Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Bruno De Meulder
| |
Stad in de stadDe Martini-building nestelt zich inderdaad op intrigerende en voortdurend wisselende wijze in zijn specifieke stedelijke context. Het complex neemt de stad in zich op en geeft zichzelf aan de stad. Een riante galerij omzoomt drie zijden van het complex, begeleidt de voetgangersroutes naar en door de stad, biedt beschutting en uitzicht op de omringende stad. Een passage met winkels, bars en de toegangen tot de 155 appartementen, kantoren en theaterzalen haalt het publieke gebied binnen in het complex. Een straat doorboort het sterk gelede gebouw middendoor, ondermeer om toegang te verlenen tot het oorspronkelijk in het complex verwerkte busstation, het overslagcentrum tussen het netwerk van de natie - het spoor - en het netwerk van de stad - de buslijnen. In deze zone is er dan ook zowel toegang voorzien tot de destijds ‘internationaal’ genoemde tentoonstellingszalen (met de bijhorende cafetaria, stadsterrassen, bars die rechtstreeks aansluiten op de parkeergarages) | |
[pagina 143]
| |
als tot de in het complex ondergebrachte publieke polykliniek, enz.
De Martini, maquette.
De Martini is immers ook stad in de stad. Naast de reeds genoemde functies werden in het complex ook een benzinestation, zetels voor allerlei internationale organisaties, een resem horeca-zaken, winkels, bankkantoren (deels in de inpandige galerij) en een duizendtal parkeerplaatsen voorzien. De hoofdmoot van het complex is de tweevoudige kantoor- en woontoren van dertig bouwlagen met helemaal bovenaan, in een apart uitgewerkt volume, de exclusieve Martini-club en het standingvol, panoramisch restaurant. Het complex moest continu, dag in dag uit minstens 5.000 personen herbergen. De pulsie van de beweging, het ritme van de activiteiten: de Martini is een opwindende ervaring. Een Europese versie van de ‘Downtown Athletic Club’?Ga naar eind[2] Een vormgeving van een cultuur van stedelijke congestie en permanente instabiliteit? De Martini-toren is niet echt uniek, het nagenoeg gelijktijdige Charles-center in Baltimore b.v. herbergt een analoge trits functies, maar de echt vergelijkbare complexen zijn wel op één hand te tellen. Het Rogiercentrum toont zich op erg verschillende wijzen aan de stad. Vanuit de Nieuwstraat is het een ranke toren met vliesgevel en kleurige neonbekroning. De Martini dringt zich hier niet op. Hij is net van het formaat dat vanuit de middeleeuwse stad toelaatbaar is. De zijde langsheen het spoor is een breed uitgesmeerde boog, waarbij de | |
[pagina 144]
| |
horizontalen van de woningterrassen de gevel articuleren. Hij keert de boog van de sporenbundels om, genereert een sensuele spanning. Door de dubbele verdiepingshoge galerij met ranke kolommen is de onderbouw van het complex visueel een haast zwevende sokkel. Voorzieningen als de decortoren van het theater staan als losse elementen bovenop de sokkel. De foyer van het theater anderzijds priemt met een glasvlak van dubbele verdiepingshoogte uit dit platte balkvormige sokkelvolume. De Martini-club en het restaurant boven op de toren ondersteunen visueel de frappante neonreclame. Alsof het de vanzelfsprekendheid zelf is, wordt gegoocheld met ruimtes en vormen. Zelfs nog tijdens de bouw werden plannen aangepast, veranderd, opportuniteiten als een Martini-club dankbaar aangegrepen. Het is een spel. Het is een feest. Vanuit formeel standpunt leidt het niet tot een architectonisch meesterwerk, maar het is niettemin een toonbeeld van spontaneïteit. Een momentopname. De Martini is een gezicht in de stad en geeft een gezicht aan de stad. Het gebouw treedt in contact met zijn omgeving en genereert het publieke leven rondom hem, geeft gestalte aan de publieke ruimte. Het sluit zich niet op in zichzelf zoals de volgende generatie torens en kantoorcomplexen, maar gaat de interactie aan. Stedelijkheid draait nu eenmaal rond interactie, het omgaan met het verschil. | |
