Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
ForumDe wetten van AgalevIk herinner me nog dat professor Wilfried Dewachter het in het begin van de jaren tachtig in zijn cursus politieke sociologie heeft voorspeld, maar wij, studenten, weigerden het halsstarrig te geloven. Agalev, zo doceerde Dewachter, zal na verloop van tijd inzien dat haar basisdemocratische organisatie niet werkbaar is, de partij zal professionaliseren en beetje bij beetje op de andere, traditionele partijen gaan gelijken. Terwijl Dewachter koel de reactie op onze gezichten registreerde, speelde er een onaangenaam lachje om zijn mondhoeken. Het lachje van de wat cynische grootvader die iets aan zijn kleinkinderen vertelt in het volle besef dat ze hem vandaag niet geloven, maar morgen wel gelijk zullen geven. De Duitse socioloog Rinus Michels had het immers járen geleden al aangetoond: in iedere nieuwe organisatie treedt na verloop van tijd een klein groepje naar voren, een hiërarchie, om de zaak te bestieren. Dewachter was in die Leuvense aula zo zeker van zijn stuk omdat hij kon steunen op een van de weinige wetten die de sociale wetenschappen rijk is: Michels' ijzeren wet van de oligarchisering. Ruim tien jaar later moeten we erkennen: ook de groenen hebben deze wet niet kunnen amenderen. Agalev ‘politiek secretaris’ - het woordje voorzitter is in groene middens nog taboe - Wilfried Bervoets in een gesprek met het weekblad Knack: ‘De partijorganisatie moeten wij aan professionals overlaten. Toen de statuten in 1982 werden geschreven, waren er twee personeelsleden en vier parlementairen: vandaag zijn we met meer dan vijftig personeelsleden en vijftien parlementsleden. Dat is een KMO die om professionele leiding vraagt. Wij kunnen deze partij niet meer leiden als een alternatieve vzw. Onmogelijk. Onze vrijwilligers moeten zich met politiek kunnen bezighouden, niet met de aankoop van een kast voor het secretariaat...’ (28 juni 1995). Op het jongste statutair congres heeft Agalev de chaotische basisdemocratie verruild voor een moderne partijorganisatie. Voor wie aan politiek wil doen, blijft dit het meest aangewezen instrument: de groene mandatarissen hebben dit aan | |
[pagina 173]
| |
den lijve ondervonden. Ze zijn de groene vergaderitis en het eindeloze gekibbel spuugzat. ‘Voorzitter’ Wilfried Bervoets wil de partij ook een meer blitse communicatiestrategie laten voeren. Anno 1996 is een minuut zendtijd in het nieuws van de commerciële omroep VTM (een miljoen en nog enkele honderdduizenden kijkers) van groter belang dan tien minuten in het zondagochtendpraatprogramma De Zevende Dag (amper een paar honderdduizend kijkers). Daar dient rekening mee gehouden te worden. Agalev is ervan overtuigd dat het een uitstekend programma heeft. Alleen: de kiezers kennen het niet. De partij telt ook heel bekwame, hardwerkende verkozenen in haar rangen. Alleen: de publieke opinie ziet hen niet. Om daar aan te verhelpen zullen de Agalev-kopstukken meer naar voren geschoven worden. Agalev moet een gezicht krijgen. De analyse van de uitslagen van de parlementsverkiezingen van 21 mei 1995 toont de noodzaak daarvan aan. Voor het Vlaamse parlement verloor Agalev 21.000 kiezers, voor de Kamer 30.000 en voor de senaat, waar de volslagen onbekende advocaat Eddy Boutmans het zonder al te veel middelen diende op te nemen tegen de barnumcampagnes van ‘zwaargewichten’ als Louis Tobback, Jean-Luc Dehaene, Guy Verhofstadt en Bert Anciaux, 90.000. Bervoets meent dat de partij bij de volgende stembusslag heel wat meer geld moet vrijmaken dan de armzalige 12 miljoen die nu uitgegeven werd. De groene professionals ontdekken de marketing. Dé hamvraag is echter: zullen deze ingrepen volstaan om de terugval van Agalev te stoppen? Het antwoord luidt: nee. Agalev kampt niet met een conjunctureel, maar met een structureel probleem. De gang van zaken in Europa leert dat het electoraat vooral voor milieupartijen stemt uit sympathie, als er niets belangrijkers aan de orde is. In de Bondsrepubliek