Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Hugo Roeffaers
| |
[pagina 124]
| |
Zwaarte van het bestaan. En poëzie
Traag in de neerslachtigheid van wat gebeurt.
Ik, wachtend tot ik naar de vijftig ging
Om aan wonderen te geloven.......
Zo lang voor de lucht opklaarde,
Tijd verschalkt werd en het hart ging oplichten.
Zoals Vergilius en Dante bevindt Heaney zich ‘nel mezzo del camin’, midden op zijn levensweg. Seeing Things opent en sluit programmatisch met een uittreksel uit respectievelijk de Aeneis en de Divina Commedia, het laatste onder de niet mis te verstane titel The Crossing (de oversteek). Heaney vergeleek de dichter ooit met een Januskop: ‘terugkijkend op een vertakking van wortels en associaties en vooruitziend naar een verheldering van zin en betekenis.’Ga naar eind[2] Retrospectie en prospectie, zo kan men inderdaad Heaney's poëtisch oeuvre opdelen met als keerpunt Station Island (1984). Zijn eerste bundels Death of a Naturalist (1966), Door into the Dark (1969), Wintering Out (1972), North (1975) en Field Work (1979) zijn doortrokken van de ‘zwaarte van het bestaan’, een poëzie ‘traag in de neerslachtigheid van wat gebeurt’.Ga naar eind[3] Heaney delft er naar de wortels van het persoonlijke en collectieve verleden en lijkt steeds dieper verdoold te raken in de catacomben van het geheugen. Zijn verhuis - voor velen een vlucht - uit Ulster naar Glanmore in de Ierse republiek en zijn beslissing voortaan alleen van zijn pen te leven, luiden een tweede leven in. Niet dat hij zich afsnijdt van zijn wortels, maar die houden hem niet langer gevangen. Het lijkt veeleer dat ze hem, zoals een Sweeney, vleugels geven. Die Sweeney is de hoofdfiguur uit een oud-Ierse legende, Buile Suibhne, die, vervloekt door de priester Ronan, de rest van zijn leven als een opgejaagde vogel door Ierland zwerft. Het verhaal speelt zich af in de tijd van de kerstening van Ierland en de twee hoofdfiguren verpersoonlijken de botsing tussen het heidendom en de nieuwe religie. Heaney vertaalde deze legende onder de titel Sweeney Astray (1983). Dat hij zich in deze nomadische figuur herkent, blijkt o.a. uit de gedichten onder de titel Sweeney Redivivus in het derde deel van Station Island en ook uit het gedicht The King of the Ditchbacks, waarin hij zich beschrijft als ‘een rijke jongeling / die alles achterliet wat hij bezat / voor een nomadische eenzaamheid.’Ga naar eind[4] | |
Een keerpuntIn de bundels The Haw Lantern (1987) en Seeing Things (1991) kijkt Janus niet meer naar het gekende verleden, maar naar een nog te verkennen toekomst: ‘Beyond the range you thought you'd settled for’. ‘Voorbij de reikwijdte waarvan je dacht dat je er genoeg aan had’.Ga naar eind[5] Heaney, die zich | |
[pagina 125]
| |
altijd al een grensbewoner voelde, is voortaan een forens die voor zijn dichterlijk viaticum is aangewezen op de overkant. Opvallend is dat dit aanwijsbare keerpunt in Heaney's poëzie geen breuk betekent. Er is integendeel een opvallende continuïteit in de thema's, het poëtisch idioom en de inspiratiebronnen. Weliswaar een in Hegeliaanse zin ‘aufgehoben’ continuïteit waarin de tegenstellingen dialectisch worden opgeheven en verzoend. Een paar voorbeelden om die herkenbare gedaanteverwisseling te illustreren. Een van de meest bekende gedichten van Heaney is Digging uit zijn eerste bundel Death of a Naturalist. Heaney roept er het beeld op van zijn vader en grootvader, wier leven samenviel met het bewerken van de grond waarmee ze vergroeid waren. Hij wil die traditie voortzetten, hij zal graven, delven naar zijn wortels met zijn pen! Maar een pen is een verraderlijk wapen: ze zit in de hand ‘snug as a gun’ (knus als een pistool). Ook in het gedicht Alphabets in zijn bundel The Haw Lantern is Heaney zich nog steeds bewust van die ambiguïteit: ‘Er is een juiste / manier om de pen vast te houden en een verkeerde manier.Ga naar eind[6] De juiste manier voor hem is voortaan met de pen het nog onbekende te verkennen: ‘Grijp de schacht van de pen. / Onderschrijf de eerste stap die je zet / over een te-rechte lijn / naar de kantlijn’.Ga naar eind[7] | |
DiogenesAl even opvallend voor de ‘continuïteit in de verandering’ is Heaney's eigen plaatsbepaling als Iers dichter met een dubbel toebehoren: als noord-Ier ingelijfd bij Engeland en als lid van een katholieke minderheid aanleunend bij de Ierse republiek. In het gedicht Exposure uit North noemt hij zich een ‘inner émigré’, iemand die dekking zoekt onder het lover van de taal. Maar, natuurpoëzie biedt geen beschutting en ook geen alibi. Integendeel, zij belemmert het zicht op een innerlijke wereld: I am neither internee nor informer;
An inner émigré, grown long-haired
And thoughtful; a wood-kerne
Escaped from the massacre,
Taking protective colouring
From bole and bark, feeling
Every wind that blows;
Who, for blowing up these sparks
For their meagre heat, have missed
The once-in-a-lifetime portent...
