Streven. Jaargang 64
(1997)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 591]
| |||||||||||
Erik Faucompret
| |||||||||||
Westbindung i.p.v. AlleingangDe Duitse Bondsrepubliek (DBR) wordt geïntegreerd in het Westen; de Duitse Democratische Republiek (DDR) wordt lid van het Sovjetblok. Als gevolg van de tweedeling en de traumatische ervaring van het | |||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||
Nazi-verleden schiet het (West-)Duitse nationalisme niet opnieuw wortel. Onder Adenauer opteert de DBR voor een verzoeningspolitiek met volgende doelstellingen: internationale rehabilitatie, opheffing van alle beperkingen op de nationale soevereiniteit, en op lange termijn de hereniging. De DBR wil nooit meer in een geïsoleerde positie terechtkomen. West-Duitsland wordt een overtuigd voorstander van het Europese federalisme zoals vermeld in de preambule van de grondwet: het Duitse volk wordt opgeroepen te streven naar een verenigd Europa. Duitslands heropbouw wordt ingekapseld in het proces van de Europese eenwording. Dankzij Europa vindt West-Duitsland zijn nationale identiteit terug: Europa is het politiek tegenwicht voor het semi-soeverein statuut en de speciale positie die het land bekleedt. Ook economisch is de Europese integratie voor de DBR belangrijk. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal schenkt West-Duitsland opnieuw controle over zijn steenkool- en staalsector en maakt het Wirtschaftswunder mogelijk. De EEG vergroot de Duitse industriële afzetmarkt. Economische welvaart zal de uiteindelijke hereniging van de twee Duitslanden bespoedigen. De DDR is een armenhuis dat door de USSR wordt leeggeplunderd. Ergens in de toekomst zullen de banden binnen het Oostblok verslappen: dan zullen, omwille van de materiële voordelen, de DDR-burgers automatisch opteren voor aansluiting bij West-Duitsland. De as Parijs-Bonn vormt het hart van de Europese integratie. Het Duitse economische gewicht, waarvoor de sterke DM symbool staat, wordt gecompenseerd door het Franse politieke gewicht, gesymboliseerd door de permanente zetel in de Veiligheidsraad, de force de frappe en het zelfstandige, anti-Atlantische buitenlands beleid. De DBR voert geen autonoom buitenlands beleid. Zijn pro-westerse diplomatie wordt bepaald door de verstandhouding tussen de vier mogendheden die Berlijn controleren en door het klimaat van de Oost-Westbetrekkingen (met Berlijn als toetssteen). In de NAVO bekleedt West-Duitsland een speciale positie: het leeft in een door Amerikaanse kernwapens beschermde cocon. De Bundeswehr wordt opgericht met de bedoeling nooit te worden ingezet. Met Frankrijk is de DBR voorstander van een Europees Collectief Veiligheidssysteem dat steunt op een vreedzame samenwerking tussen soevereine staten, met uitsluiting van militair geweld. Willy Brandt noemt het Wandel durch Annäherung: alleen in een gunstig Oost-Westklimaat kunnen Oost- en West-Duitsland naar elkaar toegroeien. Tegelijk moet het West-Europees integratieproces worden verdiept. Samen met Pompidou organiseert Brandt de belangrijke topconferentie van Den Haag (1969) die het Europees integratieproces een nieuwe stimulans geeft. Helmut Schmidt lanceert met Giscard d'Estaing in 1979 het Europees Monetair Systeem. Onder Helmut Kohl | |||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||
en François Mitterand komen de Europese Eenheidsakte (1986) en het Verdrag over de Europese Unie (1992) tot stand. | |||||||||||
