| |
| |
| |
Podium
Verrassende poëzie van Judith Herzberg
In besprekingen van de poëzie van Judith Herzberg wordt dikwijls gewezen op de verrassende manier waarop zij over gevoelens schrijft. Heel illustratief daarvoor is dan het korte vers uit haar bundel Beemdgras (1968) met de titel ‘Vraag’:
Tot nooit meer willen zien?
Wellicht is de verbijstering bij het aflopen van een relatie en de overgang van de meest intieme nabijheid naar de kilste afwijzende afstandelijkheid nooit zo beknopt en overtuigend beschreven als in die drie regels.
Een verrassing van een heel andere soort moet het dan geweest zijn voor de lezer die deze drie versregels opnieuw zag verschijnen als een strofe in het vier bladzijden lange gedicht ‘Beer in bed’ in de bundel Strijklicht (1971). Er staat een verklarende noot bij, waarin geciteerd wordt uit Het Parool van 12/2/62. De vraag blijkt nu gesteld door een alleenwonende boer in het Tatragebergte, die maandenlang elke avond een kennelijk dolende beer in zijn bed aantrof. Pogingen om hem te verwijderen faalden. Tot de beer plots niet meer opdaagde, en de boer ging vrezen dat hij door een stroper was gedood.
De tragische geladenheid van ‘Vraag’ in de bundel Beemdgras krijgt op die manier een verrassende anekdotische ontlading in het erop volgende Strijklicht.
Ook in haar nieuwste bundel, Wat zij wilde schilderen, heeft zij een gedicht uit de bundel Strijklicht van 25 jaar geleden opnieuw opgenomen als het eerste van drie die nu een cyclusje vormen met de titel: ‘Regels geschreven tijdens plaatselijke vrede’.
Het oudste gedicht, nr. 1, heeft drie kernwoorden: oorlog, vrede en helden. Zij worden in vier regels gecombineerd tot een soort refreinzin, die opvalt door zijn variërende herhaling waarin het slogandenken over oorlog, vrede en heldendom ter dis- | |
| |
cussie gesteld en afgewezen wordt. Elke refreinzin wordt voorafgegaan door een korte annotatie die het contrast verscherpt tussen de realiteit van oorlog en heldenmoed en de opgeklopte idealisering ervan die als hun rechtvaardiging moet dienen.
Het resultaat is het volgende gedicht (blz. 24):
Regels geschreven tijdens plaatselijke vrede nr. 1
Wie van ons nog rechtop wou komen kon er
angstgepantserd, onderdoor, maar niet geheel.
Oorlog - hoe zelden zijn wij helden zonder.
Bescherm de slaperige regendagen
de grond waarop geen mens ooit heeft bewonderd.
Helden - hoe zelden is er oorlog zonder.
Niet iets waar ze van spreken als een wonder
maar als de zwaluwen zo Zweeds en zeker.
Vrede - hoe zelden zijn wij helden zonder.
‘Liefste, berg mijn gereedschap maar op zolder
je kunt het later nog aan iemand geven.’
Helden - hoe zelden is er vrede zonder.
In 1995, naar aanleiding van de herdenkingen van het einde van de Tweede Wereldoorlog een halve eeuw geleden, heeft Judith Herzberg er nog een nr. 2 en 3 aan toegevoegd. In de voorlaatste strofe van nr. 3 (blz. 29) staat volgende definitie van ‘vrede’:
Vrede is het als je begint
Voor de dichteres die afwisselend in Jeruzalem en Nederland verblijft, is die vrede die meer is dan een tijdelijke afwezigheid van oorlog, geenszins vanzelfsprekend.
In Wat zij wilde schilderen verrast de dichteres de lezer geregeld door haar zeer subtiele formuleringen. Zo maakt een eenvoudig ogend vers als ‘Generaties’ (blz. 19) hem plots bewust van het belang en de méér dan formele betekenis van aanhalingstekens:
| |
| |
Het gevoel waardoor men, zelf ouder wordend, de kloof met de vorige generatie ervaart, heeft Herzberg in haar vorige bundel Zoals (1992) al eens veelzeggend met bijna geen woorden geformuleerd in ‘Elke ochtend’:
Elke ochtend, tussen het aandoen
van zijn linker- en zijn rechterschoen
trekt zijn hele leven even langs.
Soms komt de rechterschoen er dan
Ik citeer dit vers uit Doen en laten, een Rainbow Pocket (1994) die een selectie uit acht bundels van haar bevat, van Zeepost (1963) tot Zoals (1992).
In Wat zij wilde schilderen treffen we een kort wanhopig gedicht aan over de hoop die men koestert dat de partner de onverdraaglijke kanten van de aftakeling ondanks alles draaglijk zal maken (blz. 32):
Zij hoopte zo
dat hij als het beginnen zou
hoe iedereen ook weer heette.