| |
[pagina 126]
| |
Ik ben geen geïnterneerde, en ook geen informant;
Een innerlijke emigrant, langharig
En bedachtzaam; een woudloper
Ontsnapt aan het bloedbad,
Onder de schutskleuren
Van stam en schors, gevoelig
Voor elke wind die blaast;
Die, terwijl hij deze vonken aanblaast
Om hun schrale hitte,
Het eenmalige wonder verpaste...
In The Haw Lantern uit de gelijknamige bundel biedt een natuurtafereel nochtans wel een doorkijk. Maar in plaats van zelf dichterlijk licht te laten vallen op een natuurverschijnsel, laat de dichter nu zichzelf doorlichten. Hij wordt gewikt en gewogen en vooralsnog te licht bevonden. Diogenes ‘op zoek naar één rechtvaardige’ monstert de dichter en trekt verder. Heaney heeft de proef (nog) niet doorstaan, maar indirect geeft hij toch al te kennen waartoe hij zijn poëzie wil opvoeren: ‘ons zelfrespect te behoeden voor het doven zolang we nog niet ontvankelijk zijn voor een bovenaards licht’. The Haw Lantern
The wintry haw is burning out of season,
crab of the thorn, a small light for small people,
wanting no more from them but that they keep
the wick of self-respect from dying out,
not having to blind them with illumination.
But sometimes when your breath plumes in the frost
it takes the roaming shape of Diogenes
with his lantern, seeking one just man;
so you end up scrutinized from behind the haw
he holds up at eye-level on its twig,
and you flinch before its bonded pith and stone,
its blood-prick that you wish would test and clear you,
its pecked-at ripeness that scans you, then moves on.
De Hagebes Lantaarn
De winterse hagebes staat in gloed buiten het seizoen,
een doornige kreeft, een klein lichtje voor kleine lui,
die niets meer van hen verlangt dan dat zij
| |
[pagina 127]
| |
de wiek van zelfrespect behoeden voor het doven,
om hen niet te moeten verblinden met bovenaards licht.
Maar soms als je adem pluimen vormt in de vrieskou
neemt hij de dolende gestalte aan van Diogenes
met zijn lantaarn, op zoek naar één rechtvaardige;
en zo word je uiteindelijk gewikt en gewogen vanachter de hagebes
die hij op ooghoogte optilt op zijn twijg,
en je deinst terug voor zijn gebalde hart en pit,
zijn bloedprik, je zou wensen dat hij je kon testen en vrijspreken,
zijn bepikte rijpheid die je monstert, dan trekt hij verder.
| |
Het boek der veranderingenStation Island is een scharnierbundel in Heaney's oeuvre. Toch is het niet zijn beste bundel: de programmering is te opzettelijk, de toon moraliserend en het poëtisch idioom vaak te bewerkt zodat het abstracte en het concrete taalgebruik tegen elkaar aanbotsen. Het is ook zijn dikste bundel. Heaney heeft blijkbaar zijn poëtische tafel opgeruimd en verramsjt. De bundel biedt wel een duidelijke leidraad voor een verkennning van zijn poëtische evolutie. Zo voorspellen de volgende verzen uit het gedicht On the Road a.h.w. de bundels The Haw Lantern en Seeing Things: For my book of changes
I would meditate...
until the long dumbfounded
spirit broke cover...
Voor mijn boek van veranderingen
wil ik gaan mediteren....
tot de lang verstomde
geest te voorschijn komt...
Wat Heaney hier veranderingen noemt, heet in The Haw Lantern ‘Clearances’. Een ‘clearance’ is een opengekapte plek in het bos en vandaar een vrije ruimte waarin licht kan binnenvallen. Iets verdwijnt voorgoed, maar het is een verlies dat plaats maakt voor een andere, nieuwe ervaring. In het gedicht Clearances is dat verlies de dood van Heaney's moeder: | |
[pagina 128]
| |
The space we stood around had been emptied
Into us to keep, it penetrated
Clearances that suddenly stood open.
High cries were felled and a pure change happened.
De ruimte waar wij omheen stonden was leeggelopen
In ons om te bewaren, het drong binnen
In plekken die plots openstonden.
Er vielen scherpe kreten en pure verandering trad in.
Eenzelfde verandering kan intreden als de vertrouwde bodem wegvalt, als we aan de grenzen raken... The island broke beneath us like a wave.
The land sustaining us seemed to hold firm
Only when we embraced it in extremis.
All I believe that happened there was vision.Ga naar eind[8]
Het eiland brak onder ons als een golf.
