Streven. Jaargang 64
(1997)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Paul Pelckmans
| |
[pagina 39]
| |
Vanzelfsprekend waren er al vlug critici die vermoedden dat Tournier zodoende van de nood een deugd maakte. Wie imposante constructies zoals Le roi des aulnes vergelijkt met de losse flodders waar we het de laatste jaren mee moeten stellen, vraagt zich af of de auteur, die opmerkelijk laat, op zijn vierenveertigste, debuteerde, misschien ook vroeg uitgeschreven was. Bij de rentrée van 1996 publiceerde hij eindelijk weer een wat langere tekst - waarbij ik meteen aanteken dat Eléazar ou la source et le buissonGa naar eind[5], met zijn honderdveertig pagina's, hoe dan ook beduidend kort blijft. | |
Herkenbaar verledenDe jongste roman vertelt het eveneens korte leven van een negentiende-eeuwse Ier, Eleazar O'Braid, die na een korte tijd als schaapherder via een studiebeurs de kans krijgt om dominee te worden. Een paar jaar na zijn huwelijk begaat hij, quasi ongewild, een moord; hij wordt er overigens niet om vervolgd, omdat iedereen achteraf gelooft dat het slachtoffer gewoon verongelukt was. Als, enkele maanden later, de bekende aardappelenplaag in Ierland voor hongersnood en cholera zorgt, besluit de jonge dominee, zoals duizenden anderen, met zijn kleine gezin te emigreren. Hij belandt in Virginia en beslist verder te trekken naar Californië, op dat moment nog net geen goudland, maar wel aanlokkelijk door zijn milde klimaat en vruchtbare grond. De reis blijkt uiteindelijk te zwaar voor zijn zwakke gezondheid; zijn dood wordt geen absolute catastrofe omdat het gezin onderweg een reisgezel gevonden heeft, die vrouw en kinderen veilig ter bestemming zal brengen. Het had de eenvoudige plot kunnen worden van een kleurige historische roman over de hongerjaren in Ierland en de tribulaties van de trek naar het westen. Tournier vertelt uitvoerig over de onmenselijke levensvoorwaarden in de schepen die de migranten met honderden tegelijk naar Amerika overbrachten. Eleazar sluit zich voor de verdere tocht naar Californië eerst aan bij een karavaan en besluit na een week liever met zijn gezin alleen verder te reizen; dat is dan typisch de manier waarop een handig romancier de kans ziet om twee varianten van de grote trek na te vertellen. Op de tocht alleen ontmoet het gezin de voor-de-hand-liggende indianen en Mexicaanse struikrovers; het blijft, in dit korte bestek, wel telkens bij één confrontatie. Die historische achtergronden zijn, hoe gretig verteld ook, duidelijk niet de hoofdinzet van het verhaal. Van een romancier die graag met tradities speelt, had men verwacht dat hij ook met deze stof, sinds Fenimore Cooper en Karl May literair gemeengoed, allerlei | |
[pagina 40]
| |
intertekstuele hoogstandjes zou opzetten. Tournier brengt alles integendeel verrassend ernstig. Het opperhoofd Koperen Slang spreekt de bloemrijk-stroeve taal die we uit honderden westerns kennen. De aanval van de struikrovers loopt uit op een sisser omdat één van hen af en toe vertederd terugdenkt aan zijn kinderjaren en aan het parochiekerkje waar hij in het koor zong; hij vindt die sfeer terug in het eenvoudige domineesgezinGa naar eind[6] en loopt dus op het cruciale moment over. Tournier vertelt de versleten stof zonder één knipoog. Hij zal, nu hij eindelijk weer eens een roman schreef, wellicht ook die voorspelbare ironie liever vermeden hebben. Zijn boek moet het hebben van een andere intertekst, die in casu alleszins een stuk onverwachter klinkt. Het bij alle avontuur onopvallende leven van Eleazar blijkt op allerlei manieren aan te sluiten bij de verrassende levensweg van Mozes. | |