GrosseuropaDe eenmaking komt er sneller dan verwacht: op 3 oktober 1990 treden de vijf DDR-Länder toe tot de DBR. De Sovjetdreiging valt weg. Het pact van Warschau wordt ontbonden. De op het Duitse territorium gerichte kernwapens verdwijnen. In het Kleineuropa van 1945-1990 waren de Verenigde Staten de leider. Duitsland en de andere westerse landen werden beschermd. In het Grosseuropa van 1990 vermindert de betekenis van de Verenigde Staten, die niet langer een European maar een Pacific Power zijnGa naar eind[2]. Terwijl Frankrijks prestige in de wereld taant (al voor de hervatting van kernproeven) en Groot-Brittannië vasthoudt aan zijn traditionele isolationistische koers, lijkt de natuurlijke leidersrol voor Duitsland te zijn weggelegd. Als civiele grootmacht verwerft Duitsland een grotere zelfstandigheid en is het niet langer een tweederangsmogendheid. Opnieuw ontstaat het Duits probleem: zijn demografisch, economisch en geopolitiek overwicht vormt een potentiële bedreiging voor de buurlanden. Meer dan ooit moet Duitsland opteren voor een Europese koers: dat ruimt elke verdenking van imperialistische ambitie uit de weg. Dat Duitsland trouw blijft aan zijn Europese roeping, blijkt uit volgende woorden van kanselier Kohl: ‘De Europese integratie is een vraagstuk van oorlog en vrede in de 21e eeuw. Wij willen niet terugkeren naar de oude natie-staat. Hij kan de grote problemen van de 21e eeuw niet oplossen. Het nationalisme heeft ons continent doen lijden [...]’Ga naar eind[3]. ‘Wij willen een Duitsland dat stevig verankerd ligt in de NAVO en de Europese Unie. De Europese eenmaking heeft voor Duitsland een existentiële betekenis. We willen geen supermacht Europa, wel een Europa dat één is in verscheidenheid [...]’Ga naar eind[4]. Frankrijk blijft de natuurlijke bondgenoot: ‘Wij hebben de Franse vriendschap nodig als ons dagelijks brood. Alleen met de Fransen kunnen we Europa opbouwen [...]’Ga naar eind[5]. In zijn regeringsverklaring somt Kohl de vier prioriteiten op van zijn Europabeleid: de betrekkingen met Frankrijk, de democratisering en de grotere efficiëntie van de instellingen van de Europese Unie, de Europese Monetaire Unie en de uitbreiding van de Europese Unie met de Oost- en Centraal-Europese landen. De eerste drie opties probeert Duitsland te verwezenlijken met het verdrag van Maastricht. De EMU is de prijs die Duitsland bereid is te betalen voor de Franse steun aan zijn eenmaking. Ze is tevens het alibi om de Duitse economische superioriteit acceptabel te maken. Maar de DM wordt niet zonder meer opgeofferd aan de euro: de Europese landen moeten zich verbinden tot | |||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||
monetaire discipline. Is de DM immers niet de leidinggevende Europese valuta geworden omdat de financiële markten vertrouwen hebben in de stringente monetaire politiek van de Deutsche Bundesbank? Volgens Kohl is het in het belang van de Europeanen zelf dat ze zich strikt houden aan de convergentiecriteria van Maastricht. Omwille van de sterke Duitse munt moeten Italië en het Verenigd Koninkrijk in september 1992 het EMS verlaten. Speculatie ten voordele van de DM kost Frankrijk, in augustus 1993, 300 miljard FF. Uiteindelijk stort het EMS in elkaar. De Duitse rentevoetpolitiek creëert werkloosheid in de andere EMS-landen. De Franse franc fort-politiek met de eraan verbonden fiscale en sociale lasten is een gevolg van het Duitse monetaire overwicht. Op de Europese raad van Dublin (december 1996) verlangt Duitsland dat landen met een begrotingsdeficit van meer dan 3% van het BNP automatisch worden beboet (het zogenaamde Stabiliteitspact). Zover komt het niet: de Europese Raad zal de beslissing nemen. Maar de toon is gezet: Duitsland is niet van plan de DM in te ruilen voor een zwakke euro. Vraag is of de andere landen kunnen/willen meedoen? Met uitzondering van Groot-Brittannië zijn ze alle aanhangers van het Duits sociaal-markteconomisch model (Rijnlandmodel). Hun problemen zijn identiek aan die van Duitsland: hoge werkloosheid, verouderde industriële infrastructuur, concurrentie van derdewereldlanden, lage