Streven. Jaargang 64
(1997)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| |||||||||||
Rik Pinxten
| |||||||||||
Beschaving en beschavingenVan bij het begin van zijn boek betoogt Huntington dat cultuur belangrijk is. De vijf stellingen die het boek wil uitdragen worden op een rijtje gezet:
| |||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||
Dit is een heel programma. Na de Koude Oorlog (dus in de jaren negentig) ontstaan er vijf verschillende theorieën over de nieuwe wereldsituatie. Alvorens zijn eigen visie te verwoorden, bespreekt de auteur die uiteenlopende standpunten en perspectieven. Eerste visie: er is nog slechts één wereld. Fukuyama, Bush en anderen verkondigden triomfantelijk dat één wereldorde het heeft gehaald, nl. de westerse. Huntington geeft toe dat sommige economische sectoren mondiaal worden (de bankwereld bijvoorbeeld), maar dat geldt niet algemeen, en zeker niet voor de politiek. Tweede visie: er staan twee werelden tegenover elkaar, nl. wij en zij. Verschillende oppositieparen worden voorgesteld: Oost tegen West, Noord tegen Zuid, centrum tegen periferie, islam tegen de rest, enzovoort. Huntington vindt dit te simplistisch, zoals reeds mag blijken uit de veelheid van opposities. Dat er zich b.v. oorlog zou voordoen tussen rijk en arm (Noord en Zuid) is onwaarschijnlijk en voorlopig ook feitelijk onjuist. We zien eerder vrede in het rijke Westen en oorlogen in armere gebieden, volgens Huntington. Derde visie: de 184 bestaande staten blijven de belangrijkste eenheden in de wereld en de motor van de wereldpolitiek. Dit klopt, zegt Huntington, maar staten zijn onderling erg verschillend, qua gewicht, samenstelling en interne dynamiek. Het fenomeen ‘staat’ verklaart dus niet alles. Vierde visie: er heerst thans een totale chaos. Conservatievere denkers als Brzezinski en Moynihan voorspellen het volledig verdwijnen van een hele reeks staten, met een totale chaos als gevolg. Opnieuw zit er een zekere waarheid in deze visie: in 1993 woedden er 48 etnische oorlogen, in de ex-USSR worden niet minder dan 164 etnische conflicten opgetekend (waarvan 30 tot oorlog komen). Toch blijven vele staten overeind en dominant, terwijl andere hoogstens hertekend worden (GOS, Balkan). De vijfde visie is die van de auteur. Volgens hem treden de verschillen tussen een aantal beschavingen opnieuw meer op de politieke voorgrond. De westerse cultuur heeft enkele eeuwen de wereld overheerst, maar moet nu deels wijken voor Aziatische beschavingen. Toch spelen de wrijvingen zich meestal af via natiestaten, ook al omdat de gevaarlijkste conflicten nog steeds die tussen staten blijven. Huntington onderscheidt de Chinese beschaving (met inbegrip van Vietnam en Korea), de Japanse, hindoe-islamitische (inclusief Turkije, Maleisië en Perzië) en de westerse beschaving (Europa en Noord-Amerika), en voorts nog de Latijns-Amerikaanse en de Afrikaanse cultuur. Beschavingen vallen niet samen met staten, maar kunnen wel met kracht verdedigd worden door een kernland (b.v. China). Beschavingen evolueren, ook politiek: ze kunnen door verschillende ideologi- | |||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||
