Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 434]
| |||||||||
Stefan Kesenne
| |||||||||
Het falende dopingbeleidHet falen van het gevoerde dopingbeleid kan goed worden geïllustreerd aan de hand van de strijd tegen het gebruik van EPO. Toen in de jaren negentig het EPO-gebruik bij de wielrenners al een hele tijd verspreid was, leverden bijna alle officiële dopingcontroles geruststellende negatieve resultaten op. Nochtans viel er in die periode wellicht al een aantal EPO-doden te betreuren. Toen men zich bewust werd van het gevaarlijke gebruik van EPO, werd vooral tijdens de Ronde van Frankrijk van 1998 zeer ijverig, maar vooral met veel gevoel voor sensatie en met weinig respect voor de waardigheid van de renners, gezocht naar het bezit | |||||||||
[pagina 435]
| |||||||||
van EPO en naar de ontwikkeling van tests om het EPO-gebruik te detecteren. Zo kwam er een bloedtest en een urinetest, op basis waarvan reeds verscheidene renners werden geschorst. Veelal gebeurde dit enkel op basis van een hematocrietwaarde in het bloed van meer dan 50 (de hematocrietwaarde betreft het percentage cellen in het bloed). Toen ontdekt werd dat sommige sporters van nature, of ook door omstandigheden die niets met EPO-gebruik te maken hebben, een hoge hematocrietwaarde hadden, werd, om geen gezichtsverlies te lijden, het flauwe argument naar voren gebracht dat deze renners geschorst werden om gezondheidsredenen. Specialisten repliceerden echter dat een hoge natuurlijke hematocrietwaarde helemaal geen gezondheidsrisico's inhoudt. Erger nog werd het, toen bleek dat noch de urinetest noch de bloedtest betrouwbaar waren, en dat dus vele renners ten onrechte werden gestraft. Tot overmaat van ramp, wat dit beleid betreft, moeten de sportartsen vandaag toegeven dat het medisch gecontroleerde gebruik van EPO helemaal niet schadelijk is voor de gezondheid, maar bij zware inspanningen zelfs de gezondheid ten goede kan komen. M.a.w., een hematocrietwaarde van meer dan 50, ook wanneer die is veroorzaakt door het gecontroleerd toedienen van EPO, is niet schadelijk. Een overdadig gebruik van elk geneesmiddel, zoals het slikken van drie doosjes ASPRO, is ook schadelijk. Moet dan nog langer het bezit en het gebruik van EPO worden bestraft? Is het niet zo dat het overdreven repressieve karakter van de dopingbestrijding de onwetende renner verhindert zich in alle openheid te informeren over de gevaren van een overdosis EPO? Het trieste hoogtepunt van het hele EPO-verhaal is de arrestatie en de publieke vernedering die wellicht tot de dood hebben geleid van een eerlijk en waardig sportarts als dr. Reykaert, die zijn renners een medisch verantwoorde EPO-dosis toediende. Uit economisch oogpunt moet daaraan nog worden toegevoegd dat dit mislukte EPO-schouwspel ondertussen de belastingbetaler handenvol geld heeft gekost voor controles, dure labotests, en de optredens van politie en gerecht. En wat heeft het opgeleverd? Het kosten-baten-plaatje wijst hier toch wel op een bijzonder inefficiënt gebruik van de schaarse gemeenschapsgelden. Het gevoerde dopingbeleid is dus een mislukking gebleken. Niet alleen hollen de dopingjagers op bijna lachwekkende wijze achter de feiten aan, ze treden ook de meest elementaire rechten van de sporter met voeten, misgunnen de sporters de alledaagse medische begeleiding waar u en ik zonder problemen van kunnen genieten, en schenden de privacy en het medisch beroepsgeheim. Ik zet even enkele knelpunten op een rijtje:
| |||||||||
[pagina 436]
| |||||||||
De dopingcontroles zijn ook een aanslag op de waardigheid van de beroepssporters. Nu zijn er al huiszoekingen en aanhoudingen, handboeien en gevangenis, publieke vernederingen en brandmerken voor het oog van de camera's van de vooraf getipte tv-zenders. De renners moeten zich al onderwerpen aan het nemen van urinestalen, hetgeen als zeer vernederend wordt ervaren, er zijn de haaranalyses en de bloedcontroles. Wat wordt het straks? Wat houden de dopingjagers nog in petto? Een maagspoeling na de wedstrijd, een purgeermiddel voor de controle van de darminhoud, een spermaonderzoek na gedwongen masturbatie in aanwezigheid van twee getuigen? Misschien kan een schedelboring aan het licht brengen of de renner niet psychologisch is ge-conditioneerd, gehersenspoeld of gehypnotiseerd. De dopingjagers dromen nu al luidop van DNA-tests. Hoe ver reikt deze collectieve verdwazing? Hoe ver is men van plan de waanzin te drijven? | |||||||||
