Streven. Jaargang 64
(1997)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1003]
| |||||||||||
Dirk Diels
| |||||||||||
Disney is een opgelegde levensstijlBarber is een scherp criticus van het internationale bedrijfsleven, door hem ‘McWorld’ genoemd. Daarmee bedoelt hij enkele grote transnationale conglomeraten die zich met succes aan controle door een democratische gemeenschap weten te onttrekken en die wereldwijd invloed uitoefenen op onze waarden en normen, hoe we ons voelen en wat we denken. Neem nu Walt Disney Company. Dit ‘amusementskartel’ kocht vorig jaar de tv-maatschappij Capital Cities/ ABC Inc. op, voor een slordige 19 miljard dollar. Die overname past in een wereldwijde ontwikkeling waarbij economische en technologische krachten onmiskenbaar aansturen op een toenemende integratie - meestal modieus aangeduid als ‘synergie’ - tussen hardware en software, tussen productie en distributie. Hardware-producenten zoals Bill Gates van Microsoft weten dat ze hun ‘harde’ goederen pas succesvol te gelde kunnen maken als ze gekoppeld worden aan beelden, reclame en amusement. Met films, boeken, themaparken, merken-exploitatie (President Kabila nam zelfs de Lion King op in zijn vaandel) en de recente overname van ABC is Walt Disney goed op weg om in de volgende eeuw het grootste amuse- | |||||||||||
[pagina 1004]
| |||||||||||
mentsbedrijf ter wereld te worden. Of, zoals een medewerker van ABC het uitdrukte, een ‘universe class-onderneming’, die onvermijdelijk aanstuurt op een uniforme levensstijl. Disneys amusement, beweert Barber, is veel meer dan amusement alleen. Het is ook een ideologie. De dominantie van McWorld leidt niet alleen tot een verdringing van publieke goederen, maar ondermijnt volgens hem ook de democratie. In Jihad vs. McWorld bouwt hij voort op zijn eerder ontwikkelde theoretische concepten. | |||||||||||
Benjamin Barber: theoreticus van de democratieBenjamin Barber (o1939) promoveerde in de Bestuurskunde aan de universiteit van Harvard, doceerde aan de universiteiten van Princeton, de City University of New York en is thans hoogleraar aan de Rutgers University, New Jersey. Hij is de oprichter en directeur van het Walt Whitman Center for the Culture and Politics of Democracy, waar hij de leerstoel voor politieke wetenschappen bekleedt. Dat centrum bestudeert de theorie en de praktijk van de democratie, en er lopen diverse onderzoeksprogramma's, zoals Kunst en Onderwijs, Technologie en Democratie, Globalisering en Wereldburgerschap. Barber maakte televisiedocumentaires (The Struggle for Democracy, 1989), schreef theaterstukken en romans (Marriage Voices, 1981), was jarenlang redacteur van het toonaangevende vakblad Political Theory en is informeel adviseur van president Clinton. Hij is gehuwd met de choreografe Leah Kreutzer. Op zijn naam staan een hele rits wetenschappelijke werken: The Death of Communal Liberty (1974), Liberating Feminism (1975), Strong Democracy (1984), The Conquest of Politics (1988), An Aristocracy for Everyone (1992) en het reeds genoemde mediatieke pamflet Jihad versus McWorld (1995). Hij kreeg o.a. de Guggenheimprijs, de Fullbrightprijs en een eredoctoraat van Grinnell College. De rode draad die door het werk van Barber loopt, is een strijd voor meer democratie, voor een actieve civil society. Barber gaat ervan uit dat het liberale politieke denken ons slechts een enge en instrumentele opvatting van democratie voorschotelt. Het liberalisme ziet politiek als een instrument om mensen vrij, maar vooral ook uit elkaar te houden. ‘Politics as Zookeeping’ noemt hij dat. De leegte, het zingevingsvacuüm dat hieruit voortvloeit, kan volgens Barber ‘totalistisch’ - en niet louter totalitair - ontsporenGa naar eind[1]. Maar er is een alternatief, de sterke democratie. Die staat voor pluralisme en actieve betrokkenheid van alle burgers. Politiek, zo stelt Barber, is samen handelen en daarbij vormgeven aan burgerschap en gemeenschap. Barbers opvattingen vertonen enige gelijkenis met de klassieke democratische theorie van de Griekse polis en, meer dan hij zelf wil | |||||||||||
