Streven. Jaargang 69
(2002)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
Stefan Waanders
| |
[pagina 206]
| |
Op 28 april 2002 is het veertig jaar geleden dat Romano Guardini in Brussel de Erasmusprijs werd uitgereiktGa naar eind[2], een prijs die wordt toegekend aan personen of instellingen die op eminente wijze hebben bijgedragen aan de geestelijke en culturele herleving van Europa. Bij die gelegenheid sprak Guardini een rede uit, ‘Europa, Wirklichkeit und Aufgabe’, die destijds grote indruk maakte. Die lezing was tevens de laatste grote rede van Guardini voor het grote publiek en kan als een soort testament van hem gezien worden. Twee generaties later die rede herlezen heeft iets hachelijks. Het hangt ervan af met welke instelling de tekst gelezen wordt. Wie duidelijk omschreven werkelijkheden of heldere antwoorden verwacht, wordt zeker teleurgesteld. Een politiek, economisch of sociaal concept wordt niet geleverd. Evenmin vinden we hierin een antwoord op de vraag welke landen wel en niet bij Europa horen. Wie echter de wat springerig ogende opbouw van Guardini's gedachtegang geduldig navoltrekt en na-denkt, krijgt misschien toch een vermoeden van een complexe, maar ook waardevolle realiteit die Europa genoemd wordt. Ook al zal die in de huidige situatie van vergaande globalisering zeker heroverwogen moeten wordenGa naar eind[3]. Guardini begon zijn rede met een persoonlijke herinnering. Hij is geboren uit Italiaanse ouders, maar leefde vanaf zijn eerste levensjaar in Duitsland. Thuis werd Italiaans gesproken, maar op school raakte hij vertrouwd met het Duits. En Guardini vermeldde hoe voor hem deze taal, als de taal waarin weten en levenskennis hem vertrouwd werden, de overhand kreeg. Dat verdiepte zich verder door zijn studies aan de universiteiten, en Duits werd uiteindelijk de taal waarin zijn geestelijk werk zich ontplooide. Daaruit ontstond echter een conflict op het moment dat een beroepskeuze gemaakt moest worden, want dat bracht de keuze voor een bepaald land mee. De scherpte van dat conflict werd mede bepaald doordat het nationalisme in het begin van de vorige eeuw nog zo sterk was en Guardini's ouders hartstochtelijke patriotten waren. De voorkeur van Romano Guardini ging uit naar Duitsland, maar hij wilde die stap zetten zonder zijn Italiaanse wortels te verloochenen. Een oplossing van dit conflict werd voor hem pas mogelijk op het moment dat de idee van Europa voor hem daagde, want toen kon hij een duidelijke keuze maken binnen een samenhang die beide landen omvatte. De keuze voor Duitsland betekende nu niet het breken van een trouw jegens Italië. Zo kon Guardini in zijn eigen levensgeschiedenis, dankzij het zicht krijgen op de idee van Europa, in een spanningsvolle situatie een duidelijke keuze maken zonder dat hij daardoor ontrouw werd aan zijn Italiaanse oorsprong. Daaruit blijkt dat Guardini Europa zag als een complex geheel dat toch een zekere eenheid kent, maar bijgevolg een spanningseenheid is. Opvallend is dat hij in zijn rede op deze plaats het woord ‘trouw’ gebruikte. Het is aanleiding tot een kleine antropologische overweging. | |
[pagina 207]
| |
Volgens Guardini is trouw iets wezenlijks: de kwaliteit van het leven is daarvan afhankelijk dat er iets bestaat waar de mens bereid is om zich voor in te zetten. In het begin van de twintigste eeuw was dat vooral aan de staat gebonden. Die situatie is echter in hoog tempo veranderd. Guardini wees erop dat de grenzen van de gebieden waarin aan het begin van de eeuw de trouw geworteld was, losser geworden zijn. De ruimte waarin de mens existeert wordt groter en de mensen beginnen continentaal of zelfs globaal te denken. Daarmee dreigt de context waarin de mens zijn trouw gestalte tracht te geven zo groot te worden, dat deze niet meer een concrete gestalte kan aannemen. Guardini neemt die globalisering waar, maar waarschuwt er indirect voor dat de kleinere verbanden in die