Streven. Jaargang 70
(2003)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
ForumNew Holland
| |
[pagina 254]
| |
dreven waren. Zo werd toen al in een aantal universiteiten aan de docenten een contract aangeboden waarin het hun praktisch verboden werd in het Nederlands te publiceren. Veel later zou blijken dat dit niet in overeenstemming was met de Europese wetgeving. Ook begonnen de eerste Nederlandse ouders hun kinderen in het Engels op te voeden om met Europa in orde te wezen. Onlangs formuleerden sociolinguïsten de hypothese dat de verengelsingswoede van de Nederlanders in het begin van deze eeuw voornamelijk veroorzaakt werd door het feit dat er door de modale scholier en student bijna geen andere vreemde talen werden aangeleerd. Er werd veel tijd en moeite besteed aan het aanleren van het Engels. Omdat de meeste Nederlanders in hun dagelijks leven evenwel nooit Engels nodig hadden en ze hun investering wilden laten renderen, begonnen ze dan maar Engels in Nederland te gebruiken. In 2007 kwam een eerste grote ontnuchtering. Internationale evaluatiecommissies stelden in het Nederlandse hoger onderwijs een enorm kwaliteitsverlies vast. De oorzaken waren gemakkelijk te vinden. Nederlandse professoren en studenten beheersten het Engels niet zo goed als verwacht. Ook de talrijke instromende studenten uit Oost- en Zuid-Europa presteerden ondermaats vanwege hun slechts elementaire kennis van het Engels en onvoldoende voorkennis. Bovendien leken de universiteiten op een duivenhok - heel wat studenten daagden niet op, en afwezige hoogleraren werden kortstondig door gastdocenten vervangen - en ook dat werd als oorzaak genoemd. Nederland voelde zich beledigd, en wilde nu aantonen in korte tijd de schande tot een triomf om te kunnen buigen. De minister van Onderwijs kreeg uitgebreide volmachten en werd verplicht nauw samen te werken met zijn Britse collega, die weldra de lakens uitdeelde. De nieuwe aanpak was drastisch: alle onderwijs zou voortaan in het Engels gebeuren. Massaal zouden native speakers worden aangetrokken, en onderwijzers en leraars die niet in een streng taalexamen slaagden, zouden worden ontslagen. Hetzelfde gold ook voor de universiteiten en hogescholen, waar het onderwijzend personeel binnen de vijf jaar voor de helft uit native speakers moest bestaan. Nederlandse boeken en tijdschriften werden uit de bibliotheken gehaald en niet langer aangekocht. Een overijverige bibliothecaris die ze openbaar wilde verbranden, werd tot de orde geroepen wegens bepaalde historische herinneringen, maar toch bevorderd tot hoofdbibliothecaris. Ouders die konden bewijzen dat ze hun kinderen in het Engels opvoedden, via een getuigschrift van de headmaster, kregen een premie. Aan kinderen en studenten werd verboden op het terrein van de school of de universiteit Nederlands te spreken. Wie dit verbod herhaaldelijk overtrad, werd weggezonden. Aan de universiteit van Twente werd een ‘Department Dutch’ opgericht voor filologen en historici die historische teksten in het Nederlands moesten leren lezen en begrijpen. Uit Europees patriottisme weigerde deze universiteit eerst het departement op te richten, maar deed het toch na uitdrukkelijk te hebben | |
[pagina 255]
| |
afgekondigd dat de bibliotheek niet toegankelijk zou zijn voor studenten uit andere richtingen. De eerste reacties op deze wel zeer ingrijpende hervormingen kwamen van enkele allochtone intellectuelen die stelden dat Nederland zowat het eerste en wel enige land in de wereld was dat vrijwillig zijn eigen cultuur opgaf zonder in een oorlog te zijn verslagen. De Duitsers hadden indertijd ook Nederland willen verduitsen, maar daar was uiteindelijk toch wel enig verzet tegen gerezen. Nu werd het protest afgedaan als verzet tegen de internationalisering, en dit klonk al even erg als de beschuldiging van racisme. Daarom