Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 990]
| |||||||||||||
Erik Faucompret
| |||||||||||||
[pagina 991]
| |||||||||||||
gevoelens mag men niet onderschatten. Deze evolutie wil ik proberen te verklaren. Ik besteed eerst aandacht aan de wijze waarop het Russisch buitenlands beleid tot stand komt. Nadien bestudeer ik de relatie tussen Rusland en het nabije buitenland (de ex-USSR-republieken), Azië, en het Westen. | |||||||||||||
Formulering van buitenlandse politiekOnder het communisme waren er geen autonome economische, politieke of culturele subsystemen. Het bestuurs- en partijapparaat waren verantwoordelijk voor de economie. Ideologie en cultuur werden gereguleerd door de staat. Hervormingen op één vlak (Hongarije in 1956, Tsjechoslovakije in 1968 en Polen in 1980) bedreigden de hele staatsconstructie en werden daarom in de kiem gesmoord. Innovatie moest een kwantitatieve toename van de industriële productie mogelijk maken. Kwalitatieve veranderingen waren niet belangrijk. Met het aan de macht komen van Gorbatsjov verandert deze visie. Economische hervormingen zijn niet mogelijk zonder een wijziging van de ideologische basis van het regime. Perestrojka en glasnost gaan samen. Uiteindelijk verdwijnt het systeem van staatssocialisme dat de Russische samenleving meer dan 70 jaar in zijn greep heeft gehoudenGa naar eind[2]. Dezelfde evolutie kan men vaststellen op het vlak van de buitenlandse politiek. In de USSR formuleerde de Communistische Partij de buitenlandse politiek. Er was één machtscentrum dat informatie vergaarde, besluiten trof en de uitvoering controleerde. Het partijapparaat verdeelde de macht tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Defensie en de Binnenlandse Veiligheid. Na de ontbinding van de USSR is het machtsevenwicht verstoord. KGB-verantwoordelijken en legerofficieren werkten mee aan de (mislukte) staatsgreep van augustus 1991. Zij verdwijnen van het politiek toneel. De strijdkrachten worden hervormd: pas in mei 1992 is er een zelfstandig Russisch leger. De minister van Buitenlandse Zaken erft zo goed als heel het takenpakket van de Communistische Partij, het vroegere machtscentrum. De president komt zelf rechtstreeks tussen in het besluitvormingsproces, maar zowel hij als de minister van Buitenlandse Zaken missen de informatie en de organisatorische mankracht van de Communistische Partij. Teneinde zijn machtspositie te verstevigen creëert Jeltsin de Presidentiële Veiligheidsraad. De Veiligheidsraad dient als tegengewicht voor het Federale Parlement (Raad van de Federatie en Doema). Dit laatste werkt Jeltsins binnenlandse hervormingen tegen. Op het vlak van de buitenlandse politiek wordt de president ertoe aangezet een nationalistischer beleid te voeren. Krachtens de grondwet van december 1993 kan het Federale | |||||||||||||
[pagina 992]
| |||||||||||||
Parlement de regering ter verantwoording roepen. Het moet ook internationale verdragen bekrachtigen. Al bij al heeft het Parlement niet zoveel invloed uitgeoefend: alleen in uitzonderlijke omstandigheden wordt met zijn adviezen rekening gehouden. Dat is b.v. het geval wanneer de NAVO het zogenaamde Partnership for Peace-akkoord voorstelt. Jeltsin aanvaardt de amendementen van de Doema in ruil voor steun aan zijn binnenlands hervormingsbeleid (het zgn. Burgerschapakkoord). In maart 1996 tracht de Doema het Gemenebest-verdrag te kelderen. Met als gevolg dat het akkoord tussen Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan en Kirgizië sneller dan verwacht tot stand komt. Wat geldt voor het Unieverdrag, geldt ook voor andere wetsvoorstellen: het Parlement zoekt het conflict met de regering, werkt in op