Streven. Jaargang 64
(1997)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 984]
| |
Lieve Wouters
| |
Wat voor een krant was De Dag?De Dag werd op 20 november 1934 opgericht door Jan Antoon Van Opstraet (1886-1959) en Edmond Van Tassel (1879-1963), zijn neef. De eerste had een meerderheidsparticipatie in het kapitaal van de vennootschap en was de stuwende kracht achter de activiteiten van de drukkerij en uitgeverij N.V. Patria. Van Tassel had zich te schikken naar de grillen van zijn neef. Vanwege zijn activistisch (Duitsgezind) verleden uit de Eerste Wereldoorlog genoot Van Opstraet ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een dubieuze reputatie: aanvankelijk wachtte hij af; toen hij het Duitse offensief zag vastlopen, ging hij de collaboratie veroordelen. Hij was een ‘commercieel opportunist’Ga naar eind[2]. N.V. Patria was een gezond bedrijf, in principe kon het zichzelf | |
[pagina 985]
| |
bedruipen. Dat het ook met buitenlands kapitaal gefinancierd werd, lijkt weinig waarschijnlijk. Al zou uit documenten blijken dat de Duitse staalreus Rheinstahl gratis goederen aan N.V. Patria leverdeGa naar eind[3]. Maar zo verdacht is dat ook weer niet. Duitsland gaf heel wat geld uit om de Belgische pers gunstig te stemmen voor het nationaal-socialisme. Ook kranten die anti-Duits heetten te zijn, kregen Duitse financiële steunGa naar eind[4]. Hoofdredacteur van De Dag was aanvankelijk Mark Edo Tralbaut. In 1937 werd hij opgevolgd door Clovis Baert. Eén redactielid, J. de Kremer, alias John Flanders of J. Ray, is bekend geworden als schrijver van de Vlaamsche Filmkens, een jeugdboekenreeks. De Dag diende zich aan als een neutraal dagblad en was dus in zeker opzicht een moderne krant, die liever de eigen commerciële belangen verdedigd zag dan die van een of andere politieke partij. Sommige redactieleden waren lid van het Duitsgezinde Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en van de Devlag, de Deutsch-Vlaamse Arbeitsgemeinschaft. De krant verdedigde vurig de Vlaamse zaak, maar was niet gebonden aan enige partij, ook niet aan het VNV. Hoofdredacteur Baert en zelfs Brussels correspondent Liesenborghs, die lid was van het VNV en zich in zijn artikelen nogal eens positief uitliet over het Vlaams nationalisme, waren niet gelukkig met de fascistische tendens aan de top van het VNV (de as Hermans-Tollenaere-Van Puymbrouck). De krant wordt verweten dat hij tijdens de oorlog de richtlijnen van de censuur nogal slaafs zou hebben gevolgd. Na de Duitse inval in Rusland, november 1942, werd De Dag heftig antibolsjevistisch en ronselde mee voor het Oostfront. Dat leverde de krant, samen met Volk en Staat, het orgaan van het VNV, een extra vermelding op in de verslagen van de Propaganda-Abteilung (PA)Ga naar eind[5]. Maar later hekelde diezelfde PA het beleid van hoofdredacteur Baert. Voor de krant na de Belgische capitulatie opnieuw verscheen, liet Baert zijn medewerkers een acte ondertekenen waarin zij hun trouw aan de koning moesten zweren. Van Opstraet en medewerker Calluy werden door de PA ontboden en verzocht om Baert te ontslaan. Deze aanvaardde zijn ontslag niet en Van Opstraet hield hem gewoon in dienst. Pas toen de PA een jaar later dreigde De Dag te schorsen als Baert niet verdween, werd hem een andere functie toegewezen. Al voor de oorlog was De Dag populair bij de Antwerpse bevolking. In 1938 verscheen het op 50.000 tot 75.000 exemplaren. Tijdens de oorlog nam de oplage nog toe. Die populariteit was te danken aan het feit dat De Dag een van de eerste neutrale dagbladen was. Vormgeving en opmaak geleken op die van de Britse Daily Mirror, waarmee De Dag een overeenkomst had afgesloten inzake foto-uitwisseling. Tabloidformaat, grote titels, veel foto's. Dat neemt niet weg dat De Dag wel degelijk een kwaliteitskrant was, die niet hoofdzakelijk ‘de op sensatie beluste lezer’Ga naar eind[6] trachtte aan te spreken. | |
