Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 344]
| |
Frank de Roover
| |
[pagina 345]
| |
Het jonge paar (Elza en Renaat), 1937, in het Italië van Mussolini.
| |
[pagina 346]
| |
In opdrachtPaula Braem, het zusje van Renaat, herinnert zich de atheneumjaren van haar acht jaar oudere broer. Zodra hij van school kwam, werd hij - behalve indiaantje - urbanist en ontwerper-en-pleitbezorger van een eigen, nieuw wereldsysteem. Achter het ouderlijk huis in de Gitschotellei in Borgerhout lag een kwajongensparadijs. Velden en groen. Ruimte. Met zijn speelkameraden bouwde Renaat er een dorp van afval. In dit jongensdorp gold een bijzondere voertaal, uitgedokterd door Renaat - hoe kan het anders? Toen hij zestien was, ging Renaat in Antwerpen naar de Academie. In de loop van het eerste jaar architectuur kregen de studenten de vier soorten zuilen te tekenen: Toscaans, Ionisch, Dorisch en Corinthisch. Men had zich geen betere stimulans kunnen bedenken om het verzet tegen de muffe Oudheid en het classicisme in de rebelse geest van de student aan te wakkeren. Paula herinnert zich haar broer als de ‘stralende’ student. En hij had de hebbelijkheid om met de dag havelozer vrienden in huis te halen. Maar hoe havelozer, hoe uitgelezener ook. Door de tijd zouden meerderen van hen zich als hét kruim van de culturele scène profileren. Avonden lang dompelden ze zich onder in diep gefilosofeer en oeverloze discussies en debatteerden ze over ‘socialistische architectuurideologie’. Tezamen met andere aanstaande architecten en schilders stichtte Renaat Braem in 1928 de Joe English Gilde. Joe English was zo christelijk als maar zijn kon, terwijl veel gildeleden - Renaat op kop - radicaal anti-klerikaal waren. Ik heb Renaat Braem - zeker in het bijzijn van katholieken - nooit een gelegenheid zien laten voorbijgaan om te mopperen op ‘japneuzen’ en pilaarbijters. Maar, als je die geloofsovertuiging buiten beschouwing laat, kun je de Vlaamse Ier English beschouwen als de verpersoonlijking van hetgeen die jonge academiestudenten bij elkaar bracht: de Vlaamse idealen en het kunstenaarschap in dienst van het volk. De ontwerpen van Renaat Braem, of de gemengde technieken, de typografie en vooral de menselijke figuren in de collages van Elza Severin stralen dat ‘onverschrokkene’ uit. De sfeer is die van ‘Wandergruppen’, reidansen, jeugdherbergen, korte broeken en - voor de meisjes - korte wollen sokken. Dat was de lyriek en de esthetiek die die bevlogen, vooruit stevenende generatie inspireerde. De mooie mensen op pamfletten uit die tijd, of ze nu opkwamen voor de Vlaamse, Russische of Duitse zaak, waren zo te zien elkaars ‘broeders en zusters’. De ‘hitlerianen’ bezoedelden toen die eigentijdse vormentaal door er militarisme en collectieve hoogheidswaan mee te propageren. Sommige leden van de groep zagen daar heil in voor de Vlaamse zaak. Anderen keerden er zich resoluut van af. Nog voor de mobilisatie was de Joe | |
[pagina 347]
| |
English Gilde gesneuveld: een flauw voorsmaakje van de waanzin van de jaren veertig. ‘Achteromkijken’ en zeker ‘nostalgie’ zijn woorden die Renaat Braem verfoeide. Nochtans prijkten tot op de laatste dag dat hij in zijn eigen huis verbleef, op een ereplaats in zijn atelier, te midden van allerhande gebruiksvoorwerpen vergaard op verre reizen, twee op een houten plaat gekleefde zwart-witfoto's van de Kalmthoutse heide. Op de ene zie je vliegdennen tegen een duin, op de andere een ven vol wolgras. Zijn dat herinneringen aan de tijd dat de Joe English Gilde op de heide ging kamperen? | |