situatie van globalisering betekenis verliezen. Het blijft de ruimte waarin menselijke trouw zich vaak zin vol kan concretiseren. Voorwaarde daarvoor is wel, dat die kleinere verbanden zichzelf leren zien in het grotere geheel. De tijd voor het nationalisme is volgens Guardini voorbij. Maar het zou volgens hem een vergissing zijn daaruit te concluderen dat daarmee de naties overbodig zijn geworden. Europa bestaat uit verschillende naties, die samen iets gemeenschappelijks hebben. Merkwaardig in zijn toespraak is dat Guardini de naam van Europa verscheidene keren noemt en tegelijk een nauwkeurige definitie lijkt te vermijden. En één mogelijke definitie sluit hij op voorhand uit. Wie ertoe neigt Europa een werelddeel te noemen, maakt hij onzeker door de vraag te stellen of dat kleine schiereiland aan de kolos Azië de omschrijving ‘werelddeel’ wel toekomt. Europa is kennelijk van een andere orde, maar nog steeds onbepaald. Hij laat deze vraag open en gaat vervolgens over op een heel andere vraag. Waar ligt dan toch de betekenis van Europa? Die ziet hij niet in de grootte van de bevolking of in de prestaties van de verenigde economie, industrie, wetenschap of cultuur ervan, want daarin zal Europa door andere continenten worden ingehaald. Guardini probeert de betekenis van Europa op het spoor te komen door van het continent weg te kijken en de vraag te stellen of van Europa niet een bijzondere opgave gevraagd wordt. En dan volgt een excursie over het probleem van de macht, die in omvang de helft van de rede beslaat. Het is een onderwerp dat de spreker verontrust. Voor het eerst duikt dit onderwerp op in zijn studie over Augustinus, waar hij het in een voetnoot geparkeerd heeftGa naar eind[4]. Na de Tweede Wereldoorlog treedt het onderwerp in zijn cultuurfilosofische studies Das Ende der Neuzeit (1950) en Die Macht (1952) prominent op de voorgrond. Kort gezegd komt zijn betoog hierop neer: macht is iets wat hoort bij het wezen van de mens. Guardini stelt dat neutraal vast. Het uitoefenen van macht echter heeft ook altijd gevolgen voor wie die macht uitoefent. In zijn betoog gaf hij een historische schets over de ontwikkeling van de | |
[pagina 208]
| |
macht. Gedurende de moderne tijd (Neuzeit) werd toename van de macht gezien als vooruitgang. Door mensen geschapen cultuur was altijd ingebed in de natuur als de altijddurende randvoorwaarde van het menselijk handelen. Daarin kon het machtsgebruik menselijk doorleefd en verantwoord worden. Die situatie is echter ingrijpend veranderd sinds de mens ook de natuur systematisch en op grote schaal is gaan openbreken. Daarmee is ook de cultuur uit haar vertrouwde bedding van de natuur losgemaakt. Sindsdien heeft een eeuwenoud evenwicht opgehouden te bestaan en heeft de cultuur een nooit eerder voorgekomen overwicht gekregen. De situatie van de mens wordt nu gekarakteriseerd door een dominant aanwezige cultuur die niet alleen door de mens is voortgebracht, maar ook voortdurend door de mens in stand moet worden gehouden. Guardini stelt de vraag of daarmee niet de balans verstoord is en de mens aan een existentiële overbelasting dreigt te bezwijken. In hoeverre bedreigt de toename van het machtspotentieel de menselijkheid van de mens? Guardini betwijfelt of met de machtstoename ook vanzelf het vermogen van de mens groeit om het veld en zijn werkingen te overzien, die werkingen op elkaar af te stemmen en een consistent geheel te scheppen. Voorts betekent de machtstoename niet alleen macht over de natuur, maar ook macht over de mens zelf. Hoe bedreigend deze toename van de macht voor de mens zelf geworden is, illustreert hij aan de hand van twee voorbeelden. Met het splitsen van de atoom heeft de mens de beschikking gekregen over ongekend energiepotentieel. Dat heeft nieuwe mogelijkheden gecreëerd, ten goede en ten kwade. En van dat laatste is de atoombom een voorbeeld. Nog verontrustender is de mogelijkheid om in de menselijke