Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Erik Faucompret
| |
[pagina 150]
| |
Historisch uitgangspuntVoor een goede visie op het Joegoslavische conflict moet men vertrekken van de ingewikkelde situatie op de Balkan. Daar hebben altijd verschillende volkeren gewoond die nooit in één staat verenigd waren. In de loop der eeuwen hebben grote machtscentra met wisselend succes geprobeerd het gebied onder controle te krijgen. Eerst het Romeinse Rijk, daarna Byzantium, het Ottomaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije, terwijl de Russische tsaren altijd op de loer lagen. Servië dankt zijn ontstaan in de negentiende eeuw aan Rusland dat naar uitbreiding streefde van zijn invloedssfeer in de Balkan. Geopolitiek bevond Servië zich in een vrij ongunstige positie: omgeven door vijandige buurlanden en afgesloten van de zee. In de Balkanoorlogen (1912 en 1913) vocht het aan de zijde van Griekenland waardoor het een deel van Macedonië kon veroveren. Servië kon echter niet beletten dat Albanië onafhankelijk werd en dat zijn toegang tot de Adriatische Zee werd afgesneden door Oostenrijk-Hongarije. Tegen het verdrag van Berlijn in werd Bosnië-Herzegovina in 1908 door Wenen geannexeerd. Belgrado steunde de Bosnische Serviërs in hun verzet tegen Oostenrijk-Hongarije. Deze Bosnische Serviërs waren meestal arme landbouwers in dienst van Kroatische en islamitische landeigenaars. Vergeleken met dat van Oostenrijk-Hongarije was het Servische pachtsysteem democratisch zodat de Bosnische Serviërs streefden naar aansluiting van hun gebied bij Servië. Belgrado steunde terroristengroeperingen waarvan er één, Zwarte Hand, de Oostenrijkse kroonprins vermoordde bij zijn bezoek aan Sarajevo op 28 juni 1914. Het verdere verloop van de gebeurtenissen is bekend... Door een speling van het lot zag in 1919 het koninkrijk van de Serviërs, de Kroaten en de Slovenen het daglicht. Eén van de Veertien Punten van de Amerikaanse president Wilson behandelde het recht op zelfbeschikking. Aangezien de Kroaten, de Serviërs en de Slovenen zichzelf hadden uitgeroepen tot een onafhankelijke staat, meenden de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog dat aan alle volkenrechtelijke voorwaarden voor diplomatieke erkenning was voldaan. Er was een grondgebied, een volk en een regering die controle uitoefende. In werkelijkheid hoopte men dat de vorming van de Joegoslavische staat die van de natie vooraf zou gaan: er bestonden geen volksnationale banden tussen de diverse etnische groepen. Servië had Bosnië-Herzegovina en Macedonië geannexeerd. Slovenen en Kroaten, die voorheen deel uitmaakten van Oostenrijk-Hongarije, vreesden voor annexatie door Italië, gebiedsuitbreiding die in het geheime verdrag van Londen in 1915 door de geallieerden was beloofd. Daarom kozen zij voor een staatsverband met Servië. Kroaten en Serviërs spraken weliswaar | |
[pagina 151]
| |
dezelfde taal, maar een cultureel-godsdienstige kloof liep dwars door het land. De door Rome bekeerde Noordslavische volkeren hadden de renaissance en de reformatie ondergaan. Die van het door Byzantium bekeerde Zuidslavië niet. | |
