| |
| |
| |
‘Vuile gedachten’
Jongeren over zichzelf, de anderen en de wereld
Ze beantwoorden in geen geval aan het statistische profiel van de typische Vlaamse of West-Europese ‘jongere’, als die al zou bestaan. Om te beginnen doen ze hogere studies, wat vandaag jammer genoeg nog steeds een privilege is voor een minderheid van hun leeftijdgenoten. En binnen die studies hebben ze gekozen voor een opleiding in de podiumkunsten aan het Herman Teirlinck Instituut in Antwerpen, de opvolger van de bekende, eigenzinnige Studio, waar toneelreuzen, experimentatoren en vele fantasten thuis waren en nog steeds zijn. Bijgevolg vormen ze, met hun keuze voor de opleidingen Toneel en Kleinkunst, een minderheid binnen een minderheid. Maar ze zijn jong, welbespraakt, en ertoe bereid een avond lang over en rond het thema ‘Eelt op de ziel’ te komen praten. Wat u hieronder leest, is dus uitdrukkelijk niet dé opinie van dé jongeren, daar is een langdurig, wetenschappelijk verantwoord en uitgebreid onderzoek voor nodig, maar de spontane reacties van een stel heel spontane jonge mensen aan het begin van een nieuw academisch jaar en, vooral, een nieuwe eeuw.
Ludo Abicht (L.A.): We kunnen wellicht beginnen bij mijn generatie, die jullie vooral via de films en songs uit de legendarische ‘sixties’ hebben leren kennen. In feite moeten we kijken naar de eerste generatie die opgegroeid is na de Tweede Wereldoorlog. Wij herkenden onszelf in een uiteraard simplistische versie van wat we toen ‘het existentialisme’ noemden, omdat het heel goed onze reactie op de voorbije gruwel leek uit te drukken. We waren echter veel minder cynisch, laat staan nihilistisch, dan we ons voordeden, zodat de overgang van de kelders van Saint-Germain-des-Prés naar de boulevards van mei '68 eerder als een natuurlijke ontwikkeling moet worden gezien: als het aan ons lag, en we twijfelden daar niet aan, zou de wereld er heel binnenkort onherkenbaar anders uitzien.
De tijden veranderden inderdaad, zoals Bob Dylan toen op vredesmanifestaties en protestmarsen zong, maar niet zoals we het hadden verwacht. De Revolutie bleef uit, de idolen bleken al te vaak maskers te zijn van de macht, en velen van ons werden overtuigde collaborateurs van het eens zo verafschuwde establishment. Geen wonder dat de volgende generatie, zo ongeveer die van jullie ouders, de cocooning uitvond en de professionele ambitie boven het
| |
| |
maatschappelijke engagement stelde. Nu komen jullie echter aan de beurt, opnieuw een andere generatie in een opvallend andere wereld dan pakweg dertig jaar geleden. Staan jullie dan anders tegenover de werkelijkheid dan de mensen van de jaren negentig? Herkennen jullie jezelf in het niet erg vleiende beeld van ‘de jeugd van tegenwoordig’ dat zo vaak door de media verspreid wordt? Ligt er inderdaad een dikke laag ‘eelt op jullie ziel’, of is dit onzin?
Ik vraag me af waar ouderen dan op steunen om een beeld te krijgen van ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ieder van ons hier zal het wel met me eens zijn dat niet iedere jongere staat te springen om mee te doen met een of andere show van VT4 of een andere commerciële televisie. Er zijn inderdaad jongeren die zich daartoe willen verlagen, en het is wel eens leuk ernaar te kijken, al was het maar om te zien of die mensen dat nu ook in alle ernst gaan doen. Daardoor gaan dergelijke shows inderdaad goed scoren, waardoor dan weer dat beeld van ‘de jeugd’ gecreëerd wordt.
Stel nu dat je de kans krijgt daar een luxueuze of avontuurlijke reis mee te winnen. Waarom zou je dan niet aan een dergelijk programma meewerken, denk je?
Ik denk dat ik daar niet op in zou gaan, wellicht uit een gevoel van trots of zo. Ik kan me echter wel inbeelden dat er een heel aantal mensen rondlopen die dat wél zouden doen, zolang de prijs maar hoog genoeg is. Het lijkt op een utilitaire afweging: ‘ik ben wel bereid me een half uurtje belachelijk te maken, als ik weet dat ik daar zo en zoveel mee kan verdienen’.
Wat bedoel je met ‘trots'?