persoon door te dringen en om de wijze waarop de mens zichzelf en de wereld beleeft, tegen diens wil in te manipuleren door propaganda, reclame of hersenspoeling. Deze enorme toename aan macht is nauwelijks nog door de mens na te voltrekken en lijkt daarmee aan de menselijke verantwoording te ontglippen. Guardini stelt de vraag waar de orde te vinden is waarin dit machtsgebruik zijn zin vervult. Volgens hem is het probleem van een juist gebruik van de macht nog nauwelijks gezien en hij meent dat hier de opgave ligt die op een bijzondere wijze Europa toegewezen is. Op dit punt zal de huidige lezer van de rede mogelijk protesteren. Met iets te veel gemak lijkt de spreker de werelddelen Amerika, Azië en Afrika erin weg te wuiven en opmerkelijk is dat Australië helemaal niet in beeld is. Het kan verstaan worden als een uiting van een Europees superioriteitsgevoel. Toch laat een nauwkeurige lezing van de toespraak deze conclusie niet toe. Op de eerste plaats is deze rede in een Europese context uitgesproken; ze was niet geschreven voor een mondiaal gehoor. En de Europese context van veertig jaar geleden was vooral die van een grote ontgoocheling en een gebrek aan zelfvertrouwen. Twee wereldoorlo- | |
[pagina 209]
| |
gen en de gevolgen ervan hebben Europa gedemoraliseerd. In die situatie moet Guardini's rede geplaatst worden. Daarin lijkt hij een nieuw Europees bewustzijn te willen aanspreken, niet een superioriteitsgevoel nieuw leven in te willen blazen. De aangevoerde argumentatie waarom althans Europa deze opgave niet behoort te ontlopen is ook consistent en stemt tot nadenken. Ten eerste heeft Europa de wetenschap en de techniek voortgebracht. De daarmee verbonden enorme machtstoename hoort bij de eigen Europese geschiedenis. Als tweede argument wordt gesteld dat Europa tijd heeft gehad om illusies te verliezen. In vele moorddadige oorlogen heeft Europa onherstelbare verliezen geleden en is het schuldig geworden jegens de mensen. Heeft juist die geschiedenis niet een innerlijke bereidheid doen ontstaan die in staat is de vragen van het probleem van de macht op een goede wijze tot een oplossing te brengen? Europa zou in staat moeten zijn niet alleen de scheppende mogelijkheden te zien, maar ook het risico en de tragiek van de menselijke existentie. Het argument is ter zake, maar de aanleiding is natuurlijk niet iets om trots op te zijn - laat staan om er een superioriteitsgevoel aan te ontlenen. Het is juist het nuchtere onder ogen zien van de eigen tragische geschiedenis dat Europa zijn opgave duidelijk kan maken. Een opgave die misschien niet spectaculair, maar wel van fundamentele betekenis is. Een opgave die Guardini als een program ziet en waaraan hij een eigen bijdrage levert, wanneer hij in datzelfde jaar verschillende van zijn cultuurfilosofische essays bundelt onder een woord uit juist deze rede: Sorge um den MenschenGa naar eind[5]. Opvallend is dat Guardini in deze toespraak over Europa zwijgt over het christendom. Van een priester en katholiek cultuurfilosoof was een dergelijke verwijzing te verwachten. De ogenschijnlijke afwezigheid van het christendom in deze toespraak verbaast te meer, omdat hij in eerdere beschouwingen uitdrukkelijk gesproken heeft over de relatie van het christendom en Europa. In zijn essay ‘Der Heilbringer in Mythos, Politik und Offenbarung’ met als ondertitel ‘Eine theologisch-politische Besinnung’ (1945) probeert hij tot een standpuntbepaling te komen ten aanzien van twaalf jaar nazi-heerschappij in Duitsland. Terloops is ook sprake van Europa, en daarin wordt gezegd dat Europa die geschiedkundige grootheid is die op een beslissende wijze door de gestalte van Christus gevormd is. Aan die vaststelling wordt de conclusie verbonden dat, als Europa nog iets wil voorstellen, dat het dan christelijk is; anders zal het ophouden te bestaanGa naar eind[6]. In 1955, bij een feestelijke zitting van de filosofische faculteit van de universiteit München ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, komt Guardini in zijn rede ‘Europa und christliche Weltanschauung’ op deze gedachte terug. Hij verwijst er naar hoe hij in zijn eigen leven leek te zijn voorbestemd om te zoeken naar de eenheid van ver uiteenliggende | |