Judith Herzberg is de dochter van Abel J. Herzberg, een overtuigd zionist die samen met zijn vrouw de hel van Bergen Belsen overleefd heeft en die in het joods-Arabische conflict altijd gepleit heeft voor vrede en voor een compromis dat aan de elementaire Arabische nationale verlangens tegemoet zou komen.
In 1984, Abel J. Herzberg was toen 91 jaar, vroeg zijn kleindochter Valti, een dochter van Judith, hem ter gelegenheid van haar huwelijk een brief te schrijven over zijn huwelijk met haar grootmoeder Thea Loeb.
Die Brief aan mijn kleindochter is eind 1996 gepubliceerd en bevat aan het einde een prachtige alinea die voor mij ook zeer verhelderend is voor de formulering van wat de poëzie van Judith Herzberg bewerkt.
Haar vader schreef aan haar dochter: ‘Er is veel verdriet in de wereld, maar er bestaat één middel tegen. Dat middel heet lichaamswarmte. Wij hebben het in de kampen nooit kunnen toepassen, want mannen en vrouwen sliepen in afzonderlijke barakken. Maar je mag het gerust weten. Sinds jaren passen wij het elke morgen ongeacht voorafgaande slaap of slapeloosheid toe. Daarom staan we gewoonlijk zo laat op als de klok al bijna elf uur aanwijst. En geloof me, of je aan God gelooft of niet, lichaamswarmte is een Godsgeschenk’.
Die warmte in alle dreigende kou is ook Wat zij wilde schilderen.
□ Joris Gerits
Judith Herzberg, Wat zij wilde schilderen, De Harmonie, Amsterdam, 1996.
Judith Herzberg, Doen en laten, Rainbow Pocketboeken, Amsterdam, 1994.
Abel J. Herzberg, Brief aan mijn kleindochter, Querido, Amsterdam, 1996.
| |
| |
| |
De nieuwe independents
Amerika, groot en klein
Er zijn kinderen die maar niet willen opgroeien, de wereld is het niet waard. Oscar uit de Blechtrommel (Volker Schlöndorf, 1979) is zo iemand. Het kind van Carmen Maura in Sur la terre comme au ciel (Marion Hänsel, 1992) gaat nog verder: het wil gewoon niet geboren worden. Maar nu is er ook Jack en een gelijknamige film: hij vindt het leven heel mooi en hij groeit... te snel. Zijn interne klok is ontregeld, legt de dokter uit, zijn lichaamscellen planten zich viermaal vlugger voort dan bij gewone stervelingen. Hij komt na de tweede maand zwangerschap als volgroeide baby ter wereld en als hij tien is ziet hij eruit als een veertiger. Maar in zijn hoofd en in zijn hart is hij een echte tiener. Dat levert natuurlijk komische taferelen op, zeker wanneer zo'n zonderlinge mens, na tien jaar beschermende opvoeding en privé-onderwijs, op de schoolbanken plots terechtkomt tussen ‘leeftijdgenoten’. Op het einde van de film mag er ook een traantje worden weggepinkt, want wanneer Jack zeven jaar later de High School achter zich laat, heeft hij het lichaam van een zeventiger en moet hij aan het grote afscheid beginnen te denken. Dan is het tijd voor een paar wijze woorden. Dat Robin Williams in dit suikerzoete verhaal de titelrol vertolkt, is geen grote verrassing, maar dat uitgerekend de grote Francis Ford Coppola voor de regie van deze film tekent, daar kijk je toch even van op.
Om van Jack te genieten, moet je je mentaal verplaatsen in de sfeer van een koude winteravond: gezellig binnen bij de open haard even vergeten dat de mensheid andere problemen heeft dan snelgroei-kinderen. Natuurlijk mag film teruggaan op dergelijke gratuite verzinsels, zolang die meer opleveren dan gemakkelijke sentimentaliteit. Sommige waarheden zijn te waar om met te veel stelligheid te poneren: dat het leven al te snel voorbijgaat, dat je van het ogenblik moet genieten, dat je niet alleen aan geld moet denken...