BufferstaatVoor de grootmachten en vooral voor Frankrijk ging het er in 1919 om een bufferstaat te creëren die de Duitse invloed in Europa kon tegenwerken. Het Servisch overwicht zou de Zuidslavische staat samenhouden. Frankrijk stimuleerde de oprichting van de Kleine Entente tussen Joegoslavië, Roemenië en Tsjechoslovakije. Met die groep sloot het een defensieverdrag dat in de plaats kwam van het tijdens de Eerste Wereldoorlog beloofde maar nooit ondertekende veiligheidsverdrag met de VS en Groot-Brittannië. Het verdrag met de Kleine Entente was zowel illegaal als overbodig: het ging in tegen de geest van de Volkenbond en het bevatte militaire bepalingen die in het licht van de geopolitieke situatie niet konden worden uitgevoerd. Bovendien wakkerde het de Duitse en Italiaanse vijandschap tegen de nieuwe staten nog aan. Joegoslavië was intern zeer onstabiel. Het duurde niet lang vooraleer de Kroaten en de Slovenen zich begonnen te verzetten tegen de Servische overheersing. Bosnië, waar de verschillende volksgroepen door elkaar leefden (volgens Clemenceau: une peau de léopard), werd de inzet van hun strijd voor autonomie. Er waren economische problemen omdat het land weinig natuurlijke rijkdommen bezat en omdat handel met de buurlanden zo goed als onmogelijk was wegens allerlei grensconflicten. Paramilitaire groeperingen verstoorden de rust in Kroatië. In 1929 trok koning Alexander alle macht naar zich toe. Joegoslavië werd een dictatuur. Vijf jaar later werd de koning door Kroatische terroristen (Oustachis) in Marseille vermoord en werd de politieke wanorde nog groter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Joegoslavië een van de weinige gebieden dat noch Hitler noch Mussolini volledig onder controle kregen. De diverse republieken werden bezet door de Duitsers en hun Italiaanse, Albanese of Bulgaarse bondgenoten. De vanuit Londen opererende koningsgezinde Tsjetniks en de communistische verzetsstrijders (Partizanen) voerden er een ongeregelde strijd niet alleen tegen de bezetters maar ook en vooral tegen elkaar. In Kroatië had Hitler een staat opgericht: de Oustachis werden onder leider Ante Pavelic zijn trouwste bondgenoten. In concentratiekampen als dat van Jasenovac, het Joegoslavische Auschwitz, vonden ongeveer 150.000 Serviërs, joden en zigeuners de dood. Er was ook een beruchte SS-eenheid actief van Moslims en Kroaten (de Handzar Divisija van Ekrem Mandal), die grote slachtingen aanrichtte onder de Bosnische Serviërs. De Kroaat, | |
[pagina 152]
| |
Jozif Brosz, codenaam Tito, slaagde erin de Britten ervan te overtuigen zijn verzetsgroep en niet de Tsjetniks als de enige vertegenwoordiger van de Joegoslaven te erkennen. De geallieerden waren het erover eens dat de Kroaten voor altijd het recht hadden verspeeld op een eigen staat. Na de Tweede Wereldoorlog werd Joegoslavië opnieuw een bufferstaat, ditmaal tussen Oost en West. Door een prestigieus buitenlands beleid legitimeerde Tito zijn gezag in het multiculturele Joegoslavië. De heldendaden van het verzet werden geroemd. Met een groteske personencultus rond de figuur van Tito en de communistische ideologie probeerde men de bevolking te indoctrineren. Joegoslavië opteerde voor een onafhankelijke koers t.o.v. Moskou die in de periode 1948-1953 zou leiden tot een ernstig conflict. Washington leverde niet alleen economische hulp maar moderniseerde ook het Joegoslavische leger. Tito werd een van de leiders van de beweging der niet-gebonden landen. Toen het conflict met Moskou werd bijgelegd, kreeg Joegoslavië opnieuw kredieten van het Oostblok. Het sloot een associatieakkoord zowel met de OESO als met de Comecon. Op economisch vlak werd geopteerd voor een eigen model gebaseerd op elementen van zowel vrije markteconomie als planeconomie. De vrees voor de buurlanden werd aangewakkerd. Albanië was China's bondgenoot geworden en het probeerde de Kosovaren te bewegen tot afscheiding. Macedonië werd opgeëist door zowel Bulgarije als Griekenland. Italië, waarmee