Streven. Jaargang 69
(2002)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 442]
| |
ForumAan de wortel van de democratieEigenlijk had ik er niet op terug willen komen. In mijn vorige bijdrage heb ik Pim Fortuyn al ter sprake gebracht in het ruimere, wat ironische kader van vooruitzichten op 2002 als sprookjesjaar. Ik heb hem in dat kader neergezet als de Harrie Potter van de Nederlandse politiek, die in elk potje politiek zwerkbal voor alle anderen de snaai te pakken heeft, zoals Rowling (door mij toen abusievelijk Rowland genoemd) zo meeslepend beschrijft. Daarmee hadden we het wat Fortuyn betreft, dacht ik, voorlopig wel gehad. Zeker in Streven. Eventueel kon ik er over een jaartje zijdelings nog eens op terugkomen, om dan te analyseren hoe zijn ondergang zich precies had afgespeeld en waaraan die te wijten was geweest. Die planning was volkomen mis. Wie iets zinnigs te berde wil brengen over Nederland in de eerste helft van 2002 komt, linksom of rechtsom, altijd weer uit bij Fortuyn. Er is geen commissie of werkgroep die niet de helft van de vergadertijd kwijt is aan de bespreking van het fenomeen, geen verjaardagspartij of feestje waar hij niet uitgebreid besproken wordt, geen kranten-, radio- of tv-rubriek die hem kan of wil negeren. Hij bezorgt rode oortjes aan mensen van wie je niet verwachtte dat zij nog konden kleuren; hij maakt tongen los die zich al bekeerd hadden tot het eeuwig wijs-verongelijkt zwijgen; hij vervult de politieke bedrijvigheid in Nederland met een sfeer van ‘vol verwachting klopt ons hart’: de kinderlijke opwinding van de laatste dagen voor Sinterklaas. Je weet niet wat momenteel het meest onweerstaanbaar doorbreekt, de lente of Fortuyn. Die spectaculaire doorbraak stelt analysten en commentatoren voor raadsels. Per dag voltrekken zich aardverschuivingen in de politieke verhoudingen, en de waar- | |
[pagina 443]
| |
dering van het land en zijn bestuur is honderdtachtig graden gekeerd. Wat kortaf: tot voor drie maanden konden de minister-president, het kabinet en de coalitie geen kwaad doen; zij werden de hemel (waarin zij overigens niet geloven) in geprezen. Maar nu is er over het beleid, de paarse ideologie en de polderaanpak een grauwsluier gevallen, waarvan maatschappijbreed de tonaliteiten uiteenlopen van spottendmeewarig tot onbeschaamd-minachtend. Met zijn stralende oogopslag, zijn onverdroten debatstijl en zijn jongensachtige combinatie van vrijmoedigheid, brutaliteit en arrogantie is Fortuyn in staat gebleken in den brede die sluier over het politiek bedrijf heen te plooien en stevig met pinnen en haringen in de klei te verankeren. Wederwaardigheden rond zijn persoon gaven de nodige mogelijkheden om hem daarbij te hinderen, zo niet te stoppen. Zo kreeg hij als lijsttrekker van een nieuwe politieke partij, Leefbaar Nederland, binnen de kortste keren ruzie met die partij en werd zo een lijsttrekker zonder partij, wat een handicap mag heten. Maar in de peilingen en bij de ondertussen gehouden (gemeentelijke) verkiezingen behaalt hij spectaculaire resultaten. Zo publiceerde hij onlangs een boek dat werd aangekondigd als tegelijk verkiezingsmanifest, partijprogramma en beleidsperspectief, zowel voor de lokale als voor de landelijke politiek. De oplage was binnen een paar uur uitverkocht en na twee weken is de zevende druk al op de markt. Voor de grote politieke debatten beschikt men zo over een extra munitie in de vorm van thema's en meningsverschillen. Maar in de confrontaties daarover blijkt Fortuyn telkens weer in staat, volgens sommigen om zijn hoofd boven water te houden, volgens anderen om de dans te ontspringen. In elk geval lukte het zijn tegenstanders tot nu toe niet om hem te vangen, laat staan hem te vangen zonder mededogen met de gevangene te wekken. Zo won zijn partij in Rotterdam spectaculair de lokale verkiezingen. Maar bij de daaropvolgende onderhandelingen liet hij opmerkelijk luchthartig en vlot het voortouw van de formatie vieren of schieten; hij had er geen zin in. Per slot kun je alleen werkbare coalities smeden met partners die iets in zo'n coalitie zien en het een beetje gezellig willen houden. Alles wat in zijn nadeel had kunnen of moeten werken pakte en pakt uit in zijn voordeel. Vooralsnog blijft, nee, groeit het contrast tussen zijn ontspannenheid en de kramp van de politieke klasse, tussen zijn schijnbare belangeloosheid en hun paniekerige verdediging van het eigen hachje. Het laat zich niet meer ontkennen: Fortuyn is een fenomeen, waar de politiek minstens voorlopig even niet omheen kan. De aanvankelijke strategie van negeren heeft als een boemerang gewerkt, en de belangstelling voor en instemming met hem enkel aangejaagd. Nog niet duidelijk is (mij) of hij echt een politieke factor is/zal worden, met de daarbij horende continuïteit en stabiele verworteling in machtsverhoudingen. Wel is (mij) duidelijk dat hij meer is dan een vluchtige hype, een schimmenspel waarin media met images, oneliners en spetterende koppen een vertoning opzetten die bij de dageraad als een boze droom uiteen zal spatten. Zoveel lijkt (mij) zeker, hij is in elk geval een opmerkelijk katalysator. Hij mobiliseert politiek ongenoegen en wendt dat ten eigen nutte aan. In een land dat het goed gaat, dat fatsoenlijk wordt bestuurd en waarvan het merendeel der burgers geniet van een redelijk aandeel in de welvaart. Maar zo goed kan het niet gaan of er | |