Maar, zoals je van Coppola kan verwachten, is Jack ook ten dele een virtuoze film, het maaksel van een rascineast. Coppola is niet alleen de auteur van massieve films met een epische inslag, hij heeft ook een aantal speelse en heerlijk lichte films op zijn naam. One From The Heart (1982) en Peggy Sue Got Married (1986) zijn mooie oefeningen in gewichtloosheid. Er mogen dan veel parallellen zijn met Peggy Sue Got Married, hetzelfde niveau heeft Coppola hier niet gehaald. Volgens Coppola is de samenwerking van zijn American Zoetrope met productiemaatschappij Hollywood Pictures voortreffelijk verlopen. Hij heeft naar eigen zeggen de vrijheid gekregen om deze studiofilm te maken zoals hij zelf wou. Toch had ik als trouw bewonderaar van het oeuvre van Coppola wel enige moeite met de eerste ‘tearjerker’ van de grote cineast. Voor het eerst in zijn films
| |
| |
wekt Coppola de indruk dat hij een zo breed mogelijk publiek wil bereiken. Mogelijk beschouwde hij Jack als een uitdaging om een nieuw genre te verkennen, maar hij is er niet in geslaagd dit goedkope klatergoud te veredelen.
Bill Cosby vertolkt de rol Mr. Woodruff, de privé-leraar van Jack (Robin Williams). Foto Hollywood Pictures Company.
Voor beproefde kwaliteit van Amerikaanse bodem blijft het dus wachten op de volgende Coppola: een verfilming van The Rainmaker naar het boek van John Grisham.
| |
Dure hoeren
Enkele maanden geleden zag ik op de televisie de Britse acteur Jeremy Irons in gesprek met een journalist van Arte over het verschil tussen Amerikaanse en Europese cinema. Amerikaanse cinema heeft volgens Irons iets van een dure prostituee: heel chic, professioneel. Hij geeft de kijker niet alleen waar hij voor betaald heeft, even lijken zelfs al zijn wensen werkelijkheid te worden. Maar na afloop zit diezelfde kijker met een kater: niets is blijven hangen, alles is weg. De Europese film biedt volgens Irons minder luxe. Hij lijkt onaf, maar daartegenover staat dat hij beklijft. Deze tegenstelling is heel schematisch, maar er zit wel een grond van waarheid in, zeker als je de grote Amerikaanse commerciële producties stelt tegenover de meer artistiek ingestelde Europese film. Maar naast de industriële studiofilm (‘Hollywood’, zeg maar) bloeit in de VS ook een rijke onafhankelijke filmproductie, die naar het onderscheid van Irons misschien wel wat Europees oogt. Daarvan zijn onlangs een aantal bescheiden, maar interessante
| |
| |
voorbeelden bij ons in de zalen terechtgekomen, die blijk geven van een grote vitaliteit. Ik ga enkele maanden terug in de tijd en begin bij een film gemaakt door de zoon van een boegbeeld van de Amerikaanse onafhankelijke cinema.
| |
Unhook the Stars
Nick Cassavetes' film Unhook the Stars staat helemaal los van het werk van zijn beroemde vader. Gena Rowlands (echtgenote en muze van John Cassavetes) vertolkt weliswaar de hoofdrol, maar verder zijn er geen wezenlijke raakpunten. Nick Cassavetes buigt zich over de moeilijke en in wezen wat tragische relatie van een ouder wordende moeder met haar volwassen geworden kinderen. Mildred (Gena Rowlands) heeft haar man al een tijdje verloren, en al haar kinderen zijn het huis uit (de jongste dochter met slaande ruzie). Ze ontfermt zich een tijdje over het jongetje van de overburen en voelt zich opnieuw openbloeien. Maar ook dat gaat voorbij en dan wordt het moeilijker. Tot ze verliefd wordt op een Canadese trucker (een vreemde verschijning van Gérard Depardieu). Wie weet wordt het wel wat. Het mooie aan deze emotionele film is dat Cassavetes jr. consequent de houding van een voorzichtig observator aanneemt. Hij hoedt er zich voor emoties uitdrukkelijk bloot te leggen of ze stuk te analyseren. De toon is weemoedig, maar verglijdt niet tot het sentimentele register, waar Coppola zich in Jack aan bezondigt.
| |
The Last Supper
De aantrekkelijkheid van The Last Supper is voor een groot deel te danken aan de roekeloze vermenging van verschillende genres: het is een originele ‘politieke’ thriller, een essay over democratie in tijden van dreigend links en rechts extremisme, maar ook een spitse zwarte komedie, en tegelijk een film over vriendschap. De intrige herinnert aan Shallow Grave: enkele vrienden worden toevallig betrokken bij een moord. Ze geven de moord niet aan en verbergen het lichaam. De moord leidt echter tot andere moorden en tot spanningen tussen de vrienden. Op het einde loopt het helemaal uit de hand. In The Last Supper laat debuterend regisseur Stacy Title vijf progressief denkende jonge Amerikanen ‘per ongeluk’ een racistische ultrarechtse nazi vermoorden. Dat brengt hen op het idee ook andere politiek gevaarlijke individuen uit te nodigen op een ‘last supper’. Elk etentje eindigt voor het niet zindelijk denkende slachtoffer met een fatale dronk arsenicum. De lijken worden in de tuin begraven en er worden tomaten op geplant. Vooral de puntige constructie van deze film is heel aantrekkelijk, het stevige ritme, de sterke plot, de scherpe dialogen - voortdurend balancerend tussen herkenbaarheid (realisme) én verrassende hyperbool.
