| |
| |
| |
Pieter Anton van Gennip
Clashen of managen
Veel Amerikaanse auteurs hebben een talent voor pakkende slogans en zwiepende oneliners. Ze bedienen er zich overvloedig van. Ze weten het vleugje retoriek dat een betoog op smaak brengt, aan te wenden voor de vorming van even korte als sprekende verwoordingen. Hun dagelijks leven speelt zich af onder een stortvloed van reclameslogans. Zij worden gebombardeerd met impulsen om zichzelf als persoon met zelfbewuste en uitdagende uitspraken te positioneren. Dat gevoegd bij een taal die er van nature op uit lijkt om zo eenvoudig en helder mogelijk te zijn - en daarin soms toppen van zeggingskracht bereikt, maar ook onder kan gaan in trivialiteiten - schept de voorwaarden voor zo'n aanscherping van retorisch vermogen. We danken er de karakterisering aan van de toestand in de wereld als ‘koude oorlog’. Daar is onlangs een einde aan gekomen door ‘het einde van de geschiedenis’ (Fukuyama), waarin voortdurende krachtmetingen tussen politieke regimes en ideologische bewegingen - het vaste patroon van de geschiedenis - zullen uitlopen op ‘de botsing van de culturen’ (Huntington). Alsof deze opgewonden retoriek niet al genoeg druk legt op de mensheid in het algemeen en het denkend deel daarvan in het bijzonder, wordt ze soms schaamteloos door de gebeurtenissen in de kaart gespeeld; op overweldigende, zo niet monsterlijke wijze onderbouwen die de slogans en oneliners met feiten. In een tijd van nieuwsvoorziening gedurende vierentwintig uur per dag worden die feiten dan bijna op het eigenste moment in beeld gebracht. Die beelden gaan de wereld over en zaaien verbazing en verwarring. Ze vragen om toelichting en verklaring. Daarvoor worden deskundigen gemobiliseerd. Hun duiding bedient zich vervolgens royaal van de slogans die al klaar lagen. De cirkel is rond.
| |
| |
Weinigen zijn verwend met een zo eclatante bevestiging van hun gelijk als de Amerikaanse hoogleraar Samuel Huntington. In het zicht van de eeuwwisseling presenteerde hij zijn boek Botsende beschavingen: cultuur in conflict in de 21ste eeuw (Antwerpen, 1997). Daarin analyseerde en prognosticeerde hij de toestand in en toekomst van de wereld als een onvermijdelijke botsing, een clash van culturen. Tot nu hadden ideologische meningsverschillen en publieke conflicten zich gemanifesteerd in partiële confrontaties, - zowel qua betrokkenen als qua inzet en doelen. Die tijd is definitief voorbij, ze gaan een totaalkarakter krijgen. Onvermijdelijk gaan alle mensen er deel aan hebben en niemand zal er zich nog aan kunnen onttrekken. De materiële condities van volken en staten zullen erin op het spel komen te staan, evenzeer als hun instituties en rechtssystemen, hun waarden en normen, hun ideële oriëntaties en spirituele reserves. Daarbij zal de westerse cultuur, met name vertegenwoordigd door de enige overgebleven supermacht in de wereld, de Verenigde Staten van Amerika, pijnlijk op de islamitische en de Chinese cultuur stoten. Nu zijn daarvan al de nodige symptomen te signaleren. Er is de dwarse eigenzinnigheid van de Chinezen op het geopolitieke toneel op het punt van de aanvaarding en eerbiediging van universele mensenrechten. Of er zijn de tendensen van verharding in de wereld van de islam, de godsdienstcultuur die zowel onevenredig vatbaar blijkt voor fundamentalisme als opmerkelijk getalenteerd voor de infectering van politieke opties en strategieën met dat virus.
Op 11 september boren zich binnen een half uur twee gekaapte vliegtuigen in de twee hoogste wolkenkrabbers van het World Trade Center in New York; een derde toestel stort zich te pletter op een vleugel van het Pentagon te Washington. Kapingen, met meer of minder extreem geweld, maken een gekend deel uit van het strategisch repertoire van terroristen. Wij zijn er als gewone burgers zoiets als vertrouwd mee geraakt, als met iets tussen zinloos en profijtelijk geweld in. Aanslagen op gebouwen, met bommen of andere explosieven, na voorafgaande waarschuwing of bij verrassing, we horen er niet echt meer van op: niet iets wat ons voorstellingsvermogen te boven gaat.