[pagina 444]
| |
blijft kennelijk iets te wensen. Er blijft altijd wel iets te wensen. Wat dan? Leefbaarheid! Het schort of kan gaan schorten aan leefbaarheid. Plots blijkt dat mogelijke tekort een onuitputtelijke bron van kankeren, van klachten over de overheid en van afkeer van de politiek. Het gaat uiteindelijk om een nogal vaag ongenoegen. Je kunt je zelfs afvragen of het ooit aan de oppervlakte en tot bewustzijn gekomen zou zijn, als het niet deze heldere woordvoerder had gevonden. Maar sinds die is opgestaan is de geest uit de fles en er met geen list weer in te krijgen. In mijn bijdrage aan Streven van maart heb ik stilgestaan bij het opmerkelijke feit dat deze geest zowel objectief als subjectief wordt benoemd. Enerzijds spreekt men van electoraal ongenoegen, anderzijds van democratisch tekort. De omschrijvingen worden ook gemakkelijk door elkaar gebruikt. Alsof ze synoniemen zijn. Maar niet ieder subjectief ongenoegen wordt gedekt en gerechtvaardigd door een objectief feilen. Juist degene die zich daar scherp van bewust is wordt door het fenomeen Fortuyn voor een probleem gesteld, dat verre de maat overstijgt van de spannende schilderachtigheid ervan. In en door deze katalysator dringt zich een vraag op naar de aard en huidige praktijk van de democratie. Voldoende reden om nu al op Fortuyn terug te komen, ook of juist in Streven. Daarbij is het goed vooraf even kort en schematisch de rolverdeling in deze voorstelling te geven. Een paar maanden terug baadde ze nog in zacht sprookjeslicht, maar geleidelijk begint ze de allure te krijgen van een heus koningsdrama. Er zijn drie, mogelijk vier dramatis personae. De eerste is de koning zelf, niet zozeer een individu maar een collectief: de zittende politieke klasse, van coalitie tot oppositie op zowel landelijk als gewestelijk als gemeentelijk niveau. Een klasse in nogal wat gradaties, niveaus en verschillen. Maar in het actuele licht vooral een soort eenheidsworst, een grauwe massa van besluiteloosheid en nietszeggendheid. De tweede hoofdrol vervullen wij zonder echt tegenspel te leveren als lezend, luisterend en kijkend burger. Wij zijn, hoewel in naam de regisseurs, vooral de toeschouwers. De koning beweert wel voortdurend dat wij eigenlijk koning zijn: als electoraat hebben wij altijd gelijk - waar krijg je dat zo vlot. De koning is als ambtenaar en lakei in onze dienst. Maar wij gedragen ons als het koor uit de klassieke tragedie. Meegevoerd op de golven van de ontwikkelingen en de opwinding die ze veroorzaken, geven we commentaar op de achtergrond. Wel laten we onze dagelijkse keuzes en gedrag mede door het verloop van de tragedie bepalen. We lijken echter niet te beseffen dat dit koningsdrama juist die keuzes en dat gedrag als inzet heeft. Tussen deze beide personages beweegt zich Pim Fortuyn, een homoseksuele vrijgezel van half vijftig die na een academische carrière zijn schaapjes voldoende op het droge heeft en nu aan de lopende band van alles en nog wat vrijmoedig becommentarieert. Ten slotte: meer dan een bijrolletje is weggelegd voor de media; sommige suggereren dat Fortuyn ze met afschuw vervult, maar ze nemen gretig ieder woord op dat van zijn lippen rolt, meten breed ieder gebaar van hem uit en doen verlekkerd verslag van iedere gebeurtenis waarbij hij betrokken is. Welnu: het drama draait om de diepe rolverwarring tussen de eerste twee hoofdpersonen. Het gaat dus over de visie op en verwachtingen van de democratie, over eigentijds burgerschap. Ik begrijp het zo: Politiek | |
[pagina 445]
| |