| |
Palookaville
Deze minder perfecte, maar even interessante film moet het meer hebben van sfeerschepping dan van technische en stilistische beheersing. Dat maakt hem mogelijk charmanter dan The Last Supper, waarmee hij overigens heel wat thematische verwantschap vertoont. Beide films hebben een groepje vrienden als protagonist en behandelen sociaal-politieke thema's. Beide werken hun thema uit in
| |
| |
een stijl die realistisch aandoet, maar veeleer gelezen moet worden als een allegorie. In The Last Supper zijn het rijke liberals die over politiek praten, in Palookaville geeft Alan Taylor eveneens het woord aan dertigers, maar ditmaal zijn het werklozen die bijna verzeilen in de misdaad, maar op het laatste moment door de voorzienigheid gered worden. Allicht omdat het in wezen allemaal edelmoedige personages zijn. Jerry, Russ en Sid staan model voor de modale Amerikaan die het moet zien te redden in minder comfortabele levensomstandigheden.
Cameron Diaz in The Last Supper, maar even goed te zien in She's the One en Feeling Minnesota. Klaarblijkelijk erg populair bij de jonge independents. Foto Les Films de l'Elysée.
| |
She's the One
In She's the One van Edward Burns - zijn eerste film na zijn opgemerkt debuut The Brothers McMullen - spelen broers opnieuw een grote rol. Francis heeft het gemaakt op Wall Street, zijn broer Mickey (Burns zelf) is taxichauffeur (‘de enige blanke taxichauffeur in New York’, volgens zijn broer). Beiden verliezen op een bepaald moment hun vrouw aan een andere man. Ook hun vader ondergaat hetzelfde lot. Alleen Mickey (het personage met de meest hooggestemde morele overtuigingen) krijgt op het einde zijn meisje terug. Opnieuw een speels en erg geconstrueerd (niet-realistisch) gegeven: meisjes schuiven in deze film van de ene man naar de andere als de stoelen in een stoelendans. Zoals in al de independents uit dit overzicht gaat de aandacht van de cineast in de eerste plaats uit naar de interactie tussen de acteurs en naar
| |
| |
de zwierige dialogen, hier eenvoudig in beeld gebracht, zonder grote effecten of uitgepuurde mise-en-scène.
Alle protagonisten van She's the One (op Cameron Diaz na) verzameld op het plaatje: John Mahoney, Maxine Bahns, Mike McGlone en Edward Burns (tevens regisseur en scenarist). Foto Twentieth Century Fox.
| |
Feeling Minnesota
Deze film begint heel aardig met taferelen van twee andere broers (Sam en Jjack [sic]) die het ook altijd al moeilijk met elkaar hebben gehad. Van jongs af gaan ze geregeld met elkaar op de vuist. Het verhaal speelt zich af in een maffioos milieu. Het meisje Freddy (Cameron Diaz, zie ook The Last Supper en She's the One) wordt gedwongen tot een huwelijk met Sam, de rijke broer. Maar Freddy wordt verliefd op Jjack (Keanu Reeves), Sams marginale broer. De moeilijke relaties in de familie worden origineel in beeld gebracht, met o.m. erg fraaie korte flashbacks. Zodra de ruzie om Freddy in groot geweld ontaardt, verliest het scenario aan charme. De makers proberen de kijker voortdurend te verschalken met onverwachte wendingen, maar na een tijdje begint deze trukendoos wat te vervelen. Enkele reserves dus voor Feeling Minnesota, de laatste film uit dit overzichtje. Dat neemt niet weg dat ik ook in deze film de onbezorgde stijl, de smaak voor dialoog en het speelse foprealisme waardeer. Kenmerken die allemaal in aanmerking komen als grootste gemene deler voor deze jonge generatie independents.
□ Erik Martens
Francis Ford Coppola (regie), Jack met in de belangrijkste rollen o.m. Robin Williams, Diane Lane, Brian Kerwin, Bill Cosby, Fran Drescher, Jennifer Lopez, scenario James DeMonaco & Gary Nadeau, fotografie John
| |
| |
Toll, productie Ricardo Mestres & Fred Fuchs voor Hollywood Pictures, VS, 1996, 113 min., distributie Buena Vista Int.
Nick Cassavetes (regie), Unhook the Stars met in de belangrijkste rollen Gena Rowlands, Marisa Tomei, Gérard Depardieu, Jake Lloyd, scenario Nick Cassavetes & Helen Caldwell, fotografie Phedon Papamichael, productie René Cleitman voor Hachette Première, VS, 1996, 107 min., distributie Belga Films.