de betrekkingen nochtans werden geregulariseerd, had zijn territoriale aspiraties m.b.t. Triëste en Istrië niet opgegeven. De binnenlandse problemen bleven bestaan. Tito probeerde het Servische overwicht af te zwakken door autonomie toe te kennen aan de zes republieken binnen de Joegoslavische federatie. In 1961 verkregen de Moslims een etnische identiteit (met deze maatregel wilde Tito ook zijn Arabische bondgenoten behagen) niettegenstaande zij zich in de eerste plaats als Bosniërs beschouwden. In 1974 werden binnen Servië twee autonome provincies gecreëerd (Kosovo, grotendeels door Albanezen bewoond en Vojvodina, met een sterke Hongaarse minderheid). Periodiek werd ook de interne migratie aangemoedigd. De spanningen waren onderhuids aanwezig. Het was dan ook de vraag of deze artificiële staat een toekomst had na de dood van Tito in 1980 en wanneer het minder goed zou gaan met de economie. Zou het Joegoslavisch gevoel, het behoren tot één Zuidslavische natie, niet verdwijnen? | |
AfscheidingHet einde van de Koude Oorlog luidde meteen het einde in van de communistische dictaturen in Oost-Europa. Tot dan toe had het bipolair | |
[pagina 153]
| |
systeem samen met de nucleaire bewapening gezorgd voor een soort van veiligheidsnet. De twee supermachten hadden elk hun invloedssfeer. De VS kwam niet tussenbeide wanneer er opstanden waren in Hongarije of Tsjechoslovakije; de Sovjetunie bemoeide zich niet met staatsgrepen in Griekenland of Turkije. Joegoslavië was neutraal terrein: zowel de VS als de Sovjetunie wilden niet dat aan de eenheid van het land zou worden geraakt. Elke wijziging van het neutraal statuut had de tegenpartij kunnen bevoordelen. Sedert 1989 is het bipolair systeem verdwenen. De Sovjetunie gaf geen steun meer aan de Oosteuropese communistische regeringen. Daarom waagden die regeringen het niet langer geweld te gebruiken tegen het volk. In de twee meest totalitaire staten van het vroegere communistische systeem ging de revolutie gepaard met veel bloedvergieten: de Sovjetunie en Joegoslavië. Joegoslavië was zijn bufferfunctie kwijtgespeeld. De volkeren in deze multiculturele staat wensten niet uit vrije wil samen te blijven. Servië opteerde voor voortzetting van de communistische partijdictatuur, voor planeconomie en voor handhaving van de federatie. Verkiezingen brachten zowel in Kroatië als Bosnië ultra-nationalisten aan de macht die voorgoed komaf wilden maken met de Servische overheersing. Oustachi-bewonderaar Franjo Tudjman in Kroatië en Moslimfundamentalist Alija Izetbegovic in Bosnië stuurden aan op afscheiding. De Servische president Slobodan Milosevic, zelf een ultra-nationalist die in 1989 de autonomie van Kosovo en Vojvodina had gekortwiekt (overigens op vraag van de Servische intelligentia), opteerde voor vereniging van alle Volksserviërs onder één gezag. Handig speelde hij in op de angst van de Kroatische en Bosnische Serviërs (met een aandeel van resp. 12 en 31% van de bevolking) voor Tudjman en Izetbegovic die - het moet gezegd - zelf weinig deden om die angst weg te nemen. De Volksserviërs maakten hun verzet duidelijk door niet deel te nemen aan de verkiezingen in Kroatië en door het referendum over de Bosnische onafhankelijkheid te boycotten. In de Kroatische Krajina werd een autonome Servische republiek uitgeroepen. Ook in Bosnië werd een autonome Servische republiek gecreëerd. Milosevic plaatste het Joegoslavische volksleger onder zijn persoonlijk gezag en liet verstaan dat de administratieve grenzen van de oude republieken niet samenvielen