De meesten van ons zien zichzelf niet naar dit soort middelen grijpen om welk doel dan ook te dienen. Maar we zijn wel vertrouwd met de ervaring dat anderen niet zo terughoudend zijn, hetzij omdat ze andere standaarden in de verhouding middel en doel hanteren, hetzij omdat ze in hun wanhoop geen andere mogelijkheden meer zien.
Dat brengt ons bij een derde vertrouwdheid die op 11 september onder druk wordt gezet. Tot 11 september was de verhouding tussen gewoon leven en terreur die tussen de respectabele alledag in het volle licht en iets marginaals in het (half)duister: qua betrokkenen, qua middelen, qua
| |
| |
effecten. Terreurgroepen waren slechts bendes. Ze beschikten wel over wapens en je zou maar slachtoffer worden van hun optreden. Maar uiteindelijk opereerden zij met schietgeweren in een wereld die al over atoomwapens beschikte en zij hadden veel geluk nodig om te kunnen treffen. Maar nu mag je niet langer de associatie uitsluiten van die marge met luchtvaartmaatschappijen in het hart van de cultuur. Dus ook met toegang tot de mogelijkheid om het destructieve in de meest geavanceerde verworvenheden van onze cultuur te effectueren. In de fictie van romans en films is al met die mogelijkheid gespeeld; daar liep het altijd goed af. Hier werd dat spel bittere werkelijkheid, met vooralsnog ruim drieduizend slachtoffers in één klap.
Ten vierde is de vitale grens overgegaan van het zelfbehoud. Bij uitzondering en met mondjesmaat hebben we ervaring opgedaan met actievoerders die bereid waren tot het bittere einde te gaan en er met hun acties het eigen leven bij in te schieten. Niet mogelijk, als risico; maar zeker, want integraal element van de gekozen strategie. Het kwam voor, maar niet vaak. Wat badinerend gesteld: de directe koppeling in het (katholieke) christendom van martelaarschap met heiligheid heeft de doorsnee-gelovige - ons dus - preciezer afgestemd op een bescheiden mondjesmaat in de toeleg op heiligheid dan in hen/ons een heilig vuur ontstoken voor martelaarschap, voor welke zaak dan ook. Het is een actuele vraag of alle religieuze gemeenschappen zo terughoudend zijn op dit punt. De zelfverbrandingen van boeddhistische monniken tijdens de oorlog in Vietnam maakten diepe indruk. Maar in de huidige modieuze belangstelling voor het boeddhisme wordt dit element niet meegenomen. Zelfmoordacties van Palestijnen in Israël zijn eerder een indicatie voor de morbide ontwikkelingen in dat land, met alle wanhoop en uitzichtloosheid van dien, dan dat we ze ervaren als normale strategische middelen. Maar nu worden voor ons venster op de wereld groepen even getrainde als gestaalde kaders getoond, voor wie de prijs van het eigen leven betaalbaar is, als ging het om het afrekenen van de dagelijkse boodschappen. De suggestie is bovendien dat zij, in afwachting van hun acties een verborgen leven leidend in geciviliseerde steden of in onherbergzame woestijnen, zeer talrijk zijn.
De rookwolken zijn nog niet opgetrokken, de doden nog niet geschat of de schuldigen worden aangewezen: islamitische zelfmoordcommando's die deel uitmaken van de terreurorganisatie rond de Arabische leider Osama bin Laden. Hij houdt zich schuil in Afghanistan waar hij de bescherming geniet van de Taliban. Die is ten onzent niet zozeer bekend om zijn etnische, politieke of culturele identiteit dan wel om de religieuze component en basis daarvan: een islamitisch fundamentalisme waarin achterlijkheid en fanatisme om de voorrang strijden. Voor het eerst in
| |
| |
hun (blanke) geschiedenis zijn Amerikanen op hun eigen grondgebied aangevallen en meer dan gevoelig getroffen. Deze even dramatische als uitgekiende aanval is uitgevoerd door islamieten die zich beschouwen als vertegenwoordigers bij uitstek van de islam als zodanig: de echte islamieten, want moslims bereid tot martelaarschap. De cirkel is rond: de botsing tussen de westerse en de islamitische cultuur is een feit.
