennen dat de immigratie en de gevolgen ervan (bijvoorbeeld de aanwezigheid van de islam) ondertussen ook een onderdeel van die identiteit is geworden. Culturen en identiteiten zijn bovendien dynamische realiteiten die zich kunnen ontwikkelen en vermengen, en dat is met onze nationale identiteit niet anders. Zowel de Belgische cultuur als de cultuur van de nieuwkomers is voortdurend in evolutie, en beide beïnvloeden elkaar wederzijds. Culturen gedijen niet onder een glazen stolpGa naar eind[13]. Ten slotte: het verwerven van een nieuwe identiteit is meestal geen constantsum game, waarbij hetgeen de migrant van de nieuwe cultuur overneemt in de plaats komt van iets wat hij van de oude cultuur verliest. Meestal wordt de nieuwe identiteit geënt op de oude. Het lijkt dan ook beter te spreken van een ‘toegevoegde identiteit’Ga naar eind[14] dan van het verlies of behoud van identiteit. | |||||||||||||||||
Wat kan/moet worden afgedwongen?In het integratiedebat horen we dikwijls dat migranten zich moeten aanpassen, of dat er hogere eisen moeten worden gesteld aan de voorwaarden om de nationaliteit te verwerven. Wat men onder dat ‘aanpassen’ verstaat is moeilijk te definiëren, want men voegt er steevast haastig aan toe dat het niet gaat om de kennis van de Vlaamse keuken of de Vlaamse gewoonte om veel in het zwart te regelen. De kennis van de politieke instellingen kan ook niet worden geëist, want zelfs de meeste Vlamingen kunnen nauwelijks een Vlaams van een federaal minister onderscheiden. Hetzelfde geldt voor de kennis van de vaderlandse geschiedenis. Wie toch doorvraagt, krijgt dan iets te horen als: ‘ze moeten de taal leren en onze universele waarden onderschrijven’. Dat blijft vaag, want wat zijn die universele (westerse?) waarden? Uiteindelijk moet men dan | |||||||||||||||||
[pagina 723]
| |||||||||||||||||
toegeven dat het gaat om onze moderne rechten en plichten zoals die in de grondwet zijn vastgelegd, en om het instemmen met de resultaten van het democratische politieke proces. Een magere oogst dus, maar toch, het lijkt de enige oogst die rechtmatig binnen te halen valt. Vanuit de liberale politieke filosofieGa naar eind[15] kan enkel een ‘smalle’ invulling van het burgerschap juridisch worden afgedwongen (het respecteren van de grondwet, de mensenrechten en de democratische rechtsstaat). Je kunt van de burgers eisen dat zij de wetten naleven, je kunt nieuwkomers ertoe verplichten onthaallessen te volgen, maar hoe zou je ze kunnen dwingen zich met België of Vlaanderen te vereenzelvigen, hoe kun je bereiken dat ze zich ook werkelijk betrokken voelen bij wat hier maatschappelijk gebeurt? Een hechtere gemeenschapsband onder alle bewoners van het land kan alleen maar worden bevorderd. De overheid moet voldoende impulsen geven opdat de bevolking met een beperkt gevoel van burgerschap geen genoegen neemt, maar integendeel daadwerkelijk een sterker concept van gedeeld burgerschap nastreeft. Middelen daartoe zijn onder meer het stimuleren van het middenveld, het aanmoedigen van de taalverwerving, de invoering van het stemrecht voor iedereen die hier langere tijd verblijft, en een algemene aandacht voor het samenleven van individuen die qua opleiding en mentaliteit verschillend zijn. Het uiteindelijke doel is dat alle burgers zich - ondanks hun verschillen en eigenheid - samen verantwoordelijk weten voor de samenleving waarin ze leven. Of zij zich in de eerste plaats als Belgische moslim, dan wel als Antwerpenaar van Marokkaanse afkomst of als Vlaams-nationalist definiëren, is van ondergeschikt belang, als zij zich maar vanuit de eigen identiteit willen engageren voor het concreet