de duur van de onderhandelingen, maar zelden op de inhoud van de besluitvorming inzake buitenlandse politiek. Noch het Parlement noch de Veiligheidsraad zijn centrale controleorganen. Binnen de regering is er geen ideologische eensgezindheid. Dat geeft de oppositie vrij spel. Volgens haar is Jeltsins strategie - de snelle integratie van het democratische Rusland in de wereldeconomie - mislukt. Betere betrekkingen met het Westen staan haaks op het Russisch nationaal belang. Het Westen lanceert geen Marshallplan om Rusland te helpen. Integendeel: de hulp bestaat uit een reeks van beperkte projecten, zonder veel samenhang en gebonden aan voorwaarden die Moscou niet kan vervullen. Indien financiële steun wordt verstrekt, dan ondervindt de massa daar weinig van. Zodra Rusland het Westen militair niet meer bedreigt, verliest het aan betekenis. Conclusie: Rusland mag niet ontwapenen en moet de rivaal van het Westen blijven (o.a. op de internationale markten van grondstoffen, bewapening en ruimtetechnologie). Rusland mag niet langer vroegere bondgenoten (Irak, Klein-Joegoslavië, Noord-Korea, Vietnam, Cuba) in de kou laten staan: dat schaadt zowel zijn politieke als zijn commerciële belangen. Zhirinovsky (de zgn. Liberale Democratische Partij van Rusland) en Zhuganov (de Communistische Partij van de Russische Federatie) beklemtonen de buitenlandse politiek omdat ze voor binnenlandse problemen geen alternatieve oplossingen hebben. De regering maakt het de oppositie in zekere zin gemakkelijk. Dwingt Kozyrev het Westen niet tot hulpverlening omdat Rusland anders een meer nationalistisch beleid zou voeren? Zhirinovsky's electorale overwinning van december 1993 wordt door velen geïnterpreteerd als een triomf van het extreem nationalisme. Als gevolg van die overwinning ziet Jeltsin zich genoodzaakt steun te verwerven voor het binnenlands hervormingsbeleid bij de centrumoppositie, de middenstand en de industriële elite. Hij moet daarvoor een prijs betalen: een hardere buitenlandse politiek. Kozyrevs | |||||||||||||
[pagina 993]
| |||||||||||||
progressief westers beleid moet het ontgelden. Een deel van de bevoegdheden van de minister van Buitenlandse Zaken wordt overgeheveld naar de Veiligheidsraad. De oude Nomenklatura wordt in ere hersteld. Viktor Tsjernomyrdin, de vertegenwoordiger van de industriële elite, wordt eerste minister. Oleg Soskovets, die nauwe banden heeft met het militair-industrieel complex, wordt vice-eerste minister. Regionale leiders krijgen meer bevoegdheid. Kozyrev moet het veld ruimen. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Yevgeny Primakov, vertolkt de mening van de oppositie. De NAVO wordt bekritiseerd voor de acties in Joegoslavië; de GOS-staten moeten meegaander worden. Het besluitvormingsproces komt opnieuw in handen van een kleine groep rond Jeltsin (de collectieve Raspoetins)Ga naar eind[3]. Tsjetsjenië biedt daarvan een goede illustratie: de viceminister van Defensie, Boris Gromov, beweert in januari 1995 dat noch hij, noch zijn staf op de hoogte waren geweest van de voorbereidingen. Bepaalde generaals zien blijkbaar militair avonturisme als het enige middel om politiek te overleven... Begin 1993 slaagt Jeltsin erin een nieuwe consensus te bewerkstelligen over het buitenlands beleid: speciale relatie met het nabije buitenland, samenwerking met het Westen, betere profilering van Rusland als supermacht. Met succes: een jaar later slinkt Zhirinovsky's aanhang met de helft. De winst gaat echter niet naar de regeringspartij maar naar de Communisten, die met 23% van de stemmen de grootste partij worden. Over de relatie met het Westen heeft Zhuganov geen uitgesproken mening. De