volstond het dat men een keer ‘Deutschland Ein!’ riep en de Grünen verdwenen uit het parlement. In België beslisten de klassieke partijen om de toekomst van de sociale zekerheid inzet van de verkiezingen te maken en zie: Agalev en Ecolo kwamen er niet meer aan te pas. Dat is veelbetekenend. Uit de gegevens van socioloog Mark Swyngedouw blijkt dat Agalev de grootste partij wordt als men bij de kiezers peilt naar hun tweede keuze. Voor het gros van de kiezers is een groen engagement een vrijblijvend engagement. Iedereen is voor zuivere lucht en proper water, maar als het erop aankomt, wil men brood op de plank: dat is de allerbelangrijkste bekommernis. Uit een recente enquête van de Financieel-Economische Tijd blijkt dat de bevolking het terugdringen van de werkloosheid de topprioriteit noemt (76,2%), gevolgd door het vrijwaren van de sociale zekerheid (63,7%) en de harde aanpak van de criminaliteit (62,6%). De verdediging van het leefmilieu volgt pas op de vijftiende (39,9%) en de verbetering van de leefbaarheid van de steden op de zestiende plaats (37,8%). De sociale kwestie wist in de negentiende eeuw massa's mensen te mobiliseren: ze leidde tot een sterke vakbeweging en een krachtige socialistische partij. Het ecologische probleem is vandaag niet tot een zelfde exploot in staat. Vlaanderen is zeker niet groener geworden door de milieupolitiek die de traditionele partijen de laatste tien jaar hebben gevoerd - de rivieren zijn nog steeds ver- | |
[pagina 174]
| |
vuild, de bossen blijven ziek, de open ruimte wordt verder verkwanseld en deze zomer overschreed men om de andere dag de ozonwaarden - en toch boert Agalev bij de verkiezingen achteruit. De partij zou daar conclusies uit kunnen trekken. Als zweeppartij die met ludieke acties sympathie won, was Agalev nauwelijks in staat om ernstig op het beleid te wegen; als klassieke oppositiepartij heeft ze nog minder in de melk te brokkelen. De Agalev-verkozenen onderscheiden zich vandaag nauwelijks van de andere mandatarissen: het zijn nogal grijze muizen die wollig praten en volledig opgaan in het institutionele raderwerk. Paradox: nu Agalev een moderne communicatiepolitiek wil voeren, zijn de media niet langer geïnteresseerd in de groene kopstukken. Het nieuwe is er wat af. En een aantal markante figuren van het eerste uur hebben met de partij gebroken: Luc Versteylen, Ludo Dierickx, Leo Cox, Paul Staes. In Antwerpen ondervindt de partij ondertussen dat meeregeren al evenmin soelaas brengt. De groene schepen van ruimtelijke ordening, Mieke Vogels, wordt volledig vermalen in de monstercoalitie met SP, VLD en Antwerpen 94 (een samengaan van CVP, VU en onafhankelijken). In belangrijke dossiers moest de groene politica bakzeil halen: Petroleum-Zuid mag industriegrond blijven en het Eilandje, ooit voorgesteld als een speerpunt van stadsvernieuwing, wordt bedreigd door een grootschalig winkelcomplex. De Antwerpse fractieleider Erwin Pairon geeft het openlijk toe: ‘Er is een nieuw stadsbestuur, maar de mensen kunnen amper het verschil met vroeger zien’ (Knack, 15 november 1995). Vijftien jaar Agalev heeft de beperkingen van een autonome groene partij duidelijk aangetoond. Als de groenen hun gedachtengoed werkelijk in beleid willen omzetten, moeten ze op zoek naar bondgenoten. Zowel de programma's als de politieke praktijk leren dat men die het makkelijkst vindt bij VU en SP. Het project van Maurits Coppieters, die een progressief front wil smeden tussen SP, VU, Agalev en de christelijke arbeidersbeweging, kan voor de groenen dan ook een ideale wissel op de toekomst zijn. Zo'n nieuwe partij zou in Vlaanderen bovendien tot een centrum-linkse meerderheid kunnen leiden. Zou. Agalev heeft al meteen laten weten dat zij een onafhankelijke partij wil blijven. De reactie is kortzichtig maar niet onbegrijpelijk. Bestaande organisaties heffen zich zelden op uit vrije wil: dat is nog zo'n wet uit de sociale wetenschappen. □ Jörgen Oosterwaal | |
[pagina 175]
| |
Fragment van een leven
| |
