Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |||||||||||||
Nieuwe lessentabellen (en leerplannen?) voor het algemeen secundair onderwijs in de derde graad van de katholieke scholenHet Vlaamse katholieke onderwijs wil binnenkort nogal ingrijpende wijzigingen aan het lessenrooster doorvoeren. De redenen ervan liggen voor de hand. Maar de principes die achter de geplande veranderingen liggen, vragen om een kritische reactie. Wat hier aan het gebeuren is, is symptomatisch voor hardnekkige trends die zich in onze hele maatschappij doorzetten. De redactie van Streven beseft dat de in dit dossier verzamelde kritische bijdragen over de hervormingsplannen van het secundair onderwijs in de Vlaamse katholieke scholen noodzakelijk onvolledig zijn. Toch grijpen we de lopende kwestie aan, juist omdat daarin impliciet fundamentele keuzes i.v.m. opvoeding en vorming worden gemaakt, en dat we in de crisis die de wereldgemeenschap thans doormaakt, goed moeten overwegen welk soort onderwijs de jongeren het best voorbereidt niet zozeer op de eisen van het economisch systeem, als wel op de uitdaging van een menselijkere samenleving. Het katholiek onderwijs in België is het resultaat van de eeuwenlange inzet van gelovigen die hun overtuigingen elke generatie opnieuw wilden doorgeven. Steeds weer moest het project worden verdedigd tegen de bemoeizucht van tegenstanders die zijn bewegingsvrijheid wilden inperken of vernietigen - verschillende malen heeft een schoolstrijd de Belgische politieke agenda bepaald, en ook in de huidige regeringsperiode leggen ministers of partijvoorzitters het katholiek onderwijs het vuur aan de schenen. Maar het resultaat mag er wezen: zeker in Vlaanderen is het katholiek onderwijs stevig verankerd, en mag het zich verheugen in een om verschillende redenen verbazend succes - in een tijd van sterke ontkerkelijking behoudt het zijn kwaliteitslabel, en stromen de leerlingen massaal toe. Die situatie leidt tot historische verplichtingen en moderne uitdagingen: de erfenis van vorige generaties behouden, maar ze ook telkens | |||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||
weer actualiseren in een snel veranderende maatschappij. Voor het secundair onderwijs is die taak toevertrouwd aan het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs (VVKSO), dat hiervoor fundamentele kaders ontwikkelt, lessentabellen uitwerkt, leerplannen maakt, en de actualiteit volgt en begeleidt. De vorige jaren heeft het VVKSO de lessentabellen voor de eerste graad en de tweede graad ASO (algemeen vormend secundair onderwijs, te vergelijken met de vroegere humaniora) geactualiseerd en er nieuwe leerplannen voor gemaakt. Dat is niet zonder slag of stoot gebeurd: zo werd de invoeringsdatum van de nieuwe structuur voor de tweede graad uitgesteld, wat dan weer leidde tot verschillende overgangsproblemen. Daarna is het Verbond, onder leiding van zijn dynamische voorzitter Geert Schelstraete, begonnen met de uitwerking van de structuur voor de derde graad ASO. Daaruit vloeide een voorstel voort dat door Codi-A (comité van representatieve gekozen directies), CHB (comité van de hoofdbegeleiders) en het Permanent Bureau (met leden uit verschillende onderwijsgeledingen) werd goedgekeurd. hi een grote ‘Ronde van Vlaanderen’ werden de directies van de scholen, die tot dan toe nog niet op de hoogte waren, geinformeerd; ze kregen de opdracht de lessentabel in hun scholengemeenschap en school te concretiseren, en de leerkrachten ter plaatse voor te lichten. Deze fase is nu volop aan de gang. Intussen zijn ook de leerplancommissies in gang geschoten: ze hebben de taak de lessentabel voor hun vak of vakken te concretiseren, en worden daarbij begeleid door mensen van het VVKSO. De resultaten worden begin 2004 ter goedkeuring aan de inspectie voorgelegd, in principe definitief of voorlopig goedgekeurd rond mei 2004, en ingevoerd op 1 september 2004. Dat is de geschiedenis, en dat is de bedoeling: het VVKSO beschouwt het resultaat van de procedure als definitief. | |||||||||||||
PrincipesGa naar voetnoot[1]
| |||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||
Dat zijn, in een notendop en dus enigszins rudimentair samengevat, de door het VVKSO gehanteerde principes. | |||||||||||||
CommentaarIn dit commentaar volgen wij de hieraan voorafgaande principes.