sche regimes gaan. Ze kunnen over verschillende landen of werelddelen verspreid zijn of in één geografisch blok thuishoren. Huntington wijst op de recente geschiedenis: de laatste vijf eeuwen lieten voor het eerst de wereldwijde overheersing zien van één beschaving, nl. de Europese. Hij beklemtoont dat niet de superioriteit van ideeën, waarden of van de religie aan de basis lag van die overheersing, maar ‘de superioriteit in het inplanten van georganiseerd geweld’ (blz. 51), steunend op een sterke technologie. Binnen Europa zien we oorlogen tussen vorsten tot de Franse Revolutie, oorlogen tussen natiestaten tot de Russische Revolutie. Vervolgens kent het Westen tot de jaren tachtig ideologische oorlogen, in Europa en elders. De laatste jaren ziet de auteur echter oorlogen tussen beschavingen ontstaan. De nu dood verklaarde ideologieën waren producten van het Westen; geen andere beschaving heeft ooit een ideologie voortgebracht. Daarentegen heeft het Westen strikt genomen nooit een religie ontwikkeld, maar de andere beschavingen wel (het christendom wordt als een product van de Semitische cultuur gezien). Bijgevolg zal in het tijdperk van confrontaties tussen beschavingen de religieuze dimensie opnieuw prominent worden, volgens Huntington. In de mate dat de religies verstarren, worden de oorlogen onverbiddelijker. In elk geval moet het Westen de arrogantie opgeven waarmee het geloofde en de wereld onderwees dat de geschiedenis van de mensheid vanuit westers perspectief moet worden gezien. De universaliteitsaanspraken worden in de nieuwe wereldsituatie een lokale aangelegenheid. Ook het streven naar een ‘universele beschaving’ via modernisering is een westerse illusie, die een reeks elementen van westerse makelij impliceert, gaande van kerstening tot parlementarisme en individualisme. Deze elementen worden thans door meer en meer beschavingen in de wereld verworpen. Ook de heropleving van autochtone culturen binnen de westerse wereld en in niet-westerse delen van de wereld getuigt hiervan. De heropbloei van religies moet in dit perspectief worden gezien. | |||||||||||
De botsing tussen beschavingenAzië en de Islamwereld hebben in gespreide slagorde in de loop van deze eeuw hun heropstanding tegen het Westen georganiseerd. De aanval gaat voort en zal waarschijnlijk in verschillende vormen blijven duren. In het begin van deze eeuw, aldus Huntington, werd het confucianisme door Chinese en westerse intellectuelen als de oorzaak van de Chinese achterstand beschouwd. Tegen het einde van diezelfde eeuw wordt het door beide groepen als de voornaamste oorzaak van | |||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||
de Chinese heropstanding gezien. Japan is dan weer een geval apart: sinds de Tweede Wereldoorlog wordt het in het westerse kamp getrokken, terwijl het nu opnieuw in het Aziatische continent wordt gesitueerd, zij het (voorlopig) tegen China en het Westen. De discussie in Azië draait momenteel rond de superioriteit van de Aziatische waarden van familiegebondenheid, werklust, discipline en materialisme, die in contrast staan met het westerse individualisme en de normloosheid. De Islamwereld laat een heel ander verhaal zien: de islam dient als een bron van identiteit en stabiliteit. De intellectuelen van islamitische landen beroepen zich, een beetje zoals de marxisten of de protestantse reformatiepredikers, op de waarden van de koran. Ze krijgen de steun van de middenstand in de steden. Sinds vijftig jaar is de heropstanding een groeiend fenomeen, met stevige regimes in Iran en Soedan, en vele regimes met een grote sympathie voor deze religieuze beweging, gaande van Marokko en Saoedi-Arabië tot Afghanistan, Pakistan en stilaan ook Algerije en Turkije. Regeringen van staten die principieel een scheiding tussen religieus en politiek gezag handhaven, poogden de heropstanding in te dijken door lessen in de islam officieel toe te laten. Volgens Huntington bevordert deze regeling momenteel enkel het islambewustzijn en het misprijzen voor het christelijke Westen. De algemene demografische groei in de islamitische landen zorgt voor een enorme druk op de regimes. Huntington besluit hieruit dat de oude tegenstellingen tussen ideologische