Stadsontwerp en modernismeWellicht kan de Martini-toren worden beschouwd als architecturaal manifest voor wat heden wel eens ‘stadsontwerp’ wordt genoemd. Het complex kristalliseert immers verschillende richtingen en gelaagdheden van de stedelijke ontwikkeling. Het strakke negentiende eeuwse plein, de straatwand, het netwerk van steenwegen, de boulevards, het spoor, ... de Martini neemt ze alle in zich op. Het complex is tegelijkertijd baken, transferium, convergentie- en verbindingspunt in de stad en biedt een cocktail van verschillende functies. Het complex is architectuur en stad. Het draait niet rond het thema architectuur van de stad, het danst, sublimeert. Stedelijke ruimte als kunstwerk, een stedelijke sculptuur, maar meer dan dat. Het gebouw schrijft zich in en versterkt, intensifieert de stedelijke morfologie. De hoofdstroom van het Belgische modernisme vertaalde zijn doctrinaire maatschappelijke betrokkenheid bijna uitsluitend in publieke programma's. Na de Tweede Wereldoorlog verzandde dit modernisme door zijn hang naar publieke erkenning, meestal in pathetisch monumentalisme. De Martini, de naam verraadt het al, behoort niet tot dat modernistische erfgoed, maar tot de zijtak ervan die zich in de nabijheid van de ondernemende zakenwereld ontwikkelde en die Yacht Clubs, | |
[pagina 145]
| |
boetieks, bars en discotheken, en ook de luchthaven van Zaventem realiseerde. Nieuwe technieken, mobiliteit, mondaniteiten en affairisme, ziedaar enkele belangrijke kenmerken van dit modernisme dat met de American way of life koketteert. Deze tak van het modernisme wilde het internationalisme, bron van (zakelijke) vooruitgang en voorspoed, letterlijk gestalte geven. De Martini werd dan ook opgericht in het elan van de wereldtentoonstelling van 1958 te Brussel, de spraakmakende ‘ontmoeting met de wereld’ die expliciet in het teken stond van de bevordering van een meer menselijke wereld. Het Atomium symboliseerde de bijdrage die de modernste techniek hiertoe zou leveren. De promotoren van het Internationale Rogiercentrum voorzagen in hun complex, alsof ze het testament uitvoerden van Otlet, Anderson of andere internationalistische utopisten, een volledig niveau voor het net opgerichte Europese Atoomagentschap Euratom: kantoren met aansluitend parkings op hetzelfde verdiep: met de moderne auto recht het kantoor in om te werken aan de nieuwste technologie in dienst van de mensheid... Met zijn tentoonstellings-, vergader- en theaterzalen en als zetel van internationale organismen en ondernemingen was de Martini de letterlijke en permanente voortzetting van het ‘rendez-vous’ met de wereld uit 1958. Het complex is eigenlijk een door de privé-sector gerealiseerde reductie van het Mundaneum: speels, eenvoudig, modern ogend en rendabel. Onschuldig plezier en ook wat voortvarende koopmansgeest: eigenlijk wilden de promotoren Euratom een vertimmerde parkeergarage als kantoorruimte verkopen. Op het dak staat dan ook een mondaine Martini-reklame en geen Atomium. | |
Martini en de NoordwijkHet financiële succes van de Martini-operatie was, zoals architect J. Cuisinier zelf ergens opmerkte, het startsein voor de sanering van de gehele Noordwijk, de grootste en grofste kaalslagoperatie uit de Belgische geschiedenis. Deze beruchte, faliekant afgelopen stedebouwkundige operatie stortte de oude volkse stationsbuurt regelrecht in de marginaliteit en steriliteit. Als weerbarstige brok stedelijkheid kon de Martini de confrontatie met de gore Noordwijk, zijn achtertuin langsheen het kanaal, best aan: de appartementen kregen democratische prijskaartjes, de exquise zaken van weleer werden bizarre importexportzaakjes met Afrikaanse of andere exotische produkten, of winkels met exuberant karnavalspul of erotisch tuig, een nachtwinkel, enz. De trendy en mondaine clubs werden dubieuze gelegenheden. De parkeergarage werd een goedkope zevende hemel voor de gemotoriseerde bezoekers van straathoertjes die in de Noordwijk post vatten. De Martini | |
[pagina 146]
| |
paste zich aan, werd herbruikt. Kortom, de Martini voldoet aan de essentie van stedelijkheid: gebruik en hergebruik, continuïteit en aanpassing. Permanente instabiliteit had hier een adequaat, in principe zelfs evolueerbaar kader. De Martini neemt de volledige stad - zonder onderscheid (evenzeer een kenmerk van stedelijkheid) - in zich op en is volledig stad. Voluit. | |
Exit MartiniVoor de Martini-toren is een sloopvergunning aangevraagd. Technisch totaal verouderd, geen plaatsing van air-conditioning mogelijk, dit soort goedkope legitimaties wordt in den treure herhaald. De enige toren uit de Brusselse skyline die niet misplaatst is, verdwijnt dus binnenkort om plaats te maken voor iets waaraan naar onze mening enkel de speculatieve meerwaarde nog interessant is. De hoogtechnologische en ecologische snuisterijen waarvoor het nieuwe project wordt geprezen, zijn ronduit potsierlijk. Wil men Europese subsidies aanvragen voor een windmolen bovenop een toren? De staart van het Martini-complex met ondermeer de zeven parkeerlagen, werd voor alle zekerheid reeds gesloopt. De ‘internationale’ tentoonstellingszalen liggen ook al tegen