[pagina 1005]
| |||||||||||
toegeven, met het republikeinse gedachtegoed van Hannah Arendt. ‘The theory of strong democracy [...] envisions politics not as a way of life but as a way of living - as, namely, the way that human beings with variable but malleable natures and with competing but overlapping interests can contrive to live together communally not only to their mutual advantage but also to the advantage of their mutuality’. Barber is op vele terreinen thuis. Hij springt moeiteloos over van de ene op de andere denker, van Aristoteles op John Dewey, Rousseau, Hobbes, Thomas Jefferson, John Rawls, Robert Nozick of Mary Wollstonecraft, en weet hun denkbeelden in te passen of te bekritiseren in zijn theorie over de politieke en civiele maatschappij. Daarbij hanteert hij verschillende schrijfstijlen. Zijn boek The Conquest of Politics, bijvoorbeeld, is een doorwrochte, haast academische kritiek, op zes twintigste-eeuwse politiek filosofen (het bevat onder meer een in dialoogvorm weergegeven kritiek op Bruce Ackerman). Strong Democracy heeft dan weer een sterk programmatisch karakter en schetst het ideaal van de participerende burger. Omdat dit boek heel wat kennis van de geschiedenis van de filosofie veronderstelt, spreekt het slechts een beperkt clubje van academisch gevormde lezers aan. Daarentegen is Jihad vs. McWorld meer van journalistieke aard en richt het zich tot een breed publiek. Met wervelende zinnen en een commerciële titel weet Barber perfect in te spelen op de dynamiek van het marktgebeuren. Door zijn verhaal over de teloorgang van de civiele maatschappij in de vorm van een dichotome reclameboodschap te gieten, past hij een strategie toe die typisch is voor de media, al verafschuwt hij die kennelijk zelf. Barber heeft niettemin de verdienste dat hij het ideaal van de participatieve democratie hoog in het vaandel draagt. Zijn voorstel bijvoorbeeld om het publieke debat en de publieke actie institutioneel te omkaderen klinkt tamelijk utopisch, maar is daarom niet minder relevant. | |||||||||||
De Graubündense communesIn 1974 publiceerde Barber The Death of Communal Liberty: A History of Freedom in a Swiss Mountain Canton, een bewerking van zijn Har- | |||||||||||
[pagina 1006]
| |||||||||||
vard-dissertatie, waarin hij de duizend jaar lange geschiedenis van de vrijheid in de ‘politieke’ gemeenschap Rhätia beschrijft, een streek die na de aansluiting bij het kantonnale Zwitserland als commune Graubünden genoemd werd. Barber bekritiseert er de liberale orthodoxie volgens dewelke vrijheid en dwang noodzakelijk tegen elkaar indruisen: tegenover de vrijheid van het individu zou de dwang of de onvrijheid staan die de staat of de politieke gemeenschap oplegt, en die snel kan ontaarden in totalitarisme. Volgens Barber is de relatie tussen de individuele vrijheid en de vorming van een politieke gemeenschap echter veel complexer dan de dichotomische voorstelling die het liberalisme ervan geeft. In Graubünden, zo stelt hij, bestond vrijheid juist binnen de context van een politieke gemeenschap waarin burgers via het publieke debat (en niet enkel via anonieme verkiezingen zoals in onze ‘democratieën’) vorm gaven aan de (lokale) samenleving. Barber beseft dat de voorwaarden waaronder die communes konden bestaan, thans haalbaar noch wenselijk zijn: het ging om relatief geïsoleerde gemeenschappen, klein van omvang, met harde levensomstandigheden, maar zonder al te grote economische ongelijkheid en met een grote betrokkenheid van de burgers bij de res publica. In de context van de grote moderniseringsprocessen, zoals verstedelijking, schaalvergroting, bureaucratisering, technologische