Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 612]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Panc Beentjes
| ||||||||||||||||||||||||||||
VoorgeschiedenisIn 1947 gaf de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, kardinaal J. de Jong, zijn goedkeuring aan het initiatief van het Bijbels Werkgenootschap Sint-Hieronymus om een vertaling van de Heilige Schrift voor te bereiden. In 1960 werd onder auspiciën van de Sint-Willibrordvereniging de vertaling van het Nieuwe Testament voltooid. De uitgave ervan verscheen in 1961 onder de titel Het Nieuwe Testament van onze Heer Jezus Christus en werd verzorgd door de Katholieke Bijbelstichting, die in datzelfde jaar was opgericht. Onmiddellijk werd besloten om met inzet van exegeten en literair deskundigen uit Nederland en Vlaanderen ook een vertaling van het Oude Testament tot stand te brengen. Deze verscheen in de jaren 1966-1973 in vijf losse delen. Voor het boek Psalmen werd de vertaling van mevr. dr. Ida Gerhardt en mevr. dr. Marie van der Zeyde opgenomen. In 1966 werd ook de vertaling van het Nieuwe Testament uit 1961 grondig herzien. In 1975 werden het Oude en Nieuwe Testament samengebracht in één boek- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||||||||||||||||||
deel, de zgn. totum-editie, die onder de naam ‘Willibrordvertaling’ tot op de dag van vandaag bekendheid genietGa naar eind[2]. Buitenstaanders denken vaak dat, na het verschijnen van een bijbelvertaling, alle medewerkers aan het project een hele poos lekker lui achterover kunnen leunen. Dat is echter een hardnekkig misverstand. Nog vóór de inkt van de nieuwe uitgave droog is, zijn de vertalers alweer aan de slag om allerlei inmiddels ontdekte foutjes te corrigeren en om gesignaleerde fricties weg te werken. Met de Willibrordvertaling van 1975 (WV75) is het niet anders gegaan. Reeds in 1982 verscheen bij de Katholieke Bijbelstichting een nieuwe vertaling van de Psalmen. Deze uitgave, die naar mijn oordeel veel te weinig bekendheid heeft gekregen, was van een heel ándere stijl dan de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde. Het accent lag nu uitdrukkelijk op modern Nederlands. Mede door een andere visie op poëzie sloot deze nieuwe Psalmvertaling meer aan bij de stijl van de overige Bijbelboeken in de Willibrordvertaling. Het is deze Psalmvertaling uit 1982 die nu ook in de geheel herziene editie van 1995 (WV95) is opgenomen. Kort nadat in 1961 de vertaling van het Nieuwe Testament gereed was gekomen, werd in vrij brede kring vastgesteld dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de Evangeliën en Handelingen aan de ene kant en de Brieven van Paulus en het boek Openbaring van Johannes aan de andere kant. De Brieven, vertaald door de grote bijbelgeleerde en taalvirtuoos Willem Grossouw, sloten veel beter aan bij het eigentijds taalgebruik dan de vertaling van de Evangeliën, waarvoor dr. P.J. Cools O.P. als eindredacteur verantwoordelijk was. Zo kwam reeds aan het begin van de jaren zeventig de vraag op of die twee nogal uiteenlopende delen van het Nieuwe Testament in de Willibrordvertaling niet dichter bij elkaar gebracht moesten worden. Er werd besloten om een nieuwe vertaling te laten vervaardigen van de Evangeliën en van de Handelingen, een project dat in oktober 1987 kon worden afgesloten met de uitgave De Evangeliën en Handelingen van de ApostelenGa naar eind[3]. Maar dit vertaalproject was een onderneming van drie verschillende commissies, en het eindresultaat voldeed