zweeg iedereen. Tegen 2010 waren alle grote steden in Nederland tweetalig geworden. In 2015 werd in de Tweede Kamer - zonder debat - een wet gestemd die voorschreef dat Nederland van dan af officieel een tweetalig land was, - ter voorbereiding van de algemene eentaligheid in 2025. Dit zou niet alleen de positie van Nederland in Europa veilig stellen, maar ook de inwoners een groot voordeel opleveren. Een grootse verengelsingcampagne begon via de media, die ook verplicht tweetalig waren geworden en massaal een beroep deden op Britse en Amerikaanse medewerkers. Omdat het origineel altijd beter verkoopt, verdwenen na enkele jaren de Nederlandse kwaliteitsbladen zoals de Volkskrant en NRC. De intellectuelen lazen nu de The Amsterdam Times, die in handen was van een Amerikaanse groep. Wat later - hoe kon het anders? - verscheen ook een The Amsterdam Post. Trouw bleef, zich beroepend op de mensenrechten, in het Nederlands publiceren en kon zich handhaven. Ook De Telegraaf, die politiek en internationaal nieuws in het Engels, en sportnieuws en de misdaadkroniek in het Nederlands gaf, bleef bestaan. Vrij Nederland, dat al vanaf het begin op het progressieve Engels was overgeschakeld, was allang verdwenen. Bij de televisie viel op dat de uit Luxemburg opererende zenders hun populaire programma's in het Nederlands uitzonden, zij het wel met Engelse ondertiteling. Het meest bekeken programma in 2015 was de heruitzending van de populaire Nederlandse film Ja zuster, nee zuster, uit 2002. Ook het bedrijfsleven was helemaal op het Engels overgeschakeld. De koning hield in 2016 zijn eerste nieuwjaarstoespraak in het Engels. De koningin deed daar dapper aan mee, hoewel het opviel dat ze zich in informele gesprekken met eenvoudige lieden - meer dan haar echtgenoot - in het Nederlands uitdrukte. Ze had dan toch niet voor niets Nederlands geleerd. Uit alle mogelijke signalen bleek dat de meerderheid van de bevolking met de talrijke taalwetten niet akkoord ging. Er was evenwel niemand die dit onbehagen kon of durfde te formuleren. De beschuldiging van anti-internationalisme was even afschrikwekkend als die van anti-multiculturalisme vóór de korte verschijning van Pim Fortuyn op het politiek toneel. Misschien wachtte men wel op een nieuwe Pim. Daar kwam de pragmatische redenering bij dat men niet meer terug kon. Nederland kon zich niet belachelijk maken door het groots opgezette | |
[pagina 256]
| |
en fier aangekondigde upgrading process plots af te blazen. Wie zich van dit alles niets aantrokken, waren bepaalde groepen allochtonen. Zij beweerden met veel moeite Nederlands te hebben geleerd, en nu ze die taal eindelijk min of meer beheersten, moesten ze weer overschakelen op een andere taal. Dat was een vorm van woordbreuk. Trouwens, wie garandeerde dat Nederland niet over vijftig jaar om opportunistische redenen op het Chinees of, zoals sommigen voorspelden, op het Arabisch zou overschakelen? Daarom werd een grote betoging in Den Haag georganiseerd op King's Day (Prinsjesdag) 2015. De bange burgemeester verbood de betoging, maar tienduizend allochtonen en een paar honderd Vlamingen negeerden het verbod en trokken onder de slogan ‘Nederlands’ op naar het parlement. De politie, die hier niet op voorbereid was, verloor de controle over de gebeurtenissen en geraakte in paniek. Op een bepaald ogenblik vuurde een groep ingesloten politiemannen op de betogers. Naast heel wat gewonden vielen er drie doden te betreuren: iemand van Turkse origine, een ander van Marokkaanse afkomst en een Vlaamse emeritus professor. 