Stacy Title (regie), The Last Supper met in de belangrijkste rollen Cameron Diaz, Annabeth Gish, Ron Eldard, Jonathan Premmer, Courtney B. Vance, fotografie Paul Cameron, productie Larry Weinberg & Matt Cooper voor Sony Pictures, VS, 1996, 95 min., distributie Les Films de l'Elysée.
Alan Taylor (regie), Palookaville met in de belangrijkste rollen Adam Trese, Vincent Gallo, William Forsythe, scenario David Epstein, fotografie John Thomas, montage David Leonard, productie Uberto Pasolini voor Playhouse International Pictures, Redwave Films & Samuel Goldwyn Co., VS, 1995, 93 min., distributie Progrès films.
Edward Burns (regie en scenario), She's the One met in de belangrijkste rollen Edward Burns, Maxine Bahns, Cameron Diaz, Jennifer Aniston, Mike McGlone, fotografie Frank Prinzi, muziek Tom Petty, productie Ted Hope, James Schamus & Edward Burns voor Good Machine, Marlboro Road Gang & South Fork Pictures, VS, 1996, 96 min., distributie Columbia Tristar Films.
Steven Baigelman (regie & scenario), Feeling Minnesota met in de belangrijkste rollen Keanu Reeves, Vincent D'Onofrio, Cameron Diaz, Delroy Lindo, Courtney Love, fotografie Walt Lloyd, productie Danny De Vito, Michael Shamberg & Stacey Sher, VS, 1996, 95 min., distributie Polygram Filmed Entertainment.
| |
Christa Wolf
Moeizame verwerking van een Duits verleden
Met Medea - Stemmen heeft Christa Wolf een roman geschreven die in meer dan één opzicht herinnert aan Kassandra, het boek waarmee ze in 1989 internationaal naam maakte. Toch wordt dit boek heel anders onthaald dan destijds Kassandra, en vooral in Duitsland vormde het de aanleiding tot verhitte discussies.
Christa Wolf was jarenlang de onbetwiste nummer één van de Oost-Duitse literatuur. Met Nadenken over Christa T. en Kassandra werd ze ook in het Westen erg populair en enkele jaren geleden werd ze zelfs genomineerd voor de Nobelprijs. Ze gold als een kritisch schrijfster die de DDR-grenzen van het toelaatbare verkende en eigenzinnig haar woordje durfde te doen. Toen de Berlijnse Muur instortte en Duitsland weer één werd - een ontwikkeling die haar duidelijk niet beviel en waar ze zich tegen had gekant - brokkelde haar populariteit af en kwam haar werk hoe langer hoe meer ter discussie te staan. De ene groep kemphanen verwijt haar nu een laaghartige opportuniste te zijn, de andere groep blijft haar fanatiek huldigen. In bitsige controverses
| |
| |
hoor je natuurlijk alleen nog extreme oordelen.
Wie Wolfs boeken goed leest, vervalt niet in extremen. Elk boek getuigt van een vrouw die aldoor op zoek is naar de ethisch juiste houding, worstelend met zichzelf en oprecht strevend naar het goede, maar gehinderd door wankelmoedigheid en twijfels. Medea, haar laatste boek, verraadt bovendien enige nervositeit en zelfs rancune, en dat heeft dan veel te maken met de felle en persoonlijke aanvallen die ze de laatste jaren te verduren kreeg. Toch is ook Medea een opmerkelijk boek, en beslist de moeite waard.
| |
Metamorfose
In de klassieke mythologie is Medea de eigenzinnige dochter van koning Aeëtes van Colchis, een stadstaat in de Caucasus. Als de Argonauten in Colchis landen, vat Medea liefde op voor hun leider Jason. Dankzij haar toverkunsten weet Jason het Gulden Vlies te veroveren en aan de woedende Aeëtes te ontkomen. Medea heeft intussen haar eigen broer in stukken gehakt en vergezelt Jason, die haar uit dank tot vrouw neemt. Ze krijgen twee zoontjes, een tweeling. Na heel wat omzwervingen landen ze in Corinthe. Jason wordt verliefd op de koningsdochter van Corinthe en laat Medea zitten. Haar wraak is vreselijk: ze vermoordt haar rivale en Jasons zoontjes, haar eigen kinderen! Ze ontvlucht Corinthe in een door vliegende draken getrokken wagen.
Zo luidt de mythe, verhaald door Euripides en na hem door onder meer Seneca, Corneille, Grillparzer en anderen, allen mannen. Afgezien van enkele details zijn hun versies gelijkluidend. Christa Wolf zet de hele mythe op zijn kop.