Woning BraemDe architectenwoning dateert uit 1956. De straatgevel, aan de noordkant, geeft een massieve en gesloten indruk. De gevel op het zuiden daarentegen is een compositie van terrassen en glas in een frame van niet meer hout, steen en metaal dan strikt noodzakelijk is om het geheel overeind te houden. Aan die achterzijde geniet je een prachtig uitzicht op de kruinen van het Boeckenberghpark. Wie op straat langs de voorgevel wandelt, merkt dat de bewoners op hun privacy gesteld zijn. Maar door het glas van de achtergevel mogen klapwiekende tortelduiven en wolken op doorreis naar hartenlust binnenkijken. Braem ontwierp de woning niet voor zichzelf en zijn vrouw Elza alleen, maar ook als werkruimte voor een vijftal medewerkers. Het atelier voor de tekenaars bevindt zich één meter vijfentwintig onder het maaiveld. Ter hoogte van de madeliefjes en het gras - het maaiveld - is het één en al glas. ‘Uitzicht op groen’ is - aldus de architect - een van de belangrijkste rechten van de mens. Dat is een van de principes waaraan hij in zijn architectuur gestalte wilde geven. Architectuur die eerbied toont voor de natuur, verheft de bewoners. Daarvan was hij rotsvast overtuigd. Zo waren de tekenaars - oog in oog geplaatst met de niet aflatende creativiteit en de metamorfoses van de natuur - Braems bevoorrechte proefkonijnen. Braem zou Braem niet geweest zijn als hij Moeder Natuur niet ook op de terrassen aan de zuidkant had uitgenodigd. Hij koos voor Japans aandoende daktuinen. Maar de laatste jaren die hij als weduwnaar in zijn woning doorbracht, werkten ongesnoeide wingerd en klimop hun taaie wortels door de naden van het gebouw naar binnen, en in de living bepotelde een reusachtige gatenplant (Monstera deliciosa) het venster (dat groenbruin was geworden van de algen) met zijn luchtwortels.
Braem voerde zijn progressieve ideeën graag uit met progressieve, en tevens betaalbare materialen. Vooraleer goed en wel bewezen was hoe | |
[pagina 348]
| |
Schets vooraanzicht woning Renaat Braem, Menegemlei, Deurne (© Afdeling Monumenten en Landschappen)
| |
[pagina 349]
| |
goed ze tegen erosie, storm, vorst en zonlicht (of wroetende vegetatie) bestand waren, werden ze in openbare en particuliere projecten toegepast. Gekleurde kunststofplaten en golfplaten, aanvankelijk bedoeld om gebouwen iets fleurigs te verlenen, werden in de loop der jaren naargeestige details Het is hem ten overvloede verweten. Materialenkennis was nu eenmaal Braems achillespees. De goedkope houtsoort die Braem gebruikt heeft voor de ramen van zijn eigen woning, begonnen te rotten vanaf het moment dat de obligate schilderbeurten achterwege bleven. Maar ja, zijn laatste levensjaren stond Braem er alleen voor, de eenzaamheid vergde al heroïsme genoeg, maar het huis werd niet meer voldoende onderhouden. Dankzij de huidige restauratie is het gebouw jaren jonger geworden. Nu is er geen spoor van verval meer te zien. De klok is teruggedraaid naar de tijd vóór Elza's dood. Voor kleine kinderen was Huize Braem levensgevaarlijk, daarom waren zij er niet echt welkom. De trap had geen leuning, en bij elke bocht van die trap was in de vloer van de overloop een glazen vlak van meer dan twee vierkante meter aangebracht. Door die reeks van vlakken kon je van de bovenste verdieping tot helemaal beneden kijken, en omgekeerd. Op die glazen platen had Elza met veel stijlgevoel schitterende schatten uit de oceaan tentoongesteld, en ook een etage gewijd aan herinneringen aan Mexico, met onder meer papieren geraamtes en kleurige maskers. Evenmin als voor kleine kinderen was Braems woning ontworpen voor een oudere heer met een onzekere gang. Maar ook Renaat Braem zelf werd ouder en vergeetachtig, hoe fanatiek hij dat ook loochende. Dat oud worden was overigens een van de laatste van de talrijke inconsequenties van Braems leven. Naar het schijnt had hij, bij zijn eerste ontmoeting met zijn aanstaande schoonvader, stoutweg geopperd dat iedereen boven de vijfenveertig gefusilleerd moet worden. Dat is een van die typische boude uitspraken - steevast ‘in 't Antwaarps’ - die Braem bij vriend en vijand onvergetelijk maakten. Zo onhandig als hij was tegenover kleine kinderen, zo inschikkelijk en geinteresseerd was hij tegenover van pretentie sprankelende puistige pubers, die hij als ‘De Toekomst’ zag. Met het ontwerp van zijn woning heeft Braem ons getrakteerd op een ode aan het licht, en getoond hoe de architectuur daarmee om moet gaan. Daaruit volgde natuurlijk de fusillade van eenieder die Mechelse meubelen in huis durfde te halen. Wie in Braems ogen dergelijke kleinere misdrijven pleegde, werd onverwijld naar Siberië verbannen. Het raakte er overbevolkt, met nota bene tal van goede vrienden van hem! Braem joeg met zijn uitspraken al te rationeel ingestelde lieden de gordijnen in. Het ontging hun dat zelfs in zijn choquerendste uitspraken de humor al als tegengif ingebed zat. | |