en vreedzaam samenleven in de buurt, de stad, het land, Europa. In dat verband is het goed te weten dat de meeste allochtonen zich perfect kunnen vinden in de grondwettelijke bepalingen. Meerdere woordvoerders eisen juist dat de wetten tegen discriminatie en voor gelijke kansen beter in praktijk zouden worden gebracht. Uit onderzoek blijkt bovendien dat allochtonen de islam ook steeds meer op een ‘westerse’ manier interpreteren en belevenGa naar eind[16] Ook wat de taal betreft, is er een grote bereidheid om die snel en adequaat te verwerven. Er worden nog steeds onvoldoende cursussen Nederlands georganiseerd om aan de vraag te voldoen. Meerdere migrantenorganisaties hebben zich dan ook uitgesproken voor de verplichting van onthaalcursussen, zodat de overheid er ook toe gedwongen wordt het aanbod op te drijven. Voor een verplichte taalcursus wordt ook gepleit vanuit de ‘toerustingsgedachte’ (die ook aan de basis ligt van de leerplicht), d.w.z. de idee dat de overheid een minimum aan ontplooiingskansen voor alle burgers moet garanderen, zodat iedereen optimaal zijn eigen leven kan uitbouwen. Taalverwerving is een belang- | |||||||||||||||||
[pagina 724]
| |||||||||||||||||
rijk middel tot emancipatie en maatschappelijke participatie. Het doel van onthaalcursussen is niet disciplinering en assimilatie, maar emancipatie en kwalificatie. | |||||||||||||||||
De democratische rechtsstaat als context van de multiculturele samenlevingLiberale politieke filosofen leggen de nadruk op de neutraliteit van de staat ten aanzien van de verschillende opvattingen van het goede leveGa naar eind[17]. De overheid moet uitsluitend het kader scheppen dat garandeert dat alle burgers voldoende en gelijke mogelijkheden krijgen om hun eigen opvatting van het goede leven gestalte te geven. Een liberaal-democratische samenleving is dus per definitie pluralistisch, want ze maakt het mogelijk dat er verschillende opvattingen van het goede leven naast elkaar bestaan in een en dezelfde sociaal-politieke ruimte. De liberale rechtsstaat is historisch gegroeid juist om pluralisme mogelijk te maken en te beschermen. Het recht op een eigen mening, identiteit en godsdienst, de vrijheid van vereniging, het zijn juist deze grondrechten die de rechtsstaat wil beschermen. De huidige multiculturele samenleving ontwikkelt zich nu binnen de grenzen van onze liberale, democratische rechtsstaat. Dit betekent meteen ook: niet álles kan. Denkrichtingen die de principes van de rechtsstaat vijandig gezind zijn, groepen en individuen die daadwerkelijk intolerant zijn en cultuurelementen die bepaalde fundamentele vrijheden en rechten van de burgers met voeten treden, kunnen niet worden getolereerd. De liberale democratische rechtsstaat heeft voorrang op de multiculturele samenleving, omdat deze slechts mogelijk is binnen het kader van een liberale rechtsstaat. Dit betekent dat elke rechtsstaat, die op de idee van tolerantie en de bescherming van essentiële individuele grondrechten is gebouwd, de verschillende levensbeschouwingen en culturen enkel en alleen maar hun gang kan laten gaan binnen de krijtlijnen van de rechtsstaat zelf. Als je daarvan uitgaat, zijn gedwongen culturele assimilatie noch vrijblijvend cultuurrelativisme een optie. Assimilatie kan alleen maar worden geëist als het gaat om assimilatie aan de principes van de rechtsstaat. Tot slot nog een opmerking. Velen trappen in de val, de (multiculturele) samenleving exclusief vanuit de culturele invalshoek te benaderen. Al te vaak worden de sociaal-economische behoeften in de multiculturele samenleving ondergesneeuwd door vaak steriele discussies over cultuur, religie en inpassing. Wij mogen echter niet vergeten dat het grootste probleem van de multiculturele samenleving voor het ogenblik niet ligt in het intercultureel conflict (the clash of civilizations), maar in het probleem van discriminatie, sociale uitsluiting en achterstelling | |||||||||||||||||