[pagina 210]
| |
werkelijkheden: de Italiaan die in de context Europa de stap naar Duitsland kan maken. Maar ook zijn leeropdracht ‘Christliche Weltanschauung’ ziet hij als een voortdurend zoeken naar die eenheid van zien die ontstaat uit de ontmoeting van geloof en wereld. En deze gedachte van het zoeken naar de eenheid van ver uiteenliggende werkelijkheden lijkt hij ook op Europa over te dragen. Ook Europa is een eenheid van ver uit elkaar liggende werkelijkheden. In deze rede wijst hij vooral op de noodzaak van het gesprek van die verschillende onderdelenGa naar eind[7]. In de toespraak van 1962 houdt Guardini geen gloedvol pleidooi voor het christendom, zoals hij dat nog in 1945 heeft gedaan. Hier is hij over de verwijzing naar de relatie van Europa en Christus veel minder expliciet en lijkt hij daarover zelfs te zwijgen. De opmerkzame toehoorder en hardnekkige vragensteller ontdekt echter een kleine verwijzing, die op een niet onbelangrijk spoor wijst. Guardini vraagt aandacht voor een probleem dat hem verontrust en dat dringend om een oplossing vraagt: het probleem van het machtsgebruik van de mens. Hij onderscheidt twee verschillende vormen van machtsgebruik. Op de eerste plaats die van de heerschappij of de heerlijkheid. Ze brengt een metafysische werkelijkheid tot uitdrukking, die van de majestas. Volgens Guardini wordt daarmee in wezen op een of andere wijze goddelijke hoogheid gerepresenteerd. Daarmee staat of valt echter deze vorm van machtsgebruik met het geloof in God. Op het moment dat dat geloof niet meer in voldoende mate aanwezig is, kan deze vorm van heerschappij alleen nog als geweld ervaren worden, waar het vrijheidsgevoel van de mens tegen in opstand komt. Deze wijze van machtsgebruik behoort tot het verleden. Wanneer de spreker een vingerwijzing doet in de richting waar een oplossing kan liggen, dan noemt hij een tweede vorm van machtsgebruik die veel minder in het oog springt, een vorm van machtsgebruik die dienstbaar is. Wie de vraag stelt waar deze vorm van machtsgebruik uit gevoed wordt, komt onmiskenbaar op het spoor van het christendom. Echter, als reactie op Nietzsche, die de christelijke moraal een houding van slappelingen heeft genoemd, karakteriseert Guardini deze vorm van dienstbaarheid als een zaak van de sterke mens die zich voor het leven verantwoordelijk weet. En dan pas durft hij dat in onbruik geraakte woord ‘deemoed’ in het debat in te brengen: deemoed, niet als een uiting van zwakte, maar als een dienende kracht die wil dat de dingen van de wereld ‘recht’ worden, op de juiste wijze geraken. Deze gedachte over de deemoed vindt zijn oorsprong in de houding die Christus ten diepste gerealiseerd heeft en waarvoor Paulus in zijn brief aan de christenen van Filippi het woord kenosis, ‘ontlediging’ (Fil. 2, 7) heeft gemunt. Deemoed is een deugd van kracht. Hier is sprake van een macht die zichzelf zo volmaakt beheerst, dat ze in staat is om van zichzelf afstand te doenGa naar eind[8]. | |
[pagina 211]
| |
Zo blijkt bij nader toezien en doorvragen in dit nadenken over Europa en de opgave ervan het christendom wel degelijk aanwezig, maar verborgen en in deze rede uitsluitend dienstbaar gemaakt aan het probleem dat aan de orde gesteld is. Op het einde van zijn toespraak komt Guardini terug op Europa. Hij wijst erop dat het Europa waarover hij gesproken heeft, nog niet bestaat. Het is een project in wording. Het heeft te maken met politiek, economie en techniek. Maar vooral wordt Europa gekenmerkt als een ‘Gesinnung’, die om concretisering vraagt. En dan wordt verwezen naar de cultuur die door Europa als een van zijn hoogtepunten