[pagina 176]
| |
de uitwerking van het fascisme. Hij vraagt zich af of en hoe grote schrijvers en denkers het kamp zouden doorstaan en overleefd hebben. Rost schreef uit zelfverdediging, om niet voortdurend bezig te zijn met wat hij de materie van het kamp noemt: SS-ers, luizen en vlooien, dunne soep en een korst brood. Misschien, schrijft hij, is het wel een vlucht in de Literatuur, maar de werkelijkheid verliest hij nooit uit het oog, ‘daar zorgt ze trouwens zelf wel voor’. In de laatste oorlogsmaanden drong ze zich onweerstaanbaar op, vorm en inhoud van het dagboek veranderden, Rost begon verslag uit te brengen over de gebeurtenissenGa naar eind[4]. Rost leerde Mala Zimetbaum tien jaar na haar heldendood kennen, bij een bezoek aan Auschwitz. In ‘Poging tot concentratie in een vroeger concentratiekamp’Ga naar eind[5] rapporteert hij wat de gids in Auschwitz over haar vertelde. Alleen de strekking van het verhaal is nog juist, de gebeurtenissen werden bijna volledig gemythologiseerd: de onvoorstelbare moed van Mala, de gevolgen voor de SS-ers en de beestachtigheid van hun weerwraak worden alle overdreven. Kenmerkend ook is de contaminatie van verschillende heldendrama's. Zoals in verscheidene vroege getuigenissen over Mala vindt men ook hier elementen terug uit het verhaal over een jodin die zich op 23 oktober 1943 in Birkenau, vlak voordat ze in de gaskamer zou worden gedreven, op een SS-er stortte en hem met zijn dienstwapen doodde en een andere SS-er verwondde. In 1947 al werd ter plekke, in Birkenau, door Poolse Auschwitzoverlevenden een film gedraaid, De laatste etappeGa naar eind[6], met het verhaal van Mala (Martha Weiss heet ze in de film) als apotheose. Mala vluchtte uit Auschwitz om plannen van het kamp buiten te smokkelen. Het Poolse verzet zou de gevangenen dan snel komen bevrijden. En inderdaad, net op het moment dat Mala terechtgesteld zal worden, vliegen de Russische bommenwerpers over het kamp. Deze sterk heroïserende film kende ook in het Westen nogal wat succes. Bij het grote publiek geraakte Mala echter pas bekend door de vertaling van Anus mundiGa naar eind[7], het ooggetuigeverslag van Wieslaw Kielar, de vriend van Edek Galinski die samen met hem de vlucht uit Auschwitz beraamd en voorbereid heeft. Nog grotere bekendheid kreeg ze door de twee bladzijden die Primo Levi aan haar wijdde in zijn laatste, reeds vermelde boek. Met de getuigenisstroom over Mala was tot op heden niet veel gebeurd. In Met de dood voor ogenGa naar eind[8] wijdde ik een uitgebreid hoofdstuk aan de analyse van enkele tientallen getuigenissen over haar. Ik toetste de verschillende versies van het verhaal aan elkaar, verklaarde de onderlinge verschillen en bracht enige lijn aan in de gerelateerde gebeurtenissen. In het voorbije decennium vatten velen het plan op om een boek, roman of film over Mala te maken. Steeds weer gonsde het van de geruchten dat iemand ermee bezig was. In 1989 werd in Polen een TV-documentaire over haar gedraaid, die kort nadien in Duitsland werd uitgezonden. Dodelijke romance, een liefde in het concentratiekampGa naar eind[9] is een boeiende reconstructie aan de hand van getuigenissen, vooral van Poolse overlevenden, waarbij de klemtoon minder op Mala en meer op Edek kwam te liggenGa naar eind[10]. Nu is er eindelijk een heus boek | |
[pagina 177]
| |
over Mala, geschreven door Lorenz Sichelschmidt, een Duits taalpsycholoogGa naar eind[11]. De taak die hij zich meer dan tien jaar geleden had gesteld, toen hij op een tentoonstelling van portretten van Auschwitzgevangenen getroffen werd door een tekening van Mala, bracht hij tot een uitstekend einde. Zijn voornemen meer aan de weet te komen over de afgebeelde vrouw, wier ogen hem overal bleven volgen, door haar leven te reconstrueren, door te doorgronden wat Auschwitz voor een mens, voor een miljoen mensen betekend moet hebben, leverde een verhelderend en goed leesbaar boek op, geschikt voor een groot publiek.
Mala Zimetbaum, pasfoto uit 1941, Staatsmuseum Oswiecim.