vooruitgang, industrialisatie en commercialisering, zou het zich louter terugplooien op de lokale democratie of Gemeindefreiheit het gevaar van bekrompenheid en reactionair verzet tegen de moderniteit meebrengen. Graubünden is voor Barber geen model om met nostalgie te koesteren. Maar de praktijk van self-government, de strijd tegen homogenisering in naam van de democratie, en de actieve betrokkenheid van alle burgers kunnen wel als bron van inspiratie dienen. Die mogelijkheidsvoorwaarden voor een echte democratie werkt de filosoof uit in zijn boek Strong Democracy (1984). | |||||||||||
Een sterke democratieStrong Democracy is inderdaad een oefening om een ‘framework’ te ontwerpen voor een daadwerkelijk participatieve democratie. Barber richt zijn pijlen op ontwikkelingen die juist die democratie bedreigen, met name de liberale democratie en de unitaire of ‘totalistische’ democratie. ‘I cannot judge politically, only we can judge politically’. De liberale democratie is in de ogen van de auteur maar een flauw afkooksel van een ‘sterke’ democratie. Het is een schrale democratie, ‘a thin democracy’. De atomistische visie van de liberals op het individu vindt bij hem geen genade. Ze slaagt er niet in om waarden als gemeenschap, rechtvaardigheid, burgerschap en partici- | |||||||||||
[pagina 1007]
| |||||||||||
patie daadwerkelijk in te scherpen. Barber onderscheidt drie grondhoudingen (dispositions) in het liberalisme: de anarchistische, de realistische en de minimalistische. Alle drie moeten voor de bijl. Het anarchistische liberalisme heeft een grondige afkeer van principes als het publieke goed of overheidstussenkomst. Het gelooft in de vrije markt en stelt individuele vrijheidsrechten voorop. Het is ‘conflict-denying’, negeert conflicten. De realistische dispositie kent meer betekenis toe aan een soevereine macht die tussenbeide komt als contractanten zich niet aan hun beloften houden en de individuele vrijheid op het spel zetten. In dat geval moet macht worden aangewend om individuele doeleinden te vrijwaren. Het realisme is ‘conflict-repressing’, het onderdrukt conflicten. Ten slotte ziet de minimalistische houding individuen als losse, ongebonden vreemden die elk hun eigen doel nastreven. Ze vertrekt van de opvatting dat mensen elkaars rivalen zijn, maar meent dat het volstaat institutionele kaders te scheppen om conflicten in goede banen te leiden: dat is ‘conflict-tolerating’. Bij elk van deze grondhoudingen past volgens Barber een ideaaltypische liberale opvatting van de representatieve democratie. In het realisme overheerst een autoritaire opvatting die de macht legt bij de soeverein of de executieve; het minimalisme en anarchisme hebben een juridische opvatting gemeen die het rechtsapparaat een overheersende functie toekent; in (een variant van) het minimalisme ten slotte groeit de pluralistische opvatting, die de klemtoon legt op de wetgevende macht. Het gaat om drie varianten van de liberale democratie, die, volgens Barber, naast belangrijke verdiensten (vrijheidsrechten, scheiding der machten,...) ook belangrijke tekortkomingen heeft. De liberale democratie huldigt een te beperkte opvatting wat betreft de relatie tussen individu en gemeenschap. Ze houdt mensen uit elkaar in plaats van ze bij elkaar te brengen. Democratie houdt meer in dan op geregelde tijdstippen passief en anoniem een stem uit te brengen bij verkiezingen. Ze is gebaat bij een actieve betrokkenheid van mensen die hun burgerrol opnemen en hun zeg hebben in de politiek. Barber verwerpt ook elke benadering die de betekenis van de politiek afleidt uit prepolitieke gegevenheden (‘independent grounds’), zoals abstracte vrijheidsrechten of de wijsheid van een soeverein. De liberale theorie schiet tekort, omdat ze over burgerschap en burgerdemocratie niets te zeggen heeft. | |||||||||||
[pagina 1008]
| |||||||||||