's Anderendaags fulmineerden de media, die op dat ogenblik al volledig in Angelsaksische handen waren, tegen de betogers. Ze hadden het over buitenlandse inmenging en over anti-internationalistisch terrorisme dat moest worden bestreden. Omdat men nu al zover was en omdat the point of no return al was overschreden, werd het proces met driest heid voortgezet. Het werd nu verboden op openbare bijeenkomsten Nederlands te praten. Het Nederlands werd ook uit de kerk gebannen. Vrij vlug gebeurde wat sommige Vlaamse kenners van dergelijke fenomenen hadden voorspeld: er ontstond een duale samenleving. De beter gesitueerde burgers, intellectuelen en managers spraken alleen nog Engels - zij het met dat onnavolgbare en vervelende Nederlandse accent - en stuurden hun kinderen bij voorkeur naar Britse of Amerikaanse universiteiten. Ze vertoefden in kringen en op plaatsen waar altijd beschaafd gesproken werd, en ze voelden zich daar oneindig zalig bij. Eindelijk eens een echte en duidelijk afgescheiden upper class! Ze hadden dan ook alleen maar professionele contacten met de gewone Nederlanders die thuis gewoon hun Nederlandse dialect bleven spreken en het Engels dus niet zo heel goed beheersten. Veelal probeerden die hun kinderen wel in het Engels op te voeden, maar brachten daar niet al te veel van terecht. Veel kinderen haakten in het onderwijs vlug af, omdat het veel moeilijker is in een vreemde dan in de eigen taal te studeren. Ze kwamen op de arbeidsmarkt als ‘gééntaligen’, omdat ze noch het Nederlands, noch het Engels volledig beheersten. Aan dit vervelende randfenomeen werd door de Engelstalige elite, ook die van linkse signatuur, geen aandacht besteed. Terloops: er werd vrijwel niets meer in het Nederlands gepubliceerd, tenzij in Vlaanderen, dat ondertussen plots het centrum van de Nederlandse cultuur was geworden. De migratiestroom naar Vlaanderen nam trouwens toe, zij | |
[pagina 257]
| |
het om andere redenen dan vroeger. Maar dit was een taboeonderwerp, en niemand durfde te beweren dat Nederlanders naar Vlaanderen uitweken om taalredenen. Rond 2015 werd ook de internationale situatie bijzonder gecompliceerd. De laatste verruiming van de Europese Unie was niet bijster succesvol geweest, omdat de nieuwe leden de subsidies opstreken maar zich niet Melden aan de Europese richtlijnen en afspraken. Toch werd - ondanks het bezwaar van de Britse en Nederlandse regeringen - een nieuwe uitbreiding doorgevoerd. Nederland werd overspoeld met een nieuwe golf inwijkelingen, en vooral honderdduizenden Romazigeuners op wie de overheid geen enkele greep kreeg. De spanningen tussen de Verenigde Staten en Europa waren - zoals bekend - sterk opgelopen en Groot-Brittannië ging steeds meer bij de Verenigde Staten aanleunen. Openlijk werd gesproken over de wenselijkheid van een Angelsaksische Unie. In 2020 brak Groot-Brittannië met de Europese Unie. Onmiddellijk begonnen besprekingen over de Angelsaksische Unie. Een van de eerste maatregelen was het koppelen van het pond aan de dollar. Kort daarop werd door een reactie van de Europese Unie de NAVO ontbonden. Nederland kwam nu onder bijzonder sterke druk te staan om toe te treden tot de Angelsaksische Unie. Het land durfde niet, omdat het zich onveilig voelde als enig lid van die Unie op het Europese vasteland. Het zou niet kunnen standhouden tegen de onvriendelijke buren. De Amerikanen boden de oplossing: Nederland kon de eenenvijftigste staat van de Verenigde Staten worden. En zo geschiedde. Nog in 2020 verliet Nederland de Europese Unie en in 2025 was het dan zover: de Verenigde Staten hadden eindelijk een bruggenhoofd op het Europese vasteland, dat ze meteen volstopten met wapens en militairen. Nog even was er wat onenigheid tussen Nederland en de Verenigde Staten over de naam van de nieuwe staat. De Nederlanders kozen voor ‘The Netherlands’ en de Amerikanen voor ‘New America’. Uiteindelijk werd het ‘New Holland’. De Amerikanen bedachten een genereus voorstel voor de koning: hij werd de erf-governor en zijn aanspreektitel zou prince zijn. Een historicus die in een ingezonden stuk in The Amsterdam Times had voorgesteld de gouverneur de historische titel van ‘stadhouder’ toe te kennen, werd door iedereen uitgelachen. Ontroerend was de plechtigheid waarin de gouverneur de eed aflegde in de handen van de president van de Verenigde Staten. De nieuwe gouverneur Meld zich kranig toen de president herinnerde aan Winston Churchill, die zo dikwijls had gepleit voor de sterke verbondenheid van alle Engelssprekende landen. Zijn vrouw, de vroegere koningin, trachtte haar tranen te verbergen. Vreugdetranen? □ Yvan Vanden Berghe | |