Russische buitenlandse belangen vallen niet samen met die van het Westen. Het dichtst bij Jeltsin staat Yavlinsky's Yablokopartij, die binnenlands hervormingsbeleid koppelt aan pragmatisch nationalisme. Rusland moet opnieuw een supermacht worden, vooral in relatie met het nabije buitenland. Sinds de lente 1994 opteert Jeltsin voor dit pragmatisch nationalisme. Het Westen is niet langer een geprivilegieerd gesprekspartner: met het Westen is er competitieve samenwerkingGa naar eind[4]. In de betrekkingen tussen Rusland en het GOS, Azië en de NAVO wordt deze evolutie duidelijk. | |||||||||||||
Rusland en het GOSGedurende de eerste twee jaren van zijn bewind besteedt Jeltsin nauwelijks aandacht aan het nabije buitenland. Rusland is bekommerd om zijn rol in de wereldpolitiek en om goede relaties met het Westen. Dat verandert vanaf einde 1992, en nog meer na de mislukte coup van oktober 1993. De Russische publieke opinie aanvaardt met moeite het verdwijnen van de USSR. De Russische Federatie beschikt over 80% van het territorium van de USSR, maar slechts over de helft van de bevolking en de helft van het BNP. De regering stelt het GOS voor als een volwaar- | |||||||||||||
[pagina 994]
| |||||||||||||
dig alternatief. Volgens Sergei Stankevich, tot voor kort de belangrijkste politiek adviseur van de president, moet Rusland in zijn buitenlands beleid voorrang geven aan het GOSGa naar eind[5]. Volgende beginselen zijn daarbij leidinggevend:
Noch internationale grenzen noch onafhankelijkheidsverklaringen beletten dat er talrijke banden blijven bestaan tussen de republieken van de voormalige Sovjet-Unie. Hun economieën zijn complementair. Ongeveer de helft van de buitenlandse handel gaat naar de andere republieken. Voor Rusland ligt dat cijfer rond de 20%. Moscou beheerst de toevoer van aardolie en aardgas. Nieuwe onderhandelingen over de schulden van de GOS-staten geven Rusland de mogelijkheid concessies te eisen, zoals het eigendomsrecht op pijpleidingen en raffinaderijen. Toch heeft een aantal van die staten zich voor handel, investeringen en hulp ook op buurlanden georiënteerd (China, Turkije en de Arabische wereld). De Centraal-Aziatische staten en Azerbeidzjan zijn toegetreden tot de door Iran, Pakistan en Turkije gestichte Organisatie voor Economische Samenwerking. Sommige republieken kloppen aan bij het Westen, vooral de VS. Ook voor de veiligheid wordt voor andere landen dan Rusland gekozen. De Baltische staten en Oekraïne willen speciale betrekkingen met de NAVO. Wit-Rusland voelt meer voor een neutraliteitszone met Oost- en Centraal-Europa. In zijn strijd tegen Armenië zoekt Azerbeidzjan toenadering tot Iran en Turkije. Vijfentwintig miljoen Russen bevinden zich buiten de grenzen van hun staat. De Russische regering vreest ongecontroleerde migratiestromen. Volgens schattingen zullen ongeveer zes miljoen Russen binnen de eerste twee jaar naar hun land terugkerenGa naar eind[6]. In de USSR werden minderheden gerussificeerd. In de nieuwe staten dreigt mutatis mutandis hetzelfde te gebeuren. In de Baltische en andere republieken worden etnische Russen gediscrimineerd op het vlak van tewerkstelling, scholing en huisvesting. Rusland dreigt ermee zijn troepen niet terug te trekken uit Estland en Letland indien de discriminatie aanhoudt. In Moldavië | |||||||||||||
[pagina 995]
| |||||||||||||