(m/vr) heeft er alle belang bij Burger (m/vr) zowel te veel als te weinig te laten verwachten van de democratische en sociale rechtsstaat. Daarmee speelt Politiek feilloos in, zowel op de gemakzucht als op het eigenbelang van Burger. Maar de grillige vrijmoedigheid van Fortuyn (m) heeft Burger uit de gezapigheid gewekt. Het is al gezegd: Burger heeft niet zoveel zware redenen tot klagen. Maar Burger is ook niet langer gemotiveerd om alles maar goed te vinden en alles te slikken wat Politiek doet. Nog onwennig wordt er gezocht naar motieven om zich te laten horen en naar thema's om de stem over te verheffen. Burger vindt de politiek weer te interessant om die aan Politiek over te laten. Hoe heeft Fortuyn dat klaargespeeld? Politiek suggereert door Burger met de ondeugdelijke boodschappen zand in de ogen te strooien. Hij zou racist en islamhater zijn, zich tegen de grondwet keren en aansturen op een tweedeling in de samenleving, hij zou de staatsfinanciën in de war willen sturen en voor de grote prioriteiten van Politiek - zorg, onderwijs en veiligheid - geen cent over hebben. Burger vermoedt echter dat in deze voorstelling van zaken de woorden van Fortuyn net een slag te eenzijdig worden uitgelegd en de voorwaardelijkheid in zijn als-dan-zinnen wordt weggegumd. Burger vindt dat geen sportieve manier van ageren. Burger geniet er dan ook met volle teugen van, dat Fortuyn overeind weet te blijven in dit geweld; vriendelijk en arrogant, superieur en ontspannen en, geruststellend trekje, geregeld te kennen gevend dat het hem menselijk ook wel eens te veel kan worden. Fortuyn zelf klaagt erover dat Politiek hem tracht te demoniseren en heeft er m.n. bij de Vader des Vaderlands op aangedrongen niet met dit inferieure en paniekerige gedoe mee te doen. Hoe heeft Fortuyn het dan klaargespeeld? Welke hindernis heeft hij genomen waardoor hij Burger uit de lethargie deed ontwaken? Zodat die zich weer met van alles en nog wat begint te bemoeien en zich over van alles en nog wat een mening vormt, waarover hij of zij met anderen wil debatteren. Lezers van dit tijdschrift kunnen weten dat ik niet sta te juichen over het feit dat de Nederlandse politiek de afgelopen twee decennia steeds paarser is aangelopen, sinds 1996 zelfs structureel. ‘Paars’ is een ideologische krachttoer die links en rechts in een werkverband samenbrengt. Ze kan dat alleen met een strakke, technocratische discipline, met een schrikbewind van politiek correct spraakgebruik, met het systematisch vermijden van inhoudelijke discussies die serieuze meningsverschillen aan de dag zouden kunnen brengen. Dus: met het expliciet cultiveren van de levensbeschouwelijke en ideële bewusteloosheid, die door de zelfgenoegzame identificatie met de moderniteit in de westerse cultuur al epidemische omvang had aangenomen. In theorieën over modernisering en globalisering, over het einde van de geschiedenis en de fragmentatie van de mens van vandaag konden deze ontwikkelingen voorgesteld worden als historische wetmatigheden. Alsof ze over ons kwamen als zon, regen of noodweer. Maar in mijn coalitieland is dat ene werkverband willens en wetens uit de grond gestampt om de christen-democratie uit het centrum van de macht te verdrijven. Gaandeweg is steeds duidelijker geworden dat christen-democratie stond voor christelijke traditie en de daarbij horende normen en waarden als zodanig. Ja, voor elk grein expliciete idealiteit en | |
[pagina 446]
| |
inhoudelijkheid. De democratie is monddood gemaakt en geleidelijk maar onstuitbaar afgesneden van de bronnen ervan in menselijke waarden en motivatie, van verlangen en geest, van traditie en beschaving. Bewust is het publieke gesprek geblokkeerd waarin burgers met elkaar zoeken naar waar zij elkaar juist daarin kunnen vinden, waarin zij precies daarin uiteengaan, en hoe zij ondanks fundamentele meningsverschillen toch plezierig en verrijkend met elkaar kunnen omgaan. Zoveel is zeker: Fortuyn heeft de gave van het woord. Vooral: hij is een vrijmoedig en onbekommerd spreker. Niet grof in de mond, helder formulerend, vaak een lichte toets van ironie en voortdurend herkenbaar als menselijk. Zo heeft hij de code gebroken die het publieke debat opsloot in de belangen van de politiek en de ervoor broodnodige discipline. Die belangen en discipline, dat verzwijgen, zijn door de media te veel geïnterioriseerd tot hun belangen, discipline en zwijgen. Maar de media beginnen al om te gaan en van kamp te wisselen. Dat geeft de burger moed. Hoe de verkiezingen ook uitvallen, Nederlandse burgers weten in elk geval weer dat politiek over hen gaat en leuk kan zijn. Vooral: dat zij niet timide hun mond hoeven te houden onder de verstikkende woorddekens van de deskundigen en politici. Dat is winst voor de democratie. Je kunt je kwalijkere effecten van katalysatoren voorstellen. □ Pieter Anton van Gennip | |
Pleidooi voor een nieuwe kijk op AfrikaTot u spreekt wie ooit een jongen van twaalf was die in vervoering luisterde naar de toespraak die een onbekende zwarte man - Patrice Lumumba - ter gelegenheid van de overdracht van de soevereiniteit en ten overstaan van de Belgische Koning uitsprak. En nu ik die rede in voorbereiding voor dit forum nog eens gelezen heb, hoef ik - die eerder een verbaal mens ben wiens perceptie van de realiteit minstens evenveel door woorden als door beelden wordt bepaald, en in dat opzicht dus enigszins reactionair - mij niet te schamen voor wat die twaalfjarige jongen daar toen van vond: Patrice Lumumba blijkt ook nu nog een groot redenaar te zijn geweest, in de betekenis die Cicero daaraan gaf: vir bonus dicendi peritus, een rechtschapen man die het goed kan zeggen. Ik kan dus - in de termen die de Onderzoekscommissie voor ‘het vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele betrokkenheid daarbij van Belgische politici...’ daarvoor heeft gebruikt - stellen dat ‘met de normen inzake publieke | |