De unitaire democratie als antwoord op de tekortkomingen van de respresentatieve liberale democratie biedt evenmin soelaas. In kleine gemeenschappen zoals in het Zwitserse Graubünden kon een ‘face-to-face democratie’ en ‘Gemeindefreiheit’ werken. In grote, moderne gehelen zoals de twintigste-eeuwse natiestaten kan directe democratie al snel totalitair ontaarden, getuige de gruwelijke terreur van het stalinisme of het nationaal-socialisme. De unitaire democratie berust op de independent ground van de gemeenschappelijke wil (of het proletariaat, de etnische groep, de natie) en zet de burger buitenspel. Diversiteit en meningsverschillen verdwijnen. Afgedwongen eensgezindheid, monistische opvattingen en conformisme komen in de plaats. Het individu verstikt in de knechtende banden van een alomvattende collectiviteit. Toch is er volgens Barber een zinvol alternatief, voorbij de tekortkomingen van de liberale democratie, die het individu slechts als een ongebonden atoom opvat, en de unitaire democratie, die het individu gewoon wegcijfert. Dat alternatief heet strong democracy. Sterke democratie is een ideaaltype dat de betekenis van de vrijheid haalt uit de vormgeving van een politieke gemeenschap. Het is een ‘politieke vorm’ die burgers samenbrengt zonder hun verschillen uit te vlakken. Strong Democracy transformeert het atomistische ‘I’ van de liberale democratie in een ‘We’, zonder de individuele autonomie op te offeren. Het staat symbool voor publiek debat en politiek handelen. Het is een alternatieve vorm die ‘sterk genoeg (is) om de passiviteit en leegte van het liberalisme te overstijgen, maar niettemin betrouwbaar genoeg om individuen te beschermen tegen een amok makende publieke opinie, tegen meerderheden die om bloed roepen of tegen de volkswil die probeert in de plaats van de wet te treden om zelf de regels te dicteren’ (SD, 114). Barber voegt een theorie over burgerschap toe aan de smalle opvattingen van de liberale democratie. In een samenleving waar het publieke domein gereduceerd wordt tot het privé-belang van ongebonden individuen is er slechts een lege vrijheid, die paradoxaal genoeg in zich de kiemen draagt van totalitaire ontsporingen. Er ontbreekt een gemeenschapsgevoel, een band met de publieke sfeer waarin afzonderlijke individuen die niets met elkaar te maken hebben, tot burgers worden. Ze worden er als het ware elkaars buurman en denken er samen over na hoe je de samenleving het best organiseert. Die publieke ruimte, zo stelt Barber uitdrukkelijk, heeft niet als eerste opdracht affectieve of vriendschappelijke banden aan te wakkeren. Het kan wel, maar dat is niet de doorslaggevende functie ervan. Potentiële rivalen voeren er een discussie over publieke, algemene belangen, en zo worden ze ook potentiële partners. Politiek krijgt hier zijn volle betekenis: ‘Politics is | |||||||||||
[pagina 1009]
| |||||||||||
the art of engaging strangers in talk’ (SD, 189). Barbers model van een strong democracy is vooral een transformatiemodel. Ongebonden individuen worden burgers en buren; eenzijdige afhankelijkheden veranderen in wederkerige bindingen, conflicten worden niet weggewuifd, maar ingeschakeld in praktijken van samenwerking; monisme en conformisme moeten plaats maken voor pluralisme en discussie; het ‘I’ wordt een gedifferentieerd ‘We’, in de betekenis van J.S. Mills onderscheid tussen ‘self-regarding’ en ‘other regarding activities’: in de publieke ruimte wordt het ik niet weggedacht, maar wel geplaatst in de context van ‘the inescapable Others’. ‘Strong democracy is not government by “the people” or governement by “the masses”, because a people are not yet a citizenry and massas are only nominal freeman who do not in fact govern themselves. [...] Masses make noise, citizens deliberate; masses behave, citziens act; masses collide and intersect, citizens engage, share, and