met de grenzen van Groot-Servië. Zowel Servië als Kroatië wensten een deel van Bosnië te annexeren. De Moslims leefden echter verspreid over het land, wat een Servisch-Kroatische grensafbakening niet eenvoudig maakte. Bovendien was er hun demografisch gewichtGa naar eind[3]. Daarom kon in Tudjmans en Milosevics visie het Moslimprobleem alleen worden opgelost door etnische schoonmaak. De peau de léopard werd een patchwork (lappendeken). De oorlog werd onvermijdelijk toen president Izetbegovic in oktober 1991 voor onafhankelijkheid opteerde. | |
[pagina 154]
| |
Zoals in Kroatië kwam het Servische leger de Volksserviërs ter hulp. Serviërs, Kroaten en Moslims herleefden in het nieuwe conflict hun vorige burgeroorlog, die samenviel met de Tweede Wereldoorlog. Beide zouden ongeveer evenlang duren. | |
Zwakke Verenigde NatiesIn 1945 ging de oprichting van de VN gepaard met optimistische toekomstverwachtingen. Zowel de bilaterale allianties van de negentiende eeuw als de Volkenbond hadden hun onvermogen bewezen om de vrede te bewaren. Dit keer zou het beter gaan. Typisch in een collectief veiligheidssysteem (CVS) als dat van de VN is het vormen van een coalitie op het moment zelf dat een agressie zich voordoet. De intentie van de agressor is belangrijker dan zijn capaciteit. Een CVS heeft ook alleen maar succes wanneer een zo groot mogelijk aantal landen eraan deelneemt. Concreet voorzag het VN-handvest drie manieren waarop het systeem zou kunnen werken. Krachtens hoofdstuk 6 zouden geschillen vreedzaam worden geregeld volgens de traditionele methoden van het volkenrecht: bemiddeling, onderhandelingen, feitenonderzoek, verzoening, arbitrage, beslissing van het Internationaal Gerechtshof of een beroep doen op regionale organen of akkoorden. In geval van agressie of bedreiging van de vrede zou hoofdstuk 7 van het handvest in werking treden. Het voorziet in het treffen van voorlopige maatregelen door de Veiligheidsraad, het verbreken van de economische en de andere betrekkingen met de agressor, en eventueel het zenden van een troepenmacht. Krachtens hoofdstuk 8 is het de lidstaten toegestaan regionale akkoorden te sluiten mits die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de VN. Dergelijke organisaties zagen echter nooit het daglicht. Tot nog toe opteerde de Veiligheidsraad omzeggens uitsluitend voor de maatregelen voorzien in hoofdstuk 6. Wanneer in dat kader VN-troepen werden gestuurd (b.v. naar Cyprus, Kashmir, het Midden-Oosten), dan ging het om zogenaamde peacekeepers. Dit heet preventieve diplomatie, een in 1956 door Dag Hammarskjöld en Lester Pearson uitgewerkt model. Op basis van hoofdstuk 7 werden alleen sancties uitgevaardigd (b.v. tegen Rhodesië, Zuid-Afrika, Liberia, Lybië, Haïti, Irak). Soms gaf de Veiligheidsraad toestemming aan de lidstaten troepen te sturen naar conflictgebieden (b.v. naar Korea in 1950, of naar Koeweit in 1990) maar daar ging het om strikt nationale operaties waar de VN als zodanig (juridisch) niets mee te maken had. Alleen in het geval van Somalië werden VN-troepen gestuurd op basis van hoofdstuk 7. De Veiligheidsraad heeft echter het uitzonderlijk karakter van deze operatie beklemtoond. | |
[pagina 155]
| |