Voor mij betekent dit, dat ik toch enig niveau wil blijven handhaven in mijn leven. Dat ik geen zin heb om me te verlagen door die primitieve spelletjes op tv.
Ik vind wel dat je gelijk hebt, Wannes, maar je moet toch voortdurend in je hoofd houden dat het echt een minderheid is die zo denkt. Zo heb ik vorig jaar een paper geschreven, ik weet al niet meer voor welk vak, maar ik had als titel gekozen: ‘VTM, Verval in Toenemende Mate’. Ik weet dat dit een extreem gestelde uitspraak is, maar in die scriptie zelf leg ik dat wel helemaal uit. Wanneer ik nu terugkijk op mijn jeugd [L.A.: Kyoko is 19] en het ontstaan van VTM, dan heb ik de indruk dat er al heel wat veranderd is: in het begin was het een goeie zaak dat die Vlaamse hits opnieuw aan bod konden komen, daar was op zich niets verkeerds mee. De mensen herkenden zich daarin en konden dat waarderen. Toen werd het alsmaar sensationeler met programma's als ‘Tien om te Zien’ tot en met ‘Big Brother’. Er werd langzamerhand een nieuwe trend gezet die steeds meer jongeren beënvloedt. Maar niet alleen jongeren in de zin van teenagers, want het publiek wordt steeds jonger, met heel jonge kinderen die wild worden van popgroepen als K3 en dergelijke. De mensen, van heel jong tot oud, worden verplicht met die mediastroom mee te drijven, anders hoor je er helemaal niet meer bij. In ons vak staan we daar een beetje los van, dat wil zeggen dat we daar een zekere afstand van moeten kunnen nemen, anders kun je als podiumkunstenaar niets zinnigs over de werkelijkheid vertellen. Wie midden in die trend zit en er voluit aan meedoet, zal zich ook niet geroepen voelen om daarover toneel of cabaret te schrijven of te spelen. Wij moeten
| |
| |
dat allemaal kritisch beschouwen en er ons een eigen beeld van vormen. Je kunt zelfs zeggen dat de huidige trendy gang van zaken ons in feite inspiratie geeft om er iets zinvols mee te doen. Toch is er iets ergs aan de gang, dat merk ik bij de kinderen bij wie ik regelmatig ga babysitten. Die kleintjes moeten nu al de duurste gadgets en speeltjes bezitten, bijvoorbeeld Pokémon, en ik heb de indruk dat het steeds jongere kinderen zijn die daardoor gegrepen worden. Want als je daar niet aan meedoet (of kunt doen), word je door de andere kinderen van de klas uitgestoten.
Zeggen die kinderen dat zelf, of hoe weet je dat die sociale druk inderdaad zo sterk is?
Je kunt van kinderen op die leeftijd niet verlangen dat ze daar bewust niet aan meedoen en uit de groep stappen. Je kunt ze dat onmogelijk kwalijk nemen. Het is wellicht erg voor die ouders, maar als kind heb je volgens mij geen keuze. Ik kan me voorstellen dat ik onder dezelfde omstandigheden zelf zo geweest zou zijn. Het klinkt misschien gek, maar ‘in mijn tijd’ was dat gewoon nog niet zo. Toen hadden we een soort eclectische mode met alle mogelijke stijlelementen. Ik liep nog helemaal in het zwart gekleed, en toen de hiphopmode opkwam, had ik heus niet het gevoel dat ik daaraan moest meedoen om toch maar ergens bij te horen. Nu is dat allemaal veel duidelijker afgelijnd. Vandaag kom je zelfs oudere mensen tegen die beweren hun eigen smaak te hebben ontwikkeld en zich niet door al die trends te laten beïnvloeden, maar hoeveel mensen zijn er die stiekem toch naar programma's als ‘Big Brother’ en ‘Blind Date’ kijken?