MozesVan een doordeweekse migrant naar de protagonist van het boek Exodus is een hele sprong. Tournier had er, in een wereld waar politici zich verdacht gretig zorgen maken over het zogenaamde ‘vreemdelingenprobleem’, een intrigerend boek mee kunnen schrijven. Zijn voorlaatste meer omvangrijke werk, La goutte d'orGa naar eind[7], handelde al over de tribulaties van een Marokkaanse gastarbeider in Parijs. Het boek werd nogal ongunstig onthaald: de critici verweten Tournier dat hij zijn migrant verloren liet lopen in een esoterisch aandoend semiotisch debat over de waarde van tekens en die van afbeeldingen, dat mijlenver aflag van de dagdagelijkse zorgen die in zijn situatie meer voor de hand lagen. Achteraf gezien was het boek misschien juist grensverleggend omdat het zijn gastarbeider zo vanzelfsprekend afstemde op algemene problemen: heel wat goedbedoelde pleidooien werken onbeseft vervreemdend omdat ze hun gegadigden, ondanks of zelfs juist door hun eindeloze begrip, blijven opzadelen met hun specifieke kommer. Mozes kon bezwaarlijk model staan voor enige concrete oplossing in het migrantendebat: zijn exodus zou dan vooruitlopen op allerlei onverkwikkelijke suggesties m.b.t. een begeleide terugkeer! Intussen is het veelzeggend dat zijn voorbeeld in de nieuwe roman helemaal geen roeping opwekt. De jonge dominee is meer begaan met het fascinerende lot dan met de bijzondere opdracht van Mozes; dat lot blijkt zich, zonder dat Eleazar zich daar echt voor hoeft in te spannen, in zijn eigen leven te herhalen. Tournier suggereert geregeld dat de vele coïncidenties ergens mysterieus gepland waren; het | |
[pagina 41]
| |
blijft een eenmansmirakel zonder tekenwaarde, waar niemand enige boodschap aan heeft. Eleazar zelf apprecieert vooral dat die hoge gelijkenis zijn anderszins onbeduidende levensloop een bijzonder cachet geeft: ‘La grandiose aventure mosaïque agissait en grille de déchiffrement sur les médiocres accidents de sa propre vie’ (blz. 107). Het blijft hier inderdaad bij een avontuur in de volle betekenis van het woord, bij een verzameling van wonderfeiten en raadsels zonder reële samenhang, die Eleazar in zijn eigen leven herhaalt en zo ook beter gaat begrijpen. Verantwoordelijkheid voor de ellende in de eigen omgeving is er nauwelijks bij. De toevallige moord vlak voor de emigratie herinnert aan de eerste onbesuisde tussenkomst van Mozes, die, nog voor zijn roeping, in een gebaar van revolte een Egyptische slavendrijver neersloeg. Eleazar is egocentrischer: de wrede afstraffing die hij onderbreekt, herhaalt een scène uit zijn eigen jeugd, toen hij de getuchtigde was. Zijn reactie is tegelijk veel instinctiever, het heeft er bijna de schijn van dat zijn zware wandelstok zelfstandig het initiatief neemt. Tijdens de overvaart naar Amerika beijveren de domineese en haar dochter zich de zieke medereizigers - de cholera is mee aan boord gegaan - naar best vermogen bij te staan. De dominee is af en toe aan de beurt om, als de lijken 's morgens in zee geloosd worden, de laatste gebeden te lezen en houdt zich verder zoveel mogelijk afzijdig. Ook tijdens de verdere doortocht te voet ontdekt hij geen taak: als hij merkt dat er in de karavaan waarmee hij optrekt, onoorbare dingen gebeuren, weet hij enkel te bedenken dat hij beter alleen met zijn kleine gezin verderreist. Een goedbedoelende reisgenoot waarschuwt dat hij zo, voor zichzelf en de zijnen, een zekere dood tegemoet reist; de maning, die toch niet alleen zijn eigen leven geldt, vindt nauwelijks gehoor. | |
Bron en braambosEleazar herhaalt Mozes behalve zijn engagement. De exodus is een egotrip geworden, die voor de herhaler - maar alleen voor hem - een paar duistere punten opheldert. Het belangrijkste raadsel, dat Tournier trouwens aan een lange traditie ontleent, betreft het abrupte levenseinde van Mozes vlak voor de intrede in het Beloofde Land. De bijbel vertelt dat Jahwe zijn profeet strafte omdat hij, toen hij van Hem de opdracht kreeg water uit de rots van Meribah te slaan, aan het beloofde wonder getwijfeld had; het mirakel gebeurde uiteraard zoals aangekondigd, maar Mozes werd zwaar gestraft: | |
[pagina 42]
| |