Sichelschmidt heeft vele reeds bekende, maar her en der verspreide getuigenissen samengebracht en verrijkt met getuigenissen van een vijftiental getuigen die hij heeft opgespoord en ondervraagd. De hieruit gepuurde informatie werd aangevuld met gegevens uit ander, schaars bronnenmateriaal en verwerkt tot een boeiend verhaal. Dat wordt regelmatig onderbroken door bondige en overzichtelijke schetsen van de historische situatie waarin de hoofdpersoon zich op dat moment van het verhaal bevindt. Bijvoorbeeld de situatie van de joden in Mala's geboorteland, Polen; die van de joodse vluchtelingen in België waarheen haar familie emigreerde; de jodenvervolging in België en in Polen; de levensomstandigheden in de kampen van Breendonk en Mechelen; de deportaties uit België; het leven in Auschwitz, de dagindeling van de gevangenen, de (on)mogelijkheid te ontvluchten; de toestand in België en elders op dat moment... De ondertussen legendarisch geworden Mala wordt in een ruimer historisch kader | |
[pagina 178]
| |
geplaatst. De auteur schreef verteerbare geschiedenis rond wat hij een fragment van een leven noemt, ‘tussen economische ontbering, politieke onderdrukking en institutionele terreur, tussen gele ster en rode driehoek, achter prikkeldraad en grauwe uniformen’. De geschiedenis wordt geïllustreerd door overvloedig en deels nieuw fotomateriaal over Mala en Auschwitz, door kaarten en plattegronden. Wat de persoon van Mala en de getuigenissen over haar betreft, is Ein Leben und eine Liebe in Auschwitz een wat heroïserend en enigszins onkritisch boek. Dat is begrijpelijk en vanuit bepaalde standpunten ook wel verdedigbaar. De wetenschappelijke gezichtshoek, die zeker op lange termijn aan belang winnen zal, wijkt hier evenwel van af. De geschiedkundige bewondert niet alleen de wijze waarop Sichelschmidt brokstukken uit de vele getuigenissen met elkaar verweven heeft tot een consistent verhaal, hij verbaast zich ook over de weglating van contradicties en onzekerheden, eigen aan alle getuigenismateriaal. Merkwaardig en interessant is dat de meeste aandacht gaat naar de persoon van Mala voordat ze in Auschwitz terechtkwam. Over wat aan de fragmentatie van haar leven voorafging, was natuurlijk heel weinig geweten. De auteur ging te rade bij Mala's zus die tijdig aan deportatie wist te ontsnappen. Aan de hand van haar decennia oude herinneringen en zorgvuldig bijgehouden foto's, bouwde hij een beeld op van de jonge Mala. Waarschijnlijk omdat daar zo weinig over bekend is, kon hij niet weerstaan aan de neiging om alle beschikbare, soms wat overbodige details op te nemen - bijvoorbeeld dat Mala's lievelingsgerecht chocoladepudding was, vooral als die nog warm was. En dat alles wordt doorgaans belicht vanuit de bekende afloop: haar heldendood. Daardoor wordt er een indruk van voorbestemming gewekt: Mala wordt een bijzonder meisje omdat ze een uitzonderlijke vrouw is geworden. Het beeld dat de vele getuigen zich in of na het kamp van Mala hebben gevormd, wordt in het verleden geprojecteerd. De mens in wording die geen van Mala's kampgenoten heeft gekend, verdwijnt in de schaduw van de heldin die door en in tegenspoed gegroeid is. Doordat dit precieze wordingsproces over het hoofd wordt gezien en waarschijnlijk ook niet meer goed te reconstrueren valt, komt onvoldoende tot uiting dat in onmenselijke omstandigheden sommigen zichzelf en wat menselijk mogelijk is ver kunnen overstijgen. Al zijn er ongetwijfeld ook andere waarneembare tendensen, toch is de wijze waarop nu al tientallen jaren lang vele jonge Duitsers zich, nadrukkelijker dan welk volk ook (denk maar aan de Japanners), bezinnen over hun betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de gruwel van de Tweede Wereldoorlog, even verheugend als verbazingwekkend. Lorenz Sichelschmidt is een van hen. De verantwoordelijkheid die hij opneemt, is geen verantwoordelijkheid in de betekenis van ‘schuldig zijn’ - hij was toen niet eens geboren - maar verantwoording in de betekenis van ‘een antwoord schuldig zijn’. Een antwoord op de vraag, ‘welke consequenties men persoonlijk uit het verleden heeft getrokken. De vraag, wat men persoonlijk doet, opdat het verleden zich niet op vergelijkbare wijze in de toekomst herhaalt’. | |
[pagina 179]
| |
Op de gevel van het huis in de Marinisstraat in Borgerhout, waar Mala heeft gewoond, hangt een herdenkingsplaat ter ere van haar enorme solidariteit. Achter die plaat, achter die gevel wonen nu Marokkanen, zoals in vele andere huizen en straten van de gemeente die door de nieuwe lichting onverdraagzamen laatdunkend Borgerokko genoemd wordt. De migranten van vandaag leven er in sociale, economische en politieke omstandigheden die in grote lijnen vergelijkbaar zijn met die waarin destijds Mala Zimetbaum en de haren daar leefden. Het verleden wordt herdacht, niet de wantoestanden die eraan ten grondslag lagen. Het lijkt wel of de tijd stilgestaan heeft. Zoals voor die Auschwitzgevangenen die, zoals Sichelschmidt schrijft, tot op heden in het kamp zijn blijven wonen, achter de gordijntjes van een tot leefbare woningen omgevormd blokhuis van Auschwitz-I, omdat ‘hun bestaan dermate door dit oord van de dood werd getekend, dat ze alleen in Auschwitz met Auschwitz konden leven’. □ Gie van den Berghe |
|