kampen na de Koude Oorlog overgingen in spanningen tussen culturen: er heerst een nieuwe wij-zijlogica, die berust op te weinig kennis van en vertrouwen in de ander, op gevoelens van superioriteit en op gebrek aan communicatie en interactie. Op deze plaats richt Huntington zijn analyse opnieuw op de empirisch duidbare wereld. Hij geeft toe dat een aantal regio's de facto cultureel gemengd zijn. We zien dat, waar zich een grotere, sterke kernstaat bevindt, één beschaving verdedigd en uitgedragen wordt, met oorlog tegen andere culturen of tegen minder geprofileerde grensgebieden. Zo is Rusland sinds 1990 opnieuw een kernland voor het orthodoxe christendom aan het worden, dat met de vroegere grensgebieden van de USSR oorlog voert: met de westers-christelijke Baltische staten, met de islamitische staten van Centraal-Azië of met sjamanistisch-boeddhistische gebieden van Siberië of Mongolië. Mexico herontdekt zijn mestiezentraditie, die het onderscheidt van Noord-Amerika. Turkije zoekt, na de weigering van Brussel, opnieuw aansluiting in de Turkmeense gebieden van Centraal-Azië. De feitelijke afgrenzing van de Europese Unie valt meer en meer samen met de gebieden die door het West-Romeinse christendom gekerstend werden, met uitsluiting van de orthodoxe christenen en de islamieten. De Islamwereld kent een bevolkingsexplosie en een | |||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||
groei van bewustzijn, maar heeft voorlopig noch een politieke formatie noch een politiek leiderschap die de eenheid duidelijker gestalte kunnen geven. Uit deze ontwikkelingen volgt, volgens Huntington, dat spanningen in de toekomst meer en meer het gevolg zullen zijn van botsingen tussen beschavingen. In eerste instantie, mede ten gevolge van het recente verleden, nemen de spanningen tussen het Westen en de rest van de wereld toe. In die groeiende strijd worden bijvoorbeeld de mensenrechten geïdentificeerd met de westerse beschaving en daarom geleidelijk verworpen, of worden kernstopverdragen gezien als pogingen van het Westen om zijn overmacht te bewaren. Sommige symbolische wereldorganisaties krijgen in dit licht een enorm belang: de UNO-conferenties rond milieu of geboortecontrole worden een strijdperk van allen tegen het Westen; de beslissing om de Olympische Spelen van 2000 in Sydney te houden en niet in China, wordt door China als vernederend ervaren. Ook de migratiestromen in het Westen worden in termen van cultuur gedacht: het neofascisme in het Westen loopt in dat opzicht parallel met de ontwikkeling van het islamisme in de Islamwereld. Huntington ziet hieruit twee soorten van conflicten ontstaan: grote botsingen tussen beschavingen (geleid door kernlanden) en conflicten in grensgebieden. Zo ziet men in Joegoslavië een conflict tussen drie beschavingen aan hun grenzen, nl. tussen de westers-christelijke, de orthodox-christelijke en de islamitische. De Islamwereld verwijt het Westen arrogantie en imperialisme (en ziet figuren als Saddam Hoessein als helden), waarop de westerse NAVO antwoordt door het islamitisch fundamentalisme tot vijand van de wereldvrede uit te roepen. In Azië groeit ondertussen het nieuwe centrum van de economische macht, inclusief een toenemend economisch ‘onvoorspelbaar’ Japan. In dit geheel ziet Huntington de oorlogen in Afghanistan, Tsjetsjenië en de Golf als overgangsfenomenen. Sri Lanka, Kashmir of Soedan bevestigen deze trend: conflicten die aanvankelijk grensgebiedoorlogen waren, worden langzaam oorlogen van de Islamwereld of Azië tegen het Westen. Dat die conflicten gevaarlijk zijn, blijkt uit het feit dat ze niet in een ‘normale’ dynamiek van escalatie en deëscalatie te vatten zijn, maar dat ze generaties