[pagina 986]
| |
Hoe Duitsgezind en antisemitisch was de vooroorlogse De Dag?Aan de hand van een inhoudsanalyse heb ik geprobeerd te achterhalen hoe De Dag zich voor de oorlog opstelde tegenover Duitsland en de joodse minderheid in Antwerpen. Ik verwachtte bewijzen te vinden van een Duitsgezinde en antisemitische opstelling. Dat was althans wat tot nog toe over De Dag verondersteld werd, en zou overeenkomen met het nogal joodvijandige klimaat dat toen in Antwerpen heerste. De resultaten van mijn inhoudsanalyse hebben die werkhypothese echter krachtig weerlegd. In wat volgt bespreek ik mijn werkmethode en de resultaten van mijn onderzoek. De methode - Mijn onderzoek beperkt zich tot de periode vóór de Duitse bezetting. De censuur die de bezetter tijdens de oorlog de kranten oplegde, maakt een eerlijk onderzoek naar de gezindheid van de redactie immers onmogelijk. Mijn onderzoek loopt dus over de periode vanaf het ontstaan van De Dag op 20 november 1934 tot de dag van de bezetting op 10 mei 1940. Die bestrijkt 284 weken, dat wil zeggen 1988 editiesGa naar eind[7]. De selectie gebeurde in twee fasen op verschillende niveaus. Voor de eerste selectie gebruikte ik de toevallige methode. Uit elke vijfde week selecteerde ik één editie, in chronologische volgorde telkens van een andere dag. Op deze manier werd de periode beperkt tot twee ‘geconstrueerde maanden’. Voor de tweede selectie gebruikte ik de gestratificeerde of beredeneerde methode, waarbij het door de eerste selectie reeds verkleinde ‘universum’ ingedeeld wordt volgens bepaalde criteria. In dit geval werden die artikelen geselecteerd waarin woorden voorkomen die geassocieerd worden met Duitsland en met joden. Het lijstje omvatte de volgende woorden: antisemiet, vreemdeling, nazi, arisch, jood, Pool, Rus, Israëliet. Analyse en resultaten - Na deze selecties heb ik drieënvijftig artikelen aan een analyse onderworpen. Hierbij nam ik hoofdzakelijk drie programmapunten van De Dag, zoals die gepubliceerd staan in het eerste nummer, onder de loep: ‘Welke politieke richting of kleur zal De Dag verdedigen? GEEN!’ Voor mijn onderzoek gebruikte ik een studie van T.A. van Dijk, Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dagbladpersGa naar eind[9]. Daarin bespreekt Van Dijk verschillende manieren | |
[pagina 987]
| |
waarop in een krantentekst de instelling van een schrijver kan blijken. [1] Als eerste punt noemt Van Dijk de negatieve ‘implicaties’ of ‘associaties’. Minderheden halen vaak alleen dan de pers wanneer ze in verband worden gebracht met criminele feiten of sociale problemen. Doordat telkens een aantal negatieve aspecten herhaald worden, ontstaat een beeld van de vreemdeling als van iemand die de autochtone bevolking tot last is. Doordat bepaalde thema's steeds aan elkaar gekoppeld worden, ontstaat de idee dat het één niet kan voorkomen zonder het ander. Dergelijke herhaalde associaties komen in De Dag relatief weinig voor. Op