[pagina 258]
| |
Cijfers en veiligheid: determinanten van Belgisch en Europees asielbeleidUit cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat er in ons land in 2002 een kwart minder asielaanvragen zijn ingediend dan het jaar voordien. Dat hebben we kunnen vernemen uit kranten en televisie- of radiojournaals. Wie de mediaberichtgeving van dichtbij volgt, merkt dat er bijna maandelijks, of zeker toch ieder kwartaal of semester cijfers over asielaanvragen en asielzoekers verschijnen. Wanneer asielcijfers het nieuws halen, komen telkens opnieuw dezelfde vragen in me op: welke verborgen waarheden en wetmatigheden schuilen er achter die (op het eerste gezicht althans) objectieve berichtgeving? Zijn dalende cijfers een indicator van een succesvol Belgisch asielbeleid? En moeten we überhaupt opgetogen zijn over een daling van asielverzoeken? Dat asielbeleid met zijn cijfermatige aanpak moeten we eens in een juist(er) daglicht plaatsen. | |
Nadruk op management: de wet van de getallenGa naar voetnoot[1]2000 was voor onze regering een slecht jaar, zo heette het, als het op asielcijfers aankomt: 42.691 asielaanvragen, wat berekend per capita neerkwam op het hoogste aantal in heel de Europese Unie. Het jaar daarvoor was de situatie niet zo anders. 1999 telde 35.777 asielverzoeken, wat per capita gezien goed was voor een tweede plaats (na Luxemburg wel te verstaan) in de Europese rangorde. In deze crisissfeer werd dringend een aantal maatregelen getroffen die al begin 2001 van kracht werden, en die een dubbel doel voor ogen hadden. Enerzijds was het noodzakelijk de achterstand in de behandeling van asielverzoeken weg te werken. Hiervoor werd een beroep gedaan op een techniek uit de boek-houdkunde, namelijk de LIFO-methode (Last In First Out), met de bedoeling | |
[pagina 259]
| |
alleen nog nieuwe asielaanvragen in aanmerking te nemen, en die ook sneller te behandelen. Anderzijds moesten en zouden de asielcijfers dalen, of, anders verwoord: in de ogen van de asielzoeker moest België een minder aantrekkelijke bestemming worden. Snoeien in de zogenaamde pullfactoren dus. Een wet die de afschaffing van de financiële steun aan asielzoekers stipuleert, en een politiek waarbij afgewezen asielzoekers vlugger worden uitgewezen, deden hun intrede. Met het strenger maken van het Belgische asielbeleid boekte de regering al snel ‘succes’: in 2001 waren er nog slechts 24.549 asielverzoeken. Dat betekende ten opzichte van 2000 een daling met 42,5%, wat meteen de oppositie de wind uit de zeilen nam. Deze trend (lees: ‘succesverhaal’) zette zich voort in 2002: in totaal 18.805 asielaanvragen, 23,5% minder dan in 2001. De constatering dat ‘minder asielzoekers’ een succes op zich is, dwingt mij tot de volgende conclusie: het asielthema is nu volledig uit de context van mensenrechten en humanitaire plichten gelicht, de nadruk is komen te liggen op asielmanagement en cijfermatig beleid. Asiel blijkt niet langer in de eerste plaats een mensenrecht te zijn (Artikel 14 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948), maar een politiek gevoelig beleidsdomein met als voornaamste drijfveer het nastreven van een laag asielcijfer. Waar de schoen wringt bij het managen van de asielproblematiek, is dat het succes van een dergelijke aanpak staat of valt met een eenzijdige, triviale