(dat aanvankelijk aansluiting bij Roemenië nastreefde) en de Krim (dat sinds 1954 behoort tot Oekraïne) willen de Russen een eigen staat uitroepenGa naar eind[7]. Tussen Rusland en Oekraïne breekt een conflict uit over het bezit van nucleaire wapens, de toekomst van de Zwarte-Zee-vloot en de stad Sebastopol. (In het akkoord van Massandra van september 1993 werden de belangrijkste Russische eisen ingewilligd). Er zijn etnische spanningen en stammenoorlogen tussen communisten en nationalisten in Georgië, Tadzjikistan en Azerbeidzjan, maar ook politieke conflicten, zoals tussen Shevardnadze en Gamsakhurdia in Georgië. Loyale GOS-staten krijgen militaire en economische steun. Georgië treedt toe tot het GOS nadat Russische troepen de president ter hulp zijn gekomen. Moldavië wordt lid van het GOS nadat Rusland ermee gedreigd heeft de invoer van landbouwgewassen stop te zetten. Alle interventies brengen minder nationalistische en meer pro-Russische regeringen aan de macht (Brazauskas in Litouwen, Shevardnadze in Georgië, Aliyev in Azerbeidzjan)Ga naar eind[8]. De resultaten daarvan zijn weldra zichtbaar. Kazachstan, Oekraïne en Wit-Rusland tekenen onder Russische druk het Non-Proliferatieverdrag. Rusland sluit met vier van de vijf Centraal-Aziatische republieken bilaterale verdragen over economische coöperatie, veiligheid en gelijke behandeling van minderheden. Op 15 mei 1992 wordt een multilateraal verdrag over collectieve veiligheid gesloten tussen Rusland, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Armenië. Via het opperbevel over de GOS-strijdkrachten verwerft Rusland de facto militaire controle over deze landen. In juli 1993 wordt een economisch verdrag gesloten tussen Rusland en Oekraïne en tussen Rusland en Wit-Rusland. In september wordt met acht andere GOS-staten een dergelijk akkoord gesloten. De meeste van die landen zijn bereid hun monetaire politiek over te dragen aan de Russische Centrale Bank. Rusland hecht veel belang aan vredeshandhaving (peacekeeping) in de GOS-staten. Van VN-operaties eist Moscou het militair commando op. Die operaties versterken niet alleen de Russische positie in het GOS, zij beletten ook dat een conflict zich verspreidt over de grenzen. Momenteel bevinden zich zo'n 175.000 Russische soldaten - ongeveer 8% van de totale mankracht - in de andere GOS-statenGa naar eind[9]. | |||||||||||||
Rusland en AziëHistorisch gezien komt de dreiging voor Rusland vanuit China. Tussen 1962 en 1982 zijn China en Rusland ideologische rivalen. Met de pragmatici aan de macht, zowel in Peking als in Moscou, wordt het ideologisch conflict minder acuut. De communistische partijen verzoenen zich. De regeringen streven naar een vreedzame coëxistentie. In december 1992 bezoekt Jeltsin China. Hij verklaart dat ‘Rusland lering kan trekken | |||||||||||||
[pagina 996]
| |||||||||||||
uit het Chinese experiment’Ga naar eind[10]. Niet-interventie en politieke en economische samenwerking worden de vertrekpunten van een nieuw beleid. In januari 1994 wordt het eerste verdrag getekend dat de oprichting voorziet van een vrijhandelszone in het (voorheen omstreden) gebied van de Amoerrivier. Vervolgens ziet een historisch nucleair niet-aanvalsverdrag het licht. Enerzijds wedt Rusland op China om zijn positie in Azië te verstevigen. China is na Duitsland Ruslands belangrijkste handelspartner. Rusland komt slechts op de vijfde plaats als China's handelspartner. Rusland levert vooral wapens en krijgt er goederen van inferieure kwaliteit voor in de plaats. Uit strategisch oogpunt is China voor Rusland minder gevaarlijk dan Japan en de VS, die elk hun eigen invloedszone in Azië hebben uitgebouwd. Rusland beschouwt zich als bemiddelaar in de relatie tussen China en het Westen. Maar al is de relatie tussen Moscou en Peking coöperatief en stabiel, toch is ze niet geheel vrij van wantrouwen. Het ideologisch sterke China is de economische locomotief van Azië, terwijl Rusland op zoek is naar een nieuwe identiteit en economisch