| |||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||
Wat is er trouwens mis met dat ene lesuur? Zeer velen hebben ooit universitaire studies aardrijkskunde of biologie aangevat, nadat ze in het secundair maar één lesuur van dat vak hadden gekregen. En dikwijls met veel succes. | |||||||||||||
EvaluatieHet zal duidelijk zijn dat de voorliggende lessentabel de toets van de kritiek niet kan doorstaan. Waarom niet? | |||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||
Uit grondig vergelijkend onderzoek blijkt dat het Vlaams onderwijs tot het beste van de wereld behoort. Dat betekent uiteraard niet dat er nooit iets mag veranderen; het betekent wel dat veranderingen een aantoonbare vooruitgang moeten betekenen. En dat is hier allerminst het geval.
Er is al vaak gewezen op de steeds grotere rol van het direct utilitaire in de lessentabellen. Dat komt nog maar eens tot uiting in de reductie van esthetica, dat zijn verplicht uur in het tweede jaar van de derde graad omgezet ziet in een complementair uur met aanbevelingGa naar voetnoot[2]. De utilitaire tendens is misplaatst in onderwijsvormen die in de eerste plaats algemeen vormend willen zijn. Ook vakken als Frans en Duits, met een onbetwist vormende waarde, moeten in de geplande structuur zeer waarschijnlijk inleveren.
Het vakoverstijgende zoals het hier wordt gepresenteerd, is zeer bedenkelijk. Terwijl het in een vroeger stadium, in de eindtermen, een duidelijke inhoud had (‘opvoeden tot burgerzin’) die in de vakken precies kan worden aangewezen, gaat het hier om (voorlopig?) zeer vage suggesties met meer aandacht voor werkvormen (die even goed in vakken te realiseren zijn) dan voor inhouden. Voorlopig belooft dit facet dan ook weinig goeds.
De dominante principes (clustering, het vakoverstijgende,...) zijn in de hervorming van de eerste en tweede graad nog niet toegepast, of grotendeels tegen de zin van het VVKSO in (het vakoverstijgende was duidelijk een element dat uit de eindtermen stamde). Dat betekent dat de zaak op haar kop wordt gezet: de vernieuwing begint op het einde van de cyclus, en heeft dus absoluut geen natuurlijk verloop.
De nieuwe regeling zal in vele scholen leiden tot een kleine oorlog tussen de leraars van verschillende vakken, en het is zeer begrijpelijk dat heel wat directies daar enorm tegen opzien: slechts een klein gedeelte van deze directies heeft inspraak in de besluitvorming gehad, maar ze moeten allemaal instaan voor de lokale toepassing en voor de verantwoording ervan. Zal esthetica zijn (aanbevolen) uurtje in het laatste jaar kunnen afdwingen? Gaan Frans en Duits in de clinch over een mogelijk bijkomend uur?
Die discussie wordt nog bezwaard door de eindtermen derde graad, die voor sommige vakken zo zwaar zouden zijn dat er eigenlijk een bijkomend lesuur voor nodig is om ze te realiseren - merkwaardig trouwens, want de zwaarte van de eindtermen is mee bepaald door verantwoordelijken uit het katholiek onderwijs. Het is in elk geval een be- | |||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||
wijs te meer dat het katholiek onderwijs zich meer en meer de wet moet laten voorschrijven door externen.