productiviteit, te hoge sociale lasten. De Duitse oplossingen kunnen echter niet zonder meer door de andere economieën worden overgenomen, om verschillende redenen: Duitsland is sterk gedecentraliseerd en de Länder voeren hun economisch beleid zelfstandig; de Duitse economie is sterk gericht op export; de Duitse industrie investeert volop in Centraal- en Oost-Europa, haar natuurlijke hinterland; de Duitse arbeiders bepalen mee het beleid van de onderneming (Mitbestimmung). De Duitse overheid en bevolking zijn erg vastberaden als het gaat om economisch herstel. Met hun macro-economisch beleid boeken de EU-lidstaten aanzienlijk minder goede resultaten. In tegenstelling tot wat Duitsland gehoopt had, wekt de EMU de nodige wrevel: ze confronteert de andere West-Europese landen met hun eigen onmacht en met het Duitse economische overwicht. | |||||||||||
Kern EuropaDuitsland eist van zijn partners vooruitgang in het Europese politiek integratieproces. Maar echte vooruitgang in federale zin kan slechts met een beperkt aantal lidstaten: ‘Kern Europa’. Die idee komt voor het eerst duidelijk naar voren in een werkdocument van CDU-fractieleider Wolfgang Schäuble en parlementslid Karl Lamers. Officieel gaat het niet | |||||||||||
[pagina 595]
| |||||||||||
om het standpunt van de Duitse regering, maar alle onafhankelijke waarnemers menen dat kanselier Kohl denkt wat zijn gedoodverfde opvolger Schäuble zegt: ‘dat Duitsland door zijn speciale geografische ligging en in de gegeven historische omstandigheden belang heeft bij de Europese constructie; dat Duitsland als gevolg van zijn bijzondere positie tussen Oost en West zijn binnenlands evenwicht niet kon vinden; dat alle pogingen om d.m.v. imperialisme te ontsnappen aan dit dilemma uitliepen op een militaire nederlaag, zoals die van 1940-1945, de laatste in de rij; dat de veiligheid van Duitsland en van Europa alleen kan worden verzekerd d.m.v. een nieuwe Europese staatsstructuur die alle imperialistische ambities onmogelijk maakt’. Concreet voorzien de auteurs van het rapport volgende maatregelenGa naar eind[6]:
Van Frankrijk wordt een ondubbelzinnige keuze geëist: het moet de indruk wegnemen dat het nog altijd bekommerd is om de soevereiniteit van de Etat Nation. De Duitse belastingbetaler moet niet opdraaien voor het Italiaanse begrotingsdeficit of voor het Europees Cohesiefonds, dat enkel ten goede komt aan arme landen als Spanje. Het werkdocument wordt echter in vrijwel alle andere lidstaten stevig bekritiseerd. Is dit het Europabeleid van het nieuwe Duitsland? Wil Duitsland het heilig Roomse Rijk herstellen onder Karolingische heerschappij? Verrast door de kritiek nemen Schäuble en Lamers gas terug. In een nieuwe tekst (juni 1995) wordt het begrip ‘Kern Europa’ niet langer gebruikt. Ook worden geen landen vermeld die tot zo'n kern zouden behoren. Maar de EMU moet uitmonden in een politieke unie. Stemming met dubbele meerderheid (van lidstaten én van bevolking) over het gemeenschappelijk buitenlands beleid moet mogelijk zijn. Alleen een federale EU zal slagvaardig kunnen optreden. Indien een aantal lidstaten niet meewil, dan moet een groep landen alleen verder gaan: het traagste schip mag de snelheid niet bepalen van de Europese vloot. Zoals in het verleden blijft de Frans-Duitse as normgevend voor het Duitse Europabeleid. Vindt Kohls Europabeleid voldoende binnenlandse steun? De SPD, | |||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||