[pagina 350]
| |
Achtergevel Huize Braem (© Afdeling Monumenten en Landschappen, foto Oswald Pauwels)
| |
[pagina 351]
| |
LuchtOp Braems erelijst staat een aantal bekende gebouwen: de woonblokken in de Antwerpse wijk ‘het Kiel’ (1950-1954), de Antwerpse Politietoren op de Oudaan (1957-1967), de Arenawijk in Deurne (1960-1965), het Tentoonstellingspaviljoen in het openluchtbeeldenpark Middelheim (1968), het Rectoraatsgebouw van de VU Brussel (1971-1978). Nog talrijker dan zijn verwezenlijkte opdrachten zijn echter de deels uitgevoerde projecten, de tot in de finesses uitgewerkte opdrachten die op de valreep zijn afgeblazen, en vooral een eindeloze serie van nooit gebouwde visionaire steden. Stapels van schetsen, maar ook enkele maquettes getuigen daarvan. Doorgaans gaat het om artistieke ideeën die technisch onuitvoerbaar, en zowel politiek als financieel onhaalbaar waren. Over Braems stoute invallen, utopische ontwerpen en ‘luchtkastelen’ hebben ambtenaren, schepenen van stedenbouw en co., en allicht ook sommigen van zijn collega's zich ongetwijfeld vrolijk gemaakt. ‘Soms hangt schoonheid a.h.w. in de lucht en leidt ze de handen van de bouwers’, zo drukt Braem zijn overtuiging uit in zijn boek over België, uit 1987, dat hij (met een knipoog naar Het lelijkste land ter wereld, ook van hem, uit 1968!) Het schoonste land ter wereld heeft genoemd. Helaas hebben zijn meest gewaagde invallen het nooit verder gebracht dan het stadium van het ontwerp en de maquette. Ze zijn ... ‘lucht’ gebleven in de lucht. Braem had ze overigens zelf uit de lucht geplukt, door ideeën van anderen op te vangen en in zich op te nemen: van Julien Schillemans, van de Amsterdamse School, de Nieuwe Zakelijkheid, van de urbanistische school van de Sovjet-Unie. Hij koesterde en ontwikkelde zijn utopische ontwerpen een leven lang. Ze ogen nog steeds progressief. | |
Treuren om ‘Lijnstad België’In het jaar 1934 ontwerpt de student Braem (bij wijze van eindwerk) een lineaire stad van 100 km dwars door België, ‘Lijnstad’ geheten. Het is een stad op stelten, hoog boven de grond. De horizon is heilig. ‘Onder’ de horizon gaan wonen, in ondergrondse steden had misschien ook wel gekund, althans theoretisch. Ieder mens heeft toch recht op wolkentuinen en seizoenen? ‘Lijnstad’ biedt de potentiële bewoners een gratis schouwspel van uitgestrekte vennen vol veenpluis, vliegdennen, heidevlakten en wat daarachter ligt. Een mens kan er alleen maar beter van worden! Braem zag een keten van gigantische complexen, a.h.w. zwevend in de lucht, zodat de beweging van onkruidpluisjes op de wind, een vlo op een hond, nomaden met hun hebben en houden of een natuurgids met zijn verrekijker geen strobreed in de weg wordt gelegd. Braem had een droomstad voor ogen, die immuun zou zijn voor de nachtmerries waar | |
[pagina 352]
| |
andere steden onder lijden: schuttingtaal, onveiligheid, chaos, het terreur van geluiden en geuren, verkrotting en leegstand, en ... ‘landhonger’. Het was een ambitieus plan. ‘Lijnstad België’ zou zich uitstrekken van het hoger gelegen oosten tot het lager gelegen westen van het land, tot het strand van Oostende, en zou de loop van de rivieren en van het Albertkanaal volgen. Een keten van wooneenheden, scholen en dienstgebouwen, van boven- en ondergrondse verkeersaders, van landbouw- en industriezones zou zich ontvouwen, badend in groen. Ze zou alle stedenbouwkundige elementen in zich verenigen en alle voorwaarden bieden voor een leven van hoge kwaliteit. Werk