‘Omdat ge Mij niet hebt geloofd, en Mij voor de ogen van de Israëlieten niet als heilig behandeld hebt, zult gij deze gemeente niet binnenleiden in het land dat Ik hun heb geschonken’ (Num. 20, 12). De episode past in een archaïsche voorstellingswereld, waar de middeleeuwse bijbeluitleggers het al moeilijk mee hadden. Tournier geeft er een eigen duiding aan, op grond van de tegenstelling tussen bron en braambos, die, in zijn visie, de hele levensweg van Mozes structureert. Mozes was als vondeling uit het water gered en werd later geroepen door het Brandende Braambos; ook het verbond op de Sinaï is makkelijk te beschrijven als een vuurdoop. Het volk had minder belangstelling voor dergelijke verzengende avonturen - en vroeg liever om water, de gemakkelijke overvloed van rijkelijk geirrigeerde landerijen. Mozes moest dus voortdurend schipperen tussen de prozaïsche verlangens van zijn volgelingen en de hoge uitnodiging waar ze eigenlijk niet om gaven. Zijn dilemma wordt opgelost als het volk, en nog wel via de Jordaan, toegang krijgt tot het land dat overvloeit van melk en honing; Mozes is intussen opgespaard voor een mystieke tête-à-tête op de laatste berg van de woestijntocht, dat hij niet zal overleven. Tournier zal als eerste beseft hebben dat hij een eigengereide constructie opzet, die bijvoorbeeld geen rekening houdt met het evidente gegeven dat de bijbelse Mozes zelf zijn uitsluiting uit het Beloofde Land overduidelijk als een straf en niet als een bijzondere uitverkiezing ervaart. De hier gebrachte visie - een interpretatie kan men het moeilijk noemen - heeft anno 1996 wel het voordeel dat ze, door allerlei bekende episodes in een onverwacht verband te plaatsen, tegelijk verrassend en diepzinnig klinkt. We mogen aannemen dat Tournier zijn Nederlandse vertaler zal benijden omdat die het verhaal over bron en braambos zelfs allitererend zal kunnen brengen. Als we naar de inhoud van de antinomie kijken, valt het op dat de waterkant vlot ingevuld wordt met alle gemakken van een comfortabel prozaïsme; de voordelen van de opperste dialoog aan de kant van het vuur zijn minder evident. We vernemen eigenlijk alleen dat water altijd naar beneden stroomt terwijl vuur een eenzame hoogte haalt, een uitdaging waar Mozes kennelijk wel voor voelt, maar waar zijn volk zich liever buiten houdt. Het ligt voor de hand onder dit orakelachtige contrast opnieuw de persoonlijke trips en de erbij horende onverschilligheid voor de triviale zorgen van de medemens te herkennen. Eleazar begrijpt een en ander definitief als hij, op een verloren plek in de Middle West, op zijn beurt bij een uigedroogd braambos mediteert; hij is redelijk genoeg om niet te verwachten dat het voor | |
[pagina 43]
| |
zijn ogen zal ontbranden. Als hij terugkeert naar zijn gezin, is hij een ander mens geworden. Dat was ook voor Mozes al het geval geweest; alleen suggereert de verwoording hier dat de tot dan toe dierbaren voortaan veel minder meetellen: ‘Toen hij terugkeerde naar het kamp, de twee huifkarren en zijn gezin, had hij een andere kijk op de mensen en de dingen die tot dan zijn hele leven geweest waren’ (blz. 112). De verdere overpeinzingen van Eleazar, die we niet meer te horen krijgen, worden beschreven als lange monologen, die ook voor zijn gezinsleden onbegrijpelijk blijven en waarvan ze enkel vermoeden, wegens de plechtige toon, dat het om bijbelcitaten gaat. Op de grens van Californië voelt Eleazar dat zijn laatste krachten hem begeven en vertrouwt hij zijn gezin toe aan de bekeerde struikrover die hun reisgezel geworden is. De man heet José en is dus een ideale Jozua! Wie kritisch leest, merkt daarbij op dat de stervende vlot van vertrouwen is; hij ziet er kennelijk ook geen been in de uitverkorene, zonder een woord van uitleg, met de minder sublieme keuze op te zadelen: tu choisiras la source (blz. 139!). Het dictaat bewijst een laatste keer hoe de medemensen hier enkel figuranten zijn. | |
KicksDe oorspronkelijke boodschap uit het Braambos klonk bepaald anders: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en zijn noodkreten om zijn verdrukkers gehoord. Waarachtig, zijn lijden is mij bekend! Daarom ben ik neergedaald...’ (Ex. 3, 7-8). Tournier herneemt het oude verhaal in een context waar duidelijk veel ‘ellende’ voorhanden is; zijn hoofdpersoon is er, op een zeldzaam moment van medeleven na, niet echt mee begaan. De voortdurende verwijzing naar Mozes, die juist een prototype van het ‘westers’ engagement mag heten, onderstreept ongewild dat we hier integendeel te maken krijgen met het ongeïnteresseerde, op zijn dromen en bevliegingen teruggevallen individu dat we in de postmoderne fictie maar al te vaak ontmoeten. Over de culturele verschuivingen die dat type op de voorgrond brachten, hoeven we het hier niet te hebben. Tournier schreef duidelijk geen verkenning van de nieuwe ongeïnteresseerdheid. Ze is eerder een evidente vooronderstelling van zijn verhaal, een levens- | |