[pagina 447]
| |
moraal van vandaag en zonder te treden in toenmalige persoonlijke morele afwegingen sommige Belgische regeringsleden en andere Belgische actoren een morele verantwoordelijkheid dragen in de omstandigheden die tot de dood van’ een jeugdheld van mij hebben geleid. Nu ik in de lectuurmap voor dit forum lees dat de beeldvorming over Lumumba en het Congolese volk in de media van die tijd erg negatief was, kan dit ons misschien ook enigszins geruststellen: mijn beeld is in elk geval niet door die negatieve media bepaald. Het beeld dat wij hebben van Afrika, en meer specifiek van Congo, is en blijft sterk beïnvloed door de koloniale periode. De realiteit ook. Gedurende honderden, en alleszins tientallen jaren, en verschillend van land tot land, maar altijd met dwang en geweld, is de Afrikaanse geschiedenis onttrokken aan zijn eigen logica, zijn eigen natie- en staatsvorming, de vorming van eigen instellingen, en is dat alles vervangen door een externe, opgedrongen logica, externe, opgedrongen naties en staten, externe en opgedrongen instellingen. Uit die realiteit is een beeld ontstaan van afhankelijke, onderdanige volkeren die niet voor zichzelf kunnen zorgen. België draagt een verantwoordelijkheid voor het Congo van vandaag, om historische redenen - en ook omdat de Congolezen veel van ons verwachten. Dat laatste is een deel van het probleem: veel Congolezen verwachten zoveel van ons dat we aan die verwachting niet kunnen en ook niet mogen voldoen. Sommige verwachtingen zijn echt neokoloniaal, Lumumba zou ze niet hebben gedeeld. In zijn beroemde rede schetste Lumumba een beeld van de historische verantwoordelijkheid die België had voor Congo - maar hij gaf ook een visie op de toekomst van zijn land, dat zijn eigen lot in handen zou nemen, zijn eigen toekomst zou bepalen als een land van mensenrechten en democratie, van welvaart en respect voor minderheden, van een parlementaire democratie ook, waarin iedereen - regering en oppositie - zijn rol zou spelen in de opbouw van het land. Die toekomstvisie is in de voorbije veertig jaar niet gerealiseerd. Toch zijn het in de eerste plaats de Congolezen die verantwoordelijk zijn voor hun lot, en voor het beeld dat zij en wij zich van hun land vormen. Onze verantwoordelijkheid is er een op de tweede lijn: om de historische redenen die ik al genoemd heb, maar ook omdat we in deze tijd van mondialisering een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen voor het lot van alle mensen, alle naties, alle continenten. Die verantwoordelijkheid is nog bevestigd in het jaar 2000 in de Millenniumverklaring die door alle staats- en regeringsleiders van zowat de hele wereld is goedgekeurd, en waarin we ons hebben opgelegd, tegen 2015 de absolute armoede in de wereld te halveren. Dat is geen overambitieus project, maar wel een dat onze gezamenlijke verantwoordelijkheid erkent.
Sta me toe hier even aan te halen wat we lezen in de voorbereidende documenten tot de belangrijke UNO-conferentie, in Monterrey, over de financiering van ontwikkeling. Ik doe dat omdat daarin die gezamenlijke verantwoordelijkheid uitstekend wordt verwoord, maar ook omdat ik iedere tribune die ik krijg, gebruik en zal blijven gebruiken om op het belang van die conferentie te wijzen. We lezen daar dat, om de millenniumdoelen te bereiken - dat is onder meer het halveren van het aantal mensen dat honger lijdt, het halveren van | |
[pagina 448]
| |
het aantal mensen dat geen toegang tot drinkwater heeft, en ervoor zorgen dat alle kinderen basisschool volgen -, en met name dus in Afrika, in de eerste plaats vereist is de lokale middelen te mobiliseren: talenten, creativiteit, grondstoffen, en dat dat de verantwoordelijkheid is van al wie in de arme landen leiding geeft en verantwoordelijkheid draagt. We lezen dat andere handelsverhoudingen nodig zijn - en laten we hopen, misschien tegen beter weten in, dat daartoe in Doha een eerste aanzet is gegeven - dat het schuldprobleem moet worden opgelost, dat meer en efficiëntere ontwikkelingshulp moet worden gegeven (er is minstens een verdubbeling nodig) en dat de instellingen op wereldschaal grondig moeten worden hervormd, om de invloed van de ontwikkelingslanden erin te versterken, en dat die beginnende werelddemocratie zelf meer invloed moet krijgen. Kortom: het gaat om onze gezamenlijke verantwoordelijkheid - en dat is een heel ander beeld dan een van onderworpenheid en ondergáán van wat elders wordt beslist.