lang kunnen sluimeren alvorens telkens opnieuw los te barsten. In zekere zin eindigen ze nooit, omdat er geen kernland is dat die gebieden kan integreren in de eigen beschaving. Na al deze beschouwingen ontwikkelt Huntington zijn eigen ideologisch project. Hij gaat ervan uit dat beschavingen in fasen verlopen, ook al zullen ze elk zichzelf in hun eigen beleving als eeuwigdurend voorstellen. De gouden tijd van overmacht die het Westen gekend heeft (tot 1920, en in mindere mate tot 1980) luidde meteen ook het begin van | |||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||
het verval in. Typische tekens van verval zijn de noodzaak om steeds meer leden van andere beschavingen op te nemen (b.v. 20% Hispano's in de VS) en ‘moreel verval’ (drugs, toenemende misdaad, achteruitgang van de intellectuele slagkracht, enz.). Het Westen heeft, zoals vele beschavingen, gedacht dat het aan de cyclus kon ontsnappen of dat het de cyclus kon rekken. Migranten, maar ook autochtone minderheden binnen de dominante beschaving moeten geïntegreerd worden. Daar kan je volgens Huntington niet omheen. Zo heeft de Amerikaanse regering Indiaanse stammen, maar ook alle immigranten verplicht om Engels te leren en de Engels-Amerikaanse waarden te onderschrijven. Elke vorm van integratie van minderheidsgroepen, met behoud van eigen taal en cultuur, is een vergissing. De voorstanders van het multiculturalisme in het Westen zijn volgens Huntington dan ook de interne vijand van het Westen. Ze geven de wettelijke voorkeur voor het individu op ten voordele van rechten van culturele of etnische groepen. Dit gaat uit van de verkeerde opvatting dat een maatschappij bijeengehouden kan worden zonder cultureel bindweefsel, als een louter politieke constructie. Huntington stelt dat enkel de Verenigde Staten een alternatief kunnen bieden, in de mate dat zij waarden en idealen van het Westen opnieuw opnemen en intellectueel en politiek ondersteunen. Zonder een dergelijk initiatief wordt het hele Westen een fictie: de Verenigde Staten vallen uiteen en Europa wordt een onooglijk stukje land aan de rand van het Euro-Aziatisch continent. In dit perspectief is het blijven opeisen van een universele draagwijdte voor duidelijk westerse constructies (zoals de mensenrechten, interventie-expedities namens de UNO, enz.) een gevaarlijke optie, omdat deze eis enkel conflicten uitlokt en de andere beschavingen samendrijft in coalities tegen het Westen. Huntington eindigt met drie basisregels voor het Westen: ten eerste, terughoudendheid bij conflicten binnen andere beschavingen; ten tweede, uitbreiding van de vertegenwoordiging in de Veiligheidsraad, thans nog beperkt tot de ‘overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog’, door opname van vaste leden uit de Islamwereld; en, ten derde, eerbied van de gemeenschappelijkheidsregel: wat gemeenschappelijk is aan alle beschavingen, moet uitgebouwd en gerespecteerd worden. | |||||||||||
KritiekHet is al te gemakkelijk Huntington te veroordelen vanuit een ideologische positie die niet de zijne is: hij is geen marxist, geen traditioneel liberaal, geen paaps denker, of geen ‘tiers-mondist’. Het is ook te simpel zijn ideologisch project aan te vallen maar zijn analyse dood te zwijgen, in de hoop dat de kritiek op de voorgestelde ‘oplossing’ de realiteits- | |||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||