In feite begint het allemaal heel vroeg. Op de lagere school zei mijn moeder me altijd dat ik me op school maar lekker vuil moest maken en ze trok me dan ook altijd joggingpakken aan. Ons mama is helemaal niet materialistisch ingesteld, maar ik kwam vaak huilend thuis, omdat ik door de andere kinderen gepest en zelfs geslagen werd. Ze konden niet verdragen dat ik anders gekleed ging en mijn moeder heeft me zelfs naar een andere school moeten sturen na een tijd. Mijn mama zei me dan dat ik maar gewoon moest terugvechten. Ze weigerde namelijk mee te gaan met die materialistische trend, en liet me dus altijd in niet modieuze kleren, meestal een jogging, naar school gaan. Dat heeft geduurd tot op de middelbare school, waar een eenvoudige jeansbroek in mijn ogen al grote luxe (‘wow’) was. Ik kan me wel indenken dat die mode een heel grote invloed op jongeren kan uitoefenen. Dat gaat trouwens ook op voor televisieshows als bijvoorbeeld ‘Tien om te zien’. Ik ging die dan bekijken bij vriendinnetjes, want ‘iedereen’ kon en moest erover meepraten. Op een bepaald moment moetje dan zelf wel kiezen of je tijd en aandacht wil besteden aan programma's die in feite gewoon te dom zijn, ik denk onder meer aan ‘Big Brother’. Ook daar word je beïnvloed door het feit dat ‘iedereen’ erover praat en je ook wil kunnen meepraten, en dan kijk je eens naar een aflevering en wat zie je dan? Je ziet dan bijvoorbeeld een man die een hele tijd op een loopband staat met een potje yoghurt en je beseft: ‘nu moet ik zappen, want dit is echt niet wat ik zoek. Nu heb ik het wel gezien’. Ik heb dan later toch nog één keer gekeken, omdat ik dacht dat ik toevallig een slecht moment had uitgekozen, maar dat was het niet. Die tweede keer lag die Betty daar vettige toeren
| |
| |
uit te halen, maar omdat ik het nog niet in de krant gelezen had, had ik er ook geen idee van wat er aan de gang was. De vroeg wat er gebeurde, en toen bleek dat ze voor de camera's aan het klaarkomen was, all right dan maar. Dan was voor mij de maat gewoon vol.
Goed, maar als het allemaal zo dwaas en in feite degraderend is, hoe verklaar je dan het enorme succes van dergelijke programma's?
Ik snap het ook niet. Je kunt programma's hebben die grappig zijn, maar dat was hier zeker niet het geval. Ik weet niet waarom mensen massaal naar zoiets blijven kijken. Is het de competitie om kijkcijfers tussen de verschillende zenders of nog iets anders?
Mijn lagere school heb ik doorgebracht op de Steinerschool. Dat heeft me diep beïnvloed, denk ik nu. Thuis hadden wij trouwens nooit kanalen zoals VT4 en VTM. Alleen maar Ketnet en Canvas [L.A.: Ketnet is opgezet als een pedagogisch verantwoord jeugdprogramma van de Vlaamse Televisie, en Canvas is de culturele zender]. Daardoor kon ik vroeger op school ook nooit meepraten met de andere kinderen over de belangrijke populaire programma's. Ik wist nooit waarover de anderen het in feite hadden. Op zich vond ik dat niet zo erg.
Had je niet het gevoel een beetje ‘raar’ te zijn, anders dan de rest?
Ja, soms wel. Soms vond ik het vervelend, maar ergens heb ik nooit echt moeite gedaan om me te informeren. Het interesseerde me gewoon te weinig. In feite was ik best tevreden met de wereld waarin ik was opgevoed.
Ik ben wel heel nieuwsgierig naar al die dingen. Ik heb dan de neiging om met anderen ergens mee naartoe te gaan, tot ze me waarschuwen dat je dat niet zomaar kunt doen en je wel eens gedwongen zou kunnen worden om eraan mee te doen. Stel je voor dat je dan gedwongen wordt om iemand voor de camera te kussen of zo! Dat zie ik niet zo meteen zitten. Toch wil ik graag weten wat voor mensen daar rondlopen en waarom. Je hoort zoveel daarover van anderen, men toont je fragmenten van die shows, het liefst de schokkendste beelden, en je krijgt geen overzicht van het geheel. Misschien is dat wel het imago dat een commerciële zender als VT4 wil verkopen, maar ik wil het voor mezelf uitzoeken. Het is niet omdat ‘men’ iets slecht vindt dat ik dat ook zo moet vinden. Ik oordeel graag uit eigen ervaring. Nu, wát ik dan van die programma's heb gezien, heeft inderdaad dat negatieve oordeel bevestigd.
Je wil dus zelfstandig oordelen, is het dat?
