| |
| |
| |
Hubert J.M. Hermans
Meesters in meerstemmigheid
‘Denk maar eens aan die film van Buñuel; daar kwam een vrouw in voor die een feest organiseerde voor zwervers. Het eind van het liedje was dat haar huis in de brand ging en zij werd verkracht!’ Zo reageerde een van de respondenten van een discussiegroepje van zeven personen dat ik bij elkaar gebracht had om te praten over het thema van dit nummer. Het waren mensen uit de gegoede middenklasse, vooral afkomstig uit het zakenleven, allen geïnteresseerd in het thema en bereid daarop spontaan hun reactie te geven.
Een andere respondent haakte gretig in op de discussie en vertelde over een vrouw uit Bosnië die in het kader van een opvangprogramma samen met haar dochter voor enige maanden werd ondergebracht in het huis van een Nederlands gezin. Het gezin wilde daarmee iets bijdragen aan de verzachting van het leed dat deze bevolkingsgroep werd aangedaan. Na enige tijd werd de vrouw ontevreden omdat ze vond dat de geboden faciliteiten onvoldoende waren en nodig verbeterd moesten worden. Ze ging zelfs zover dat ze het goedwillende gezin via een streekblaadje aanklaagde in een poging hen in een kwaad daglicht te stellen.
Een derde deelnemer aan de discussie deed hier nog een schepje bovenop door te vertellen dat hij aan een kennis een trailer had verhuurd met de oprechte bedoeling hem uit de brand te helpen. Hij kreeg zijn trailer echter nooit meer terug ondanks herhaalde vragen en verwoede pogingen om weer in het bezit van zijn voertuig te komen.
Op deze wijze buitelden tal van verhalen over elkaar heen in een discussie waarin meerdere deelnemers over soortgelijke ervaringen bleken te beschikken. De gemeenschappelijke noemer was: als je oprecht iets doet voor een ander, blijf je zelf met de gebakken peren zitten. Altruïstisch gedrag wordt bestraft. Het waren deze verhalen die de tongen van de
| |
| |
deelnemers het meest losmaakten en die appelleerden aan hun gevoel voor dramatiek.
| |
Schaamte, schuld en machteloosheid
De verhalen zouden kunnen suggereren dat de discussianten zichzelf en elkaar ervan wilden overtuigen dat het geen zin heeft om je in te zetten voor anderen of dat de problematiek hen niet raakte. Niets is minder waar. Bij doorvragen naar de gevoelsmatige achtergrond van hun verhalen, kwamen drie gevoelens naar voren die frequent werden genoemd: schaamte, schuld en machteloosheid. Schaamte omdat ‘je het zelf zo goed hebt, terwijl anderen leven in erbarmelijke omstandigheden’, schuld omdat ‘je er eigenlijk iets aan zou moeten doen, maar je leeft gewoon verder terwijl anderen liggen te creperen’, en machteloosheid omdat ‘je wel iets wil doen, maar het is een druppel op een gloeiende plaat’.
Toen ik mijn notities van het interview nog eens doorlas, probeerde ik de vele opmerkingen en verhalen te begrijpen op het niveau van hun dieptestructuur. Als ik het onder woorden zou moeten brengen, zou die aldus luiden: de discussianten vertelden verhalen over de negatieve consequenties van hun altruïstisch gedrag om voor zichzelf een adequaat antwoord te geven op hun gevoelens van schaamte, schuld en machteloosheid. Hun motivatie om iets bij te dragen was duidelijk aanwezig, maar ze hadden de verhalen nodig als excuus voor hun eigen falen of onvermogen om ‘iets te doen’.
Toen ik vroeg of de negatieve ervaringen hen ervan zouden weerhouden alsnog iets bij te dragen, maakten ze duidelijk dat die bereidheid er zeker was en sommigen waren er al mee bezig. Zo vernam ik van een van de ‘teleurgestelden’ dat hij desondanks overtuigd lid was van het ‘foster parents’-plan en dat hij bijdroeg aan de activiteiten van Greenpeace. Met andere woorden, de verhalen over teleurstellingen volgend op altruïstisch gedrag, weerhielden hen er niet van om op andere fronten te zoeken naar mogelijkheden iets te doen, ook al kon het gevoel van de ‘druppel op de gloeiende plaat’ niet weggewerkt worden.
| |
De sportkrant als escape
Als het zo is dat we begaan zijn met het lot van anderen dat zich manifesteert in onze gevoelens van schaamte, schuld en machteloosheid, hoe krijgen we het dan klaar om ons comfortabele en aangename leven te continueren alsof de grote wereldproblemen van onze tijd en de ellende van anderen ons niet raken?
Een typische reactie op deze problemen werd gegeven door een van mijn respondenten die de recente Palestijnse zelfmoordacties ter sprake
| |
| |
bracht. Hij zei: ‘Het choqueert mij hoe mensen door hun overtuiging zo kunnen worden opgezweept, dat ze op een punt komen dat het doel de middelen heiligt... maar daarna sla ik toch de sportpagina open’.