Bij Wolf heeft Medea niets meer van een moordlustige feeks. Hier is zij een zieneres zonder toverkunsten, d.w.z. een wijze en moedige vrouw die de mens achter de maskers ziet en begrijpt, en die de onder een taboe bedolven waarheid letterlijk ‘ontdekt’, aan het licht brengt. Zo doorziet ze haar vader, die de moord op haar broer (zijn zoon) heeft beraamd omdat hij aan de macht wou blijven. En Corinthe is wat dat betreft de zusterstad van Colchis, want koning Creon heeft zijn dochter laten offeren om zijn kroon te behouden. Medea is niet bang van de waarheid en vormt daarmee voor alle medeplichtige, maar ook voor alle bange Corinthiërs een regelrechte bedreiging. Zij zijn immers erg gehecht aan de waanidee dat ze in een rechtvaardige en gelukkige stad leven. Medea bedreigt hun dierbare, maar wankele gemoedsrust. Als zelfbewuste vrouw in het door mannen gedomineerde Corinthe en als vreemdelinge is ze natuurlijk wel de gedroomde zondebok! Enkele intriges volstaan om haar te isoleren, het volk tegen haar op te jutten en haar uiteindelijk te veroordelen.
Wolf draait het relaas van haar mannelijke voorgangers dus radicaal om tot een eigenzinnige, vrouwelijke versie. Dat is haar goed recht. Toch zijn dan twee vragen aan de orde: is die complete omkering geloofwaardig? En is dit een goed boek?
| |
René Girard
Christa Wolf laat elk hoofdstuk van haar boek beginnen met een motto. Twee keer gebruikt ze een citaat van René Girard, telkens uit La Violence et le Sacré. Het is duidelijk dat ze geinspireerd is door Girards baanbre- | |
| |
ken de theorieën over het mimetisch verlangen en het zondebokmechanisme. Met haar visie op Medea wil Wolf de leugen van de mythe ontmaskeren, de leugen namelijk dat de zondebok schuldig zou zijn en dat het gerechtvaardigd is hem of haar te doden om zo een einde te maken aan geweld en tegenspoed. Ze keert de mythe radicaal om en laat zien waar het geweld echt zit. Met haar eigenzinnige visie op Medea, en eigenlijk heel het boek door, illustreert Wolf bewust de theorieën van Girard.
Enkele voorbeelden: een groepje Colchische vrouwen wordt in de roes van een religieuze dans ter ere van Demeter gestoord door Turon, een overijverige paleislakei. Het geweld vindt een uitweg. De vrouwen castreren hem. Dan is er de scène waarin de Corinthische bevolking Medea door de stad opjaagt; later stenigt een menigte haar zonen in de ijdele hoop zo het kwaad uit te drijven; vervolgens lanceert het paleis de leugen dat Medea hen heeft vermoord, en wordt beslist de jongens om de zeven jaar plechtig te herdenken. Medea's broer en Creons dochter ten slotte worden beide ritueel geofferd tot heil van de gemeenschap. Hun dood wordt ook in die zin gerechtvaardigd (‘Heel Corinthe zou zijn ondergegaan als we haar niet hadden geofferd’).
Helemaal in overeenstemming met Girard is de gedaanteverwisseling van Medea: in de mythe en literatuur een helleveeg, bij Wolf zo ongeveer de enige evenwichtige persoon. Is een dergelijke radicale omkering wel geloofwaardig? De eensgezindheid van alle offeraars tegenover de zondebok is volgens Girard nu juist een wezenlijk kenmerk van het hele mechanisme. Niemand doorziet de leugen. Niemand herkent het slachtoffer als zondebok. Iedereen is ervan overtuigd dat de zondebok, in dit geval Medea, schuldig is en dat haar verbanning gerechtvaardigd is. De mythen verwoorden de visie van de offeraars, die hun eigen schuld niet doorzien. Alle mythen weerspiegelen volgens Girard de waanvoorstelling van het zondebokfenomeen: ‘Vanuit antropologisch perspectief zijn mythen daarom vals, onbetwistbaar vals’, schrijft Girard. Christa Wolf doorprikt de mythe dus met recht en reden: dat ze de mythe radicaal omkeert, is niet alleen geloofwaardig, het is in zijn radicaliteit de enige juiste visie.