[pagina 44]
| |
houding waar zijn tekst geen vragen bij stelt, omdat hij erop inspeelt. Zoals bekend gaat het uit elk breder verband losgekoppelde individu, dat we allemaal wel eens zijn, zich vlot vervelen; nu alles eindelijk mag en niets meer moet, ontdekken we dat een bestaan zonder consistente verplichtingen al vlug hopeloos futiel wordt. Trendsetters als Milan Kundera geven de raad die lichtheid te ‘dragen’. De recente cultuursociologie onderstreept eerder dat dit superieure gemak niet aan iedereen gegeven is en dat het doorsnee-postmoderne subject, bij gebrek aan motiverende kaders, maar al te vaak van de ene kick naar de andere holt. Het paradoxale resultaat is dat het daarmee gedoemd is tot een veel uitputtender dooltocht dan zijn traditionele plichten hem ooit oplegden. De gelijkenissen met Mozes en de andere diepe inzichten die Eleazar tijdens zijn verre reis ontdekt, zijn typisch dergelijke kicks, geladen momenten die verder nergens toe leiden en die bij nader toezien trouwens vrijblijvend of willekeurig uitvallen. Mozes was een man van twee culturen, een Egyptisch opgevoede jood; Eleazar herkent die dubbele verankering in zijn eigen ‘condition hybride de protestant en pays catholique’ (blz. 107), in zijn situatie van protestantse Ier die buiten de viscerale tradities van zijn Eiland der Heiligen moest opgroeien. De associatie tussen de aardappelpest en cholera en de tien plagen van Egypte lag voor de hand; het verschil is dat niemand in welke zin dan ook probeert Eleazars vertrek te beletten! Dat de veertig dagen van de overvaart naar Virginia overeenstemmen met de tijd die Mozes ‘zonder brood te eten of water te drinken’ (Deut, IX:9) op de Sinaï doorbracht, is weinig meer dan een toevalstreffer; het is tekenend voor het individualisme van de dominee dat hij ze geen enkel moment in verband brengt met de eveneens veertig jaren dat het hele volk in de woestijn rondtrok. Er is ook regelmatig sprake van de staf, die Mozes, om Farao van zijn zending te overtuigen, soms in een slang veranderde. Eleazar steunt zijnerzijds op een imposant familiestuk met een geschubde stok en een knop in de vorm van een slangenkop. Metamorfoses over en weer zijn er niet bij, maar Eleazar heeft dan ook geen zending te bewijzen. Het blijft bij oppervlakkige gelijkenissen, die alleen door hun accidentele letterlijkheid frappant klinken. Eleazar komt al vlug tot de overtuiging dat zijn reis naar Amerika ‘ce qu'on appelle communément un voyage initiatique’ (blz. 68) is. Het oude woord betekent voor hem dat hij alle dagen iets nieuws ontdektGa naar eind[8]; in de traditionele inwijding ging het erom geleidelijk, via gerichte en begeleide inspanningen, tot een centrale wijsheid door te dringen. Eleazar hoeft zich nergens voor in te spannen en ondekt, naast de analogieën met | |
[pagina 45]
| |
Mozes, elementen van een bredere visie; ze passen in geen enkele legpuzzel en blijken, voor wie ook daar nader toeziet, fundamenteel willekeurig. Koperen Slang weet te vertellen dat de indianen met pijl en boog jagen terwijl de blanken kogels afschieten. De eersten komen vlakbij hun prooien en leven dus in symbiose met hun wolven, bizons en bevers; de blanke staat buiten die harmonie, die hij vanop en door zijn afstand verstoort. Eleazar zelf droomt ervan in Californië... vegetariër te worden; dat moet dan passen in een archetypisch contrast tussen de nomade en de landbouwer - alsof de boeren nooit hun vee slachtten. De lezer krijgt weinig tijd om er kritisch over na te denken. We beluisteren de hele tirade samen met José, die dan nog een bandiet is en het domineesgezin komt bespioneren. De familie zit rond haar bescheiden kampvuur; de spion is zo onder de indruk dat de wijze woorden, ‘ces paroles de paix et de grandeur’ (blz. 120), voor hem quasi rechtstreeks uit het vuur lijken te komen. De toekomstige Jozua krijgt zijn boodschap uit het BraambosGa naar eind[9]. Ze blijft even onvermijdelijk een kick: eens bij het kleine reisgezelschap aangesloten, neemt de bekeerling de praktische leiding, wat onder andere betekent dat hij konijnen stroopt en één keer een everzwijn neerlegt. | |