wordt beschouwd: het oude Griekenland. Daarbij maakt Guardini de opmerking dat die cultuur voor de hoge opgave die haar gesteld was - namelijk een verzameling van stammen in een politieke eenheid bijeen te brengen - het juiste ogenblik voorbij heeft laten gaan, en daarin eigenlijk gefaald heeft. De eenheid die uiteindelijk in Griekenland tot stand kwam werd door vreemdelingen (de Romeinen) opgedrongen en was bijgevolg een eenheid in onvrijheid. De hint is duidelijk: laat die geschiedenis zich niet herhalen. Proberen we ten slotte zicht te krijgen op wat Guardini als Europa ziet, dan blijkt dat vooral een project in wording te zijn. Europa is zeker geen uniform geheel, maar een spanningseenheid van heel verschillende, soms ver uit elkaar liggende delen (naties en volken). Dat vraagt dus om een bereidheid om verschillende elementen toe te laten en te zoeken naar waar de eenheid in die verscheidenheid ligt. Van ieder vraagt dat de bereidheid om zich in die grotere eenheid in te voegen. Dit alles doet ook een beroep op een werkelijke houding van dialoog. Europa is geen zelfgenoegzame werkelijkheid. De identiteit van dit continent wordt pas helder in de toewijding ervan aan de opgave die het gekregen heeft: een opgave die zichzelf ziet als een ‘zorg voor de mens’, en als dusdanig een dienst aan de hele wereld. En mogelijk is juist de complexiteit van de Europese realiteit en geschiedenis een gelukkig uitgangspunt om ervoor te zorgen dat deze dienstbaarheid niet weer een vorm van geweld wordt, maar juist ook door wie niet bij Europa hoort als werkelijke dienstbaarheid ervaren kan worden. Dat deze dienstbaarheid getekend wordt door het christendom lijkt voor Guardini vanzelf te spreken. In zijn toespraak is hij echter terughoudender. Daarin eist het christendom Europa niet meer uitsluitend voor zichzelf op. Guardini tast daarin voor een groot publiek een dialogale houding van het christendom af. In de behandeling van de problematiek van de macht gaf hij een voorbeeld van een onpolemische inbreng vanuit de bron die voor hem fundamenteel is. Op een nuchtere en dienende wijze wordt een kemnotie van het christendom in de problematiek ter sprake gebracht. Het roept de vraag op of hij hiermee, los van de problematiek die hij bespreekt, niet tevens de aanzet geeft tot het verkennen van een | |
[pagina 212]
| |
totaal nieuwe wijze om publiekelijk over God te spreken in een overheersend atheïstische omgeving: alleen wie verder doorvraagt zal expliciet bij het christendom uitkomen. In het spanningsveld van aan de ene kant een fundamentalistisch spreken dat God voor het eigen project misbruikt, en aan de andere kant een volledig zwijgen over God, lijkt zich hier een derde weg te openen waarop God ter sprake kan worden gebracht. Daarmee heeft Guardini een voorbeeld geleverd van een mogelijk eigen Europese wijze om op een geloofwaardige wijze in het publieke debat naar God te verwijzen. En ondertussen heeft Guardini ter zake een bijdrage geleverd aan een problematiek die dringend om een oplossing vraagt, nog steeds. Uit deze toespraak sprak een heel eigen zelfbewustzijn van Europa, dat de eigen Europese geschiedenis terdege kent, dat de problemen nuchter onder ogen wil zien en de taak op zich wil nemen die erbij hoort. Ook wanneer hij over een gezindheid spreekt, is het Europa dat Guardini voor ogen staat een veeleisend project in wording. Elders heeft hij Europa een levendige entelechie genoemd, een werkende geestelijke macht, die concreet wordt wanneer ze bereid is de confrontatie met de werkelijkheid aan te gaan en de opgave niet ontloopt die daaruit voortkomtGa naar eind[9]. Ook wanneer veel vragen in de huidige situatie van vergaande globalisering opnieuw op een antwoord wachten, heeft deze ‘thesaurier van Europa’ inderdaad in zijn tijd op schatten gewezen die nu nog van waarde blijken op weg naar een verdere concretisering van die werkelijkheid van Europa. |
|