waarde van zijn onderzoek zou wegdoezelen. Ook is het weinig zinvol om het beschavingsperspectief als zodanig af te wijzen, omdat de detailanalyses sommige punten ervan relativeren of bijsturen. Huntington beroept zich op ‘rechtse’ auteurs zoals Spengler, B. Lewis en andere, maar erkent ook de waarde van kritische of ‘linkse’ analyses van E. Said of Wallerstein. Vooral, lijkt mij, tracht hij ideologische opties te funderen op een zo grondig mogelijke analyse van feitelijkheden, en dat is een goede zaak, die bij mij alleszins sympathie wekt. Welke kritiek is dan wel gerechtvaardigd? Ik zie drie belangrijke punten, die ik een voor een behandel: [1] zijn opvattingen over wetenschap en technologie; [2] zijn begrippenkader rond cultuur, identiteit en beschaving; en [3] zijn ideologische keuzen. | |||||||||||
Wetenschap en technologieHet is ongetwijfeld waar dat het ‘efficiënt’ gebruik van technologie in de organisatie van het geweld (oorlogvoering, herstel en handhaving van de vrede) een belangrijke rol heeft gespeeld in de verovering van de wereld door het Westen. Deze uitspraak is echter toch te beperkt. Zonder cynisch te worden moet men toch erkennen dat een dergelijke ‘efficiënte organisatie’ in het Westen mogelijk is geworden dankzij de opmerkelijke ontwikkeling van de wetenschapppen. Dit wordt door Huntington niet gezegd en dat wijst m.i. op een ernstige onderschatting van dit toch wel prachtige product van de westerse beschaving: de wetenschap. J. NeedhamGa naar eind[2], eminent onderzoeker van de geschiedenis van de wetenschap en de beschaving in China (tot ca. 1400), heeft zijn naam aan deze kwestie verbonden: waarom heeft de ontwikkeling van een krachtige en betrouwbare vorm van kennis (die we nu wetenschap noemen) in China niet plaatsgevonden, en in het toenmalige primitieve Europa wel? China was Europa op het vlak van kennis en technologie ver vooruit, maar de stap naar een werkelijke ‘wetenschap’ is niet gezet. Op een ander vlak kan men zich afvragen waarom de hoogontwikkelde islam uit de dertiende en veertiende eeuw, met wiskundigen en astronomen die een bijzondere invloed hebben gehad op de ontwikkeling van het wetenschappelijke denken in Europa, niet verder ‘wetenschap’ ontwikkeld heeft, maar in een soort middeleeuwse verstarring van het denken is terechtgekomen, waaruit volgens sommigen de Islamwereld nog steeds niet ontwaakt is. Het is waar dat Europa de wetenschappelijke kennis ten dienste gesteld heeft van het militair en politiek apparaat, maar dat verklaart noch de efficiëntie, noch de ontwikkelingsgraad van | |||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||
die wetenschappelijke kennis. Bovendien is het zo dat niet enkel de geweldmachine door de wetenschap is bijgesteld: het hele economische en sociale leven, de kunsten, de geneeskunde, kortom het hele levensperspectief van de gemiddelde westerling is onherroepelijk en indrukwekkend veranderd door de opgang van het wetenschappelijke denken. Het is dan ook typisch dat de verwerping van westerse waarden door Aziatische en islamitische landen niet inhoudt dat zij ook de wetenschap en de toegepaste versie ervan, namelijk de technologie, verwerpen. Integendeel: Azië kweekt in hoog tempo een generatie van universitair geschoolden, geen theologiestudenten die zich verdiepen in het hindoeïsme, boeddhisme of confucianisme, maar wetenschappers. Waarom werd wetenschap in Europa ontwikkeld? Deze moeilijke vraag wordt meestal beantwoord met een verwijzing naar de economische situatie van Europa in de Renaissance (met de rol van de handel in de steden, de overbevolking, enz.). Die economische welvaart wordt in verband gebracht met het christelijk gedachtegoed, zoals het zoeken naar een samenhang in Gods schepping en het geloof dat de menselijke geschiedenis steeds vooruitgaat. Sommigen gaan zover te beweren dat de ontwikkeling van de wetenschap, historisch gezien, niet mogelijk ware geweest los van een intrinsiek christelijke houdingGa naar eind[3]. Andere