Dit voorbeeld laat zien dat onze geest in staat is moeiteloos over te schakelen van het ene domein naar het andere. We zijn meesters in het compartimenteren van onze ervaringen. Deze wetenschap zet de door velen gekoesterde opvatting van de eenheid van de menselijke geest op losse schroeven. Maar is dat wel zo? We zijn toch geen abnormale multipele persoonlijkheden die hun ervaringen deponeren in min of meer geïsoleerde compartimenten!
| |
Eelt op de ziel als gebrekkige metafoor
Ik zou hier de stelling willen verdedigen dat wij psychisch zo gebouwd zijn dat we kunnen leven in verschillende domeinen die elk hun eigen gevoelskwaliteit hebben. Als we overschakelen van het ene naar het andere domein, kunnen we ook de gevoelens die eigen zijn aan het voorafgaande domein moeiteloos loslaten, zodat we in staat zijn een verschillend en zelfs tegengesteld gevoelspatroon te ervaren.
Dat is precies de reden waarom ik ‘eelt op de ziel’ een ongelukkige uitdrukking vind. Het suggereert een proces van ‘ongevoelig worden’ waarbij geleidelijk een beschermlaag wordt aangebracht die, eenmaal gevestigd, niet zonder meer kan worden verwijderd. Dit is in strijd met de ervaring van mijn respondenten die aangeven dat ze nog steeds geraakt worden door het wel en wee van anderen, maar daar niet lang bij stil blijven staan zodra ze merken dat ze niet bij machte zijn om effectief iets aan de situatie te doen. Ze switchen dan naar een ander aandachtsgebied en laten daarmee tegelijkertijd de negatieve gevoelens los die verbonden zijn met het voorafgaande gebied. In plaats van ‘eelt op hun ziel’, hebben ze de beschikking over een vermogen om zich flexibel te bewegen van het ene naar het andere ervaringsdomein, met de mogelijkheid zich te wijden aan gebieden die hun positieve gevoelens opleveren. Dit standpunt kan verklaren dat, wanneer eenmaal een goed georganiseerde actie op touw wordt gezet (bv. de actie ‘Ons dorp’ in de jaren zestig of meer recent de hulpverlening aan Polen), een golf van hulpverlening door een heel land kan gaan. Op dit punt waren mijn respondenten het eens: hun machteloosheid vloeit voor een groot gedeelte daaruit voort dat hun handelingsvermogen, als het gaat om problemen op grotere schaal, beperkt is. Wordt er een vorm van hulpverlening op georganiseerde wijze aangepakt en wel zo dat ze zien dat dit effect zal hebben, dan voelen velen zich aangesproken om op enigerlei wijze een bijdrage te leveren.
| |
| |
| |
De meerstemmigheid van ons psychisch functioneren
De opvatting dat ons psychisch leven meerstemmig is, houdt in dat wij niet spreken als individuen die een volstrekte eenheid vormen met zichzelf. De notie van een dergelijke geest die volstrekt helder en transparant voor zichzelf is en zonder duistere en onbekende plekken, vindt zijn wortels in de cartesiaanse filosofie, die in de loop van de tijd steeds meer ter discussie is gesteld. Volgens recentere ontwikkelingen in de filosofie en psychologie is het meer aannemelijk dat de menselijke psyche complex, heterogeen en in zichzelf verdeeld is. In mijn persoonlijk werk ben ik erg geïnteresseerd geraakt voor de meerstemmigheid van het individu. De centrale idee is dat wij spreken tot de wereld en tot onszelf niet met één en dezelfde stem, maar dat wij functioneren als een complex van stemmen die onze psyche bevolken. In verschillende situaties worden verschillende stemmen geroepen en zelfs op een en hetzelfde moment kunnen meerdere stemmen met elkaar in conflict geraken of strijden om de voorrang.
Omdat de opvatting van het meerstemmige zelfverhaal vaak botst op de overtuiging dat onze psyche als een eenheid functioneert, geef ik enige voorbeelden uit ons dagelijks leven waaruit deze meerstemmigheid moge blijken.