Temeer omdat de Verenigde Staten deze klap niet op zich kunnen laten zitten: om reden van binnenlandse politiek niet, om geopolitieke redenen niet. Ze starten een intensief diplomatiek en militair offensief. Wie niet voor ons is, is tegen ons. In enkele dagen tijds wordt een bondgenootschap gevormd dat de wereld omspant. Daarvan maken ook verschillende islamitische staten of staten met een grote islamitische bevolking deel uit. Uitdrukkelijk wordt verklaard dat dit verbond niet tegen de islam is gericht. Wel tegen het terrorisme, - dat van groepjes bandieten die het voorzien hebben op de internationale rechtsorde. Alle partners in het bondgenootschap onderschrijven deze doelstelling. Of dat van de paar bandietenstaten en misdadige regimes die op dit moment in de wereld voorkomen en die de terroristen steun en bescherming bieden. Mocht dat nodig blijken, dan zal ook met hen afgerekend worden. Maar op dat punt begint het bondgenootschap nu al scheurtjes te vertonen; verschillende islamitische bondgenoten maken op dat punt voorbehouden. De Amerikaanse president, van wie niet zeker is of hij geheel volgens de regels van het spel aan de macht gekomen is, is in één klap de onbetwiste leider van de natie, mede door de krachtige aanpak van de terroristen die hij predikt. Aanvankelijk gebruikt hij daarvoor ongegeneerd het woord ‘crusade’, volgens sommigen uit onnozelheid, volgens anderen bewust. Zijn adviseurs halen hem over tot minder belaste aanduidingen. Het gaat immers niet om een heilige oorlog tegen de islam of welke religie dan ook. Wel om een mondiale politionele actie, uit te voeren met chirurgische precisie, tegen geboefte dat de rechtsorde bedreigt. Maar voor deze tegenstander zelf is wel degelijk sprake van een heilige oorlog. Daar roept Osama bin Laden zijn geloofsgenoten met evenveel woorden toe op. Er is respons, al is vooralsnog moeilijk uit te maken wat er de omvang en draagkracht van is. De president van
de Verenigde Staten tegenover de roepende in de woestijn, de zegenende God van de een - May God continue to bless America - tegenover de wrekende God van de ander, de kruistocht van de een tegenover de heilige oorlog van de ander, dat is de vraag waarom het draait: zijn dit de posities, bij het eerste treffen in de eenentwintigste-eeuwse botsing der culturen?
Behalve retorisch talent voor het punten van slogans en oneliners hebben veel Amerikaanse auteurs, of in elk geval hun agenten, ook een talent om hun visies en zeker hun succes commercieel uit te buiten. Deze
| |
| |
constatering klinkt misschien een beetje zuur. Ligt de jaloezie er te dik bovenop? Maar, met de hand op mijn hart, ik heb niets tegen het over de wereld rondvliegen van succesvolle auteurs en het onderbrengen ervan in dure hotels. Daar geven zij exclusieve interviews aan gerenommeerde tijdschriften, komen zij op adem na een tv-optreden op prime time of blijven zij zelfs nog een hele dag extra, om een keynote-speech te verzorgen op een wetenschappelijk symposium. Mocht ik ooit mijn stem tegen dit soort praktijken verheffen, dan zal het zachtjes zijn en zeker niet in naam van de academische waardigheid of de literaire allure. We leven in kapitalistische verhoudingen, waarin je het ijzer moet smeden als het heet is. Je zou een dief zijn van je eigen portemonnee en welbevinden als je kansen laat glippen als ze zich aandienen. Ik was dus niet verbaasd, laat staan verontwaardigd toen ik op woensdag 17 oktober uit de krant vernam dat Huntington, die van de botsende culturen, de avond tevoren in Berlijn een bijdrage had geleverd aan een hoog internationaal treffen van academische en politieke vertegenwoordigers. Ik zat die woensdag in de trein terug uit datzelfde Berlijn; de krant (Die Zeit) was achtergelaten door een medereiziger die in Hannover was uitgestapt. De krant benadrukte het kosmopolitische karakter van de bijeenkomst, die nationaal, i.c. Duits, en internationaal was geweest; zelfs het Vaticaan was met een hoge prelaat vertegenwoordigd geweest. Huntington had zijn inbreng gehad in een superieure gedachtewisseling op het snijpunt van cultuur en multiculturaliteit, actualiteit en toekomst, wereldorde en barbarij. Op al die snijpunten had hij zijn positie kunnen markeren met zijn slogan van de clash der culturen. Zijn nadere uitwerking met sleutelrollen voor de Verenigde Staten en de islam en de wijze waarop zijn hypotheses door de feiten waren geadstrueerd omgaf zijn aanwezigheid met de prikkeling van sensatie. Toch kon
Die Zeit een gevoel van teleurstelling niet onderdrukken. In plaats van uit te pakken met duistere bezweringen en vlammende waarschuwingen voor de ellende die ons nog boven het hoofd hangt, had Huntington uiterst prudent en wijs vastgesteld dat de eenentwintigste eeuw ons confronteert met het feit van de multiculturaliteit en met een geïntensiveerd bewustzijn daarvan. In naam van menselijkheid en menswaardigheid vraagt een en ander zorgvuldig management. Niks botsingen, hoewel er momenteel gebombardeerd wordt en de posities zich merkbaar verharden. Wel precies inventariseren en zakelijk managen.