vijftien artikelen die expliciet over de joodse minderheid gaan, zijn er vijf uitnodigingen voor of besprekingen van joodse culturele evenementen, zoals theater, zang, onderwijs, beroepsleven. Van de tien andere gaan er twee over de oorlog tegen de Arabieren in Palestina. De laatste acht brengen de joden wel in verband met de antisemitische hetze. Informatie over de joodse minderheid staat in De Dag dus vaak in een perspectief van gelijkheid en waardering. Wat De Dag op die manier deed, doen vele kranten in de jaren negentig nog steeds niet: informatie geven over culturele activiteiten van minderheden. Men kan dus niet stellen dat De Dag zijn lezerspubliek manipuleerde door de joden (al dan niet bewust) zo frequent in verband te brengen met het antisemitisme dat een vreedzame coëxistentie onmogelijk begon te lijken. Ik onderzocht ook of joden misschien regelmatig in verband gebracht werden met criminaliteit. Wat dit betreft vond ik slechts twee artikelen, in de ‘Rechterlijke Kronijk’ (9/6/39). Er wordt gespot met de ‘eeuwige vreemdelingen’ die in België ‘een soort Eldorado’ zien en door het bezit van valse identiteitspapieren in botsing komen met het gerecht. En op spottende toon wordt beschreven hoe ‘de klassieke Ahasverus, belichaamd in een Duitsche jood’ voor de rechtbank moet verschijnen omdat hij, na een eerdere uitwijzing, opnieuw op het Belgische grondgebied was gesignaleerd. Uitingen dus van xenofobie en antisemitisme. Maar op grond van deze twee artikelen kunnen we niet spreken van herhaalde en veralgemeende negatieve implicaties of associaties. [2] Een tweede manier waarop iemands instelling kan blijken, is de herhaalde vooronderstelling. Als voorbeeld citeert Van Dijk een artikel uit De Volkskrant (7/10/81), waarin over woonwagenbewoners gezegd wordt: ‘Deze mensen zijn vaak heel intelligent’. Waarachter de vooronderstelling schuilgaat dat woonwagenbewoners dom zijn. Dit soort vooronderstellingen blijken in De Dag weinig terug te vinden. Alleen in een heel klein artikeltje, getiteld ‘Rex en de Joden’ (8/4/37), naar aanleiding van een manifestatie van het fascistische Rex van Degrelle zou men zo'n vooronderstelling kunnen zien: ‘De meeste toehoorders waren Israëlieten. Er deden zich geen incidenten voor’. Werd van de | |
[pagina 988]
| |
joden voorondersteld dat zij rellen veroorzaken of dat hun aanwezigheid tot incidenten leidt? Al bij al lijkt dit vijfregelig berichtje nogal onschuldig. Verder heb ik in dit verband geen dergelijke insinuaties gevonden. [3] Een derde mogelijkheid om op een bedekte manier intenties mee te delen, is het gebruik van het twijfelpartikel ‘zou(den)’ waar het gaat om de betrouwbaarheid van bronnen of uitspraken van bronnen. Met dit partikel of met andere middeltjes kun je een tegenstander gemakkelijk onbetrouwbaar laten overkomen. In één artikel in De Dag wordt het werkwoord ‘beweren’ gebruikt, volgens Van Dijk een ‘twijfel-werkwoord’: ‘Engeland beweert bewijzen te hebben... Nazis wilden Britsche spoorwegen saboteeren!’ (7/11/39). Verderop in het artikel wordt ook nog eens het werkwoord ‘zouden’ gebruikt. De intentie van de schrijver zou dus pro-Duits zijn. [4] ‘Afwikkeling’ en ‘versterking’ is een vierde techniek waarmee je in een boodschap impliciet een houding kunt meedelen. Hier gaat het om betekenisverandering. Gebeurtenissen en handelingen waarbij minderheden betrokken zijn, worden negatief beschreven, terwijl het omgekeerde gebeurt wanneer ‘eigen mensen’ of instanties in het geding zijn. Stijlfiguren als de litotes of het eufemisme kunnen daarvoor worden gebruikt. Je kunt bijvoorbeeld spreken over een ‘verminderde tolerantie’ in plaats van over discriminatie of racisme. Eén voorbeeld hiervan vond ik in een artikel over ‘Anti-joodsche protesten te Antwerpen’ (27/8/39). Het beschrijft hoe honderden betogers door de straten trokken, antisemitische slogans riepen en op de vuist gingen met enkele joden. In plaats van te schrijven dat de betogers gewelddadig waren, staat er: ‘Op sommige oogenblikken bleef het niet bij woorden en werden klappen uitgedeeld aan Joden die te dichtbij liepen’. Een verbloemde manier om de zaken voor te stellen; alsof het alleen maar om woorden en enkele klappen ging. En het zijn de joden die in de fout gaan: ‘ze liepen te dichtbij’. Bovendien worden de incidenten ‘anti-joodsche opstootjes’ of ‘relletjes’ genoemd. Verkleinwoordjes. [5] Een vijfde techniek noemt Van Dijk ‘perspectief’. Je schrijft vanuit het perspectief van een bepaalde instantie of persoon. Doe je dat telkens opnieuw vanuit hetzelfde perspectief, dan dring je de lezer een tamelijk eenzijdig beeld op. De techniek bestaat er dus in om telkens de instantie waarmee je sympathiseert in een gunstige positie te plaatsen. Zo leg je de tegenstander het zwijgen op. Handig is daarbij het gebruik van het passief. Is de agens van een negatieve handeling een bevriende instantie of persoon, dan moffelt een passiefconstructie diens verantwoordelijkheid als het ware grammaticaal weg. Gaat het daarentegen om een positieve handeling, dan noem je nooit de minderheid als agens, maar laat je alle nadruk vallen op diegene met wie je sympathiseert. Deze techniek gebruikt De Dag niet ten nadele van de minderheid. | |
[pagina 989]
| |
Het tegendeel is veeleer het geval. Vaak schrijft de krant vanuit het perspectief van de joodse minderheid. Zo vind ik bijvoorbeeld een artikel over de ‘Verkiezingen in Roemenië’ (1/2/36) dat de nationaalchristelijke partij ten volle voor haar verantwoordelijkheid plaatst: ‘De nationaal-kristelijke partij verdedigt, naast het autoritair beginsel, ook het rassenbeginsel. Zij is verwoed anti-semitisch en haar “IJzeren Garde” schrikt niet voor hardhandig optreden terug, om Joden het leven zuur te maken’. [6] Wanneer vervolgens een bericht naar verhouding te veel of te weinig details geeft, kun je spreken van relatieve (on)volledigheid. Tot de irrelevante details behoort in ons hedendaagse nieuws de vermelding van de etnische afkomst van verdachten. Deze zogeheten ‘objectieve informatie’ kan leiden tot een associatie van minderheden met misdaad. Het weglaten van relevante informatie kan anderzijds gemakkelijk leiden tot een slecht begrip van een gebeurtenis. Vermelding van de etnische afkomst van verdachten komt in De Dag heel veel voor. Bij elke overtreding, ook al gaat het om een kruimeldiefstal, wordt de nationaliteit van de verdachte genoemd. Maar de krant legt geen speciale nadruk op de nationaliteit van een verdachte wanneer het gaat om een jood. De Dag maakt geen onderscheid tussen een Nederlandse dief en een joodse, Griekse of Italiaanse. Net zoals de Belgische criminelen zijn het allemaal ‘slinkse schelmen’ of ‘schabouwelijke kerels’. [7] Als proef op de som onderzocht Van Dijk ten slotte of de minderheden in de media letterlijk niets te zeggen hebben en nooit of zelden echt aan het woord worden gelaten. Wie spreekt er echt in een artikel of wie wordt erin geciteerd? In De Dag vond ik enerzijds drie citaten uit Duitse kranten (die vervolgens worden bekritiseerd), maar anderzijds ook twee interviews met joodse personaliteiten: ‘Wat ik hoorde en zag...’ (30/9/38) en ‘Hoe de Israëlietische vluchtelingen in de weldadigheidskolonie leven’ (11/12/38). Daarnaast herinner ik aan de vijf reeds vermelde artikelen over joodse culturele evenementen. | |