contribute. At the moment when “masses” start deliberating, acting, sharing, and contributing, they cease to be masses and become citizens. Only then do they “participate”’. Een sterke democratie wordt gekenmerkt door ‘ongoing talk’ en is dus volgens Barber altijd luidruchtig. Dit ‘praten’ vervult uiteenlopende functies, zoals belangen behartigen, anderen overtuigen, agendapunten bepalen, wederkerigheid aftasten, individuele autonomie bevorderen, zelfexpressie en kritiek, gemeenschap vormen, bestaande evidenties en paradigma's opnieuw bekijken. De consensus wordt hier niet uit prepolitieke principes afgeleid, zoals in de liberale democratie, noch afgedwongen, zoals in de unitaire democratie. Een sterke democratie zoekt a creative consensus, een overeenkomst die voortvloeit uit het gezamenlijk praten, oordelen, beslissen en handelen van burgers die op die manier vormgeven aan de samenleving. Er zijn drie voorwaarden die de burgerdemocratie bevorderen (opvoeding, ‘facilitating and moral leadership’ en waarden en normen die het model van participatieve democratie moeten schragen) en drie andere die ze afremt (de schaal, de economische en sociale ongelijkheden die het kapitalisme genereert, en de onzekerheid die | |||||||||||
[pagina 1010]
| |||||||||||
voortspruit uit het ontbreken van Juiste Antwoorden op de grote levensvragen). In het slothoofdstuk ontwikkelt Barber een institutional framework om zijn opvattingen over burgerschap, gemeenschap, participatie en sterke democratie in praktijk te brengen. Zijn programma omvat onder meer het uitbouwen van buurtvergaderingen, het gebruik van Television Town Meetings, het ontwikkelen van een videotekst-service voor burgers en het organiseren van informele lekenrechtspleging. Burgers krijgen het recht om onderwerpen op de politieke agenda te plaatsen. Volksraadplegingen, via elektronisch stemmen, behoren tot de aanbevolen besluitvormingsprocedures. Ook werkt Barber voorstellen uit m.b.t. de burgerdienst, de vrijwillige inschakeling van burgers in buurtactiviteiten, de strijd voor meer economische democratie en een burgervriendelijke inrichting van de publieke ruimte. ‘Civic arenas should also be places of pleasure and camaraderie - of discourse and activity as well as of hardheaded decision-making’ (SD, 306). Tot nog toe gaf het algemeen stemrecht de burgers alleen maar formele rechten. Barber pleit ervoor dat elke burger nu ook daadwerkelijk aan de besluitvorming deelneemt. De huidige ‘regering van professionals’ moet vervangen worden door een ‘regering van burgers’. | |||||||||||
Tegen het funderingsdenkenIn 1988 publiceerde Barber The Conquest of Politics: Liberal Philosophy in Democratic Times, een bundeling van eerder gepubliceerde essays over politiek en filosofie, over gemeenschap en vrijheid. Het boek laat zien dat Barber niet eenvoudig te plaatsen is op de scheidingslijn tussen ‘liberals’ en ‘communitarians’. Hij zet zich af tegen denkers als John Rawls of Robert Nozick, die politiek op abstracte principes funderen of denken dat er een kenbare independent ground bestaat waaruit concepten en waarden afgeleid kunnen worden. Barber verdedigt het primaat van de democratie (en de politiek) op de filosofie. Politiek krijgt vorm in de dagelijkse bezigheden van de burgers en is derhalve zowel dialectisch, dialogisch als ambivalent. Zijn kritiek op de liberals doet Barber echter niet overhellen naar de kant van de communitarians, zoals Alisdair McIntyre, of van de conservatieven, zoals Michael Oakeshott, die opnieuw houvast zoeken in bindende en knechtende gemeenschapsbanden. Politiek is voor hem een creatief proces dat zichzelf vormgeeft. ‘Politics is what men do when metaphysics fails’ (CP, 209). Politiek heeft te maken met de mogelijkheid dat burgers ‘redelijke’, niet noodzakelijk rationeel zekere keuzen maken, via democratische praktijken van oordeelsvorming, besluitvorming en uitvoering. Ook de liberale denker | |||||||||||