onderzoeken wijzen op het belang van een dergelijke houding of een gelijkaardig wereldbeeld om tot een fundamenteel of creatief onderzoek te komen, dat verder gaat dan het loutere toepassen van wetenschappelijke bevindingen. In die optiek wordt de uitbouw van universitair onderwijs en onderzoek in Azië als een economisch belangwekkende factor gezien, met gevolgen ter plaatse en op wereldvlak, maar worden creatieve, fundamentele ontdekkingen vooralsnog enkel van het christelijk geïnspireerde Westen verwacht. Populair is de opvatting dat het Oosten reproduceert en daarin zeer doeltreffend is, maar dat tot nog toe alleen het Westen de grote vernieuwingen in de wetenschap voortbrengt. Hoe dan ook, ik wil alleen maar benadrukken dat ‘wetenschap’ (en dus efficiënte technologie) als een belangrijke motor van de beheersing van de wereld moet worden gezien en dat op zijn minst het ontstaan ervan wel gesitueerd moet worden in het christelijke Europa dat zich geleidelijk aan heeft geseculariseerd. Misschien is het karakter van het christendom als een godsdienst die zichzelf desacraliseert - denk aan de ontmythologisering, aan de thomistische verzoening tussen geloof en wetenschap, enz. - hiervoor verantwoordelijk, of misschien de specifieke combinatie van deze universalistische godsdienst met een bepaald economisch bestel, of nog een derde constellatie, maar aan het feit zelf van de kracht en van de manifest hogere betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de wetenschappelijke kennis kan men moeilijk | |||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||
voorbijgaan als men de geschiedenis van de westerse overheersing over de wereld in de voorbije eeuwen beschrijft. Omdat hij het belang van de wetenschap in zijn analyse onderschat, legt Huntington bijna noodzakelijk de nadruk uitsluitend op culturele waarden, zoals vooral blijkt uit zijn eigen ideologisch voorstel (b.v. als hij spreekt over het ‘moreel verval’ als een belangrijke component van de westerse beschaving). Ik heb veel waardering voor de uitgebreide feitelijke analyse waarvan hij vertrekt vooraleer zich te wagen aan een ideologische keuze, maar op deze tekortkoming van zijn analyse moet ik nadrukkelijk wijzen. De auteur ziet over het hoofd dat de oproep tot kritisch en zelfkritisch onderzoek, een voorwaarde van de wetenschappelijke ontwikkeling en een wezenlijk element van de Grieks-joods-christelijke beschavingsgeschiedenis, in de laatste eeuwen misschien belangrijker en zeker kenmerkender voor de Europese opgang is geweest dan de christelijke waarden. Als dit klopt, dan moet Huntington aangevuld worden met een krachtig pleidooi om het wetenschappelijk onderzoek opnieuw een prioritaire plaats te geven in onze beschaving, want dit is dan een van onze voornaamste troeven. Het politieke en culturele klimaat van de laatste jaren wijst niet in die richting: het media- en consumentenwereldje wordt veel beter uitbetaald en krijgt meer macht en aandacht dan de wetenschappelijke inzet. Fundamenteel onderzoek wordt ter discussie gesteld en beleids- of bedrijfsondersteunend onderzoek wordt royaler gesubsidieerd dan het zogenaamd ‘vrije’ onderzoek. De geschiedenis van ‘inkoop’ in universiteiten is zeker in de VS bekend: grote ondernemingen binden universiteiten door voorwaardelijke subsidiëring, en hetzelfde gebeurt vanuit militaire kringen. Een gewetensvraag, maar ook beschavingsvraag, wordt dan: dreigen we op die manier dat schitterende instrument van de wetenschap niet dood te drukken? | |||||||||||