UnproforMet het einde van de Koude Oorlog werd algemeen verwacht dat de Verenigde Naties efficiënter zouden functioneren. Kwam daarbij dat in het geval van ex-Joegoslavië de Europese Unie (EU) een belangrijke rol wilde spelen. In december 1991 stemde de EU erin toe elke Joegoslavische republiek te erkennen die aan normen voldeed inzake mensenrechten, democratie en bescherming van etnische minderheden. Onder Duitse druk werd in 1992 echter overgegaan tot onvoorwaardelijke erkenning. Een niet zo evidente beslissing als men rekening houdt met de houding van de presidenten Izetbegovic en Tudjman t.o.v. minderheden. Ook nadien was de houding van het Westen volkenrechtelijk inconsistent. Indien staten worden erkend, dan hebben ze als VN-lidstaat het recht op individuele en collectieve zelfverdediging (artikel 51 van het Handvest). Met de afkondiging van een wapenembargo door de Veiligheidsraad (juli 1991) werd dit recht met de voeten getreden. Door zich neutraal op te stellen in het conflict erkende het Westen de legitimiteit van de Servische opstand in Kroatië en Bosnië. Men wilde de Bosniërs niet verdedigen tegen de Servische agressie en ontzegde hen tegelijk de middelen om zichzelf te verdedigen. Gelukkig werden er door de VN ook positievere maatregelen genomen. Allereerst werd op basis van hoofdstuk 6 in samenwerking met de EU geprobeerd te bemiddelen. De betrokken partijen verwierpen echter de opeenvolgende vredesplannen. De Bosnische Serviërs wilden meer gebied aanhechten dan hen werd toegestaan en slaagden daarin met bruut geweld. De Moslims hoopten door het verkrijgen van nieuwe wapens de krijgskansen te doen keren. Krachtens resolutie 743 werd, op basis van hoofdstuk 6, in februari 1992 een United Nations Protection Force (UNPROFOR) opgericht die als eerste opdracht kreeg toezicht te houden op het bestand tussen Kroatische en Servische troepen in Kroatië. Later werden er ook UNPROFOR-troepen ingezet in Bosnië en Macedonië. In Bosnië dienden ze de humanitaire hulpverleners te beschermen. In Macedonië moesten ze beletten dat de strijd zou uitbreken. In mei 1992 werd op basis van hoofdstuk 7 een cultureel en economisch embargo afgekondigd tegen Klein-Joegoslavië (Servië en Montenegro) omdat dat land steun bleef verlenen aan de Servische opstandelingen in Kroatië en Bosnië. Het omvatte een handelsverbod, een olieëmbargo, de opheffing van luchtverbindingen, de bevriezing van kapitaaltegoeden, het verbod deel te nemen aan internationale sport- en culturele evenementen en de terugtrekking van een aantal diplomaten. Om toezicht uit te oefenen op het embargo kon een beroep worden gedaan op NAVO-lidstaten. Die lidstaten zetten hun marine in (juli 1992) en dwongen later ook een vliegverbod af boven Bosnië | |
[pagina 156]
| |
(april 1993). In mei 1993 werden door de VN zes veilige zones gecreëerd waaruit alle Bosnisch-Servische troepen zich moesten terugtrekken. De Moslims zouden er van UNPROFOR bescherming genieten. UNPROFOR was echter niet bij machte de vrede te bewaren: twee van de veilige zones (Srebrenica en Zepa) werden door de Bosnische Serviërs onder de voet gelopen, onschuldige burgers werden in Sarajevo door sluipschutters onder vuur genomen, voedselkonvooien werden tegengehouden en blauwhelmen gegijzeld. Nog op basis van hoofdstuk 7 werd een Internationaal Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in het leven geroepen. Het Tribunaal kan alleen recht spreken in geval van effectieve aanwezigheid van de beklaagden. In april 1994 lanceerden NAVO-lidstaten een eerste reeks luchtaanvallen. Dat gebeurde opnieuw in mei en augustus 1995. De strategie van de VN waarin de EU een belangrijke rol had gespeeld, was op een dood punt gekomen. | |
