In De celestijnse belofte wordt er echter voortdurend gerend, rondgereden in auto's, gevlogen en gevlucht. Ontmoetingen worden afgebroken, maaltijden worden onderbroken, er wordt alsmaar in- en uitgepakt, en in- en uitgestapt. Er wordt vluchtig gekeken, plotseling opgehouden, kortaf gesproken.
De hoofdpersoon ‘verdiept zich enkele minuten in de schoonheid van het landschap’. Hij ‘kijkt twee minuten naar het plafond’. Hij ‘wacht twintig minuten’. Hij ‘slaapt dertig tot veertig minuten’. Hij doet nog allerlei andere zaken gedurende een x aantal minuten en een x aantal uren. Dat mag natuurlijk best, maar waarom wordt er op die paar minuten gekeken? Er is namelijk nog een geweldig lange tijd nodig om de groepsgewijze oversteek te realiseren. In het derde millennium zullen de mensen namelijk vrijwillig hun aantal beperken. Ze zullen gaan wonen tussen zorgvuldig verzorgde tuinen en vijfhonderd jaar oude bomen. Maar wel op korte reisafstand van een stedelijk gebied, dat uit ongelooflijke technische hoogstandjes bestaat. Alle basisbehoeften, kleding, voedsel en transport zullen volledig geautomatiseerd en voor iedereen beschikbaar zijn. Aan alle behoeften wordt voldaan, zonder ruil van geldmiddelen, maar ook zonder dat mensen lui worden. En het inkomen blijft stabiel. Je vraagt je af waar je dat inkomen voor nodig hebt, als er geen geldverkeer meer nodig is.
Hoe dan ook, voordat dit alles gerealiseerd is, gaan er wel enkele eeuwen voorbij, en hoeven we niet te kijken op enkele minuten die we kunnen verliezen bij het doorgeven van deze inzichten.
Een boek over spirituele inzichten, dat doet denken aan een gejaagd verslag over een wervelstorm, is even wennen. We treffen wel een soort sleutel aan voor de enorme haast in dit ‘spirituele avontuur’. Een zekere pater Carl, die een belangrijke rol speelt in het boek, en die aan de goede kant staat, ziet in dat hij een kind is van twee uitersten. Zijn vader was een ‘arme ik’, een man die in prestaties geloofde en die zijn tijd tot op de minuut nauwkeurig indeelde. Hij was heel doelgericht, en beoordeelde zichzelf aan de hand van wat hij had klaargekregen.
Zijn moeder was intuïtief en mystiek. Zij geloofde dat iedereen spirituele leiding krijgt en dat het belangrijkste het volgen van die leiding is. Pater Carl besefte dat zijn leven een samenvatting van beide standpunten was.
Een huwelijk van prestatiedrang en mystiek. Een ander huwelijk is dat van de ouders van Wil, die ook een belangrijke rol speelt. (Alles en iedereen in De celestijnse belofte speelt een ‘belangrijke’ rol, en dit woord komt dan ook telkens terug.) Wils vader was een Duitse romanschrijver, zijn moeder een Peruviaanse schrijfster. Zijn vader verkondigde de westerse idee van werken aan vooruitgang en volmaaktheid. Zijn moeder hing de oosterse opvatting aan, dat het in het leven alleen om