probeert te overleven. Na oplossing van een aantal regionale problemen (Taiwan, Hongkong, eenmaking van Korea) zal China zich nog meer dan vroeger kunnen concentreren op de economische groei. Geopolitiek blijft Peking een potentiële rivaal. Ook economisch: zowel Rusland als China zijn uit op (westerse) buitenlandse kredieten en investeringen. Ook Japan is een rivaal van Rusland. Begin 1991 raakt een geheim document betreffende de Russische militaire strategie tegenover Japan bekendGa naar eind[11]. In geval van oorlog moet de Russische vloot het volgende ondernemen:
Dit document maakt duidelijk, ten eerste, dat de na de Tweede Wereldoorlog bezette Koerileneilanden - een bezetting die nooit door Japan is aanvaard - essentieel zijn voor de veiligheid van Rusland. Ten tweede, dat de alliantie met China belangrijk is om Japan in te dijken. Het door de VS gestimuleerde veiligheidsverdrag tussen China en Japan wordt als een bedreiging ervaren. Japan moet afhankelijk blijven van de VS. Jeltsin moest zijn bezoek aan Japan tweemaal uitstellen en, wanneer het in oktober 1993 plaatsgrijpt, mobiliseert het militair establishment | |||||||||||||
[pagina 997]
| |||||||||||||
de publieke opinie tegen enigerlei concessie inzake de eilanden. Volgens de generaals vormen de Koerilen de eerste defensielinie tegen Amerikaanse (gebeurlijk Japanse) nucleaire duikboten. Door die confrontatiekoers met Japan sluit Rusland zichzelf uit van deelname aan de explosieve economieën van Azië en de Stille Oceaan. Van de grootse economische coöperatie met Japan is weinig terechtgekomen. Zonder de ontwikkeling van Siberië en Aziatisch Rusland kan Moscou geen rol van betekenis spelen in Azië. Aziatisch Rusland is de traditionele grondstoffenleverancier, en wegens gebrek aan (Japans) kapitaal is er geen moderne industrie. De afwezigheid van Rusland in de nieuw opgerichte APEC-organisatie of in andere regionale economische samenwerkingsverbanden is symptomatisch. Voor de militairen, die sedert oktober 1993 een grotere rol spelen in het veiligheidsbeleid, is een nucleair Japan dat het veiligheidsverdrag met de VS zou opzeggen, een groot potentieel gevaar. Zij verkiezen samenwerking met China boven samenwerking met JapanGa naar eind[12]. Rusland (her)lanceerde het voorstel van een Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Azië. Moscou wil de positie verstevigen en dienovereenkomstig de rol van de Japans-Amerikaanse alliantie inkrimpen. In de driehoek China-VS-Japan wedt Moscou op China en de VS om de Japanse ambities in te binden. De VS zijn gedeeltelijk Moscous bondgenoot, want zij spelen in op die strategie. Japan wordt gedwongen financiële steun te verstrekken aan Rusland. Dient Japan (met Zuid-Korea) als militair bastion om de Russische vloot in de Stille Oceaan op te sluiten, tegelijkertijd wordt toch op Moscou gerekend om de Japanse ambities in te tomen. De verslechtering van de Amerikaans-Chinese betrekkingen werkt in het voordeel van Rusland. Op lange termijn zou de bedreiging die uitgaat van het economisch machtige China kunnen leiden tot een intensere samenwerking tussen Rusland en Japan. | |||||||||||||
Rusland en het WestenRusland is niet langer een gelijkwaardige concurrent van de VS, hoogstens een partner die smeekt om economische hulp. Van de oude bolsjewistische droom - het winnen van de strijd tegen het kapitalisme - blijft niets meer over. Rusland verloor de Koude Oorlog, een feit dat door het Westen dik in de verf wordt gezet. In de Veiligheidsraad volgt Rusland gedurende de eerste jaren blindelings het Westen: van het vetorecht wordt slechts zelden gebruikgemaakt. Rusland bevindt zich in een vrij delicate positie: zijn geallieerden zijn de paria's van de internationale gemeenschap. Veel meer dan bemiddelen in internationale conflicten kan Rusland niet. In het geval van ex-Joegoslavië zendt Jeltsin eerst een eigen bemiddelaar (Vitaly Churkin), nadien wordt Rusland | |||||||||||||