CoraIk stel me voor dat sommige van mijn lezers dit alles rijkelijk sarcastisch beginnen te vinden - en het is misschien ook wel het probleem dat ik de hele Eleazar de voorbije dagen een paar keer na elkaar doorgelezen heb. Echt diepzinnige teksten worden daar alleen mooier van; in casu valt het telkens sterker op dat de intense momenten en de wijze woorden die we hier voortdurend meemaken, elkaar zonder veel verband opvolgen en dikwijls nogal opgeklopt klinken. Eleazar leeft van de ene verrassing naar de andere - en heeft duidelijk niet veel meer nodig; zijn roman blijkt, als men het kunst- en vliegwerk leert doorzien, een zoveelste, ditmaal verhuld fragmentenboek. In het eerste hoofdstuk vernemen we dat de hoofdfiguur als jonge herdersknaap niet bang was voor de dood: kinderen en grijsaards hebben het daar niet moeilijk mee, omdat ze leven ‘sans attaches à la surface de l'existence (blz. 12)Ga naar eind[10] en hun losse banden dan ook pijnloos verbreken. Die eerste diepe uitspraak is meteen een exacte plaatsbepaling - in de onmiddellijke omgeving van Kundera's lichtheid. Mijmeringen uit de Romantiek over de verborgen rijkdom van de kinderziel geven de kans die lichtheid te onderbouwen met gewichtige geheimen: wat uit een kindermond komt, is | |
[pagina 46]
| |
makkelijk te verkopen als waarheid. De dominee reist dus met zijn twee jonge kinderen; dochter CoraGa naar eind[11] blijkt quasi mediamiek begaafd en komt slag om slinger onverwacht uit de hoek. De eerste paragraaf over haar bijzondere gave brengt twee hoogstandjes die, behalve hun bizarrerie, ook een stuk versmalling gemeen hebben. Eleazar citeert het bekende aforisme van Pascal over de neus van Cleopatra, die, als hij wat langer was geweest, la face du monde zou hebben veranderd; Cora tekent daarbij aan dat Cleopatra's eigen gezicht er dan ook anders uitgezien had. Tijdens een catecheseles over het Laatste Avondmaal stelt ze als enige een vraag die weer eens geen acht slaat op de omstanders die bij het gebeuren betrokken waren: de apostelen interesseerden haar minder, ze wilde vooral weten of Jezus ook zelf van zijn eigen vlees en bloed communiceerde? In het verdere verloop speelt ze vaak een doorslaggevende rol, die het geheel een stuk mysterieuzer maakt. Vlak voor het grote vertrek tekent ze thuis een driemaster, die de hele familie achteraf, tot ieders verrassing, in de haven van Cork herkent. De verrassing bepaalt meteen hun reisdoel, want Eleazar had nog niet beslist waarheen hij wilde emigreren. Op een morgen tijdens de doortocht ontdekken de reizigers dat een nachtelijke schutter een pijl in het zeil van hun huifkar geschoten heeft. Cora weet, zonder aanwijsbare reden, dat het ‘une bonne flèche’ is. Achteraf blijkt dat ze ongewild in een indiaans ritueel terechtgekomen zijn: de schutter mikte op het midden van de maan, die de pijl soms aan een gunsteling terugbezorgt. Het wordt, als de indianen van Koperen Slang de huifkar aanvallen, een ideaal vrijgeleide. Wat later is Cora de enige die vermoedt dat de plots opgedoken reisgezel José een dubieus verleden heeft: ze heeft van de hond vernomen (!) dat hij tevoren met rovers optrok - en beseft merkwaardigerwijze niet dat hij zich intussen bekeerd heeft. De diverse peripetieën hadden makkelijk prozaïscher kunnen geregeld worden. Tournier vertelt liever wonderen, die achteraf keer op keer onmiddellijk vergeten worden. In het laatste hoofdstuk sterft Eleazar op de drempel van zijn Beloofde land Californië. Hoewel hij dan een volwassen man is, verloopt alles met de vlotheid die in de eerste paragrafen voor kinderen en ouderlingen voorbehouden leek: dat ligt welbeschouwd voor de hand omdat ook hij uiteindelijk weinig banden moet verbreken. De laatste kick is voor zijn vijfjarige zoontje Benjamin, die in de slotparagraaf op zijn lievelingspaard Gus eindelijk Californië binnenrijdt. |
|