[pagina 1011]
| |||||||||||
Bruce Ackerman, die juist de dialoog centraal stelt, moet het in The Conquest of Politics ontgelden, omdat hij aan de dialoog een abstracte neutraliteitseis oplegt. Neutraliteit is opnieuw een externe fundering die volgens Barber haaks staat op de politiek als een zelfordenend proces. Een politieke gemeenschap krijgt juist vorm in een dialogisch en dialectisch proces waar ruimte is voor creativiteit, diversiteit, openheid, ontdekking, complexiteit en voor de mogelijkheid zich in te leven in de concrete anderen. ‘Jihad pursues a bloody politics of identity, McWorld, a bloodless economy of profit. Belonging by default to McWorld, everyone is a consumer; seeking a repository for identity, everyone belongs to some tribe. But no one is a citizen. Without citizens, how can there be democracy?’ Het is opmerkelijk dat de ideeën van Barber nauwelijks worden opgenomen in het debat tussen de liberals en communitarians, dat de politieke filosofie in de jaren tachtig tot op heden domineert. Zijn naam tref je niet dikwijls aan in de werken van Taylor, Walzer, Kymlicka, Beiner of Dworkin. Alleen maar vanuit de feministische hoek, en meer bepaald van Iris Marion Young, kwam er zware kritiek op zijn monolitische invulling van het burgerschap. Barber zou blijven vasthouden aan een binaire tegenstelling tussen de publieke sfeer van de algemene belangen en de privé-sfeer van de particuliere belangen en persoonlijke affectieve banden. De publieke sfeer als een onpersoonlijke ruimte waar individuen zich tot burgers verheffen om publieke aangelegenheden te regelen, is voor Young een mythe. Maatschappelijk zwakkere groepen zoals vrouwen, ouderen, zwarten, homo's en lesbiennes zouden volgens Young hun specificiteit niet kunnen inbrengen in het universele, mannelijke en weinig gedifferentieerde concept van citizenship. Zij pleit voor een gedifferentieerd burgerschap, dat aan de universele rechten ook speciale groepsrechten koppelt (b.v. voor moederschap). Deze kritiek op Barber lijkt wat overtrokken. Hij besteedt juist heel veel aandacht aan de divesiteit binnen de publieke ruimte, waar niet alleen rationele, maar ook affectieve en emotionele elementen een rol kunnen spelen. Hij vertrekt van concrete individuen met eigen noden, behoeften en verlangens, die hij echter wel wil inschakelen in een ruimer, maatschappelijk geheel. Barbers sterke democratie is een gemeenschap van onderling verschillende | |||||||||||
[pagina 1012]
| |||||||||||
burgers die er niettemin gemeenschappelijke doeleinden op nahouden. Het berust op een ‘politiek van conflicten’ en ‘een sociologie van pluralisme’. Toch snijdt de kritiek van Iris Marion Young hout, als blijkt dat Barbers civiele ruimte louter een ‘praatbarak’ is en onvoldoende krachtig is om onaanvaardbare sociale en economische ongelijkheden te bestrijden. | |||||||||||
Jihad versus McWorldIn zijn jongste boek Jihad vs. McWorld: How Globalism and Tribalism are reshaping the World (1995) laat Barber zien hoe de strijd voor een meer participatieve democratie tegengewerkt wordt door twee tegengestelde krachten: die van de nieuwe stamvorming en die van de mondiale integratie. Het neotribalisme biedt het grimmige perspectief van een bloedig verzet tegen uitingen van de populaire cultuur (‘the American way of life’) en tegen de wereldmarkten. Een bekrompen identiteitspolitiek met reminiscenties aan een nostalgisch en vaak imaginair verleden zet culturen en mensen tegen elkaar op. Subnationale etnische grenzen worden opnieuw opgetrokken. Een balkanisering van natiestaten loert om de hoek. Tegelijk - en dat is de ironie - worden natiestaten en regio's opgenomen in de mondiale cultuur van McWorld. Enkele producenten van massaproducten houden de mensen in de hele wereld in hun