ConclusieOp grond van de criteria van Van Dijk kun je in De Dag van voor de oorlog zo goed als geen ernstig spoor van antisemitisme ontdekken. Integendeel, een aantal artikelen doen vermoeden dat een groot deel van het lezerspubliek bestond uit leden van de joodse gemeenschap van Antwerpen, zoals bijvoorbeeld de aankondigingen voor joodse culturele manifestaties en de berichten over het wel en wee van de diamanthandel. Dit vermoeden werd bevestigd in een gesprek met Zygmunt ReichGa naar eind[10], die zich herinnert dat De Dag tamelijk goed verspreid was onder de joodse bevolking. Toch vond ik zeven artikelen die van toon verschillen. Waar ik | |
[pagina 990]
| |
onmiddellijk aan toe moet voegen dat drie ervan citaten zijn uit een Duitse krant, die door de commentaar die De Dag erop geeft, veeleer de bedoeling hebben de toestand in Duitsland aan te klagen dan deze te verdedigen. Blijven er dus nog de vier artikelen die ik al vermeldde: ‘Engeland beweert bewijzen te hebben...’ (7/11/39), ‘Anti-joodsche protesten te Antwerpen’ (27/8/39) en de twee artikelen in de ‘Rechterlijke Kronijk’ (9/6/39). Vooral deze laatste twee zijn bedenkelijk. Jammer genoeg is de auteur ervan onbekend. Daartegenover staat het argument van de kwantiteit: op zestig dagen (twee geconstrueerde maanden) heb ik in slechts drieënvijftig artikelen woorden uit het lijstje ‘antisemiet’, ‘vreemdeling’, ‘nazi’, enz. gevonden. Van die drieënvijftig artikelen kunnen er maar vier als antisemitisch en/of Duitsgezind worden beschouwd. Ook in mijn onderzoek naar kleurwoorden had ik weinig succes: de krant maakte vrij weinig gebruik van adjectieven die een persoonlijke appreciatie kunnen weerspiegelen. Dat alleen al zegt veel over de onpartijdigheid van De Dag. Als je een publiek van een bepaalde doctrine wil overtuigen, moet je met grotere frequentie je ideeën spuien en meer gelegenheden te baat nemen. | |
De Gazet van Antwerpen in de jaren dertigOm te begrijpen hoe bijzonder deze houding van De Dag was, kan het nuttig zijn een vergelijking te maken met een andere Antwerpse krant in dezelfde periode, de Gazet van AntwerpenGa naar eind[11]. Zowel politieke, economische als godsdienstige motieven dreven deze krant in de jaren dertig in de richting van extreem-rechts. Als spreekbuis van de katholieke partij kon de Gazet zijn aversie tegen het socialisme en communisme moeilijk verbergen. De redactie sympathiseerde daarom met Duitsland en het nationaal-socialisme, zij alleen konden daartegen een dam opwerpen. Het anti-communisme had ook zijn repercussies op de verhouding met de joodse immigranten; velen van hen waren afkomstig uit Polen of Rusland en aanhangers van het communistische model. De verbinding van jodendom-communisme-vrijmetselarij gold als een van de meest populaire thema's van het antisemitische gedachtegoed. Niet alleen uit haat en/of vrees voor het communisme voelde de krant zich verwant met Duitsland en het nationaal-socialisme. De Gazet van Antwerpen vreesde dat een slechte verhouding met Duitsland de Antwerpse havenbelangen zou kunnen schaden. De redactie was er dan ook helemaal niet mee opgezet toen het VEVA (Verbond voor Economisch Verweer Antwerpen) in 1933 een boycot op Duitse producten afkondigde. De belabberde economische situatie in België had zich reeds voor een deel vertaald in xenofobie en de logica van het eigen-volk-eerst-instinct. De Gazet van Antwerpen wees meermaals op de ‘oneerlijke’ | |