[pagina 998]
| |||||||||||||
lid van de zgn. Contactgroep. In juli 1994 vraagt Moscou de gedeeltelijke opheffing van het embargo op de uitvoer van Irak. Ook wordt aangedrongen op de voortzetting van de Israëlisch-Arabische onderhandelingen van Madrid (die Rusland een plaats aan de onderhandelingstafel verzekeren). Rusland verzet zich tegen VN-sancties tegen Noord-Korea, en pleit voor versterking van de VN met regionale veiligheidsstructuren (o.a. via de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de OVSE) en een snelle interventiemacht. Er is ‘post-Koude-Oorlog-samenwerking’ tussen Washington en Moscou in het geval van de Iraakse bezetting van Koeweit, de inspanningen van de VN in Cambodja en de Israëlisch-Arabische vredesbesprekingen. Rusland pleit voor een strategische alliantie met de VS. Die is in het belang van Washington: een gedesintegreerd Rusland veroorzaakt instabiliteit in Azië en Europa; 20.000 nucleaire wapens kunnen in verkeerde handen vallen. De proliferatie van nucleaire wapens moet een halt worden toegeroepen. Het defensiebudget kan worden ingekrompen en troepen kunnen gedeeltelijk worden teruggetrokken uit Azië en Europa. Moscou staat weigerachtig tegenover de mogelijke uitbreiding van de NAVO met een aantal Centraal- en Oost-Europese landen. Vooral de VS willen die staten militair en politiek stevig verankeren in het Westen. Dat zal hun democratische instellingen ten goede komen en de economische groei bevorderenGa naar eind[13]. Volgens het Westen vindt ook Rusland baat bij deze situatie: zo wordt vermeden dat Oost- en Centraal-Europa verscheurd wordt door nationalistische conflicten, geopolitieke rivaliteit of economische onstabiliteit. Een strategisch niemandsland kan de inzet worden van een conflict tussen Rusland en Duitsland. De NAVO heeft de Russische reactie verkeerd ingeschatGa naar eind[14]. De gebeurlijke uitbreiding van het westers militair bondgenootschap draagt bij tot de reeds aanwezige frustratie: Rusland vreest nog meer geïsoleerd te raken. In de woorden van Sergei Karaganov: ‘Het probleem van de NAVO-uitbreiding is zowel strategisch als psychologisch: het gaat om wederzijds vertrouwen en de erkenning van Rusland als een grootmacht. Uitbreiding van de NAVO zou de Russische perceptie van het Westen totaal veranderen en de evolutie van de voorbije vijf jaar in een andere richting duwen. Wij zouden ons zo niet verslagen, dan toch bedrogen voelen. In 1990 vertelde men ons dat de Duitse eenmaking en de ontbinding van het Warschaupact niet zouden leiden tot een uitbreiding van de NAVO. Wij vroegen geen schriftelijke waarborgen. Dat leek in de euforische sfeer van toen bijna onbehoorlijk, zoals twee vriendinnen die elkaar zouden beloven elkaars echtgenoten niet te verleiden’Ga naar eind[15]. Een gevoel van onrust heeft zich van de Russische bevolking meester gemaakt zodat alle politieke partijen, zelfs de meest liberale, zich moeten | |||||||||||||
[pagina 999]
| |||||||||||||