en woning zouden dan op loopafstand van elkaar zijn, of niet verder dan een gezond eindje fietsen. In de vrije tijd zou je dan bv. naar het Absoluut Theater kunnen gaan - dé belichaming van Braems ideologie en ideaal. De standenverschillen zouden in de toneelzaal - door de aard van het concept - vanzelf opgeheven zijn. Het publiek zou in het midden van het theater plaatsnemen, op een gesofistikeerd type van wendbare stoelen, en de bühne zou om het publiek heen wentelen, als een hoepel. Braem dacht niet alleen aan het werk en de vrije tijd van de levenden, maar ook aan de rust van de doden: er was in zijn project ook plaats voor een ‘Dodenstad’. Le Corbusier - bij wie Renaat (dankzij de Godecharle- en de RubensprijsGa naar eind[1]) in het jaar 1936-1937 stage liep, wond zich erover op dat een zo jong talent zich in zo'n macabere materie verdiepte. Het lijnstadconcept zou vooral heel economisch omspringen met de ruimte. Ondanks allerlei onvolkomenheden had ‘Lijnstad’ een probleem kunnen voorkomen dat inmiddels weerzinwekkend is geworden: de verkrachting van de ruimte. Braem was zich echt wel van de macht en de verantwoordelijkheid van de architect bewust. Literatuur of muziek kun je, als je ze te brutaal vindt, ontlopen. Ze nemen geen aanzienlijke ruimte in beslag. Op dat vlak is architectuur onuitstaanbaar. Architectuur ontwricht of veredelt de publieke horizon. ‘Lijnstad’ was ook voor Braem dé ultieme uitdaging om in de naoorlogse behoefte aan woningen te voorzien zonder noemenswaardige architecturale inbreuken op het landschap. En zoals vanouds zou de natuur zich wel weer over de onbebouwde biotopen ontfermen: de gaatjes vullen, vogelweiden en braakliggende grond laten gedijen. De hiaten in het plan-Braem zouden snel opgevuld raken met overvloedig groen. ‘Lijnstad’ zou er - vanaf een wolk bekeken - niet uitzien als strak afgelijnde evenwijdige strepen van dezelfde breedte, maar veeleer als de organisch gegroeide lagen van een overlangs doorgesneden ui. Braem ontwierp zijn droomstad, die onder meer door het Russisch constructivisme was geïnspireerd, toen hij nog piepjong was (ongeveer twintig), maar zijn ‘Lijnstad’ liet hem nooit meer los. | |
[pagina 353]
| |
De vredeswensenDe nieuwjaarskaartjes van Renaat Braem hadden veel weg van pamfletten: blauwdruk op planpapier, en lang genoeg om de illustratie bij de boodschap voor het nieuwe jaar erop te krijgen. ‘Vrienden, moogt gij in '73 een kruispunt worden in de harmonie van vuur en water, aarde en lucht. renaat en elza braem.’ Zulke wensen liet hij op een vel van 20,50 cm bij 44,50 cm drukken, dat in vieren gevouwen werd, zodat het in een lange envelop paste. De vouwen kruisen zich in de schaamstreek van een naakte man in een cirkel. Ik ken hem van ergens. Hij staat gekruisigd, de uiteinden van de armen vloeien over in vuur en vulkaan en hemel. De rechtervoet wortelt in de aarde (bloemen), en de linkervoet lost op in spattend schuim vol vissen. Aan die vormentaal bleef hij trouw, tot de allerlaatste vredeswens: het was onmiskenbaar Braem, en ... propagandistisch. ‘Mens sana in corpore sano’ scandeerde grootvader Antoon Braem te pas en te onpas. Die was een overtuigde sportman en een vrijdenkend liberaal en, tot het ogenblik dat fascistisch propagandagoed het Vlaams gedachtegoed openlijk begon op te vrijen, flamingant. Renaat kreeg thuis een Vlaams-nationalistische overtuiging mee. Pas later komt hij in aanraking met overtuigde socialisten, wordt hij zelf socialist, daarna, onder de invloed van zijn vriend Schillemans, die overigens een rol heeft gespeeld in de eerste ontwikkelingsfase van ‘Lijnstad’, wordt hij communist, en... ten slotte ‘Braemist’. Op een mooie dag in augustus 1984 bel ik Renaat Braem op (om na een Chinareis Chinese soep te komen eten). Zijn lach had, vind ik, dezelfde vrolijke klankkleur als het woord ‘tafelzilver’. Het was net het nieuws van zes uur. De schande van ‘Tjen an men’ werd bekendgemaakt, mijn oom was er oprecht door gekwetst. |
|