We mogen het beeld van Afrika niet meer alleen laten bepalen door zijn zwakte, zijn verdeeldheid, zijn misère, zijn oorlogen, zelfs zijn genocides - en al evenmin door breed lachende kinderen en dansende krijgers. Al is dat allemaal realiteit. Afrika is ook: Aimé Césaire en Léopold Senghor, is ook Wole Soyinka, is ook Lumumba, ook Mandela, het akkoord van Lusaka, het New African Initiative (nu herdoopt tot NEPAD), is ook Kofi Anan - en dat hem de Nobelprijs voor de vrede is toegekend, is een van de beste keuzes sinds vele jaren -, is ook Graça Machel. Afrika is vooral een continent van grote diversiteit, van grote rijkdom, menselijke warmte, kunstzinnige activiteit, van een meestal tolerante islam en een nog levend en in zichzelf gelovend christendom. Beide zijn overigens doordrongen van een diepe verbondenheid met onder- en bovenaardse krachten, die ook als autonome religie bij heel wat Afrikanen voortleeft. Dat Afrika is verantwoordelijk voor zichzelf, het maakt deel uit van een wereldgemeenschap, en dus is die er ook verantwoordelijk voor en is Afrika mede verantwoordelijk voor en tegenover die wereldgemeenschap. In die context moeten wij ons beeld van Afrika en de Afrikanen voortdurend bijstellen, onze Afrikapolitiek voortdurend ijken, onze Actieplannen voor de Grote Meren voortdurend vrijwaren voor paternalisme of neokolonialisme. In die zin is het ook goed dat we onze historische verantwoordelijkheid voor de moord op Lumumba hebben onderzocht: wij zullen nooit weten, Congo zal nooit weten, wat er van dat land geworden zou zijn als die moord niet was gepleegd. Misschien zou mijn jeugdheld Patrice Lumumba een tiran geworden zijn - maar misschien ook niet -, uit zijn rede komt hij alleszins naar voren als een man met idealen. Hij zou ze niet gerealiseerd hebben niemand van ons kan dat - maar hij zou er misschien naar zijn blijven streven en zo zijn land en volk hebben behoed voor heel wat onheil. In die zin is het ook goed dat we de hedendaagse plundering van Congo aan het onderzoeken zijn en de eventuele verantwoordelijkheid van Belgen daarin, volgens de normen inzake publieke moraal van vandaag. In die zin is ook AfricaliaGa naar eind[1] zinvol. Zodra ik deze functie heb opgenomen, heb ik gezegd hoe belangrijk ik het | |
[pagina 449]
| |
vond niet alleen ontwikkelingslanden - en Afrika in het bijzonder - te zien als armoe- en probleemgebieden, maar ook de kunst en de cultuur ervan te ondersteunen. Zoals voor al onze politieke voornemens geldt, is er tussen besluit en realisatie meer tijd verlopen dan ik oorspronkelijk gehoopt had. Maar Africalia bestaat nu, als autonome instelling, wier opdracht en doel het is, kunst en cultuur in Afrika te bevorderen, te ondersteunen, en daarvan ook de weerslag in België te laten zien. Zo zal Africalia hopelijk ook kunnen bijdragen aan een andere beeldvorming over Afrika. Dat is dan een doelstelling die ik met dit forum gemeen heb. □ Eddy Boutmans Deze tekst is de neerslag van een toespraak die werd gehouden als inleiding bij het forum over beeldvorming en politiek beleid op 17 november 2001. | |
Eredoctor Victor Van Bortel, S.J., stichter en bezieler van Kishor Nagar, een stad voor jongensKishor Nagar - in het Hindi betekent dat ‘Jongensstad’ - ligt in India, in de buurt van Ranchi, de hoofdstad van de Indiase staat Jharkhand (vroeger Zuid-Bihar). Enkele jaren geleden hebben wij - elk op een ander tijdstip - via USOSGa naar eind[1] de kans gekregen om Kishor Nagar te bezoeken. Het werk dat pater Van Bortel daar uit de Indiase grond heeft gestampt, heeft bij ieder van ons een sterke indruk nagelaten. Daarom hebben wij, samen met Joris Ghysels, en met ondersteuning van Bea Cantillon, Steven Geukens, Walter Nonneman, Hugo Roeffaers, Mark Rotsaert, Eddy Van de Voorde, Jef Van Gerwen en Guido Vanheeswijck, vorig jaar pater Van Bortel kandidaat gesteld voor een ‘eredoctoraat wegens algemene verdienste’ van de Universiteit Antwerpen. Eredoctoraten wegens algemene verdienste worden over het algemeen toegekend aan personen die al bekend zijn, en van wie de verdiensten alom gewaardeerd worden. Eigenlijk worden ze vooral gebruikt om de Universiteit zelf in de publiciteit te brengen. Victor Van Bortel daarentegen is slechts bekend bij een kleine groep van familie en sympathisanten in België. (U moet dus niet beschaamd zijn als u nog nooit | |