De Amerikaanse DaytonstrategieToen de moeilijkheden in Joegoslavië begonnen, had de VS een afwachtende houding aangenomen. Er stonden geen vitale nationale belangen op het spel, de situatie in Joegoslavië was een heksenketel en president Clinton geloofde in regionale conflictbeheersing door de buurlanden. Met de Europese bondgenoten kwam het vrij spoedig tot diplomatieke meningsverschillen. Voor Washington was Servië onbetwistbaar de schuldige, voor de Europeanen ging geen van de oorlogvoerende partijen vrijuit. De Europeanen verweten de Amerikanen te pleiten voor luchtaanvallen en opheffing van het wapenembargo ten voordele van de Moslims, maar zelf niet te willen deelnemen aan UNPROFOR. In juli 1995 kwam er een ommezwaai in het Amerikaans beleid. De Clintonadministratie die ongeveer een jaar voordien een federatie tot stand had gebracht tussen Bosnische Kroaten en Moslims, kwam tot het besef dat het conflict uitbreiding zou kunnen nemen. Zoals de brand vanuit Kroatië was overgewaaid naar Bosnië, zo zou hij nu kunnen overwaaien naar Kosovo of Macedonië. Bij het conflict zouden andere Balkanstaten worden betrokken. Bovendien: met de electorale campagne van 1996 in het vooruitzicht kon Clinton succes in de buitenlandse politiek gebruiken. Heeft zijn binnenlands beleid hem weinig roem gebracht (cfr. zijn mislukking bij de hervorming van de sociale zekerheid), in Haïti, het Midden-Oosten en Ulster boekte hij niet geringe diplomatieke resultaten (zelfs al waren het anderen die er aan de basis van lagen). Daarbij kwam de druk van het Amerikaanse Congres dat desnoods het wapenembargo eenzijdig wilde opheffen. Dit was niet alleen een inbreuk op een besluit van de Veiligheidsraad (waarom zou Rusland dan niet het VN-embargo tegen Irak mogen schenden?), maar | |
[pagina 157]
| |
bovendien zond het een verkeerd signaal uit naar de strijdende partijen. Naast het gewijzigde Amerikaanse beleid zijn er andere factoren die het Daytonakkoord mogelijk hebben gemaakt. Allereerst de koerswijziging van Milosevic, de leider die een zware verantwoordelijkheid droeg voor het uitbreken van de strijd. In augustus 1994 sneed Servië (officieel) de economische en culturele banden door met de Bosnische Serviërs omdat die het internationaal vredesplan hadden afgewezen. In ruil daarvoor werden enkele sancties opgeheven door de intussen opgerichte Internationale Contactgroep. In september 1995 dreef een Moslim-Kroatisch offensief de Bosnische Serviërs in het defensief, mede door de vernietiging van hun communicatiestructuren in Kroatië door de NAVO-luchtmacht. De inname van de Krajina door de Kroatiërs maakte Milosevic duidelijk dat de Bosnische Serviërs veel van hun militaire slagkracht hadden verloren. Toen ging de Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke zich met het probleem bemoeien. Op 12 oktober 1995 werd een staakt-het-vuren bereikt. Op 1 november bracht Holbrooke de presidenten van Servië, Kroatië en Bosnië samen op de Wright-Patterson luchtmachtbasis bij Dayton, in de staat Ohio. De conferentie werd voorgezeten door Holbrooke, EU-bemiddelaar Carl Bildt en de Russische onderminister van buitenlandse zaken, Igor Ivanov. Holbrooke deed uitschijnen dat zijn land de politieke wil bezat militair in te grijpen. Zijn weinig subtiele diplomatie - geknipt voor ruwe Balkanonderhandelaars - werd ondersteund door NAVO-bombardementen op de Bosnisch-Servische stellingen. Op 22 november ondertekenden de presidenten Izetbegovic, Milosevic en Tudjman een Algemeen Raamverdrag voor Vrede in Bosnië-Herzegovina. | |
DaytonHet vredesakkoord van Dayton bestaat uit 10 artikelen, 11 bijlagen en 102 kaarten. Bondig samengevat:Ga naar eind[4] - de partijen verbinden zich ertoe de vijandelijkheden te beëindigen, hun troepen terug te trekken achter overeengekomen bestandslijnen, de bestandslijnen te aanvaarden als definitieve grenzen en de mensenrechten te eerbiedigen; | |