Daarnet vroeg je ons waarom volgens ons dergelijke programma's zo razend populair kunnen zijn. Ik denk dat het in zekere zin niet zoveel anders is dan het vroeger altijd al geweest is. Denk aan de Romeinen met hun politiek van ‘Brood en Spelen’. Men speelt in op het primitieve in de mens, en iedere mens heeft wel zo'n primitieve kant die graag roddelt en roddel hoort, en dat is precies wat je in deze shows aangeboden krijgt. Dan kun je met de anderen meepraten, deel zijn van de groep.
| |
| |
Het imago van een zender, de populariteit. Duidt dat niet allemaal op een verregaande commercialisering van de kunst, in het bijzonder de podiumkunst waar jullie toch mee bezig zijn? Gaat het uiteindelijk om reclame-inkomsten en dus om geld? Kijken jullie trouwens af en toe naar die reclame, en wat voor wereldbeeld spreekt daar volgens jullie uit? Geeft de reclame een min of meer accuraat beeld van de hedendaagse werkelijkheid? Ik denk hier aan het traditionele beeld van de bekrompen, vaak zelfs domme huisvrouw, mijlenver verwijderd van het officiële, politiek correcte imago van de geëmancipeerde, zelfstandige en intelligente vrouw van de eenentwintigste eeuw. Ben ik te kritisch of te pessimistisch? Moet kunst afhankelijk worden van sponsoring? Is het waar dat men daarover kan beslissen bij meerderheid, of houdt ‘democratie’ meer in dan de fameuze ‘meerderheid plus één'? Volgt daar dan niet uit dat de kunst zich maar aan de wensen van die meerderheid moet aanpassen, in plaats van haar normen te gaan zoeken bij die minuscuul kleine minderheid die het culturele leven domineert?
Ik wou daar graag indirect op ingaan met het voorbeeld van Mark Verstraeten. Met zijn theatergezelschap ‘De Zweep’ heeft hij een van de mooiste stukken gemaakt die ik ooit heb gezien. Ik bewonder hem echt om wat hij maakt, of hij nu de teksten zelf schrijft of teksten van anderen, waar hij achter staat, bewerkt. Hij speelt voor zaaltjes met een capaciteit van vijftig man, die dan vaak nog niet helemaal vol zitten. Daar is zo'n klein publiek voor, omdat het nu eenmaal niet aan de algemene smaak van Vlaanderen beantwoordt. Omdat hij er niet van kan leven, maakt hij populaire soaps als ‘De Kotmadam’, waarmee hij genoeg geld verdient om zijn eigen creaties te produceren. ‘De Kotmadam’ is zowat het andere uiterste. Ik vind dit helemaal niet goed, maar wat is zijn keuze? Hij geeft het grote publiek wat het wil, en doet daarnaast wat hij wil.
Vertel eens iets over ‘De Zweep’. Ik denk niet dat de meeste lezers van Streven dit gezelschap kennen.
‘De Zweep’ is het gezelschap van Bart Meuleman, Herwig Hillegems en Mark Verstraeten. Die schrijven hun eigen teksten die ik nogal ‘stout’ zou noemen, ze zouden anders gezegd het publiek van ‘De Kotmadam’ heel waarschijnlijk schokken. Zij spelen het net op de rand. Er zit altijd nogal wat seks in de voorstelling, maar die is altijd intelligent gebracht, met heel veel humor. Je kunt het een beetje vergelijken met de sfeer die opgeroepen wordt door David Lynch. Zo moet je het bijvoorbeeld maar aankunnen, een speler een half uur lang op de scene te laten kakken en af en toe zijn poep te laten afvegen, en toch iets ontroerends te brengen. Je kunt je afvragen in hoever dat ‘Kunst’ is, en toch wil ik in die richting gaan, op dat snijvlak van het gewaagde en banale, waar zij toch altijd iets meer bij vertellen.
Hun boodschap, als je het zo mag noemen, is niet moralistisch, maar het raakt je gewoon, het doet je iets omdat je hier op een heel volkse manier in contact wordt gebracht met de realiteit achter de muren van onze huiskamers, die wel anders is dan wij gewoonlijk denken. Hun theater is totaal pretentieloos, altijd in het dialect en met heel veel humor, maar er is duidelijk iets meer, en daar is het me om te doen. Waarschijnlijk haalt mijn vader er iets heel anders uit dan ik, maar we komen allebei met een goed gevoel uit de voorstelling. Dat overkomt me veel
| |
| |
minder vaak in het ‘grote’ toneel van bijvoorbeeld het Toneelhuis, waar we dan toch vanuit ons vak naar op zouden moeten kijken.
Mag ik nog eens terugkomen op die reclame? Ik zag daarnet nog een spot over een groep mensen die feestelijk uit het gerechtshof buitenkomen, net als bij een bruiloft. Dat word je ook verondersteld te denken. In feite gaat het om een echtscheiding, waarbij iedereen zich vrolijk gedraagt. De reclameboodschap was dat je ook op je eentje van een potje yoghurt, uiteraard van het juiste merk, kunt genieten. Ik vond dit totaal ongepast: een echtscheiding is geen lachertje, niet iets dat je voor een reclamespot kunt gebruiken, alsof de realiteit op zich niet erg genoeg is. Het doet je wel even lachen, maar als je er dan bij stilstaat is het gewoon kwetsend.
