de onafhankelijkheid. De uitgevoerde herverdeling leek miniem en te laat.
‘Experts’ in alternatieve politieke richtingen waren er genoeg. In 1982 was de dollar van Zimbabwe al met 20% gedevalueerd op aandringen van het Internationale Monetaire Fonds, en waren de subsidies voor basisvoedingswaren beknot; maar toen de inflatie die daaruit volgde de armen in de steden 15% harder trof dan de beter bedeelden, krabbelde de regering terug. ‘IMF’ werd een scheldwoord in Harare. Maar toen de Wereldbank en het IMF meer en meer gingen samenwerken, konden zij elk op zijn eigen manier hun politiek opdringen. De minister van Financiën Chedzero was zelf een van de ‘oude jongens-club’ van de internationale organisaties en dus meer gevoelig dan de meesten van zijn collega's voor de banbliksems van de Wereldbank en het IMF.
De Bank stelde alvast raadgevers ter beschikking van de regering om de uitvoer op te drijven en bepaalde sectoren van de economie te moderniseren. Nu vonden meer en meer ambtenaren identieke, op glanzend papier gedrukte rapporten met aanbevelingen op hun kantoren. In 's lands administratie groeide het aantal sympathisanten met de Wereldbank, tot de regering murw genoeg was om een nieuwe stap in de IMF-richting te aanvaarden. Het nieuwe plan van 1990 moest, volgens de officiële ordewoorden, de volgende doelstellingen bereiken:
[1] | 5% groei van het BBP per jaar; |
[2] | meer werkgelegenheid voor de meer dan 200.000 schoolverlaters die ieder jaar op de arbeidsmarkt komen (in werkelijkheid waren het er iets meer dan 500.000 in 1989, van wie ongeveer 100.000 vier jaar middelbare school uit hadden); |
[3] | buitenlandse investeringen aanmoedigen in de renderende sectoren van de economie. De regering mikt op een jaarlijkse aangroei van de investeringen met 20% van het BBP; |
[4] | meer buitenlands geld binnenhalen door het opdrijven van de uitvoer; |
[5] | het deficit in het regeringsbudget terugdringen. |
Als je ziet wat in de wereld omging in de jaren tachtig, dan blijkt een groei van 5% per jaar hooggegrepen, bij welke politiek dan ook; en net zo het opvangen van al de schoolverlaters in de industrie, strikt genomen; het creëren van één werkplaats kost nu 365.000 BEF / 20.000 NGL.
Anderzijds is de vooropgestelde groei in de investeringen niet veel meer dan de ruime 14% die in de jaren tachtig gemiddeld bereikt werden. Was dan zo'n drastisch omgooien van het roer nodig?
En het snoeien in het budgettaire deficit, de formule die wereldwijd, van Chili tot de Filippijnen toegepast werd, heeft overal geleid tot kariger sociale dienstverlening, d.i. tot meer nood voor de armen en minder investeringen in de ontwikkeling van de mensen, wat onze