[pagina 158]
| |
het vlak van buitenlandse politiek en handel en met het oog op de versteviging van de banden tussen de twee entiteiten; | |
ClintonMet dit akkoord heeft president Clinton wellicht het zwaarste risico genomen in zijn korte maar bewogen carrière. Zijn toespraak tot de natie de avond nadat het akkoord was ondertekend, leert veel over de motieven van de Amerikaanse interventieGa naar eind[5]. Clinton zei o.a.: vanaf zijn ontstaan is Amerika meer geweest dan alleen maar een land. Amerika is de weerspiegeling van een idee dat het ideaal is geworden van | |
[pagina 159]
| |
miljarden mensen op deze wereld. Onze stichters hebben het zo uitgedrukt: Amerika, dat is leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Het is lang geleden dat een Amerikaanse president op dergelijke manier het Amerikaanse idealisme in het buitenlands beleid onder woorden heeft gebracht. Ons leiderschap is nu meer dan ooit noodzakelijk, zei Clinton nog, want de georganiseerde krachten van terrorisme, etnisch en religieus geweld bedreigen vrijheid, democratie en vooruitgang. Het betekent niet dat de VS overal ter wereld deze destructieve krachten zullen bestrijden: mijn taak als president bestaat erin de vraag naar Amerikaans leiderschap te verzoenen met onze strategische belangen en met de mogelijkheid succesvol in te grijpen. In Bosnië is aan deze voorwaarde voldaan: vrede in Bosnië is essentieel voor de stabiliteit zowel in West-Europa, Amerika's nauwst geallieerde, als in Oost-Europa waar de prille democratie moet worden beschermd. Het Amerikaans idealisme moet realistisch worden ingeschat. Clinton vreest voor een herhaling van de geschiedenis. Begin deze eeuw probeerden zowel Rusland als Duitsland in de zwakke Balkanstaten invloed te verwerven. Die onderlinge rivaliteit was een van de voornaamste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Had de VS zich toen meer bekommerd om Europa, dan was het misschien niet zover gekomenGa naar eind[6]. Dit keer moet Amerika zijn leiderschap demonstreren. Alleen de Amerikaanse deelname aan de vredesmissie zal andere landen ertoe bewegen hetzelfde te doen. Clinton besloot zijn toespraak als volgt: opeenvolgende generaties van Amerikanen hebben hun leven gegeven om de vrijheid in Europa te verdedigen en die vrijheid bracht ons voorspoed... Amerika moet de leider van de vrede blijven, dan zal het hoopvol de eenentwintigste eeuw binnentreden... | |
Vrede in Bosnië?Het vredesakkoord bevat ongetwijfeld heel wat positieve elementen. De internationale troepenmacht IFOR krijgt genoeg bevoegdheid om haar bevelen te laten uitvoeren: zij zal in tegenstelling tot UNPROFOR geen schietschijf zijn. De bepalingen m.b.t. de mensenrechten zijn vanuit volkenrechtelijk standpunt heel origineel. Bosnië blijft een eengemaakte staat met federale instellingen en verkozen vertegenwoordigers. Men wil de bewapeningswedloop afremmen. Dit betekent niet dat alle problemen opgelost zijn. Net zoals het Israël-PLO-akkoord moet dit verdrag nog worden uitgevoerd. Vraag is allereerst hoe de Moslim-Kroatië federatie zal functioneren. Sommige van de hevigste gevechten grepen plaats tussen Kroatiërs en Moslims, b.v. in Mostar; hun door de VS geïnspireerde verbond was in de eerste plaats gericht tegen de gemeenschappelijke vijand. Hebben Milosevic | |
[pagina 160]
| |