De gebrekkige verantwoording van het dopingbeleidDe argumenten die worden aangedragen om dit dopingbeleid te verantwoorden, klinken ook weinig overtuigend. Vooreerst is er niet eens een duidelijke definitie of omschrijving van wat doping precies betekent. Dus stelt men maar dat doping datgene is wat op de dopinglijst staat, en dat is helemaal te gek. Daar staan bv. producten op waarvan het prestatieverhogend effect nooit is bewezen, of die helemaal niet schadelijk zijn voor de gezondheid bij een gedoseerd gebruik. Integendeel zelfs, bepaalde van deze producten kunnen | |||||||||
[pagina 437]
| |||||||||
de gezondheid van de topsporter ten goede komen. Dan zijn er de vele producten die er niet op staan, die men nog niet kent, of die men wel kent maar nog niet kan opsporen. Er zijn producten die kunnen worden gemaskeerd. En dan zijn er de nieuwste ontwikkelingen in de biotechnologie en de gentherapie, waarvan volgens ernstig wetenschappelijk onderzoek het misbruik nooit zal kunnen worden opgespoord, zelfs niet via het (dure) aanbrengen van markers door de farmaceutische industrie. Genetische manipulatie wordt wellicht al toegepast; misschien rijden er wel al een paar gekloonde Coppi's rond in het peloton! Daarenboven is de dopinglijst al zo lang geworden dat controles op alle substanties niet meer kunnen, enerzijds omdat het te veel tijd in beslag neemt en anderzijds omdat de hoge kosten van de testen de budgettaire beperkingen van de labo's overschrijden. Tekenend voor de onmacht van alle recente dopingcontroles is ook het feit dat renners als Vandenbroucke en Rumsas op het bezit van een hele verzameling verboden dopingproducten zijn betrapt, maar nog nooit positief zijn bevonden bij de vele controles die zij reeds hebben ondergaan. Op basis van het voorgaande moet ook ondertussen duidelijk zijn geworden dat het gezondheidsargument de huidige dopingjacht weinig ondersteuning biedt. Vooreerst is topsport niet gezond, met topsport pleeg je sowieso roofbouw op je lichaam. Daarenboven kan een medisch verantwoord gebruik van sommige verboden versterkende middelen de gezondheid van topsporters ten goede komen, en is het gebruik ervan in vele gevallen minder ongezond dan topsport zonder dergelijke versterkende middelen. Uiteraard moet een overdadig gebruik van schadelijke middelen worden ontmoedigd en bestreden. Het argument van de kansengelijkheid in de sport klinkt nog minder overtuigend. Kansenongelijkheid is er altijd geweest en zal er altijd zijn, ook in de sport. Daarvoor zijn wel belangrijker factoren verantwoordelijk dan doping, zoals het milieu waarin men opgroeit, de opvoeding, het inkomen, de school, de sportclub, de voeding, de medische begeleiding, de trainingsfaciliteiten, het materiaal, enz. Ernstig wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat doping maar een zeer klein verschil kan maken. Maar er is meer. Een repressief dopingbeleid zal veeleer de kansenongelijkheid doen toenemen: de beste, de goed omringde en rijkste renners hebben de beste kansen om het eerst aan de nieuw ontwikkelde, nog onbekende of onopspoorbare, maar vooral dure dopingproducten te raken. Wie nu nog wordt gepakt, zijn ofwel de kleine visjes zoals een snowboarder die, ocharme, een jointje heeft gerookt (zoals thans meer dan 75% van de jongeren in Vlaanderen al heeft gedaan), of de sporter die bij de tandarts is geweest en zonder het te weten cocaine toegediend heeft gekregen bij de verdoving. Of de sporter die een | |||||||||
[pagina 438]
| |||||||||