de vlakte. Om middelmatigheid met een compromis te consacreren wil men de sokkel wel behouden - speculanten wenden goede wil voor - en de torenvolumes heropbouwen. De inwendige galerij in de sokkel wordt niettemin botweg geschrapt. Ze herbergde veertig jaar lang handel, maar zou nu ineens niet functioneren... De galerij was nochtans een essentieel onderdeel van het complex. Ze maakte dat het betreden van het complex via een sequentie van overgangen werd geregeld. De schakering publiek-privé werd erdoor in een volledige regenboog uitgezet. Het nieuwe complex keert terug naar het steriele negentiende eeuwse principe van de rooilijn als stalen barrière, strikte scheiding tussen publiek en privé. Geen schakering, geen vervloeiing of overgang in de toekomst; enkel nog het éénduidige onderscheid tussen binnen en buiten, privé en publiek, de staalharde grens van het kapitaal en het nieuwe spiegelglas, eeuwige weerbots van het eigen gezicht. Nu nog gardes aan de centrale inkom! Uiteraard meer vierkante meters in het nieuwe complex, uiteraard quasi uitsluitend kantoren. Woningen zijn in het nieuw geplande BrusselGa naar eind[3] hier blijkbaar niet op hun plaats. Nochtans is er in de omgeving van het Rogierplein een veiligheidsprobleem, met de ontvolking verminderde het veiligheidsgevoel. Het is overduidelijk dat de radicale uitzuivering van het wonen (in één klap 155 woningen minder!) het laatste is wat in een dergelijke situatie te doen staat. De latente onher- | |
[pagina 147]
| |
bergzaamheid van de omgeving zal zich nu in de nieuwe, van wonen uitgezuiverde site echt kunnen ontwikkelen tot alles waar de mythische Noordwijk voor staat: bar, onguur, onveilig, monofunctioneel, trefplaats van hoeren en spuiters, van al dan niet illegale vluchtelingen en Poolse sjacheraars. Een doorzichtige glamour van banale torens, de zwarte zijde van de stad. De Martini is dus ongewild een toetssteen voor het Gewestelijk Ontwikkelingsplan. Volgens de logica van dit plan kan de afbraak eigenlijk niet door de beugel. Hoe kun je nu nieuwe inwoners aantrekken in het stadscentrum als je met één klap 155 goede appartementen, met een onovertroffen panorama, laat afbreken? Volgens de geest van het plan kan het eigenlijk ook niet. Want in een perimeter voor grootstedelijke administratie (waarin de Noordwijk met haar Martini ligt) moet alles in het werk worden gesteld om tot functievermenging te komen. Hoe kan je die bekomen als je de laatste restjes geslaagde functievermenging in de Noordwijk met de grond gelijk laat maken voor een nagenoeg monofunctionele kantoorkolos?
Het Centre International Rogier in opbouw.
| |
VooruitzienDe bestaande kantoren, waarvan de modulering te klein is bevonden, worden vervangen door grotere, doorlopende open kantoorniveaus. De appartementen waarvan boven sprake worden uiteraard ook vervangen door vloervlaktes. Hiermee loopt men de ontwikkelingen op de kantoor- | |
[pagina 148]
| |
markt van een jaar of tien, vijftien terug, achterna. In wereldsteden als New York zweert men al lang opnieuw bij kleinere modules. De tijd van de megabedrijven die standaardkantoren huurden, is immers al lang vervlogen tijd. Zijn het deze landschapskantoren voor legers typistes en klerken die de economische bedrijvigheid, slagkracht, innovatie en technologische vernieuwing zullen brengen, of juist die bedrijfjes die nu overal in garages, keten en loodsen onderdak vonden? Die zouden perfect in de bestaande Martini kunnen passen. Is er nog plaats voor een uitgeblust ministerie meer in de Noordwijk? Tot en met de staatsveiligheid is al opgetrommeld om de standaard kantoorkolossen - North Gate, North Star, Dallas, enz. - die ontwikkeling zouden brengen, te vullen, en zo de investeerders te vergoeden. Door het hergebruik van de vormelijke elementen van de Martini-toren (een uitgerekte boog met woningen langsheen het spoor, en een ranke kantoortoren) voor het realiseren van ongedifferentieerde kantoorvloeren, wordt het nieuwe complex een formalistische leugen van formaat. De Martini wordt een toren zoals alle andere torens in Brussel. Een monument van spontaneïteit wordt vervangen door een geforceerde, gezochte schoonheid, bevrozen architectuur. Technologische hoogstandjes als een reuzegrote windmolen bovenop de toren veranderen hier eigenlijk niets aan. De overbodige hyperontwikkeling op de kantoormarkt zal in de roemruchte Noordwijk het zoveelste bewijs leveren van de megalomanie van een blinde overheid. De vraag is hoeveel van die hyperontwikkeling de stad aankan voor ze eronder bezwijkt. |
|