[pagina 991]
| |
joodse concurrentie in de diamantsector, de leurdershandel, aan de balie en vooral bij de middenstand. Op 2 mei 1938 schrijft de krant: ‘Vergeten we niet, dat in België reeds 90.000 joden wonen, waarvan meer dan 80.000 in Brussel en Antwerpen. Is men te Brussel nog niet de mening toegedaan dat dit meer dan genoeg is? De Antwerpse bevolking - en niet alleen de uiterst rechtse elementen, gelijk men het verkeerdelijk wil doen uitkomen - heeft er de buik van vol. Indien er aan de opendeurpolitiek geen einde wordt gesteld, kunnen de uitspattingen niet verwonderen’Ga naar eind[12]. Joden kwamen in de Gazet van Antwerpen in de jaren dertig herhaaldelijk ter sprake, zonder dat ze ook maar ooit uitdrukkelijk verdedigd werden. Op sommige punten sloot de krant zelfs aan bij anti-joodse organisaties, zoals VolksverweringGa naar eind[13]. Zonder die organisaties goed te keuren, speelde de krant toch af en toe in hun kaart. Het kwam voor dat het blad Volksverwering artikelen van de Gazet van Antwerpen citeerde als voorbeeld. Hoewel de krant het racisme als zodanig afkeurde, hechtte de Gazet volgens Lieven Saerens toch niet genoeg belang aan de encycliek van Pius XI van 1937, Mit brennender Sorge, waarin het racisme duidelijk werd verworpen. Alleen het regelrechte fysieke geweld dat in het openbaar joden werd aangedaan, werd door de krant veroordeeld. Een ander motief voor de anti-joodse houding van de Gazet van Antwerpen was van godsdienstige aard: het oeroude verwijt dat het joden waren die Jezus ter dood hadden gebracht. De situatie waarin de joden nu verkeerden, was een straf van God. Naar aanleiding van een nieuwe stroom joodse vluchtelingen op het schip Saint-Louis in juni 1939 verwees de Gazet naar de bijbel, om zijn lezers ervan te overtuigen dat de joden gedoemd zijn over de wereld rond te dwalen en nergens meer een vaderland te vinden. Sommige artikelen geven de indruk dat de redactie bijbel en godsdienst misbruikte om haar lezerspubliek antisemitische gevoelens aan te praten. Vaak werd de joden verweten dat zij er alleen maar op uit waren hun geloofsgenoten te redden, terwijl zij ‘geen vinger roeren’ wanneer in Duitsland (of in Spanje) katholieken vervolgd werden: dan ‘kan het de joden geen zier schelen’Ga naar eind[14]. Kwam de krant op voor vluchtelingen, dan hoofdzakelijk voor katholieken. Sprak hij zich uit voor een vluchtelingenstop, dan kwamen alleen joden en nooit katholieken ter sprake. Dit soort van berichtgeving is een goed voorbeeld van ‘relatieve onvolledigheid’ (cfr. supra), een techniek waardoor de ware toedracht van de feiten op een subtiele manier kan worden verdraaid. Vanaf de Anschluß, de inlijving van Oostenrijk door Duitsland, op 11 maart 1938, namen de bijdragen met de vermelding dat er al te veel joden in België waren, toe. De anti-joodse rellen in Antwerpen vanaf juni 1939 keurde de Gazet niet af. Ook De Dag stond er minder duidelijk | |
[pagina 992]
| |