Er begint zich, bij Huntington maar steeds meer ook op andere lagen in de hele affaire zelf, een vreemde asymmetrie af te tekenen tussen feiten en woorden. Tussen schokkende feiten en woorden als olie op de golven. Maar ook tussen geobserveerde en geanalyseerde feiten en de schokkende, paroolachtige woorden waarmee ze worden benoemd en geduid. Huntington is begonnen. De inhoud van zijn boek was altijd al aanmerkelijk
| |
| |
genuanceerder dan de dramatische titel te raden gaf. Het was die titel die door de gebeurtenissen voor de hele wereld zichtbaar in lichtende letters in de lucht geschreven werd. Wellicht wilde de auteur van de gelegenheid gebruikmaken om zijn Berlijnse gehoor van die schreeuwende letters terug te voeren naar de nuances van zijn boek. Het enige wat ik hem dan nog kwalijk kan nemen, is dat hij daarvoor, blijkens Die Zeit, het walgelijke woord ‘managen’ gebruikte. We beweren niet meer te geloven in de maakbare samenleving, maar we zijn aan het managen geslagen met een ijver die niets of niemand ontziet. En nu moeten ook de multiculturaliteit en ons geïntensiveerde bewustzijn daarvan adequaat gemanaged worden. Over de adel van de motieven, daarvoor geen kwaad woord. Maar de vraag die het oproept is uiteraard of zoiets als multiculturaliteit zich wel voor management leent, van nature maar met name ook in haar actuele manifestaties.
Dat brengt ons bij een tweede asymmetrie. Bush sprak bij aanvang van de verwikkelingen van de ‘crusade’ die nu moest volgen. Hij gebruikte dat woord niet per ongeluk. Maar hij werd er door zijn adviseurs snel van afgebracht. Het heeft nare historische associaties en werpt over strategische initiatieven de schaduw van religieuze ijver, zelfs verblinding, met name gericht tegen de islam. Terwijl er zorgvuldig gewerkt moet worden aan een imago waarin die strategische initiatieven ‘slechts’ chirurgische ingrepen zijn waarmee, zonder bijzonder pathos en vanuit een breed bondgenootschap, paal en perk gesteld gaat worden aan bedreigingen van de internationale rechtsorde. In de propaganda van Osama bin Laden neemt de oproep tot de heilige oorlog een centrale plaats in, - ook hier niet per ongeluk. Er zijn geen tekenen dat hij of zijn bondgenoten die boodschap met bijbehorende toon zullen matigen. Mij intrigeert die toon: die kan vertolkt worden met een verhoudingsgewijs zachte stem, maar is onmiskenbaar zeer geladen, bedient zich van uiterst weerbarstige en radicale beelden en argumenteert met zeer rechtlijnige tegenstellingen. Naarmate de taal van Bush neutraler, seculierder en zakelijker wordt, wordt die van Osama bin Laden feller, retorischer en religieuzer. Naarmate de taal van Bush ‘rustiger’ wordt, wordt het handelen van Amerika ingrijpender en nietsontziender. Naarmate de taal van Osama bin Laden intenser wordt, wordt de respons erop bij massa's in de islamitische wereld vuriger, maar wordt zijn feitelijke actieradius en die van zijn bondgenoten steeds verder ingedamd.