niet: een groot aantal zaken had veel nauwer op elkaar afgestemd moeten zijn. Dat gold enerzijds voor de eerste drie evangeliën, die namelijk synoptisch - d.w.z. in drie kolommen naast elkaar - gelezen moeten kunnen worden, en anderzijds voor Lucas en Handelingen, die immers het dubbelwerk van één auteur zijn. Bovendien was er binnen het Nieuwe Testament een breuk ontstaan tussen het opnieuw vertaalde gedeelte, de Evangeliën en Handelingen, en het andere deel, de Brieven en de Openbaring, waarvan de vertaling nog uit 1961 / 1966 dateerde. Daarom werd er in 1988 besloten tot ‘een voorzichtige en behoudende | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||||||||||||||||||
revisie’, die gaandeweg veel zwaarder en ingrijpender werd dan men zich had voorgesteld. Liefst vier jaar is eraan gewerkt. In 1992 verscheen die herziene vertaling van het Nieuwe Testament, die wat betreft de Vier Evangeliën en Handelingen een herziening is van de editie uit 1987, terwijl het bij de Brieven en de Openbaring gaat om een revisie van de uitgave uit 1966, zelf een herziening van de eerste druk uit 1961. Omdat het Oude en Nieuwe Testament niet zonder elkaar verstaan kunnen worden, werd met die nieuwe uitgave eigenlijk al de volgende stap gezet. Wanneer de herziene editie van het Nieuwe Testament van 1992 een bepaalde passage uit het Oude Testament anders weergeeft dan de Willibrordvertaling uit 1975, valt de continuïteit weg en ontstaat er vervreemding. Daarom moest ook de vertaling van het Oude Testament, die uit de jaren 1966-1973 stamde, worden herzien. Als onderdeel van dit proces werd ook de vertaling van het boek Psalmen uit 1982 herzien. | ||||||||||||||||||||||||||||
De geheel herziene uitgave: een impressieHoewel het van meet af aan duidelijk was dat het bij het Oude Testament om een beperkte herziening zou gaan, zijn er toch betrekkelijk veel opvallende wijzigingen. Uit de veelheid aan nieuwe indrukken probeer ik er enkele op te schrijven. Wat de vorm betreft, valt onmiddellijk het kloeke formaat op (24 × 15,6 cm), de fraaie blauwe kaft en de omvang van liefst 1920 pagina's, precies honderd meer dan de totum-editie van 1975. Dit betekent dat er niet is beknibbeld op de hoeveelheid papier. Integendeel, een ferme letter, een ruime lay-out én, belangrijk bij een gebruiksvoorwerp als de bijbel, een boek dat mooi openvalt. Over de kwaliteit van het papier valt te twisten. Op bladzijden waarop de tekst in twee kolommen staat gedrukt, is er niets aan de hand. Maar waar de tekst als poëzie wordt gepresenteerd in één enkele, veel bredere kolom, is het nogal hinderlijk dat de tekst van de volgende pagina doordrukt. De herdruk van 1996 volgt de nieuwe spelling. Wat langer wil ik stilstaan bij de inhoud. Eén van de eerste veranderingen die in het oog springen, is dat het Hebreeuwse Tetragrammaton (JHWH), dat vanaf 1966 in de Willibrordvertaling steeds voluit als ‘Jahwe’ werd weergegevenGa naar eind[4], is verdwenen. Deze in de joodse traditie onuitsprekelijke naam wordt in de huidige editie vertaald als ‘HEER’, of, waar dit moeilijkheden oplevert, als ‘GOD’Ga naar eind[5]. Een andere opvallende wijziging is dat vrouwonvriendelijk taalgebruik zoveel mogelijk is vermeden. Overal waar ‘inclusief’ kon worden vertaald, is dat ook geprobeerd. Enkele voorbeelden: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