Cultuur, identiteit, beschavingHet beschavingsbegrip is fundamenteel in Huntingtons boek. Juist daar echter wringt het schoentje. ‘Een beschaving is de stam op wereldniveau’, ‘culturele identiteit is het meest betekenisvol voor de meeste mensen’ (blz. 20), schrijft hij. In de loop van het boek wordt het de lezer echter steeds onduidelijker wat basisbegrippen als cultuur en beschaving betekenen. De auteur hanteert vaak een essentialistisch begrippenkader: beschavingen zijn millennia oud en zullen na de korte ‘ideologische fase’ die de westerse overheersing heeft meegebracht, opnieuw de agenda bepalen. Juist omdat ik sympathie voel voor de erkenning van de culturele dimensie naast en in de economische, politieke en zelfs | |||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||
militaire analyse, moet ik streng zijn: wat bedoelt de auteur met ‘cultuur’ en ‘beschaving’? Definities hoeven niet echt, maar een eenvoudige verwijzing naar een of ander land volstaat niet. Zeggen dat het Westen een christelijke beschaving is, haalt niet veel uit zolang men niet kan tonen wat dit in de werking of het reageren van het Westen op andere culturen en op zichzelf betekent. Een snelle blik op de geschiedenis van het christendom leert ons dat deze traditie slechts vorm gekregen heeft met de Concilies van Nicea, en later met het schisma van de orthodoxen, en nog later, weer op een andere manier, met het schisma van de Reformatie. In de negentiende eeuw werden de arbeidersklasse in het Westen en de autochtonen in de koloniale gebieden geïntegreerd, en vandaag ligt het zwaartepunt in Zuid-Amerika, in Oost-Europa, enz., en veel minder in het ‘christelijke’ Westen. Het valt te verwachten dat het ‘christendom’ als kern van de westerse beschaving, aan verandering onderhevig blijft in tijd en ruimte. Zo ook met de Indische beschaving: de vedische traditie heeft iets te maken met Gandhi, maar leidt hoegenaamd niet op een deterministische wijze tot de natiestaat India van vandaag. Gelijkaardige opmerkingen kunnen gemaakt worden voor alle beschavingen. Een ander belangrijk punt heeft te maken met de globalisering van sommige sectoren, zoals informatica, financiën en - in beperkte mate - consumptie en productie. Mijn punt is dat geen enkele beschaving geïsoleerd bestaat. Ook in de toekomst lijkt isolement in de ware zin weinig waarschijnlijk. De problematiek van de begripsbepaling is geen louter academische aangelegenheid, want de politieke discussie gebruikt meer en meer begrippen als ‘cultuur’ en ‘identiteit’: ‘cultuur’ is in de plaats gekomen van ‘ras’, en ‘identiteit’ wordt een vage vervanger van ‘klasse’ of ‘belangengroep’. Wegens de toenemende rol van deze begrippen, tegen of naast louter economische analyses, erken ik het belang van Huntingtons visieGa naar eind[4]. Maar tegelijk roep ik op tot de nodige voorzichtigheid en duidelijkheid bij het gebruik van deze begrippen. Essentialisme is in ieder geval de slechtste keuze, omdat de bedoelde essenties historisch en geografisch twijfelachtig zijn, en toch in de praktijk vaak (ongefundeerd) materiaal voor oorlogspropaganda leveren, zoals uit het boek ook blijkt. Een voorstel dat meer aandacht verdient, denk ik, concipieert identiteit als een gelaagd systeem van meerdere dynamieken. De verwarring rond de gehanteerde begrippen verdwijnt wanneer men een streng model in dit veld hanteert, dat de verschillende dynamieken duidt en identiteit als een momentopname op het kruispunt van diverse bewegingen beschrijft en aldus een vergelijkende studie mogelijk maaktGa naar eind[5]. ‘Cultuur’ wordt dan opgevat als een van de identiteitsopbouwende dimensies; naast persoonlijkheidskenmerken en sociale mechanis- | |||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||