[pagina 450]
| |
van hem heeft gehoord.) Het lag daarom niet voor de hand dat ons voorstel gehonoreerd zou worden. Enigszins tot onze verrassing, en dankzij een gunstige samenloop van omstandigheden, is onze kandidatuur door de Raad van de Universiteit Antwerpen toch overgenomen. Victor Van Bortel wordt op 17 mei door de Rector-Voorzitter van de Universiteit Antwerpen een eredoctoraat wegens algemene verdienste overhandigd. Het strekt de Universiteit Antwerpen tot eer dat ze deze ongewone beslissing heeft genomen. Maar waarom heeft Victor Van Bortel een eredoctoraat verdiend? Om dat uit te leggen zullen wij het vooral hebben over zijn levenswerk, Kishor Nagar, en nauwelijks over zijn persoon. Dat kan moeilijk anders, want Victor Van Bortel heeft zijn leven volledig aan Kishor Nagar gewijd, en is daarenboven een zeer bescheiden man, die niet graag op de voorgrond staat. Voor dit artikel hebben wij vooral geput uit een brochure over Kishor Nagar, opgesteld door Stefaan Jacobs. Wij hebben ook nog met hem en een aantal andere mensen gesproken. | |
De oorsprong van Kishor NagarVictor Van Bortel is in 1926 in Wilrijk geboren. In 1946 treedt hij toe tot de orde van de jezuïeten in Drongen. In 1959 wordt hij tot priester gewijd in Pune, in India. Nadien is hij een aantal jaren assistant parish priest in Ranchi. Als parochiepriester merkt Van Bortel op dat veel kinderen op straat rondzwerven zonder dat iemand zich hun lot aantrekt. Hij begint dergelijke kleine crimineeltjes en zwervers op te vangen in zijn pastorie. Hij geeft hun te eten, en probeert scholen voor hen te vinden. Langzamerhand wordt hun aantal steeds groter. Op zeker ogenblik ontvangt Van Bortel een benoeming tot prefect in een seminarie. Dit plaatst hem voor een dilemma: hij moet zijn oversten gehoorzamen, maar hij kan de jongens toch niet in de steek laten. Terwijl hij zijn vader een brief schrijft, daagt de oplossing: hij zal de jongens meenemen naar zijn nieuwe woning! Maar ook dit viel niet vol te houden. Na enige moeite kreeg Van Bortel in 1972 uiteindelijk een stuk grond dat bestemd was geweest voor een noviciaat van de jezuïeten, dat er nooit gekomen was. In het begin woonden de jongeren er in zeer armzalige omstandigheden in een tentenkamp. Maar al snel komt er veel, ook onverwachte hulp. De commandant van de naburige legerpost leent een bulldozer uit en stuurt een groep soldaten om het terrein te egaliseren en geschikt te maken voor rijstteelt. Van het Duitse Misereor krijgt Van Bortel geld voor gebouwen. Dokter S. Mukherjee, een hindoe, stelt zich twee dagen per week gratis beschikbaar voor de medische verzorging, en betaalt uit eigen zak de medicijnen. De mijnbouwmaatschappij ‘Central Coalfields’ levert gratis honderdtwintig ton steenkool per jaar. Zo zijn er vele individuen en instellingen - christenen en niet-christenen - die kleinere of grotere hulp verlenen, en verrijst er een echte jongensstad. Kishor Nagar bestaat nu dertig jaar en heeft ondertussen al duizenden jongens grootgebracht. Op dit moment leven er zo'n acht- à negenhonderd jongens. Het grootste probleem voor de toekomst is de opvolging van Victor Van Bortel, die ondertussen al een stuk over de zeventig is. Hoewel er altijd wel jezuïeten in opleiding en gevormde paters naar Kishor Nagar zijn gestuurd, bleken die niet altijd over de juiste motivatie of capaciteiten te be- | |
[pagina 451]
| |
schikken. Jerome Dungdung, een jonge pater van lokale afkomst, die sinds enkele jaren in Kishor Nagar werkt, lijkt echter veelbelovend. | |
Leven, leren en werken in Kishor NagarHoe gaat het leven in Kishor Nagar eraan toe? Daarvan geeft de dagindeling een goed beeld. We citeren Van Bortel zelf: ‘Gewoonlijk in de zomer is het zo dat, als het warm weer is, onze jongens heel vroeg opstaan. Alles gebeurt 's morgens. De klassen beginnen om halfzeven. De grotere jongens hebben zelfs hun eerste lessen om halfzes. Dan is er zo ongeveer les tot kwart over negen. Om kwart over negen is er dan een koffiepauze voor de onderwijzers en onderwijzeressen. Dan is er weer les tot ongeveer twaalf uur. 