en Tudjman de ambitie opgegeven Bosnië-Herzegovina onder elkaar te verdelen? Het land is nooit onafhankelijk geweest. De twee entiteiten krijgen heel wat bevoegdheden en het federaal gezag is voorlopig niet zo sterk. Verder zijn er een aantal onduidelijkheden. De internationale gemeenschap (lees: het Westen) moet zo snel mogelijk een economisch hulpprogramma op gang brengen, maar waar het geld - 5 miljard $ is een bescheiden raming - vandaan moet komen, is niet zo duidelijk. De etnische schoonmaak moet ongedaan worden gemaakt, maar anderhalf miljoen vluchtelingen verblijft nog buiten de grenzen. Hoe men de vluchtelingen zal vergoeden, wordt niet gezegd. Er kunnen ook nog territoriale meningsverschillen opduiken m.b.t. Gorazde, Sarajevo en de Posavinacorridor. De IFOR-soldaten wacht een weinig benijdenswaardige taak: moeilijk terrein, bar klimaat, krijgsbenden die aan elkaar gewaagd zijn als het gaat om dirty fighting. De hamvraag is of de peacemakers in hun opdracht zullen slagen gedurende het ene jaar dat ze worden ingezet. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het Congres zal instemmen met de verlenging van het mandaat van de Amerikaanse troepen. Tijdens dat ene jaar zal IFOR in staat moeten zijn de oorlogvoerende partijen te scheiden, toezicht te houden op federale en nationale verkiezingen en het Bosnische leger te trainen zodat het zich eventueel kan verdedigen tegen de Bosnische Serviërs. Met de ervaring van Libanon in het achterhoofd weten de Amerikanen dat niet de indruk van partijdigheid mag worden gewekt. Militaire bevelvoerders vrezen dat de politieke leiders hun bewegingsvrijheid zullen inkrimpen. President Clinton mist ervaring in de buitenlandse politiek: het zal zeer moeilijk zijn de coalitie met de Europese partners te handhaven, om dan nog te zwijgen over de samenwerking met de Russen. | |
BesluitRegionale conflicten tussen volkeren van verschillende etnische origine zijn heel moeilijk op te lossen. Na de Tweede Wereldoorlog werden in de Balkan, in Afrika en in het Midden-Oosten een aantal artificiële staten gecreëerd die bewoond werden door verschillende etnische groepen. Een tijd lang zorgde de Pan-Slavische, de Pan-Afrikaanse of de Pan-Arabische beweging voor een zekere cohesie binnen die kunstmatige entiteiten. Uiteindelijk werden de nationalistische krachten te sterk. Ze gingen gewoonlijk uit van een groep die zich beroofd voelde van een eigen identiteit en die er materieel slecht aan toe was. Wat eerst een minderheid was, groeide spoedig uit tot een meerderheid. Leiders, politieke, intellectuele of religieuze, speelden in op de verdeeldheid en creëerden een klimaat van angst. Dat gebeurde ook in Joegoslavië waar | |
[pagina 161]
| |
Tudjman, Milosevic en Izetbegovic meesters zijn in het manipuleren van de publieke opinie. Uit de mislukking van de conflictpreventie in ex-Joegoslavië kan men een aantal nuttige lessen trekken. De internationale gemeenschap is nog altijd niet bij machte conflicten op te lossen wanneer de strijdende partijen dat zelf niet willen. Verouderde beginselen als niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden, nationale soevereiniteit, onschendbaarheid van grenzen, vetorecht van de vijf groten e.d. beletten een snelle en efficiënte tussenkomst van de Verenigde Naties in internationale crisissen. De VS hebben een vrede opgelegd. Zij zullen die echter niet kunnen handhaven door militaire macht alleen. Het welslagen van het vredesproces hangt af van de bekwaamheid van de Joegoslavische leiders om de krachten te bezweren die ze voor een groot deel zelf in het leven hebben geroepen. |
|