- | Als we alleen zijn speelt zich een ‘monologue intérieur’ af, waarin niet alleen de stem hoorbaar is die wij definiëren als die van onszelf, maar ook andere stemmen actief zijn. Zo kunnen we een meningsverschil of ruzie in onze geest herhalen, waarbij onze tegenstander aan het woord is, die we vervolgens in gedachten van repliek dienen. |
- | Als we tijdens de uitvoering van een taak een storende fout maken, zeggen we vaak ‘Stom!’, ‘Idioot!’ of iets van deze strekking. De vraag is wie deze uitspraak doet. Zijn wij het zelf of is er iets of iemand anders die dit zegt? Na een lang socialisatieproces hebben we deze uitspraak oorspronkelijk door anderen horen gebruiken en op ons horen toepassen. Op een bepaald moment zijn we de uitspraak op onszelf gaan toepassen (het zgn. internalisatieproces). De stem van de ander is onze eigen stem geworden, maar de stem van de ander, inclusief een daarmee geassocieerde gevoelskwaliteit, is daarmee nog niet verdwenen. De vermaningen van onze ouders spelen nog steeds een rol in onze zelfevaluaties. |
- | Bij sterke emoties zijn we soms ‘buiten onszelf’. Zo kunnen we door een bepaalde opmerking van een ander plots ‘des duivels’ worden: we zeggen dan dingen die we later betreuren, ofschoon we op het moment datgene wat we zeggen ook willen zeggen en we het gevoel hebben het gelijk aan onze kant te hebben. |
| |
| |
- | We zingen of neuriën soms als we alleen zijn een lied in een andere taal, fraai gezongen door de zanger of zangeres die we bewonderen. De stem van de zanger is die van een ander, maar tegelijkertijd is zijn stem en dit lied deel geworden van ons eigen persoonlijk repertoire. |
- | Zingen is niet nodig om toch de stem van de ander in onszelf te ontdekken. Ik heb een tijdlang gelet op mijn eigen ‘monologue intérieur’ en ontdekte dat ik in drie talen tot mezelf spreek: mijn eigen oorspronkelijk Zuid-Limburgs dialect dat ik gebruik als ik boos ben op mezelf, maar ook als ik als een kind zo blij ben; de Nederlandse taal als ik bezig ben een probleem op te lossen dat te maken heeft met mijn werk als onderzoeker en docent; en Engels als ik in een dichterlijke stemming ben of als ik innerlijke dialogen voer met een Engelstalige collega. |
- | In een innerlijk conflict kan iemand als het ware twee stemmen in zichzelf ervaren die tegengestelde meningen en standpunten naar voren brengen. Zolang deze stemmen van gelijke kracht zijn, is het moeilijk een beslissing te nemen. Zoals Goethe zou zeggen: ‘Zwei Seelen in einer Brust’. |
| |
‘Dialogical self’ in actie
Zoals uit de verschillende voorbeelden blijkt is er geen strikte scheiding tussen zelf en ander (in tegenstelling tot de filosofie van Descartes), maar wordt de ander geconstrueerd en gereconstrueerd als deel van ons psychische leven. Daarbij zijn we zeker geen ‘heer en meester’ van onze ‘eigen’ gedachte- en belevingswereld, die door zijn openheid naar de buitenwereld voortdurend gewenste en ongewenste beelden en gedachten binnenkrijgt. Het verschijnsel ‘meerstemmigheid’ is in overeenstemming met Nietzsches opvatting dat gedachten komen als ‘zij’ het wensen en niet als ‘ik’ het wens. Dit neemt niet weg dat we verschillende stemmen, inclusief hun gedachten en uitspraken, met elkaar in verband kunnen brengen zodat we de conflicten en tegenstrijdigheden ervan op het spoor kunnen komen. Dat we tussen de verschillende stemmen kunnen switchen en er een vraag- en antwoordspel kan ontstaan, maakt dat het meerstemmige koor van onze psychische huishouding ook dialogisch van aard kan zijn. Vandaar dat het meerstemmige individu tevens een ‘dialogical self’ is.
Mijn interview kan gezien worden als een meerstemmig koor of, in de woorden van de Russische literatuurwetenschapper Mikhail Bakhtin, als een ‘polyfone roman’. De verschillende stemmen van de discussianten waren niet afkomstig van separate individuen die blijk gaven van een tevoren vaststaande ‘innerlijke gedachtewereld’. De meningen kwamen, voor een groot deel, tot stand door de onderlinge uitwisseling ervan in
| |
| |
een proces van eens en oneens zijn. Deze externe vorm van dialoog speelde zich in grote lijnen ook ‘intern’ af bij iedere deelnemer afzonderlijk (en ook binnen mij als auteur). De banaliteiten van alledag en de grote morele problemen van onze tijd representeren, binnen elk individu, twee of meer stemmen die met elkaar op gespannen voet leven en die het vaak grondig met elkaar oneens zijn. Net zoals de deelnemers op een bepaald moment het interview beëindigen en overgaan tot de orde van de dag, zo wordt ook de innerlijke discussie binnen elke persoon afzonderlijk beëindigd om over te gaan op iets anders. Het ene compartiment wordt gesloten terwijl het andere opengaat. Dit is geen kwestie van ‘eelt op de ziel’, maar van een efficiënt opererende geest die, veelal om emotionele redenen, schotten aanbrengt tussen de verschillende domeinen waarin hij actief is of zou kunnen zijn.
| |
Literatuur
M. Bakhtin, Problems of Dostoevsky's poetics, vert. R.W. Rotsel, Ardis, U.S.A. Ann Arbor, MI, 2de ed., 1973 (oorspronkelijk gepubliceerd in 1929 onder de titel Problemy tvorchestva Dostoevskogo [Problems of Dostoevsky's Art]). |
H.J.M. Hermans en H.J.G. Kempen, The dialogical self: Meaning as movement, Academic Press, San Diego, CA, 1993. |
H.J.M. Hermans en E. Hermans-Jansen, Self-narratives: The construction of meaning in psychotherapy, Guilford Press, New York, 1995. |
|
|