de voornaamste oppositiepartij, bekritiseert het concept ‘Kern Europa’. Er mogen in de EU geen tweederangsleden zijn. Alle lidstaten moeten dezelfde doelstellingen bereiken, ook al doen ze dit niet allemaal op hetzelfde moment. De SPD bekijkt de zaken ook realistischer: gezien de nationale tradities in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk is het hoogst onwaarschijnlijk dat er spoedig een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid komt. Kohls Europabeleid geniet ook niet de volledige instemming van de gemiddelde Duitser. Dat blijkt niet alleen uit opiniepeilingen, maar ook uit een recent arrest van het Federaal Hooggerechtshof, een instelling die doorgaans zeer goed de publieke opinie weerspiegelt. In vroegere uitspraken nam het Hof een ongenuanceerd pro-Europees standpunt in. In een arrest van 12 oktober 1993 verklaart het Bundesverfassungsgericht het verdrag van Maastricht weliswaar in overeenstemming met de Grondwet, maar waarschuwt het tegelijk voor het gebrek aan democratische controle in de EUGa naar eind[7]. Het Duits parlement wordt uitgenodigd zijn verantwoordelijkheid te nemen bij de volgende integratiefasen. De EU wordt niet gekarakteriseerd als een federatie, maar als een Staatenbund. Elke wetgevende, uitvoerende of rechterlijke handeling van de EU, die buiten het goedgekeurde integratieprogramma valt, zal Duitsland niet binden. De bescherming van de fundamentele rechten strekt zich ook uit over de Europese wetgeving. Impliciet wordt daarmee de soevereiniteit van het Europees Gerechtshof aangetast. | |||||||||||
Duitsland en het Europese veiligheidsbeleidOok op het vlak van het Europese veiligheidsbeleid bevindt Kohl zich in een ongemakkelijke positie. De NAVO-bondgenoten vinden dat Duitsland zijn verantwoordelijkheid niet langer kan ontvluchten. De Duitse Sonderweg is niet meer mogelijk. ‘I do not see how Germany, the third biggest economic nation in the world, can escape a leadership role’, zei Clinton in juli 1994. Kohl zelf is het daarmee eens. Zo zei hij bij het vertrek van de geallieerde troepen uit Berlijn, in september 1994: ‘Wij zullen nooit vergeten wat onze Amerikaanse, Britse en Franse vrienden voor ons hebben gedaan. U kan op uw beurt op ons rekenen: als de vrede en de vrijheid in de wereld bedreigd worden, zullen wij niet afzijdig blijven’Ga naar eind[8]. Kohl moet echter rekening houden met de binnenlandse politiek. Binnen de publieke opinie is er een belangrijke pacifistische stroming. Zowel de coalitiepartner als de oppositie zijn gekant tegen de militarisering van het Europabeleid. Slechts een klein deel van de begroting gaat naar defensie. Dat verklaart waarom Duitsland weigert troepen te sturen naar Bosnië of een Bundeswehr-contingent paraat te houden voor een UN stand-by force (in tegenstelling tot een land als België dat met zijn leger van 30.000 man in staat is deel te nemen aan | |||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||
verschillende VN-operaties tegelijkertijd). Sinds de Golfoorlog van 1991 woedt er in Duitsland een discussie over de kwestie of de Bundeswehr kan deelnemen aan out of area-operaties in multilateraal verband. De CDU / CSU zegt ja, de SPD wil zulke operaties tot VN-verband beperken, de Groenen zijn radicaal contra. Het Bundesverfassungsgericht heeft op 12 juli 1994 (voorlopig?) de knoop doorgehaktGa naar eind[9]. Op vraag van de SPD- en FDP-fracties van de Bundestag moest het Federale Hooggerechtshof zich uitspreken over de volgende vraag: mogen Duitse soldaten participeren aan de VN-operaties in Somalië, aan het door de NAVO en de WEU georganiseerde toezicht op het VN-embargo tegen Joegoslavië in de Adriatische Zee en aan het door de NAVO gecontroleerde VN-verbod op vluchten in het Bosnische luchtruim? Het Federale Hooggerechtshof beantwoordde de vraag positief: Duitsland is volwaardig lid van de drie voormelde organisaties. Het moet voldoen aan zijn verplichtingen, ook als die verplichtingen militaire acties inhouden. Wel moet de regering vooraf toestemming vragen aan het parlement. Minister van Defensie Volker Rühe somt een reeks criteria op voor