[pagina 725]
| |||||||||||||||||
in het onderwijs, de tewerkstelling en de huisvestingsmarkt. Een multicultureel beleid moet zich dus niet alleen en in de eerste plaats concentreren op de erkenning van culturele identiteiten, maar moet alles inzetten opdat er geen etnische onderklasse zou ontstaan. | |||||||||||||||||
Neutraliteit waar het moet, pluralisme waar het kanDe morele neutraliteit van de overheid ten aanzien van de verschillende levensbeschouwingen hoeft zich niet noodzakelijk te vertalen in passiviteit. In plaats van een terughoudende benadering, kan de overheid een inspanning doen om pluralisme mogelijk te maken: het kan levensbeschouwingen subsidiëren, en waar het kan pluralisme bevorderen in de publieke sfeer (op school, in de media, in de dienstverlening). De neutraliteit van de overheid impliceert niet noodzakelijk het radicale secularisme zoals in Frankrijk, waar in naam van ‘la laïcité’ elk religieus symbool uit de publieke ruimte wordt geweerd. Zolang het uiten van de religieuze of culturele identiteit geen negatieve invloed heeft op de werking en het doel van de rechtsstaat in het algemeen en van een bepaalde sociale praktijk in het bijzonder, moet men de verschillende identiteiten toelaten in plaats van ze te weren. Of, omgekeerd: waar neutraliteit niet vereist is (bijvoorbeeld in het gerecht of bij politiediensten), moet niet neutraliteit de regel zijn, maar pluralisme. Zo is er geen enkele reden om moeilijk te doen over een sluier op school, over zendtijd voor joden en moslims op de openbare omroep, enz. Deze actief pluralistische houding sluit ook niet uit dat de overheid tijdelijk een beroep doet op specifieke maatregelen om een faire vertegenwoordiging van minderheden in de publieke ruimte (inclusief op de werkvloer) te garanderen. | |||||||||||||||||
ConclusieAls wij de realiteit van de immigratiesamenleving onder ogen zien, zullen wij niet langer discussiëren over vragen als ‘kunnen we migratie stoppen?’ of ‘moeten nieuwkomers zich al dan niet aanpassen?’ Aan de orde komen andere vragen: ‘hoe kunnen we migratie het best beheren? Hoe kunnen nieuwkomers voldoende worden toegerust om in onze samenleving te functioneren? Waar moet de acceptatie van het verschil beginnen en eindigen?’Ga naar eind[18] Een immigratiesamenleving houdt rekening met de blijvende komst van nieuwkomers en met het ontstaan van tweede, derde en vierde generaties, waardoor de dichotomie tussen allochtoon en autochtoon steeds minder bruikbaar wordt. De dichotomie moet wijken voor een notie van gemeenschappelijk multicultureel burgerschap. Een immigratiesamenleving houdt rekening met globalisering, | |||||||||||||||||
[pagina 726]
| |||||||||||||||||
het bestaan van transnationale netwerken en met de dynamiek en de weerstand van verschillende culturen. In een immigratiesamenleving komt de klassieke idee van de natiestaat van meerdere kanten onder druk te staan. Heel wat discussies daaromtrent staan echter nog maar in de kinderschoenen. Immigratie is geen vanzelfsprekend fenomeen. De immigratiesamenleving is dan ook een uitdaging en een verantwoordelijkheid zowel voor degenen die naar hier komen als voor degenen die ze ontvangen. Erkennen dat wij in een immigratiesamenleving leven, is alvast een eerste stap in de goede richting. | |||||||||||||||||
[pagina 727]
| |||||||||||||||||
Literatuur
|
|