Dit brengt mij bij een derde asymmetrie die in de structuur van de twee tegenover elkaar staande kampen ligt. Een slordige omschrijving stelt het Westen tegenover de islam; Huntington is er niet geheel onschuldig aan. Maar de Verenigde Staten zijn niet zonder meer het Westen; ze vormen daarvan weliswaar het technologisch meest ontwikkelde en eco- | |
| |
nomisch meest welvarende deel, maar ook het religieus, cultureel en sociaal minst experimentele, zelfs wat achterlijke deel. Vanaf het moment dat het continent ten westen van Europa deel is gaan uitmaken van de westerse cultuur was het de vleugel daarvan die met meewarigheid, zo niet dédain werd beschouwd. Belangrijke en trendsettende Europese denkers en onderzoekers bezochten, bestudeerden en beoordeelden dit buitengewest, het prijzend om zijn dynamiek en het minachtend om zijn naïviteit en gebrek aan beschaving. Inderdaad was het een haven van vrijheid en expansie, voor hen die dat nodig hadden een uitkomst, maar voor de gevestigde dragers van eeuwen beschaving, inclusief uitgeweken dissidente patriciërs of Poolse edelen in ballingschap, niet meer dan een achterdeurtje dat toegang gaf tot een situatie voor tijdelijke overbrugging en je even behelpen. Twee wereldoorlogen, grondige veranderingen in de demografische verhoudingen en gevoelige scheuren in het elitaire Europese cultuurideaal hebben deze benadering grondig bijgesteld, zeker voor de massa's aan de voet van de culturele hiërarchie. Maar iets van besef van superioriteit van de Europese vleugel over de Amerikaanse blijft spoken. Het verhindert een snelle en eenzijdige identificatie van de westerse cultuur met wat in de Verenigde Staten speelt, ook of juist in politieke aangelegenheden, al is Amerika de enig overgebleven supermacht.
Op vergelijkbare wijze is het andere kamp, waarvan de beweging rond Osama bin Laden, in bondgenootschap met en onder protectie van de Taliban de kern uitmaakt, niet te identificeren met ‘de’ islam. Hier ontbreekt de plaats, c.q. mij ontbreekt de competentie, om in een trefzekere evocatie de pluriformiteit van de islam, niet zozeer in haar uiterlijke manifestaties maar juist ook in haar diepere gevoeligheden en overtuigingen reliëf te geven. Maar zelfs bij oppervlakkige inventarisatie zijn symptomen van die interne pluriformiteit vast te stellen en kunnen in grove contouren de gradaties worden geschetst waarin zich in verschillende landen en culturen de identificatie met de traditie concreet profileert.
Deze derde asymmetrie loopt uit op de vitale vraag, hoe sterk de religieuze, meer precies de godsdienstige factor doorwerkt in de zich nu articulerende tegenstellingen. Het antwoord op die vraag moet zich voorlopig behelpen met gissingen. Maar zoveel is duidelijk, die factor speelt een centrale rol. Vanuit westers perspectief moge dat een ongelukkige en oneigenlijke rol zijn, juist op dat punt leggen de islamitische tradities heel andere accenten. In die rol botst het ressentiment, gevoed door het verwijt van religieuze lichtzinnigheid en godsdienstige oppervlakkigheid, op het ressentiment dat de islam automatisch associeert met fundamentalisme en agressie, fanatisme en niets ontziende hardheid. Het is moeilijk uit te maken in welk kamp het ressentiment zich het onverbiddelijkst heeft
| |
| |
verhard tot een onneembaar vooroordeel. Maar laten we in de huidige patstelling vooral even naar onszelf kijken. De wereld van de islam heeft juist op dit punt bij ons een uitgesproken reputatie; moslims worden geobsedeerd door vooroordelen over ons. Wij kunnen in hun ogen geen goed doen. Wij demonstreren onze lichtzinnigheid niet alleen in alcoholmisbruik of de wijze waarop de vrouwen zich kleden - dat wordt ook beweerd door ascetische en puriteinse critici uit onze eigen cultuur - maar ook door zoiets bijkomstigs als het eten van varkensvlees of het niet laten staan van onze baarden. Maar is zo'n oordeel over de islam niet een forse aanwijzing voor onze eigen geslotenheid, van ons gevangen zijn in de vanzelfsprekendheid van eigen beginselen en praktijken, van onze eigen vooroordelen. Ons koppig geloof in hun bevooroordeeldheid is een behoorlijk sterke aanwijzing voor onze vooroordelen over hen. In de doorsnee-westerse waarneming en beoordeling van de islam sluipt bijna onvermijdelijk een element van structurele hardheid binnen: de islam manifesteert in extremis wat fout is aan religie en godsdienst als zodanig. Beter dan weer eens stil te staan bij het fanatisme in de islam is het daarom, tot slot van deze beschouwing even nader in te gaan op deze angel in onze waarneming van, en oordeel over de islam. Zeg: op het fundamentalisme en daarmee op het potentiële fanatisme, juist in onze moderniteit en verlichtheid.