| |
Tekorten
Rest de tweede vraag: Is Medea - Stemmen een goed boek? Ja en neen. Fascinerend is het proces van de verwording van een maatschappij die op een misdaad en op de ontkenning ervan is gegrondvest. Creon probeert zijn macht te bestendigen door zijn dochter te laten vermoorden en moet nadien de ware toedracht voor zijn onderdanen zien te verdoezelen. Wie toch op de hoogte is, wordt gedwongen de waarheid te verdringen. De grote meerderheid aanvaardt maar al te graag de leugens van het hof. Want de waarheid stelt haar eisen en die zijn niet zelden afschrikwekkend. In het uiterste geval kan de waarheid je het leven kosten. Er zijn weinig schrijvers die zo door het thema van het juiste handelen zijn gegrepen als Christa Wolf. Zoals in andere boeken toont zij ook nu weer het hele scala van mogelijke houdingen tegenover de - in dit geval - officieel verboden waarheid: van grove, bewuste ontkenning, over allerlei rationalisaties tot de uitzonderlijke trouw
| |
| |
aan de waarheid. In dat opzicht is Medea boeiend én actueel. Het oprechte/ onoprechte Wir haben es nicht gewußt is nooit veraf, ook niet nu het DDR-verleden op de een of andere manier moet worden verwerkt. Daar valt met betrekking tot Wolf straks nog wat over te zeggen.
Toch vertoont dit boek enkele tekorten. Wolf wil een mythe ‘ontmythologiseren’, maar slaagt daar niet in, omdat haar Medea niet geloofwaardig is. Ze is intelligent, goedhartig, integer, moedig en wijs, en bovendien temperamentvol en mooi. Ze is in alle opzichten superieur, en toch vertoont het ideaalbeeld enkele barstjes, maar die maken haar niet menselijker. Ze kloppen eigenlijk gewoon niet. Het lijkt er eerder op dat Wolf met haar Medea eerder een nieuwe mythe in het leven roept.
Ook de andere karakters kunnen niet echt overtuigen. Christa Wolf doet haar verhaal vanuit zes verschillende standpunten. Zes betrokkenen vertellen beurtelings hun subjectief gekleurde stukje verhaal, telkens in een innerlijke monoloog. Geen enkele stem klinkt echt overtuigend, behalve die van Medea zelf en, opvallend genoeg, die van Leucon, tweede raadgever van koning Creon. Als Jason zich b.v. herinnert hoe hij Medea van het doel van hun reis vertelde, klinkt hij erg ironisch. Die ironie is misplaatst. Alleen Medea zelf zou bij de herinnering aan dat voorval ironisch kunnen zijn. De ambitieuze, wankelmoedige en qua inzicht beperkte Jason, zoals Wolf hem toch tekent, is eenvoudig niet tot ironie en al helemaal niet tot zelfironie in staat. Het is merkwaardig dat Wolf hier faalt. De innerlijke monoloog is haar stijlmiddel bij uitstek. In vorige boeken was alleen de protagoniste aan het woord, aan wie Wolf zich steevast tot op zekere hoogte verwant voelde. In dit boek dwingt ze zichzelf tot identificatie met contrasterende karakters en dat lukt haar niet te best. De stem van Medea klinkt er altijd door.
Een derde tekort is de al te opzichtige tegenstelling Colchis-Corinthe, als model voor de tegenstelling Oost-West, communisme-kapitalisme. Corinthe is b.v. bezeten van hebzucht, terwijl de Colchiërs bezield werden door ‘oeroude legenden’ over ‘rechtvaardige koninginnen en koningen’ en ‘mensen die eendrachtig met elkaar leefden en onder wie het bezit zo gelijkmatig verdeeld was dat niemand een ander benijdde of het voorzien had op diens bezit’. Het was een wensdroom die ‘ons Kolchiërs zo tastbaar voor ogen stond dat we ons leven daaraan afmaten’.
Dergelijke clichés verraden een gebrek aan sereniteit, rancune misschien, en dat heeft dan alles met de actualiteit te maken. Het is moeilijk je evenwicht te bewaren als je opeens, na vrijwel unanieme bijval, een storm van vaak zeer persoonlijke kritiek te verduren krijgt. Maar de ontgoocheling bij het publiek was dan ook groot: men had Wolf zo lang bewonderd om haar integriteit en moed en nu bleek dat die bewondering misplaatst was.
| |
Nadenken over Christa T.
Er zijn verschillende ontluisterende dingen over Wolf te vertellen. Eén ervan maakte ze zelf bekend: begin 1993 bekende ze dat ze in Stasi-dossiers omschreven werd als een ‘informeel medewerker’. Met haar onthulling was ze de officiële bekendmaking overigens maar net voor... Haar
| |
| |
toelichting deed menigeen de wenkbrauwen fronsen: het was een klassiek geval van verdringing, zei ze. Pas door het lezen van die dossiers had ze zich dat stukje verleden weer herinnerd. Hoewel bleek dat Wolf niemand in moeilijkheden had gebracht, kreeg ze pers en publiek over zich heen. Herhaaldelijk deed ze de emoties nog hoger oplaaien. Bijvoorbeeld met de publicatie van Auf dem Weg nach Tabou: daarin lees je hoe ze in 1989, net voor de val van de Muur, een publiek pleidooi hield voor een tweede socialistisch experiment. Tegenwoordig noemt ze zich een slachtoffer van het regime, en ook met die onhandige koerswijziging maakt ze zich vijanden.