militaire operaties waaraan de Bundeswehr mag deelnemen: het moet gaan om operaties in Europa of de periferie, uit kracht van een VN-mandaat en in samenwerking met de NAVO-geallieerden; er zal met de grootste omzichtigheid worden opgetreden in landen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Wehrmacht werden bezet; elke operatie moet worden gesteund door de publieke opinie. Om op te treden buiten het NAVO-gebied moet er een dwingende reden zijn. Deze uitgebreide lijst van voorwaarden beperkt de Duitse deelname aan VN-operaties. Dat blijkt ook voldoende uit de praktijk: Duitsland stuurt grotendeels symbolische en niet-militaire contingenten naar Irak, Somalië, Cambodja, Joegoslavië en Georgië. Ook na het arrest behoudt het Duitse veiligheidsbeleid zijn uitsluitend politiek, en niet-militair karakter. Doel is het vermijden van conflicten in Europa d.m.v. stille diplomatie in multilateraal verband binnen de EU en de NAVO. In hun tweede rapport doen Schäuble en Lamers nog een aantal suggesties: er moet een betere coördinatie komen tussen de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de NAVO en de WEU; de besluitvormingsbevoegdheid van de EU m.b.t. de veiligheid moet worden versterkt; er moeten gemeenschappelijke defensiestructuren komen voor de WEU; over de niet-militaire aspecten van het veiligheidsbeleid moet in de Europese Raad met dubbele meerderheid worden gestemd; er moet een plannings- en analyse-eenheid worden opgericht voor het Europese veiligheidsbeleid. Met zulke voorstellen hoopt Duitsland zijn zwakke militaire reputatie op te vijzelen. Kohl weet heel goed dat ze, misschien met uitzondering van de laatste suggestie, bij de bondgenoten weinig kans maken. Het Verenigd | |||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||
Koninkrijk wil de WEU en de EU strikt gescheiden houden en verwerpt meerderheidsbesluiten. Samen met Frankrijk verzet het zich tegen de toekenning van meer bevoegdheid aan de EU. | |||||||||||
PartnersDuitsland zit gekneld tussen de VS en Frankrijk. Voor Kohl zijn Europese eenwording en Atlantische samenwerking complementair. Duitsland verzet zich niet tegen onafhankelijke Europese militaire operaties, maar wenst toch niet de zekere Amerikaanse militaire waarborg te vervangen door een hypothetische Europese defensieorganisatie: de band met de NAVO moet bewaard blijven. Dit past in de Amerikaanse strategie: Partnership in Leadership. Duitsland vervangt reeds sedert enkele jaren Groot-Brittannië als geprivilegieerde partner van de VS. Binnen de G7 van de OESO en de NAVO is de Duits-Amerikaanse samenwerking zeer hecht. In de door de NAVO geleide Implementation Force speelt de Bundeswehr een vooraanstaande rol. Dankzij de uitgebreide commandostructuur is er binnen de Combined Joint Task Forces ook plaats voor de strijdkrachten van Centraal- en Oost-Europa en zelfs van Rusland. Duitsland heeft niets liever. Wel maakt het zich zorgen over de groeiende Amerikaanse oriëntatie op Azië. De Amerikaanse, overigens door Frankrijk gesteunde eis, dat de Europeanen zelf meer moeten bijdragen tot hun defensie, maakt de Duitsers ongerust. Staat de geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen voor de deur? Anderzijds blijft er een hechte band bestaan tussen Duitsland en Frankrijk. Beide landen werken samen in het ruimteonderzoek. Zij dienen gemeenschappelijke voorstellen in over de hervorming van de NAVO en de EU. Beide behoren met Spanje en België tot het EuroCorps: een gelegenheidsalliantie opgezet als kern voor een zelfstandig Europees leger. In theorie zou EuroCorps op vraag van de Europese Raad een militaire missie kunnen ondernemen. Er zijn echter meningsverschillen. Tegen de wens van Frankrijk wil Duitsland om budgettaire redenen EuroCorps niet verder uitbouwen. Ook