OpschriftenEen duidelijke verbetering van de nieuwe uitgave zijn de opschriften. Een kopje boven een bijbelpassage lijkt onbelangrijk; het behoort niet eens tot de officiële bijbeltekst. Maar in werkelijkheid is de functie van zo'n opschrift buitengewoon bepalend voor de richting waarin vervolgens wordt gelezen. Het opschrift is namelijk de allereerste uitleg die vertalers aan hun tekst meegeven; wat ze boven een passage als typering neerschrijven, luistert nauw. In de Willibrordeditie van 1995 wordt de lijn doorgezet die voor het eerst in 1982 is toegepast bij de vertaling van het boek Psalmen, en later is doorgevoerd bij de vertaling van het Nieuwe Testament: bij het formuleren van de opschriften worden alleen woorden en uitdrukkingen gebruikt die in de erop volgende bijbelpassage zelf voorkomen. Alleen al over de verschillen tussen de opschriften van 1975 en die van 1995 zou een lang artikel te schrijven zijn. Een paar voorbeelden volstaan om duidelijk te maken hoe een opschrift de lezing en uitleg beïnvloedt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Bij de voorbeelden [1] en [2] is het dogmatische opschrift vervangen door een kopje dat veel meer betrokken is op de inhoud van het verhaal; onmiddellijk ontstaat er een ándere sfeer. [3] en [4] laten duidelijk zien hoe het noemen van ándere personages uit het verhaal de hele leesrichting wijzigt. Vanaf Gen. 11,10 wordt inderdaad een aanloop genomen naar de uitgebreide verhalencyclus over Abraham [3]. En wie eerlijk is, zal moeten toegeven dat Isaak niet geofferd wordtGa naar eind[8] [5]. Wat [6] betreft: er is in heel Gen. 32,23-32 geen sprake van een ‘engel’, wél van een ‘man’ (vers 25), die in vers 29 met God wordt geïdentificeerd. Beter dan het weinig zeggende opschrift ‘Massa en Meriba’ uit WV75 is het kopje van de herziene editie [7]. Toch zou het nóg beter zijn geweest, wanneer op de plaats van het woord ‘twijfel’ de term ‘verwijten’ had gestaan; dát woord is immers tot twee keer toe in de bijbeltekst zelf te vinden (vers 2, vers 7). Wie de moeite neemt om 1 Kon. 11,1-11 rustig door te lezen, zal onmiddellijk toegeven dat het oude opschrift ‘Salomo's tolerantie’ in geen enkel opzicht recht deed aan de inhoud van het vertelde. Het nieuwe kopje doet dat veel beter [8]. Eénmaal heb ik mij verwonderd over de plaats van een kopje. Het betreft Wijsheid 7,21-22. In WV75 waren er ook al problemen mee. Daar staat het opschrift ‘Eigenschappen van de wijsheid’ boven 7,22, terwijl een deel van dit vers, namelijk de woorden ‘want de wijsheid... heeft mij onderricht’, nog duidelijk bij 7,21 hoort. Met de woorden ‘In haar immers is een geest...’ begint een nieuwe paragraaf, die de 21 eigenschappen van de wijsheid opsomt. In WV95 heeft men het opschrift ‘Eigenschappen van de wijsheid’ boven 7,21 geplaatst, zodat 7,21-22a niet meer de afsluiting vormt van de passage die in 7,15 opent en waarin de schrijver meldt dat hij door de wijsheid onderricht is in al wat verborgen en zichtbaar is. In de herziene editie fungeert 7,21-22a opeens als een uiterst merkwaardige opening. Een erg goede vondst is naar mijn oordeel de beslissing die men voor het tekstgedeelte Exodus 21-23 heeft genomen. In WV75 vinden we dit gedeelte opgesplitst in zeven verschillende passages met evenzovele opschriften. WV95 geeft welgeteld één opschrift: ‘Het verbonds- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| ||||||||||||||||||||||||||||
