Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 754]
| |
ForumExperimenteren met verloren portefeuillesOnlangs publiceerde Reader's DigestGa naar eind[1] enkele resultaten van een experiment dat de medewerkers van het blad uitvoerden in verschillende Europese steden: men liet in totaal 200 portefeuilles liggen op openbare plaatsen. De toevallige vinders konden plotsklaps ca. 1500 fr. (ca. fl. 80) rijker worden, of de portefeuille terugsturen naar de oorspronkelijke eigenares, wier visitekaartje, samen met een foto van haar gezin, naast het geld stak. Gemiddeld 59% van de portefeuilles werd teruggebracht. Dit resultaat staat op het eerste gezicht in schril contrast met een basisveronderstelling in de economische wetenschap, nl. dat mensen doorgaans vanuit eigenbelang handelen. Het portefeuille-experiment zou natuurlijk zonder meer verticaal geclasseerd kunnen worden als journalistieke rommel, ware het niet dat soortgelijke experimenten met een meer wetenschappelijk karakter vergelijkbare resultaten opleverenGa naar eind[2]. Het probleem met de meer wetenschappelijke varianten is echter dat men enkel de eindresultaten (percentage teruggave) interpreteert. De journalisten van Reader's Digest vonden daarentegen ook de tijd om te wachten, reacties te observeren en terugbezorgers te ondervragen. Hun verslag kan dienen als illustratie van alternatieve (maar complementaire) theorieën die pogen te verklaren waarom mensen hun eigenbelang in sommige omstandigheden pertinent niet nastreven. | |
Waarom zijn (sommige) mensen eerlijk?Een voor-de-hand-liggende verklaring is waarschijnlijk die van een studente filosofie, geciteerd in Reader's Digest: ‘Ik geloof in eerlijkheid en rechtvaardigheid’. Filosofie kan inderdaad de wereld redden, maar publieke deugden kunnen ook op minder edele motieven gebaseerd zijn. Algemeen gaan de hieronder | |
[pagina 755]
| |
vermelde verklaringen ervan uit dat beslissingen hoogstens indirect het gevolg kunnen zijn van puur rationele overwegingen; menselijk gedrag is het gevolg van de toepassing van bepaalde vuistregels, die hoogstens ‘gemiddeld’ het eigenbelang optimaliseren. Dit heeft te maken met het feit dat de menselijke neurologische capaciteit beperkt is, en dat bijgevolg niet elk probleem gerationaliseerd kan worden. De interpretaties verschillen echter in hun antwoord op de vraag hoe die vuistregels dan opgesteld worden. Allereerst kunnen beslissingen voortspruiten uit puur biologische (aangeboren) regels. Eén van die regels wordt samengevat in de matching law: de aantrekkelijkheid van een beloning is omgekeerd evenredig met de wachttijd om ze te consumerenGa naar eind[3]. Voor het portefeuille-experiment zou dit betekenen dat iedereen zonder meer het geld zou houden. Blijkbaar zijn er dus andere mechanismen die in staat zijn deze algemene drang om in te gaan op onmiddellijke impulsen, te neutraliseren. We maken hierbij een onderscheid tussen onbewuste en bewuste mechanismen, hoewel de vlag hier niet steeds de lading dekt. Een eerste verklaring - en ook diegene die Reader's Digest formuleert - is dat de ‘cultuur’ het soms haalt van de ‘natuur’. De regel ‘eerlijk duurt het langst’, die mij werd aangeleerd door mijn ouders, zal mij verplichten om de portefeuille terug te bezorgen, ongeacht de impuls van het moment. Ik denk dat sociologen dit soort ‘mechanische’ redeneringen echter zelden zullen onderschrijven. Meestal veronderstelt men dat een individu misschien niet bewust, maar alleszins actief bezig is met het bevestigen van zijn sociale bestaan in de wereld. De mens is niet in staat een zinvol bestaan te leiden indien hij voortdurend aan de realiteitswaarde van sociale regels en instituties zou twijfelen: hij heeft een existentiele angst voor alleen-zijn, voor de eindigheid. Door sociale regels te volgen bevestigt hij t.o.v. zichzelf dat hij niet alleen is in de wereldGa naar eind[4]. Noteer dat de uitspraak ‘eerlijk duurt het langst’ zowel een observatie als een richtlijn kan zijn. Indien Berger en Luckmann eerder zullen vooropstellen dat menselijk gedrag geregeld wordt omdat het ‘zinvol’ moet zijn in een wereld zoals die begrepen kan worden, zal b.v. Adam Smith ervan uitgaan dat het volgen van regels eerder een morele plicht is t.a.v. onze medemens, die, indien we eraan verzaken, schuldgevoelens zal oproepenGa naar eind[5]. Beide mogelijkheden zijn terug te vinden bij de geïnterviewden in Reader's Digest. Op de vraag: ‘Waarom hebt u de portefeuille terugbezorgd?’, kwamen de antwoorden: ‘Wat ik deed was toch normaal?’ en ‘Ik had hem niet kunnen houden, want dan had ik me schuldig gevoeld’ regelmatig terug. De ‘natuur’ kan ook verslagen worden door de ‘rede’, ook al kan de redenering bij nader inzien ‘krom’ zijn. Een student redeneerde: ‘Als het mijn portemonnee was geweest en iemand had hem meegenomen, zou ik teneinde raad zijn’. De wereld zou er alleszins slechter uitzien indien iedereen opportunistisch zou handelen. Een oorzakelijk verband tussen het eerlijke gedrag van de student en een betere wereld (een grotere kans dat hij zijn portefeuille zou terugkrijgen in geval van verlies) is echter nagenoeg onbestaande. Elster zou deze redenering als magisch denken | |