hebben beide landen een andere kijk op de relatie tussen de EU en de WEU: Frankrijk ziet in de WEU de militaire arm van de EU, terwijl het voor Duitsland gaat om twee afzonderlijke organisaties die eventueel kunnen samenwerken. De Franse formule separable but not separate leidt tot kostelijke en inefficiënte verdubbeling van de commandostructuren. Duitsland is ook het Franse beleid inzake kernwapens niet genegen en heeft in het kader van het Twee-plus-Vier-akkoord, binnen de WEU en het Non-Proliferatieverdrag, zijn verbintenis om af te zien van kernwapens hernieuwd. Een Europese militaire organisatie met een eigen nucleair arsenaal is onaanvaardbaar. Aan de Franse belofte de force de frappe te europeanise- | |||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||
ren wordt weinig geloof gehecht. Als gevolg van de Duitse houding is er een pro-Atlantische wending in het Franse beleid gekomen. Parijs neemt sedert december 1995 weer deel aan de vergaderingen van de ministers van Defensie en van het militair comité van het Atlantisch Bondgenootschap. Als tegenwicht voor het Duitse overwicht in Europa probeert Chirac de Entente Cordiale met Groot-Brittannië nieuw leven in te blazen. Londen en Parijs vinden elkaar op het vlak van de militaire samenwerking (nucleaire sector en luchtvaart) en hebben min of meer dezelfde ideeën over de Europese integratie. | |||||||||||
Drang nach OstenKohls Europabeleid concentreert zich niet alleen op de EU. Duitsland wil ook de zone van economische welvaart en politieke stabiliteit uitbreiden tot Centraal- en Oost-Europa. In 1992 lanceert het in samenwerking met internationale organisaties een groots herstructureringsprogramma ten voordele van die landen, die advies krijgen m.b.t. een leefbare markteconomie, de concurrentiekracht van ondernemingen, een efficiënt fiscaal en financieel systeem en een betere administratie. Duitsland wordt de eerste kredietverstrekker (volgens OESO-schattingen is de helft van de financiële steun afkomstig van Duitsland) en de belangrijkste handelspartner van alle westerse landen. Meer dan andere EU-lidstaten voelt Duitsland de nadelige gevolgen van de huidige situatie (economisch Jalta): economische migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en politieke instabiliteit. De betrekkingen met Centraal- en Oost-Europa zijn hartelijk maar niet geheel vrij van wantrouwen. Die landen zijn ongerust over het groeiende Duitse overwicht in hun economie. Zowel Polen als Tsjechië vrezen de terugkeer van Duitse minderheden naar resp. Silezië en Sudetenland, waaruit ze in 1945 met geweld werden gedreven. Dit verklaart hun wens snel te mogen toetreden tot de EU en de NAVO. Duitsland zal dan een minder exclusieve positie bekleden. In Duitsland ziet Centraal- en Oost-Europa de geprivilegieerde partner en voornaamste pleitbezorger van zijn zaak. Duitsland zelf staat ook positief tegenover de uitbreiding van de EU en de NAVO, die kan leiden tot een evenwichtigere verdeling van de budgettaire last (ook al zal Duitsland daarvan het leeuwendeel blijven dragen). Ook corrigeert de uitbreiding het beeld van een imperialistisch Duitsland dat via bilaterale banden zijn invloedssfeer probeert te vergroten, en biedt ze de beste garantie voor een blijvend Amerikaans engagement in Europa. Maar anderzijds gelooft Duitsland ook sterk in de verdieping van de EU. En uitbreiding bemoeilijkt dat proces, omdat ze de sociale en | |||||||||||
[pagina 600]
| |||||||||||