men. De culturele dimensie omvat alle betekeningsproducerende processen, of anders gezegd, alles wat leerbaar is voor een individu, een groep of een gemeenschap. Ook het begrip ‘beschaving’ is in Huntingtons analyse niet helder. Het lijkt me aangewezen het eerder te gebruiken als een begrip met vage grenzen, dat door gemeenschappen in de tijd en in de ruimte op verschillende wijzen opgenomen of ingevuld kan worden. | |||||||||||
Het ideologisch projectIdeologisch blaast Huntington warm en koud. Aan de ene kant pleit hij net niet voor westers protectionisme en Amerikaans isolationisme (best mogelijk binnen de beschavingstheorie die hij voorstelt). Aan de andere kant valt hij terug op de oude waarden, de morele herbronning, om het Westen te redden van een waarschijnlijke snelle ondergang. Vooral China (als economische macht) en de Islamwereld (als demografische tijdbom) ziet hij als de grote toekomstige vijanden van het Westen. Sommige ideeën van Huntington zijn ‘respectabel conservatief’: het Westen moet ophouden ‘gendarme’ over de wereld te spelen en, gewapend met de mensenrechten, overal militair te interveniëren. In de praktijk leidt dit vaak tot pokerspelletjes van geheime diensten die drukkingsgroepen steunen, opium laten verhandelen, enz. Dat dergelijke destabiliserende en oncontroleerbare activiteiten zouden ophouden, is een zinnige wens, maar valt niet binnen de mogelijkheden van de auteur, vrees ik. De oproep tot het heropnemen van de westerse traditie door de VS is nog zo'n conservatief standpunt. De ‘interne’ vijand wordt dan het multiculturalisme. In mijn opvatting van beschaving en cultuur als complexe realiteiten die voortdurend in beweging zijn, is dit onaanvaardbaar: het Westen (inclusief het christendom) is een relatief stabiel evoluerend amalgaam van diverse invloeden, geen vaste kern van basiswaarden. Als we nu pleiten voor verstarring, is dit geheel morgen dood. Als we nu niet in staat zijn om de culturele input uit andere streken van de wereld creatief op te vangen en te integreren, dan volgt er een sterke fragmentatie: binnen de westerse beschaving zullen tientallen afgesloten eilandjes van niet-westerse signatuur ontstaan of zich consolideren. Dit is het Los Angeles-model: geen stad, maar een gewapende vrede tussen een tiental etnische groepen die elk een wijk bezetten. Dit is echter geen multiculturalisme, maar een doorgedreven segregationisme. Het monoculturalisme waar Huntington impliciet (en deels expliciet) voor pleit (maak er Amerikanen van, eentalig Engels, met een Europese geschiedenis) lost dit probleem niet op, maar bevordert gettovorming | |||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||
en interne versplintering. Ik zou eerder de tegenovergestelde houding verdedigen, die erop uit is de interactie tussen groepen met verschillende culturele profielen te organiseren en vooral de reële levenskansen en verwachtingen qua levensstijl van alle burgers te optimaliseren. De interne oorlog van blanken tegen gekleurden in de VS wordt immers niet opgelost door van iedereen ‘blanke Amerikanen met Europese roots’ te maken. Dit is een begoocheling. Op dit vlak ademt het boek een conflictgericht conservatisme, dat in contrast staat met het continentaal Europees consensusmodel. Nog een opvallend verschil binnen het westerse kamp, dat door Huntington onvoldoende wordt gezien: de impact van dit verschil op de wereldpolitiek (o.a. in interacties met de derde wereld of Azië) onderzoekt hij niet. Alles samen is dit een zeer inspirerend boek, dat zeker gebruikt kan worden om meer duidelijkheid te krijgen in discussies over westerse eigenheid en wereldontwikkeling. De feitelijke onderbouwing van de redenering is interessant. De keuze van het voorgestelde ideologisch alternatief is een andere zaak. |
|