afkeurend tegenover dan tegen de pogroms in Duitsland. Tegen het einde van het interbellum verschijnen er in beide kranten minder artikelen over joden. Waarschijnlijk speelden hier veiligheidsoverwegingen en het feit dat de overheidscensuur de neutraliteitspolitiek wilde doen naleven. In het licht van deze houding van de Gazet van Antwerpen tegenover Duitsland en tegenover de joden tijdens het interbellum kan het merkwaardig lijken dat haar uitgeverij N.V. De Vlijt na de inval van de Duitsers in mei 1940 besloot niet meer te verschijnen, terwijl N.V. Patria de tegenovergestelde beslissing nam. Welke motieven hier gespeeld hebben, blijft een raadsel. Wellicht was er bij De Dag sprake van enig opportunisme van de leiding (Antoon Van Opstraet). Ook in dit opzicht kunnen we weer zeggen dat De Dag een ‘moderne krant’ was, waarvoor commerciële belangen de voorrang kregen op ideologische. Misschien ook wilde De Dag tijdens de oorlog een alternatief bieden voor het nationaal-socialistische blad Volk en Staat. Na mei 1940 waren er lange tijd geen andere Antwerpse kranten. | |
BesluitVóór de oorlog was een al dan niet latent antisemitisme al ruim verspreid onder de Belgische bevolking. In juli 1939 meldde het Duitse Generaal-Consulaat van Antwerpen tevreden aan Berlijn dat er onder de Antwerpse bevolking een toenemende judenfeindliche Stimmung heerste. In 1942 schreef de Franstalige socialistische krant Le Peuple dat ‘zeker in Brussel en nog meer in Antwerpen een gematigd antisemitisme’ bestondGa naar eind[15]. In 1945 schreef Paul Struye: ‘Het is zinloos het te verbergen; al is onze bevolking dan niet gewelddadig antisemitisch, ze heeft toch met een halve instemming de maatregelen tegen de joden aanvaard’Ga naar eind[16]. Historisch onderzoek heeft dit antisemitisme gedeeltelijk blootgelegd. Toen ik aan de inhoudsanalyse van De Dag begon, ging ik ervan uit dat dit ook een meetbare weerslag zou hebben in een krant als De Dag, ook al beweerde die neutraal te zijn. Mijn analyse heeft mijn werkhypothese ontkracht. Wat betreft de houding tegenover Duitsland bleek dat deze krant (vóór de oorlog) zeker geen ‘overdreven sympathie’ koesterde voor dit landGa naar eind[17]. Al lijkt het ‘negatieve’ (want niet aan de hypothese beantwoordende) resultaat van mijn onderzoek niet erg spectaculair, het is niet minder interessant uit wetenschappelijk oogpunt. Het geeft een genuanceerder beeld van het antisemitisme in het Antwerpen van de jaren dertig, een beeld dat dit antisemitisme niet wil uitvergroten of minimaliseren, maar juister wil voorstellen door er één facet meer van te belichten. Als opiniemaker en -vertolker was de vooroorlogse De Dag de | |
[pagina 993]
| |
woordvoerder van die groep Antwerpenaren die in volle economische en maatschappelijke crisis geen zondebok voor de problemen zocht onder de medeburgers of migranten. Zichzelf ‘volksch’ (in de betekenis van ‘nationaal’) en Vlaams noemend, stond De Dag open voor de joodse cultuur en godsdienst. Dit toont aan dat het in een overheersend joodvijandig klimaat wel degelijk mogelijk was om openlijk een tolerante en vriendschappelijke houding tegenover de joodse minderheid aan te nemen. De grijze zone van onverschilligen en/of bange mensen die niet reageerden, krijgt door dit soort onderzoek meer schakeringen. De verantwoordelijkheid van wie zich liet verleiden door het extreemrechtse discours wordt er alleen maar groter door. |
|