Vele Duitsers hebben moeite met Wolfs dubbelzinnige houding, haar geschipper, haar onhandige verklaringen. Een schrijfster die in haar boeken zo vasthoudend aan zelfonderzoek doet, die zo naar het goede en juiste streeft, een schrijfster die we zo bewonderden, en dan dit!
Maar het is al gezegd: wie van Wolf een standbeeld van integriteit heeft gebeiteld, heeft haar boeken niet goed gelezen.
| |
Zelfbedrog
Christa Wolf heeft een goede neus voor de enorme vaardigheid van mensen zichzelf om de tuin te leiden. Oorzaken van zelfbedrog zijn angst, berekening, opportunisme, lafheid, gemakzucht, geestelijke luiheid, noem maar op. Zelfbedrog is daarbij zelden een bewust proces. Zelfs wie oprecht en gedreven ‘in de waarheid poogt te leven’, ontkomt er bijna niet aan. Wolf ontmaskert het onschuldig/schuldige zelfbedrog waar het maar opduikt, en toch is er een blinde vlek op haar netvlies. Vreemd dat zovelen alleen het eerste en niet het tweede hebben gezien.
Een voorbeeld uit Kassandra: Cassandra worstelt met het dilemma: loyaal zijn tegenover haar vader en dus ook tegenover diens beleid, of trouw zijn aan haar eigen overtuiging en stelling nemen. Ze weifelt. Ze schippert. De zieneres die zoveel doorziet, weet niet wat te doen: ‘[...] ik werkte mee aan de ceremoniën zoals mijn ambt het mij voorschreef, handelingen, gebaren, woorden zonder betekenis [...] Ik lag wakker met de martelende vraag of hij (Aeneas) mij op één lijn plaatste met Herophile, de oude, verstokte opperpriesteres. Ik somde voor mezelf - en hem - op wat de verschillen tussen haar en mij waren. Toen stond ik versteld: voor een buitenstaander was het heel weinig. Het verschil, waarop ik me zo liet voorstaan, bleef beperkt tot mijn innerlijk voorbehoud’ Dit is een opmerkelijke passus, waarin Wolf pijnlijk duidelijk in haar wankelmoedige hart laat kijken. Kassandra werd in DDR-tijden geschreven, toen Wolf ondanks haar kritische opstelling (een zeker voorbehoud!) het paradepaardje van de Oost-Duitse literatuur was.
En een voorbeeld uit Medea. De stem die nog het meest authentiek klinkt, is die van Leucon, tweede raadgever van koning Creon. Leucon kijkt de verwording van Corinthe aan, trekt zich terug in de toren, vanwaar hij de sterren observeert, en doet niets. Hij benijdt Medea omdat ‘zij, het onschuldige slachtoffer, vrij was van innerlijke tweestrijd [...] Ook ik heb niets gedaan om haar te redden’. Het lijkt er sterk op dat Leucon Wolfs alter ego is en Medea veeleer een soort ideaalbeeld. Maar zelfs Me- | |
| |
dea glijdt af en toe uit met uitspraken als: ‘Is het een troost [...] dat het geweten zinloos wordt wanneer je met dezelfde uitspraak, met dezelfde handeling, kunt verraden of redden? Er is geen grondslag meer waarop het geweten kan rusten’. Dat is geen erg heldere redenering; troebel door de poging tot zelfrechtvaardiging.
In het onverbloemd autobiografische Patronen van een jeugd staat: ‘Tegenwoordig weet je dat het oprechte woord niet bestaat in het tijdperk van de argwaan, omdat de oprechte spreker aangewezen is op degene die oprecht wil luisteren’.
Het zijn doorzichtige rationalisaties, haast vertwijfelde pogingen tot zelfrechtvaardiging. Geplaagd door het vermoeden dat ze te veel concessies deed, bleef Christa Wolf voortdurend worstelen met een bezwaard geweten, op zoek naar een waarachtiger leven, op zoek ook naar een beetje innerlijke rust, en daarom heel af en toe haar toevlucht nemend tot praatjes voor de vaak. In die worstelingen kunnen wij ons allen herkennen, want het is weinigen gegeven zelfs in minder moeilijke omstandigheden géén concessies te doen ten koste van de waarheid. Het is precies die herkenning en natuurlijk ook Wolfs talent die maken dat haar boeken, ook haar Medea, letterlijk indrukwekkend zijn. Ze blijven de lezer lange tijd bij.
□ Hugo Quintiens
Christa Wolf, Medea - Stemmen, Van Gennep, Amsterdam, 1996, 194 blz., 798 fr.
|
|