Steeds meer westerlingen moeten helemaal niets hebben van (georganiseerde of traditionele) religie. Maar al helemaal niet van de islam. Religie en godsdienst in het algemeen zijn dogmatisch en autoritair, berusten op blinde gehoorzaamheid, leiden als vanzelf tot fanatisme en kunnen niet anders met conflicten omgaan dan met verkettering of hardhandige eliminatie van de tegenstander. Godsdienst is de bron en horizon van oorlog, van alle geweld, van onbeheerste primitieve reacties waar redelijkheid en inzicht gevraagd zijn. De islam bevestigt ongevraagd dit beeld met het afhakken van handen en het opblazen van monumentale godenbeelden uit voorgaande cultuurperiodes. Met betrekking tot het boeddhisme is er, gelukkig, de vraag of dat wel een religie in eigenlijke zin is; in elk geval is het erg diepzinnig en mild. Het hindoeïsme is erg schilderachtig en laat duizend bloemen bloeien. De Chinese religieuze tradities zijn erg praktisch, cultiveren het gezond verstand en veredelen de gewone relaties tussen mensen. Het jodendom staat garant voor de grondslagen van de moraliteit en het christendom, ja, ook dat kan behoorlijk dogmatisch en autoritair zijn. Maar het is daarin toch niet zo ongegeneerd als de islam. Uiteraard is hier sprake van sjablonen. Maar die zijn vaak invloedrijker dan deskundige oordelen en evenwichtige waarderingen. In het schrille licht ervan zit de islam snel en definitief in het verdomhoekje. Er is wat ongemakkelijk respect voor de consequentheid waarmee grote
| |
| |
groepen moslims de ramadan houden. Maar de angst is nooit ver dat ze een aspect is van een blinde verbetenheid, waarmee ook heel wat minder onschuldige praktijken worden gehouden. En uiteraard is er de versluiering van de vrouwelijke waardigheid en zelfbeschikking, letterlijk en figuurlijk, meer of minder uitdrukkelijk. De feminisering die Stark signaleert in de westerse religiositeit heeft zich in elk geval hier nog niet voorgedaan: de islam is ongegeneerd en onverlicht mannelijk en discriminatoir.
Als ik er niet al te ver naast zit in deze peiling van ressentiment en vooroordeel, nu eens niet van hen jegens ons, maar bij ons jegens hen, dan moet je je afvragen wat hier nog valt te managen. Wat kan management nog verwrikken aan zulke vastgezette apriori's? Welke vorm van sociale of politieke engineering zal over deze schaduwen heen kunnen doen springen, nadat ze er zelf overheen gesprongen is? De Nederlandse minister-president, die zich een paar maanden geleden nog pertinent distantieerde van het harde oordeel van een Rotterdamse imam over van alles en nog wat in Nederland (zie Streven, juli-augustus 2001, blz. 634 e.v.), heeft de afgelopen weken meer moskeeën en centra van moslims bezocht dan hij ooit kerken van binnen heeft gezien. Hij heeft zijn tong krom gepleit voor kennisneming van, en respect voor elkaars tradities. Zijn bedoeling was even duidelijk als respectabel: voorkomen moest worden dat het bloed aan de handen van de daders in New York en Washington neer zou komen op de hoofden van de in Nederland wonende moslims. Zijn terechte boodschap is dat de schok van 11 september geen mobilisatie mag inleiden tegen de islam. Mogelijk is de angst voor pogroms tegen islamieten overdreven. Maar het precaire evenwicht in de binnenlandse verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen kan gemakkelijk breken. Het is wijs van de regering dat ze daarop bedacht is. Maar de vraag is of het echt helpt als puntje bij paaltje komt. De vraag stellen is allerminst ze beantwoorden. Zelf dacht ik dat we in Nederland, bijna ongemerkt, een heel eind waren gevorderd met het aan elkaar wennen en feitelijk verdragen. Maar wat er de afgelopen weken boven is komen drijven aan ressentiment en vooroordelen, aan domme onwetendheid, niet van hen over ons maar van ons over islamieten en de islam, maakt mij niet vrolijk. Er valt in eigen huis nog heel wat te managen. Wil het niet eerder, ook hier, clashen.
|
|