's Namiddags moeten ze allemaal om één uur gaan slapen. Ze slapen dan door tot ongeveer halfdrie, en dan moet je ze wakker schudden, omdat het toch nog veel te warm is. Daarna is er afwisselend spel, werk en bijscholing. De dagindeling geeft al aan hoezeer de nadruk in Kishor Nagar ligt op scholing en opleiding. Alle jongens krijgen een opleiding tot minstens het niveau van de ‘High School’. Het is de bedoeling dat ze op z'n minst gevormd worden tot geschoolde arbeiders, die zelfstandig de kost kunnen verdienen. Voor het wettelijke toelatingsexamen moeten de jongens wel buiten Kishor Nagar gaan. Op basis van hun aanleg kunnen sommigen doorstromen naar een College of naar technische scholen buiten Kishor Nagar. De universiteit is slechts voor weinigen weggelegd: enkele tientallen jongens volgen universitaire studies, of hoger technisch onderwijs. Dat aantal is ook om een andere reden beperkt: het betekent immers dat een plaats in Kishor Nagar langer bezet blijft, terwijl de ruimte en middelen zeer schaars zijn, en er heel veel aanvragen zijn om in Kishor Nagar binnen te mogen. Al het onderwijs tot het niveau van de High School wordt binnen Kishor Nagar zelf gegeven. Toch zijn er voor de achthonderd jongens maar vier leerkrachten. Dat is mogelijk, omdat de jongens die naar het secundair of hoger onderwijs gaan, 's avonds na hun eigen lessen onderwijs geven aan de lagere klassen. | |
[pagina 452]
| |
Het werk dat de jongens doen bestaat vooral in eten koken en op het veld werken. Bij ons bezoek viel ons op hoe, blijkbaar zonder enige leiding, en met groot plezier en enthousiasme, de jongens zelf eten klaarmaken en opdienen, en de afwas doen. In de keuken doen de groten het zware werk, de kleineren bereiden de chapati's (platte broden), waarvan er dagelijks zo'n vierduizend gegeten worden. De jongens krijgen eenvoudig, maar gezond en gevarieerd voedsel. De meeste groenten en rijst komen van hun eigen velden. Ook het grootste deel van het werk op het land, zoals ploegen en rijst uitplanten, wordt door de jongens gedaan. Ze werken in ploegen van zo'n vijftig man onder leiding van een van hen, sirpanch genaamd, en van zijn assistent. Die verdelen het werk en regelen het leven in de groep. Er is een zeer beperkte staf van veertien man, van wie drie deeltijdsers. Zij zijn er om te helpen en raad te geven. Het komt erop aan dat de jongens leren samen te werken en verantwoordelijkheid te nemen. Dat gaat niet vanzelf, want de jongens die in Kishor Nagar worden opgenomen, moesten voordien voor zichzelf vechten, hun leven was hoofdzakelijk gericht op ‘overleven’. | |
Achtergrond en toelating van de jongensVeruit de moeilijkste taak voor pater Van Bortel is het selecteren van de jongens die tot Kishor Nagar worden toegelaten. Ieder jaar zijn er meer dan duizend aanvragen, terwijl er maar vijfenzeventig jongens kunnen worden aanvaard. Omdat de nood zo groot is, wordt deze beperking vaak overschreden. Sommige aanvragen komen van familie van de jongens, andere van zusters of paters die in de dorpen werken, of van de leiders van die dorpen. Om te schiften gelden twee criteria: nood en geschiktheid. Alleen jongens die hoegenaamd niets hebben en zich dus helemaal aan de onderkant van de samenleving bevinden, komen in aanmerking. Met geschiktheid wordt bedoeld dat de jongen kan meedraaien in het systeem van Kishor Nagar. Om welke noodsituaties gaat het? De achtergrond van de jongens biedt een staalkaart van de sociale problemen van India. Sommigen hebben vader noch moeder, en zijn onder meer afkomstig van de weeshuizen van Moeder Teresa. Dit is echter een minderheid. Het klinkt misschien paradoxaal, maar voor veel jongens vloeien de problemen voort uit de slechte positie van de vrouw in India. Meerderen komen namelijk uit een eenoudergezin, waarvan de vader is overleden. In India worden weduwen echter niet zelden genadeloos uitgebuit door de familie van hun overleden man. Daardoor zijn zij onmogelijk in staat om voor hun kinderen te zorgen, die dan op straat terechtkomen. Erger nog, als een jongen erfgenaam is, dan heeft de familie geen enkel belang bij zijn overleven, en fungeert Kishor Nagar als toevluchtsoord. Ook kinderen uit leprakolonies en kinderen die door polio gehandicapt zijn, vinden in Kishor Nagar een plaats. Zulke kinderen worden door de Indiase maatschappij uitgestoten en worden op geen enkele school toegelaten. Ten slotte zijn er jongens uit gezinnen die totaal aan de grond zitten, onder meer ten gevolge van alcoholisme, hetgeen een groot probleem is in de staat Jharkhand. De jongens worden geenszins van hun thuisbasis geïsoleerd. Tijdens de zomervakantie worden zij aangemoedigd om naar hun familie of dorp te | |