[pagina 756]
| |
categoriserenGa naar eind[6]. Ten slotte zijn er interpretaties die het teruggeven van een portefeuille toch verklaren vanuit puur individuele overwegingen. Uit ervaring kunnen mensen geleerd hebben dat het ‘gemiddeld’ voor henzelf interessanter is om onmiddellijke impulsen tegen te gaan: oneerlijk gedrag, indien opgemerkt, kan mijn reputatie van betrouwbaarheid schaden. Zo'n reputatie kan erg voordelig zijn in andere situaties. Vermits ik niet in staat ben om (gezien mijn beperkte cognitieve capaciteiten, en/of omdat ‘het vlees zwak is’) een juiste statistische inschatting te maken van mijn ‘pakkans’, is het beter om in alle gevallen eerlijk te zijnGa naar eind[7]. We kunnen hierbij opmerken dat de portefeuille in dit geval niet zozeer terugbezorgd wordt uit eerlijkheid als wel uit voorzichtigheid. Een bijkomend voordeel is dat ik, door mij eerlijk te gedragen, ook daadwerkelijk eerlijk word, en dit zal zichtbaar worden in andere lichaamssignalen (verhoging van de bloeddruk, de hartslag, ...). Reader's Digest vermeldt: ‘Op een bushalte raapte een tiener in een blauwe jack de portemonnee op en werd rood. Hij rommelde door de inhoud en liep toen naar het informatiekantoortje. Maar hij ging niet naar binnen. Hij keek nog eens in de portemonnee. Zou hij aanbellen? Nee’. Frank noemt deze lichaamssignalen voordelig, omdat ze kunnen opgemerkt worden door anderen die moeten beslissen of ze mij al dan niet kunnen vertrouwen vooraleer met mij in zee te gaan. Een portefeuille oprapen en terugbezorgen aan de rechtmatige eigenaar is m.a.w. een bewuste investering in eerlijkheid, waarvan de vruchten later geoogst kunnen worden. Ook in dit geval zijn de redeneringen enigszins ‘krom’: oneerlijk gedrag in een situatie waarvan ik zeker weet dat niemand mij kan observeren, zal slechts infinitesimaal bijdragen tot (lichaamstekens van) mijn eerlijk karakter, terwijl de materiële beloning toch significant is. De redeneringen zijn echter minder krom dan in het voorgaande geval, vermits mijn gedrag op moment T voor een stuk ook effectief mijn gedrag in moment T+l zal bepalen. Een overtreding van de regel die ik mezelf heb opgelegd, zou indruisen t.o.v. mijn zelfbeeld als eerlijk mens, en dus mijn persoonlijkheid in vraag stellenGa naar eind[8]. Alle hierboven vermelde ‘verklaringen’ gaan ervan uit dat drie soorten ‘emoties’ de ‘impuls van het moment’ neutraliseren: angst (om alleen te zijn), schuld (t.a.v. mezelf) en schaamte (t.a.v. anderen). Door de portefeuille terug te bezorgen vermijden we deze negatieve emoties en scheppen we plezier in het beoefenen van medemenselijkheid. | |
Variaties in eerlijkheidHoewel de auteurs van het Reader's Digest-artikel weinig systematische verschillen konden ontdekken tussen landen, vindplaatsen, geslachten, auto- en allochtonen en leeftijdscategorieën, merkten ze toch op: ‘Vaak waren mensen die eruit zagen alsof ze het geld het minst nodig hadden degenen die het meest geneigd waren het te houden, terwijl de minst welvarenden het eerlijkst waren’Ga naar eind[9]. Deze vaststelling nodigt uit tot verder onderzoek. Enkele bedenkingen alvast. Allereerst zou deze vaststelling aangehaald kunnen worden als een bewijs dat de regel ‘eerlijk duurt het langst’ een flagrante leugen is. Eerlijkheid mag vanuit sociaal oogpunt | |
[pagina 757]
| |
dan al interessanter zijn dan opportunisme, vanuit individueel oogpunt lijkt ze dat allerminst. Eerlijke mensen zijn dus sociaal geïndoctrineerd, naïef of dom (of filosoof). Vanuit biologische hoek kan deze redenering echter betwist worden: indien de opportunisten dominant zijn, waarom vormen de mensen die vatbaar zijn voor gevoelens van angst, schuld en schaamte dan toch nog steeds een niet onbelangrijk deel van de (westerse) mensheid? Er lijkt m.a.w. een ecologische niche te bestaan waarin eerlijkheid alsnog het langst zal durenGa naar eind[10]. De auteurs van het Reader's Digest-artikel suggereren dat deze niche gelokaliseerd kan worden in de ‘minder welvarende lagen’ van de samenleving. Een goede tweehonderd jaar geleden deed Adam Smith reeds dezelfde observatie: ‘het goede oude gezegde honesty is the best policy is vrijwel perfect van toepassing voor mensen in de lagere echelons van de samenleving. Zij kunnen nooit machtig genoeg zijn om boven de wet te staan, en hun succes hangt vrijwel steeds af van de goede indruk die ze op hun buren en gelijken maken’Ga naar eind[11]. Maar Adam Smiths werk is ongetwijfeld zoal niet het beste, dan toch één van de betere fundamenten van de moderne gedragswetenschappen. □ Tom De Herdt |
|