greep, hypnotiseren ze met snelle muziek, snelle computers, snelle hapjes (fast food) en persen ze samen in die éne alomvattende homogene cultuur. Waar het neotribalisme (Barber spreekt over Jihad) vaak kunstmatig nieuwe grenzen optrekt, maakt de globalisering grenzen - met name die van de natiestaten - juist poreus. Jihad en McWorld werken dus in tegengestelde richting. Toch hebben ze volgens Barber elkaar ook nodig. Zij hebben dezelfde afkeer van een verantwoordelijke samenleving. Beide minachten begrippen zoals burgerschap, openbaarheid, publieke ruimte, participatie of publieke verantwoording. In Jihad en in McWorld is niemand nog burger. Maar als niemand nog als burger wordt aangesproken, kan er dan nog sprake zijn van democratie, vraagt Barber zich af. Barber beschrijft hoe de democratie en de natiestaat de teelgrond waren waarop het kapitalisme kon gedijen. Maar marktrelaties zijn niet zelf het draagvlak van de democratie. Ze laten toe dat wij als consument aan producenten meedelen welke producten we willen consumeren, maar ze verhinderen ons als burgers met elkaar te spreken over de maatschappelijke gevolgen van onze individuele keuze als consument. Barbers pointe luidt dat de soevereiniteit van de consument niet garandeert dat de publieke belangen van de burgers gevrijwaard worden. Als consument kan ik ervoor kiezen | |||||||||||
[pagina 1013]
| |||||||||||
veel met de wagen rond te rijden, maar als burgers vragen wij ons samen af waar de grenzen liggen van het ‘automobiele kapitalisme’ en hoe we zuinig met de energiebronnen kunnen omspringen. ‘Market identity is only one fractious piece of a person's whole identity’ (JMW, 31). In Jihad vs. McWorld besteedt Barber ook aandacht aan de nieuwe ontwikkelingen in de economie. Kenmerkend voor de huidige postindustriële ontwikkeling zijn de horizontale en verticale dwarsverbindingen, tussen hardware en software, productie en distributie, lowtech en hightech, real en virtual. Strakke scheidingen gaan eraan: de media die informatie en entertainment verkopen, noemt hij infotainment, een sector die onophoudelijk beelden en klanken doorstuurt en heerschappij uitoefent over ‘de zenuwbanen van de postmoderne ziel’. De politieke ideologie van weleer wordt verdrongen door de videologie die ons dagelijks lifestyles aanprijst en laat consumeren, onder het motto van ‘having fun’. ‘In one sense, McWorld itself is a theme park - a park called Marketland where everything is for sale and someone else is always responsible and there are no common goods or public interests and where everyone is equal as long as they can afford the price of admission and are content to watch and to consume’. Volgens Barber is die monopoliserende bezitsvorming een gevaar voor de democratie en de vrijheid van meningsuiting. Een paar voorbeelden: ‘Kort na de overname van ABC door Disney ontsloeg ABC een van haar weinige succesvolle, progressieve talkshowgastheren, de Texaan Jim Hightower: hij had iets te veel gezegd over de macht van de telecommunicatiegiganten! En toen de Chinezen, aan wie Rupert Murdoch zijn Aziatische Sky Television probeerde te verkopen, klaagden over de dissident Harry Wo [auteur van Bittere kou. Negentien jaar in de Chinese goelag, DD], gaf Murdoch de uitgever waarvan hij eigenaar is, Harper Collins, onmiddellijk opdracht het bod op de memoires van Wu in te trekken’ (VV, 39). De publieke ruimte, het kernpunt van Barbers sterke democratie, wordt daadwerkelijk bedreigd. Monopolies die markten manipuleren onder de valse naam van vrijheid voor de consument, hebben geen boodschap aan the common good, aan het politieke gesprek, aan democratische besluitvorming of aan politiek handelen. Zij zoeken verbrui- | |||||||||||
[pagina 1014]
| |||||||||||