boek’. Dit kopje dient twee heren. Het is namelijk de technische term die in de oudtestamentische wetenschap wordt gehanteerd voor Exodus 21-23. En bovendien is het een geslaagde samenvatting van de inhoud van dit gedeelte. Men kan zich overigens afvragen waarom de term ‘verbondsboek’ niet reeds boven Ex. 20,22 wordt afgedrukt; getuige de bij dit vers opgenomen voetnoot, begint hier namelijk reeds het VerbondsboekGa naar eind[9]. Ronduit onbegrijpelijk is het, wanneer in de nieuwste editie wél een foutief opschrift uit de vorige uitgave is verbeterd, maar de bijbeltekst zelf in de oude staat gehandhaafd blijft. Zo'n geval vinden we in 2 Makk. 1,1. In WV75 staat ‘Feestbrief van het jaar 188’. WV95 heeft dat terecht veranderd in: ‘Feestbrief van het 188e jaar’. Het gaat hier namelijk over de tijdrekening van de Seleuciden uit Antiochië, die in 312 v.C. begint; 2 Makk. 1,1 heeft het dus over het jaar 124 v.C. Het is vreemd dat de tekst van 2 Makk. 1,10 niet ook is gewijzigd; daar is ‘In het jaar 188’ blijven staan. | ||||||||||||||||||||||||||||
InleidingenNieuw is de ‘Inleiding op de bijbel’ (blz. 19-28), verzorgd door mevr. dr. Ellen van Wolde en dr. Wim Weren, hoogleraren Oude en Nieuwe Testament aan de Theologische Faculteit Tilburg. Daarbij springt in het oog dat de inleiding op het Nieuwe Testament anderhalf maal zo groot is als die op het Oude Testament, een typisch katholiek - misschien wel christelijk - trekje. Deze ‘Inleiding op de bijbel’ schetst de wordingsgeschiedenis van de beide Testamenten en van bundels die zich daarbinnen hebben gevormd, zoals de Pentateuch, de Profeten en de Brieven van Paulus. Deze werkwijze liet toe dat de verdere inleidingen op elk afzonderlijk bijbelboek de aandacht zouden beperken tot de inhoud, de structuur en de theologie van het betreffende bijbels geschrift zelf. Die aparte inleidingen bepalen in sterke mate het eigen gezicht van de Willibrordvertaling. Een kritisch oog moet wel tot de conclusie komen dat er een tamelijk onevenwichtig beleid is gevoerd. Een aantal inleidingen is nauwelijks veranderd (o.a. voor Prediker, 1-2 Makkabeeen, Ester, Tobit, Hooglied, Wijsheid en Jesus Sirach). Terwijl de inleiding op het boek Jesaja nagenoeg hetzelfde is gebleven, zijn die op Jeremia en Ezechiël compleet herschreven. Heel merkwaardig vind ik dat de herschreven inleiding op 1 Kronieken bijna letterlijk hernomen wordt als inleiding op 2 KroniekenGa naar eind[10]. Dit is niet alleen storend en koddig, het doet ook geen recht aan de opzet van de oorspronkelijke Hebreeuwse compositie. Boeken als 1-2 Samuël, 1-2 Koningen en 1-2 Kronieken zijn namelijk niet door de Hebreeuwse auteurs gesplitst, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| ||||||||||||||||||||||||||||
maar door de Griekse vertalers van de Septuaginta. Soms zijn inleiding en tekst niet goed op elkaar afgestemd. Het boek Ester vormt daarvan een goede illustratie. In WV75 prijkte in de opschriften boven de hoofdstukken 3, 8 en 9 de term ‘Joden’. In de herziene uitgave is deze term vervangen door ‘Judeeërs’. Toch blijft de inleiding op dit boek verschillende malen over ‘joden’ spreken. | ||||||||||||||||||||||||||||
Lay-outOntegenzeglijk positief te waarderen is de beslissing om in de lay-out onmiddellijk te laten zien waar de Hebreeuwse en Griekse teksten in een poëtische vorm geschreven zijn. Verhalende teksten worden in twee kolommen per bladzijde afgedrukt, d.w.z. in het patroon dat ook de editie van 1975 kenmerkt. Poëzie daarentegen wordt gepresenteerd in één kolom over de volle breedte van de pagina. Met name in de bundel ‘Profeten’ (Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de zgn. ‘kleine profeten’) geeft dat een nóg beter inzicht in de genres van de grondtekst. Maar ook elders komt door deze nieuwe opmaak het verschil tussen proza en poëzie beter tot zijn recht. Terwijl Recht. 