Van dit alles dreigt de leraar de eerste en grootste klos te worden. Wij citeren Geert Schelstraete in een artikel uit Nova et Vetera: ‘Binnenkort krijgen leraren veel meer andere opdrachten die geen uitstaans hebben met lesuren en er niet toe te herleiden zijn. De totaalopdracht van de leraar zal moeten worden geformuleerd als een optelsom van verschillende deeltaken. Contactonderwijs zal er daar één - en slechts één - van zijn. Anders gezegd: de leraar wordt ‘multi-inzetbaar’ en ‘flexibel’, en krijgt allerlei bijkomende taken en opdrachten die nog niet zijn gedefinieerd. Als men dit koppelt aan uitspraken van andere onderwijsverantwoordelijken over de niet-houdbaarheid van de vaste benoeming en de flexibiliteit van de verloning, dan vrezen wij dat de leraars zware tijden te wachten staan.
Zeer storend is bovendien de suggestie dat het lerarenimago er belabberd voorstaat in onze maatschappij. Ten eerste is het niet (helemaal) waar, ten tweede is het niet rechtvaardig: talloze leraars werken in het huidige systeem hard, innovatief, met een groot hart voor de leerlingen. Wat er wel zeer belabberd uitziet, is daarentegen het imago van het onderwijsbeleid bij de leerkrachtenGa naar voetnoot[4]. Is er daar niet meer reden voor een grondig en gewetensvol zelfonderzoek? Waarom geldt de verzamelnaam ‘Brussel’ zo dikwijls als een scheldwoord in de scholen, en zo weinig als bron van inspiratie? In elk geval wordt hier weer een veelomvattende onderwijshervorming gelanceerd met heel wat bijkomende taken en veranderingen voor de leraars, die nochtans nauwelijks inspraak in het geheel hebben gehad.
Hoe zit het met het aspect tijd? De plannen worden rond deze periode in de scholen voorgesteld. De leerplancommissies hebben een zware taak voor de boeg: ze moeten niet zomaar nieuwe leerplannen schrijven, maar daarbij nieuwe werkvormen introduceren, clusteren, de recente vakgegevens verwerken - en de leden moeten dat grotendeels doen in hun vrije tijd. Op 1 maart 2004 moeten de plannen aan de inspectie ter goedkeuring worden voorgelegd, in het beste geval worden ze in mei | |||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||
goedgekeurd terugbezorgd. Dat betekent dat de leraars, alweer in het beste geval, slechts enkele maanden tijd zullen hebben om de leerplannen te lezen en te verwerken in hun praktijk. Deze verwerking zal moeten uitgaan van nieuwe en veeleisende premissen - uitgaan van clustering, vakoverstijgend werken, vernieuwde werkvormen, enz.; het is dan ook een illusie te verwachten dat de nieuwe lessentabel op 1 september 2004 op een behoorlijke manier van start kan gaan. Al vele jaren geleden is in het VVKSO een plan voorgelegd waarbij de invoering van nieuwe lessentabellen en leerplannen over minimum vijf jaar wordt gespreid, waarbij het nieuwe kan worden uitgeprobeerd en de leraars hun zegje kunnen hebben. Nooit is het voorstel in praktijk omgezet, wat in de scholen vaak leidt tot misverstanden, weerstand en vluchtgedrag. In de huidige omstandigheden kan het enkel verslechteren. | |||||||||||||
ConclusieHet VVKSO beschouwt zijn beslissing om deze lessentabel in te voeren in 2004 als definitief. Het verleden heeft geleerd dat dit soort ‘definitieve’ beslissingen al meer dan eens werd teruggedraaid: denken we maar aan de roemruchte VSO-tijden, of de invoeringsdatum van de lessentabel tweede graad. We mogen dus ook in dit geval hopen dat de verantwoordelijken het roer zullen omgooien. Het is tijd voor een grondige, open bezinning over het ASO en zijn doelstellingen en over de consequenties voor de onderwijspraktijk. We hopen dat die bezinning zal leiden tot een hervorming die vanaf het eerste jaar secundair begint, en het beste van het oude en het nieuwe in zich verenigt. En we mogen vooral hopen dat de basis in deze hervorming haar zegje zal hebben, en genoeg tijd om ze in een verantwoorde praktijk om te zetten. Want ons onderwijs is te goed om de kwaliteit ervan in gevaar te laten brengen. |
|