kers. Publieke ruimten bestaan nog slechts als winkelcentra en themaparken. Er blijft alleen maar een ‘entertainment shopping experience’ over. Jihad is voor Barber een reactie op de globale cultuur van McWorld. Hij staat positief tegenover de strijd van volkeren, culturen of gemeenschappen om hun specificiteit te vrijwaren tegen de homogene levensstijl die door McWorld wordt opgedrongen en die als het ware een eendimensionale mens (Marcuse) boetseert die niets anders meer kent dan consumeren. Het probleem is echter dat Jihad al snel degenereert in een bekrompen provincialisme en fundamentalisme. Barber onderscheidt vier verschillende reacties: het herlevende regionalisme en nationalisme in de westerse democratie- en (la France profonde, het Catalaanse nationalisme, Quebec,...), het succesvolle kapitalisme in de weinig democratische landen van de Pacific Rim en in China, de mengeling van communisme en nationalisme in de vroegere volksrepublieken (met Joegoslavië als ironisch toonbeeld van de volle betekenis van Jihad in McWorld) en ten slotte de fundamentalistische anti-moderne Jihad in de islam en het christendom. Barber is van mening dat de positieve kanten van Jihad (de strijd tegen de eendimensionale mens van McWorld) en van McWorld (de resultaten inzake welvaart, gezondheidzorg,...) goed moeten worden ingeschat. Maar geen van beide is democratisch en beide ontmantelen de natiestaat, die toch de bakermat is geweest van onze democratische praktijken. Het tij kan echter nog worden gekeerd, als men de civiele maatschappij op lokaal, nationaal en internationaal vlak versterkt. ‘Civil Society’ verwijst naar de publieke ruimte tussen staat en markt, waar vreemden elkaar als buren of burgers ontmoeten en gezamenlijk oordelen over kwesties van algemeen belang. Barber wil het publieke debat, het publieke oordeel en het publieke handelen institutionaliseren als een tegenwicht tegen de homogenisering die McWorld ons oplegt en tegen de geslotenheid en bekrompenheid van Jihad. Het alternatief ligt in de diversiteit en de veelvormigheid van de civiele maatschappij, waarin broederlijkheid, gemeenschap en solidariteit hun volle betekenis krijgen. | |||||||||||
De uitdagingJihad vs. McWorld sluit nauw aan bij het model dat Barber in Strong Democracy heeft ontwikkeld. Strong Democracy was vooral een, volgens Michael Walzer louter academische oefening, om de instrumentele opvattingen over liberale democratie aan te vullen met een theorie over burgerschap en civiele maatschappij. Het is tegelijk een kritiek op ontaarde vormen van democratie, die het individu | |||||||||||
[pagina 1015]
| |||||||||||
‘totalistisch’ opofferen aan een abstract principe zoals de algemene wil, de etnie of het proletariaat. In Jihad vs. McWorld staat de verdediging van de democratie en de civiele maatschappij opnieuw centraal. De auteur maakt de sterke democratie concreet door te wijzen op de krachten die de democratie ondermijnen: de mondialisering en het neotribalisme. De verdediging van de civiele maatschappij is de derde weg tussen het eendimensionale individualisme van McWorld en de autoritaire gemeenschap van Jihad. Het is onze belangrijkste taak, zo noteert Barber, ‘het licht terug te brengen in de openbare ruimte’. Rest de vraag of mensen nog wel burger willen zijn. Barber zoekt alle heil in de wijze waarop burgers een politieke gemeenschap vormen, maar veronachtzaamt andere waardevolle bindingen en netwerken waarin mensen leven en participeren. De meeste mensen zoeken hun geluk niet in de publieke sfeer, maar in hun werk, gezin, vrijwilligersengagement of sport. Met enige ironie kan men vaststellen - en Barber erkent dit ook - dat niet iedereen de hele tijd zijn burgerrol wil vervullen. Of, in de woorden van Oscar Wilde: ‘Socialism is all right, but it takes too many evenings’. Toch zou het al heel wat betekenen als meer mensen een gedeelte van hun tijd wilden en konden besteden aan een aantal publieke kwesties. | |||||||||||
Literatuur
|
|