9,7-15, de beroemde ‘Fabel van Jotam’, in de editie uit 1975 als een verhalende tekst, d.w.z. in twee kolommen, te lezen staat, vinden we deze passage nu in de vorm van een gedicht, waardoor deze verzen nu ook visueel de bijzondere status krijgen die ze binnen de vertelling van Rechters 9 vervullen. Ook is het een goede beslissing geweest om, in het Nieuwe Testament, citaten uit het Oude Testament in een cursieve letter te zetten. Zo zijn ook heel korte citaten onmiddellijk als zodanig herkenbaar. Verwijzingen naar andere bijbelplaatsen, die in vorige edities in de kantlijn werden afgedrukt, zijn nu verplaatst naar een speciale balk onderaan op de bladzijde. Het zal even tijd vergen om aan dit nieuwe systeem te wennen. Het is nog niet volmaakt, met name wanneer over en weer verwezen zou moeten worden. Zo vinden we bij Ps. 1,2 (‘die dag en nacht daaruit zacht reciteert’) heel terecht een verwijzing naar Joz. 1,8 (‘U moet het dag en nacht in gedachten houden’), maar bij Joz. 1,8 treffen we nergens een verwijzing aan naar Ps. 1,2Ga naar eind[11]. | ||||||||||||||||||||||||||||
Eerbied voor de Hebreeuwse tekstIn de herziene editie van 1995 heeft men zich in een aantal gevallen trouwer aan de Hebreeuwse tekst gehouden dan in de uitgave van 1975.
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| ||||||||||||||||||||||||||||
‘De HEER ging voor hen uit:
| ||||||||||||||||||||||||||||
HoofdlettersEr is veel te doen (geweest) over de hoofdletters, vooral in het Nieuwe Testament. Spreekt de editie van 1992 van ‘Onze vader’, ‘mensenzoon’. ‘messias’, ‘zoon van de levende God’, in de editie van 1995 zijn al die | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kleine letters veranderd in hoofdletters van eerbied, de zgn. reverentiele hoofdletters. Een mooie illustratie van een dergelijk verschil vond ik in het slot van het Matteüsevangelie (Matt. 28,16-20):
Soms ontstaat door een verkeerd gebruik van de hoofdletter zelfs een onmogelijke tekst. Dat is het geval in Wijsh. 1,8, waar door één enkele hoofdletter een theologisch absoluut onmogelijke tekst is ontstaan: ‘Geen enkel mens die zondige dingen zegt Het woord ‘Hem’ in de derde regel van deze poëtische tekst slaat op ‘Geen enkel mens die zondige dingen zegt’. Doordat ‘Hem’ echter met een hoofdletter is geschreven, wordt onontkoombaar de suggestie gewekt dat dit woord betrekking heeft op God. Dat uitgerekend God zal worden gestraft door de gerechtigheid zou een volstrekt nieuw bijbels-theologisch gegeven zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieEr liggen twintig jaren tussen de publikatie van de eerste totum-editie van de Willibrordvertaling en de recente uitgave van 1995; van die periode is men ongeveer vijftien jaar bezig geweest aan het opnieuw vertalen van een aantal bijbelboeken en aan het bijschaven en herzien | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van andere gedeelten. Ik heb er het volste vertrouwen in dat dit geheel herziene totum het wederom vijftien tot twintig jaar zal uithouden. Langer is een moderne bijbelvertaling niet bestand tegen het geweld van de zich steeds sneller veranderende taal. En laten we hopen dat er steeds mensen bereid gevonden worden om het uiterst ondankbare werk van vertaler of revisor op zich te nemen. Want aan hen is het te danken dat het Woord van God herkenbaar blijft. |
|