[pagina 453]
| |
gaan. Alleen wanneer dit werkelijk onmogelijk is, blijven ze in Kishor Nagar; dit geldt voor zo'n tweehonderd van de achthonderd jongens. Een zekere relatie met de familie is belangrijk: in India zijn het immers gewoonlijk de ouders die voor een huwelijkspartner zorgen (in ieder geval officieel)Ga naar eind[2]. De jongens van Kishor Nagar moeten veelal zelf een vrouw vinden. Als er toch nog een familieband is, zoals een oom, dan kan de bemiddeling van die persoon worden ingeroepen. | |
Wat met de meisjes?Ook meisjes worden soms aan de hoede van Kishor Nagar toevertrouwd. In de Indiase maatschappij is het echter onmogelijk dat meisjes in een jongensstad opgroeien; ze zouden later geen enkele kans maken. Daarom worden ze naar een internaat van de zusters gestuurd. Tijdens de vakantie kunnen ze hun broer of neef wel komen bezoeken. | |
Relaties met de buitenwereldDankzij onder meer een eigen boerderij waarin groenten en rijst worden geteeld en melkkoeien, varkens en kippen worden gehouden, is Kishor Nagar voor een groot deel zelfbedruipend. Maar desalniettemin is men voor het overige afhankelijk van giften. Vooral de kosten voor de voeding die elke dag terugkomen, zijn een groot probleem. Voor eenmalige projecten (een gebouw of een waterput bv.) vindt men tamelijk gemakkelijk financiering bij sponsors in Europa (zoals Misereor), maar deze instellingen zijn zelden bereid om een jaarlijks terugkerende subsidie te verstrekken. De regelmatige steun van een groot aantal sympathisanten in België is daarom zeer welkom. Die steun wordt georganiseerd door Stefaan Jacobs, en naar pater Van Bortel overgemaakt via de Missieprocuur van de jezuïeten in Brussel. In het verleden was de relatie met de overheid er een van leven en laten leven. Kishor Nagar werd door de autoriteiten met rust gelaten, maar ook niet gesteund. Dankzij veel geduld en volharding (en steekpenningen alleen als dat niet te vermijden was in het zeer corrupte Bihar), kreeg Kishor Nagar de vergunningen die het nodig had. Deze houding lijkt nu in gunstige zin te veranderen, hetgeen onder meer blijkt uit kleine subsidies van de overheid. Ook zijn er plannen van staatswege om elders soortgelijke tehuizen op te richten, al is daar nog niets concreets uit voortgekomen. Met de lokale gemeenschap onderhoudt Kishor Nagar over het algemeen goede relaties. Zoals gezegd, krijgt Kishor Nagar steun van individuen en instellingen uit Ranchi en omgeving, en zeker niet alleen van christenen, ook van hindoes. Hoewel Kishor Nagar haar christelijke identiteit niet verbergt, is er ook geen bekeringsdrift. Pater Van Bortel ziet in de religieuze diversiteit geen groot probleem. In zijn eigen woorden: ‘Dat is eigenlijk een heel klein probleem. Grote mensen hebben vooroordelen. Kinderen hebben geen vooroordelen. Als we kijken naar het hindoeïsme, de islam of het animisme, dan vinden we altijd één element terug dat heel sterk is: dat God liefde is. En dat God voor allemaal “Onze Vader” is. En dat kunnen we dan ook allemaal meebidden. | |
[pagina 454]
| |
waarmee we bezig zijn en waarom wij dit doen. En zij aanvaarden dat helemaal.’ Kishor Nagar ontvangt overigens niet alleen hulp, maar steunt ook zelf de minstbedeelden buiten de jongensstad, waar het kan. Zo gaan ook dorpelingen uit de buurt naar dokter Mukherjee en zijn assistenten in Kishor Nagar. Daarnaast organiseert Kishor Nagar op zondag zogeheten medical camps in de dorpen in de wijde omgeving, waarbij de jongens de dokter helpen bij het verzorgen van de dorpsbewoners. Ten slotte: duizenden jongens hebben Kishor Nagar al verlaten, en elders een eigen leven opgebouwd. Op hen rust geen enkele formele noch morele verplichting om Kishor Nagar te steunen. Velen blijven echter in contact, en komen eens terug om te zien hoe het gaat. | |
BesluitHet meest opmerkelijke van Kishor Nagar is misschien dat zoveel jongens er als één familie samenleven, zonder onderscheid van kaste of godsdienst. In het door godsdiensttwisten verscheurde India, met zijn taaie kastenstelsel, is dit lang niet vanzelfsprekend. Jongens die anders voorbestemd waren voor een leven in de marginaliteit, worden aldus opgevoed tot zelfredzame en verantwoordelijke volwassenen. □ Karel Van den Bosch en Gerlinde Verbist |
|