voedingssupplement heeft genomen, niet wetend dat daar een verboden substantie in verborgen zat. In de sport verlies je daardoor wel je broodwinning. En dan is er ten slotte het argument van de ethiek van de sport. De sport moet inderdaad geloofwaardig blijven, en er moet over de zuiverheid van de competitie worden gewaakt Maar een blijkbaar onuitroeibare neiging van de sportwereld is te denken dat ze op alles en nog wat een uitzondering moet zijn. Deze houding heeft de sport al veel schade berokkend. Zo dacht de sport zich niet te moeten schikken naar de geldende economische wetmatigheden (bv. de Europese concurrentieregels, het vrije verkeer van de spelers), of een uitzondering te moeten maken op allerlei juridische wetten en bepalingen (bv. het einde van een contract was vóór het Bosman-arrest niet het einde van een contract!Ga naar eind[1]). Wat de ethische normen betreft, gaat men er blijkbaar van uit dat de sport een voorbeeldfunctie heeft, de elitaire en wereldvreemde idealen van Pierre de Coubertin indachtig. Op die manier is de dopingbestrijding een morele kruistocht geworden, een heksenjacht met vooral een grote symbolische waarde, niet zozeer om te waken over de gezondheid van de sporter, maar om het opgeklopte imago van een zuivere sport hoog te houden Maar de sportwereld is niet beter of niet slechter dan de rest van de samenleving. Vandaag is de professionele topsport business geworden, commercie, en daar is op zich niets mis mee. Topsport is spektakel, een kijkstuk waarvoor mensen willen betalen, net zoals voor een computer of voor een wasmiddel. Centraal staan hierbij het sportkijken en het geld dat ermee kan worden verdiend. Sport moet eerlijke competitie blijven, maar de professionele sporter moet niet heiliger zijn dan de paus. | |||||||||
ConclusieIk vraag me af of het repressieve dopingbeleid zoals dat thans wordt gevoerd, niet onethischer is dan het gebruik van datgene wat vandaag als doping wordt beschouwd. Gevreesd moet worden dat niet zozeer het dopinggebruik, maar wel de hysterie van de dopingjagers de sport aan het kapotmaken is. Is er een alternatief voor dit falende repressieve beleid? Een pasklare oplossing voor het complexe probleem van de doping in de sport heb ik niet. Waar de grenzen precies moeten worden getrokken tussen wat wel en niet kan, kan momenteel niemand zeggen. Eén ding is m.i. wel duidelijk: zolang er geen betere argumenten zijn voor een repressief dopingbeleid, zolang er geen betrouwbaardere tests zijn en juridisch correcte bewijzen van schuld, en zolang de bestrijding niet met meer respect voor de fundamentele rechten en de waardigheid van de spor- | |||||||||
[pagina 439]
| |||||||||
ter kan gebeuren, kan en mag het alternatief alleen maar ‘minder repressief’ zijn. Daarom ben ik veeleer een voorstander van een ontradingsbeleid, een preventiebeleid en een controlebeleid, waarbij het gebruik van prestatieverhogende middelen niet langer strafbaar is, en uit de misdaadsfeer wordt gehaald, zodat een grotere openheid, en dus ook een betere controle mogelijk worden. Dat beleid moet dan gepaard gaan met degelijke informatie over wat wel en niet helpt om de prestaties te verhogen, en in welke dosis, wat gevaarlijk is en wat niet. De dokters van de wielerploegen krijgen hierbij een belangrijke taak en verantwoordeljkheid, maar ook de geinformeerde sporter zelf moet hier voor zijn verantwoordelijkheid worden geplaatst. Deze aanpak is m.i. minder duur en veel efficiënter, en biedt betere garanties dat er geen ongevallen gebeuren met overdadig slikken of spuiten. De hele zaak in de oncontroleerbare misdaadsfeer terugdringen is veel gevaarlijker en effent de weg voor allerlei malafide figuren die zich met het benaderen van de goedgelovige sporter kunnen verrijken. Wordt met deze aanpak elke sporter gedwongen naar gevaarlijke middelen te grijpen om nog mee te kunnen? Als blijkt dat een medisch verantwoord gebruik van versterkende middelen de prestaties van de topsporter verbetert, zal elke topsporter die nog mee wil, inderdaad niet zonder kunnen Maar is het al bewezen dat een overdosis aan dopingproducten tot betere prestaties leidt? Laten renners zich hier niet misleiden in hun goedgelovigheid en onwetendheid? Indien een goed geïnformeerd en volwassen sporter, tegen alle medische adviezen in, toch nog naar gevaarlijke producten en dosissen grijpt, dan is dat zijn eigen verantwoordelijkheid, en daarvoor zal hij de prijs moeten betalen. Men kan niet eindeloos ieder individu, ook niet de kettingroker of de zwaarlijvige politicus, tegen zichzelf blijven beschermen! Is deze liberalisering van het dopingbeleid een slecht signaal voor de jeugd? Ik denk dat de jeugd van vandaag veel minder bekrompen en hysterisch, en dus veel volwassener tegenover het drug- en dopinggebruik staat dan de generatie die vandaag het verkrampte beleid terzake bepaalt. |
|