analyse van veelal absolute cijfers die uit hun context worden gerukt, waardoor men de complexe werkelijkheid onrecht doet. Enkele zaken moeten hier verduidelijkt worden, om te voorkomen dat ze helemaal vergeten worden. Ten eerste betekent een daling van asielcijfers in België niet dat die daling algemeen is. Als we de Belgische cijfers in een Europees perspectief plaatsen, valt op dat de daling in België niet gepaard gaat met een algemene daling in de Europese Unie. Terwijl België in 2001 een daling van 42,5% kende ten opzichte van 2000, was er in heel de Europese Unie een vermindering te noteren van 390.104 naar 384.334 asielverzoeken, d.w.z., een daling van slechts 1,5%. Dezelfde trend deed zich voor in 2002: in België weer een vermindering met 23,5%, terwijl in de Europese Unie het aantal asielverzoeken vrijwel constant bleef (278.225 aanvragen in de eerste 9 maanden van 2002 in vergelijking met 277.874 in de eerste 9 maanden van 2001)Ga naar voetnoot[2]. De terugval in België duidt dus allerminst op een oplossing voor de hele asielproblematiek, laat staan voor de oorzaken die eraan ten grondslag liggen. Integendeel, mensen blijven naar de Europese Unie komen om er asiel te claimen, met het enige verschil dat ze in 1999 en 2000 talrijker naar België kwamen dan in 2001 en 2002. Er wordt dus enkel wat geschoven tussen de landen onderling. Ten tweede, uit reacties van OCMW's en hulporganisaties zoals Caritas Internationaal Hulpbetoon valt af te leiden dat een strakker asielbeleid een stijging van het aantal mensen zonder papieren in de hand werkt. | |
[pagina 260]
| |
Volgens genoemde organisaties zijner voldoende aanwijzingen dat mensen nu minder gemakkelijk een beroep doen op de weinig hoopgevende asielprocedure en liever onmiddellijk voor de illegaliteit kiezen. De moeilijkheid is dat zulke beweringen niet gestaafd kunnen worden met harde statistieken: cijfers over illegaliteit zijn nu eenmaal niet beschikbaar. Men kan er enkel naar gissen, en dat speelt in het voordeel van het Belgische asielbeleid. Onze regering kan dalende asielcijfers als succesbarometer blijven hanteren, omdat die cijfers niet gecounterd kunnen worden met betrouwbare statistieken over stijgende illegaliteit. Ten derde, er is voor een restrictiever asielbeleid gekozen om het misbruik van de procedure een halt toe te roepen. Echter, zo beargumenteert het Overlegcentrum voor Integratie van Vluchtelingen (OCIV), mocht dat het voornemen zijn, dan ‘schiet het beleid van de regering zijn doel voorbij’Ga naar voetnoot[3]. Wanneer degenen die misbruik willen maken afgeschrikt worden, en dat er de oorzaak van is dat minder mensen een asielaanvraag indienen, zou men mogen verwachten dat er tussen dat kleinere aantal asielzoekers meer echte vluchtelingen te vinden zijn. Het relatieve aantal positieve beslissingenGa naar voetnoot[4] stijgt echter niet, zodat men kan betogen dat ook echte asielzoekers worden afgeschrikt. | |
Solidariteit zoekToch gaat Verhofstadt prat op het asielbeleid van zijn regeringGa naar voetnoot[5]. De bovenstaande argumenten lijken niet echt opgewassen tegen de druk van de cijfers. Integendeel, Verhofstadt meent zelfs dat de Europese Unie kan leren uit de Belgische ervaring. Als hij daarmee doelt op een uniform Europees asielbeleid, kunnen we dat alleen toejuichen. Vanuit het standpunt dat een strenger beleid in één EU-lidstaat enkel leidt tot een verhoging van de asieldruk in de andere EU-lidstaten, is het inderdaad verstandig te pleiten voor een harmonisering van de asielwetgeving en -procedures. Echter, beaamt hij een streng geharmoniseerd beleid, dan komen we weer een stapje dichter bij de verwezenlijking van het controversiële (of is het intussen niet meer controversieel?) Fort Europa, en zal volgens de bovenstaande logica het probleem van de illegalen alleen maar toenemen.