regionale ongelijkheden binnen de EU verscherpt, de landbouw en de verouderde industriële sectoren nog meer onder druk zet en de armere EU-lidstaten ertoe aanzet om nog meer compensaties te eisen, terwijl de Duitse publieke opinie vindt dat de eenmaking reeds genoeg heeft gekostGa naar eind[10]. De baten wegen echter op tegen de kosten van het Oost- en Centraal-Europese lidmaatschap: de EU heeft, onder Duitse druk, besloten toetredingsonderhandelingen te beginnen met Centraal- en Oost-Europese staten een half jaar na afronding van de thans nog aan de gang zijnde Intergouvernementele Conferentie. Rond datzelfde tijdstip zal de NAVO hetzelfde doen. | |||||||||||
ToekomstKohls Europabeleid moet beantwoorden aan tegenstrijdige verwachtingen. De VS wil Duitse steun voor een hervorming en uitbreiding van de EU en de NAVO. Frankrijk wil Duitse hulp voor de versterking van de WEU. Groot-Brittannië ziet meer heil in de versterking van de NAVO. De landen van de Benelux willen een verdieping van de EU. Kohl moet dus een delicaat evenwicht vinden tussen de EU en de VS, West- en Oost-Europa, de NATO en de Europese pijler, uitbreiding en verdieping van de EU, Centraal-Europa en Rusland, NATO-geallieerden en de eigen publieke opinie. In tegenstelling tot de vroegere regionale leiders - het Verenigd Koninkrijk in de negentiende eeuw en de VS na de Tweede Wereldoorlog - bezit Duitsland geen diplomatieke traditie om deze stabiliserende rol te spelen. Duitsland is geen geboren leider: het schippert (‘sowohl als auch’) i.p.v. te beslissen. Het neemt geen initiatieven waarvoor de eigen burgers en die van andere landen warmlopen. Het vormt geen coalities met landen die zijn opvattingen steunen. Het is in tegenstelling tot de VS en Groot-Brittannië een gesloten gemeenschap met hopeloos verouderde opvattingen over nationaliteit. In de nieuwe multipolaire wereldorde is economisch gewicht van doorslaggevend belang voor de machtspositie van een land. Duitsland is, zonder het te willen, de sterkste lidstaat geworden van de EU. Binnen een federatie kan zijn macht aan banden worden gelegd. Duitsland pleit voor overdracht van bevoegdheid aan de EU in ruil voor Europees toezicht op de Bundesbank en een gedeeltelijke europeanisering van de Bundeswehr. Andere lidstaten willen niet weten van een Europees federaal verband. Zij zijn niet beschaamd over hun nationaal verleden, zoals de Duitsers, en hebben Europa niet nodig om de geschiedenis te vergeten. Weliswaar blijft er in de rest van Europa wantrouwen bestaan t.o.v. Duitsland, dat bekritiseerd wordt om zijn voortijdige erkenning van Slovenië en Kroatië in 1991, zijn onverschilligheid tijdens de EMS- | |||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||
crisissen van 1992 en 1993, zijn bemoeienissen om Centraal- en Oost-Europa toe te laten tot de EU. Toch is de angst voor een Vierte Reich niet zo groot dat de andere landen Duitslands federale ideeën zouden delen. Het herenigde Duitsland voert geen wezenlijk ander beleid dan de oude Bondsrepubliek. De Duitse elite gelooft in vrede en multilaterale samenwerking en eerbiedigt het volkenrecht. Duitsland wil geen ABC-wapens op zijn grondgebied en is een overtuigd voorstander van militaire allianties. Bovendien kunnen de andere EU-lidstaten nog altijd terugvallen op de VS, mocht Duitsland opnieuw imperialistische ambities koesteren. Het grootste gevaar dat de EU bedreigt is niet het buitenlandse, maar het binnenlandse beleid van Duitsland. De monetaire politiek van de Bundesbank brengt andere lidstaten in moeilijkheden. Duitsland is niet bereid om zijn overgereguleerde economie en zijn systeem van sociale zekerheid te hervormen. De Duitse publieke opinie vreest voor 's lands welvaart en associeert ‘Europa’ met de arme lidstaten van het zuiden. Het enthousiasme voor de Europese integratie zal verder slabakken als de nog armere staten van Centraal- en Oost-Europa toetreden. De symptomen van Europamüdigkeit zijn er en bedreigen de Europese constructie. Kohl moet de publieke opinie overtuigen van de noodzaak van een Europabeleid. Anders dreigt het te mislukken. |
|