uitspreken tegen een uitbreiding van de NAVO, die als volkomen overbodig wordt ervaren. Waarom is het Westen bekommerd om de veiligheid van Polen, Hongarije en Tsjechië? Zij worden door Rusland niet bedreigd. Maakt het Westen geen gebruik van de diplomatiek zwakke positie van Rusland om de grens van de NAVO oostwaarts te verschuiven? Kunnen ook de Baltische staten en Oekraïne lid van de NAVO worden? Het door de NAVO voorgestelde Partnership for Peace (januari 1994) doet de spanning slechts tijdelijk wegebben. Het effect is vooral psychologisch. Het Westen geeft de indruk met het Russische protest rekening te houden. Rusland probeert de uitbreiding van de NAVO op de lange baan te schuiven. Volgens Kozyrev gaat het in het Partnership om een relatie tussen gelijken, en is niet de NAVO maar de OVSE het orgaan bij uitstek voor het oplossen van Europese conflictenGa naar eind[16]. Rusland moet kunnen deelnemen aan de NAVO-besluitvorming en aan vredesoperaties. Oost- en Centraal-Europa moeten het Partnership beschouwen als een substituut voor lidmaatschap. Sinds 1995 opteert de NAVO voor de toetreding in de nabije toekomst van bepaalde ex-Warschaupactleden. De onderhandelingen zullen starten per 1 januari 1997. In geval van effectieve uitbreiding dreigt Rusland met represailles, zoals de uitbouw van het GOS tot een anti-NAVO-blok, druk op de Baltische staten, de uitbouw van militaire basissen in grensgebieden (Wit-Rusland, Moldavië, Kaliningrad), het opzeggen van ontwapeningsakkoorden (CFE en START) en het dwarsbomen van de samenwerking in de VN m.b.t. conflictgebieden. Al die Russische tegenmaatregelen kunnen echter door het Westen worden beantwoord. Een stopzetting van de coöperatie is allerminst in het voordeel van Moscou. | |||||||||||||
Besluit[1] Met het buitenlands beleid van Rusland kan het nog alle richtingen uit. Onder het communisme was er min of meer zekerheid over de gevolgde koers. Nu overheerst er twijfel. Vooralsnog voert de regering het beleid. Maar er zijn alternatieve machtscentra in wording: het Federale Parlement, de Nationale Veiligheidsraad, het leger, de Communistische Partij. [2] Het Westen heeft nooit goed geweten welke houding tegenover Rusland aan te nemen. De plotselinge koerswijzigingen in het Russisch buitenlands beleid hebben het er niet gemakkelijker op gemaakt. Dat is nu niet anders. Men is Ruslands binnenlands hervormingsbeleid goed gezind, maar dat betekent niet dat Jeltsin een vrijgeleide krijgt voor om het even welk buitenlands beleid. [3] Jeltsin argumenteert dat westers protest contraproductief is: het wakkert de anti-westerse gevoelens aan. De radicalen zullen in Rusland | |||||||||||||
[pagina 1000]
| |||||||||||||
aan de macht komen. Deze profetie is ten dele self-fulfilling: de oppositie dwingt de regering een harder beleid te voeren. Uiteindelijk bestaat er tussen de visie van de regering en die van de oppositie nog nauwelijks verschil. Zolang de Russische militaire acties de stabiliteit bevorderen, zal het Westen ze steunen. Zo niet zal het Westen via traditionele diplomatieke kanalen duidelijk maken waar de grenzen liggen. [4] De klemtoon van het Russisch buitenlands beleid zal in de toekomst meer liggen op het GOS en Azië. De landen van Centraal- en Oost-Europa tellen nog mee voorzover ze kandidaat-leden van de NAVO zijn. Het Westen is alleen belangrijk voor economische hulp. [5] Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat het Westen in de toekomst minder exclusief aandacht zal schenken aan Rusland en meer aan de andere landen van het vroegere Warschaupact en van de ex-USSR. Indien die staten geen buitenlandse troepen op hun territorium wensen, of indien zij tot de westerse alliantie willen toetreden, dan is dat een beslissing waar, volgens het Westen, Rusland als zodanig niets mee te maken heeft. Economische steun aan GOS-, Baltische, Centraal- en Oost-Europese landen zal ze onafhankelijker maken van Moscou. [6] Alles wat het Westen in dit verband onderneemt wordt door Moscou met argusogen gevolgd. Het blijft de vraag of een nieuwe Oost-West-confrontatie kan worden vermeden. |
|