Waar staat het Europa van vandaag? In een ideaal scenario zou een kettingreactie van restrictiever asielbeleid vermeden kunnen worden door solidariteit onder de EU-lidstaten inzake opvang van asielzoekers. De realiteit toont echter een heel ander beeld. Onder de druk van de cijfers en de versterkte positie van (extreem-)rechts, zijn onlangs in verscheidene Europese landen strengere asielwetten in werking getreden. Dit was onder meer het geval in Denemarken, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. België speelt dus allerminst cavalier seul in Europa. We hebben duidelijk te maken met een tendens die op EU-niveau onder het Spaanse Voorzitterschap reeds een hoogtepunt bereikte op de top van Sevilla (21-22 juni 2002). De ‘Fort Europa’-mentaliteit kreeg toen een duw in de rug door de sug- | |
[pagina 261]
| |
gestie van Aznar en Blair om de EUhulp aan derde landen te koppelen aan medewerking aan de beheersing van migratiestromen. Hun plannen, vooral dan met betrekking tot sancties aan derde landen, werden toen fel afgezwakt. Toch is het opmerkelijk dat de Europese mainstream steeds dichter bij zulke ideeën aanleunt. | |
VeiligheidsdiscoursDie mainstream wordt gekarakteriseerd door een algemene politieke verrechtsing, zeker inzake het asiel- en immigratiedebat. In landen waar hoge asielcijfers tot publieke ontevredenheid hebben geleid, zijn de meeste partijen, en vooral dan de centrumrechtse, naar rechts opgeschoven om zo extreem-rechtse partijen te beletten (nog meer) te scoren dankzij het asielthema. De context waarin dit gebeurt, verklaart een en ander. Sinds jaren, en vooral vanaf de Europese asielcrisis begin jaren negentig, zijn de begrippen asiel en migratie steeds meer in een veiligheidsdiscours terechtgekomen, waarin de asielzoeker en de immigrant als een veiligheidsrisico worden voorgesteld, - hetgeen de associatie met de criminaliteit in de hand werkt. De gebeurtenissen van 11 september 2001, waarna zelfs gezinspeeld wordt op een evidente link tussen enerzijds asiel en migratie en anderzijds terrorisme, hebben de nadruk op veiligheid nog versterkt. Extreem-rechtse partijen hebben zich vanaf het begin het veiligheidsdiscours rond asiel en migratie toegeëigend (issue ownership) en er electorale winst uit geboekt. Om die winst van extreemrechts te counteren, hebben andere partijen aangaande het asielbeleid een rechtser standpunt ingenomen. Uit het oogpunt van de mensenrechten zouden ze hun tactiek beter over een andere boeg gooien en het asielvraagstuk zo veel mogelijk uit de veiligheidssfeer halen.
Aan dit betoog over cijfers en veiligheid hangt evenwel een lichtpunt vast. Vanuit de vaststelling dat asielzoekers niet langer welkom zijn en als een bedreiging worden bestempeld, is binnen regeringskringen het besef gegroeid dat een mogelijke oplossing daarin zou liggen, de oorzaken van het vluchten in de landen van oorsprong zelf aan te pakken. Het doel op zich is nobel: door middel van conflictpreventie, conflictbeheersing, ontwikkelingshulp, economische samenwerking, enz. proberen de grondoorzaken van het vluchten weg te nemen. Echter, daar moet zowel een ethische als een pragmatische bedenking bij worden gemaakt. Ten eerste is de motivatie achter deze doelstelling, namelijk ‘liever geen asielzoekers in eigen land’, uit ethisch oogpunt fout. Ten tweede is het een zeer moeilijke opdracht een dergelijke doelstelling te realiseren. Een mogelijk beleid dat erop gericht is de oorzaken van het vluchten weg te werken, zit nog maar in de fase van intentieverklaringen. Een lichtpuntje dus. □ Steven Sterkx |
|