Er zijn dus situaties of zaken waar men volgens jou geen grapjes over moet maken, die men zeker niet voor de reclame mag gebruiken?
Ja, als je er even over nadenkt. Zo vertelde mijn meter me onlangs nog over een reclame van IKEA: je ziet er hoe de grootouders bij hun pas gehuwde kleinkinderen op bezoek gaan en allerlei mooie oude meubels, lampen en zo, voor het jonge huishouden meebrengen. De ouderen zijn nog niet helemaal weg of de jonggehuwden gooien al die in hun ogen ouwe rommel van achteren door het venster in een container. Daarna rijden ze naar IKEA voor nieuwe spullen. Het komt vandaag al zo vaak voor dat oudere mensen alleen zitten, en als je je dat realiseert, ja, waar gaan we naartoe wanneer je dat soort van behandeling dan nog eens leukweg, en letterlijk, voor een reclame overdoet. Het is op zich toch al erg genoeg.
We gaan ten slotte nog eens terug naar het thema ‘Eelt op de ziel’.
Jullie schermen je dus niet af van de rest van de wereld. Jullie zeggen ook niet dat er niets meer bestaat buiten datgene wat je zelf ervaart. Jullie zijn ook geen doorgedreven egoïsten. Over de invulling van die idealen kunnen we van mening verschillen.
Maar zijn jullie het erover eens dat het toch heel merkwaardig is dat je iemand echt kunt vertrouwen, denk aan een vriendschap of een liefde. Dat is toch een ongelooflijk risico? Ik ken heel wat mensen die dat niet aankunnen. Zelf denk ik dat je dat risico moet lopen, hoe kwetsbaar je dan ook wordt.
Maar als je ziel zodanig vereelt is dat je dat niet meer kunt, dan is dat verschrikkelijk. Dan wordt het leven echt niet meer de moeite waard, en dan moet je ontzettend veel mobiele telefoontoestellen en zo kopen om je nog gelukkig te voelen, ook al zal het niet helpen. Wat is daar jullie reactie op?
Daar geloof ik wel in, en ik schrijf en zing het ook in de liedjes die ik maak. Zo gaat mijn laatste liedje, ‘Vuile gedachten’, over al die dingen die je vooral niet uitspreekt maar die je eigenlijk met elkaar zou moeten delen. Als je al die gedachten, hoe pervers of zelfs fascistisch je die zelf vindt, met iemand kunt delen, dan is dat het mooiste wat ik me kan indenken.
Ik hoop dat zo'n vertrouwen echt bestaat. Ik heb al zo vaak gedacht ‘dit is het’, en dan heeft de andere dat niet aangekund. Toch blijf ik erin geloven.
Ik weet natuurlijk dat al die romantiek rond het huwelijk in de werkelijkheid niet zo mooi is, maar ik geef het niet op. Het is zo mooi als je in een
| |
| |
park een heel oud koppeltje ziet kussen, dan weet je gewoon dat het echt is.
Ik denk aan het spreekwoord ‘Liefde is een werkwoord’. Watje ervan terechtbrengt hangt af van wat je er zelf voor wil geven, je leven lang. Ik geloof zeker in de liefde. Voor mij is ook de god waarin ik geloof niets anders dan pure liefde. Je merkt wel dat het niet eenvoudig is om lief te zijn of gewoon vriendelijk tegenover iedereen. Het ideaalbeeld van Jezus die zijn vijand bemint, is misschien wel iets waar we naar moeten blijven streven. Natuurlijk, als alles perfect zou verlopen, zou er waarschijnlijk ook geen kleinkunst bestaan, denk ik.
Ik vind het niet moeilijk om in vriendschap en liefde te geloven, anders zou ik niet kunnen leven.
□ Ludo Abicht
| |
| |
‘Eelt op de ziel’ is geen nieuw fenomeen. Eeuwen voor onze tijdrekening bekent de psalmist hoe een man met blijkbaar heel wat eelt op de ziel hem niet onverschillig liet.
Uit Vijftig psalmen. Proeve van een nieuwe vertaling door Huub Oosterhuis en Michel van der Plas, in samenwerking met Pius Drijvers en Han Renckens, Ambo, Bilthoven, 1967, blz. 35-36.
|
|