Het land dat ons droeg leek slechts stand te houden
Als wij het in extremis omarmden.
Alles wat ik geloof dat daar gebeurde was een visioen.
In de ruimte die vrijkomt wanneer we de ‘uiterste grenzen’ bereiken, kunnen we binnentreden, maar niet zonder iemand die ons tot aan de drempel begeleidt. Zoals de Sibylle voor Vergilius en die op zijn beurt voor Dante, is de geest van Joyce voor Heaney een gids naar een nog onbetreden overkant. In zijn bundel Station Island beschrijft Heaney in de stijl (terza rima) van Dante zijn pelgrimage naar St Patrick's Purgatory, een eiland in Lough Derg (Co. Donegal), waar Ieren sinds heuglijke tijden deelnemen aan een boeteritueel. Zoals Dante ontmoet hij in dit aardse vagevuur de schimmen van mensen uit een vorig leven. Aan het eind duikt de geest op van Ierlands ooit verguisde maar nu weer binnengehaalde balling, James Joyce. Diens boodschap lijkt Heaney definitief wakker te schudden uit zijn aardsgebonden en plichtmatige poëzie. Zijn bede ‘dat ik mag ontsnappen aan het miasma van vergoten bloed, / mijn tong in bedwang houden, op mijn hoede zijn voor hubris en de god vrezen / tot hij spreekt door mijn ongebonden lippen’Ga naar eind[9], lijkt nu te worden verhoord. Joyce zet hem op weg naar een onuitgegeven poëzie: | |
[pagina 129]
| |
‘Take off from here. And don't be so earnest,
let others wear the sackcloth and the ashes.
Let go, let fly, forget.
You've listened long enough. Now strike your note.
...
You are raking at dead fires,
a waste of time for somebody your age.
The subject people stuff is a cod's game,
infantile, like your peasant pilgrimage.
You lose more of yourself than you redeem
doing the decent thing. Keep at a tangent.
When they make the circle wide, it's time to swim
out on your own and fill the element
with signatures on your own frequency,
echo soundings, searches, probes, allurements,...
Pak je weg van hier. En wees niet zo ernstig,
laat anderen in zak en as zitten.
Laat los, laat vliegen, vergeet.
Je hebt lang genoeg geluisterd. Zing nu je eigen lied.
...
Je rakelt gedoofd vuur op,
tijdverlies voor iemand van jouw leeftijd.
Dat gezeur over 't onderdrukte volk is larie,
kinderachtig, lijk jouw boerse bedevaart.
Je speelt meer kwijt van jezelf dan je terugwint
zolang je in de lijn loopt. Hou je bij de raaklijn.
Als ze de cirkel verwijden, wordt het tijd weg te zwemmen
op eigen kracht en de ruimte te vullen
met tekens op je eigen ritme,
klankecho's, speurwerk, peilingen, betoveringen,....
Hoe radicaal deze boodschap ook mag klinken, toch ervaart Heaney zijn intrede in dit onbetreden land niet als een breuk met zijn verleden. ‘Het leek alsof ik vrijuit in een ruimte was gestapt / alleen met niets dat ik niet reeds wist’, zo evalueert hij de impact van zijn ontmoeting | |
[pagina 130]
| |
met James Joyce.Ga naar eind[10] In het gedicht A Postcard from Iceland uit de The Haw Lantern klinkt dit besef nog pregnanter: ‘En je zou willen weten (maar je weet het reeds)’.Ga naar eind[11] Is voor Rutger Kopland de poëtische ervaring ‘als een herinnerd worden aan iets onbekends’,Ga naar eind[12] voor Heaney is ze veeleer het besef in wijken en naderen - ‘coming close again by holding back’Ga naar eind[13] - door te dringen tot de kern van wat altijd al bekend was. Misschien is dat wel de reden waarom Heaney's poëzie ons zo vertrouwd in de oren klinkt en tevens zo verrassend nieuw. Of Heaney nu jeugdervaringen beschrijft, politiek geladen gebeurtenissen of het land aan de overkant, telkens voert hij ons binnen in een bekende wereld. Toch heeft de lezer het gevoel dat hij die vertrouwde wereld nu pas echt ontdekt, nu Heaney hem meeneemt naar een verrassend uitkijkpunt. Wat hij dan te zien krijgt is ‘The whole truth of a sixth sense come to pass’, ‘De volle waarheid van een zesde zintuig die aan het licht komt’, zoals bijvoorbeeld in het gedicht XLVIII uit Squarings: Strange how things in the offing, once they're sensed,
Convert to things foreknown;
And how what's come upon is manifest
Only in light of what has been gone through.
Seventh heaven may be
The whole truth of a sixth sense come to pass.
At any rate, when light breaks over me
The way it did on the road beyond Coleraine
Where wind got saltier, the sky more hurried
And silver lamé shivered on the Bann
Out in mid-channel between the painted poles,
That day I'll be in step with what escaped me.
Vreemd hoe dingen veraf, eens waargenomen,
Dingen worden die men vooraf wist;
En hoe wat op ons toekomt maar duidelijk wordt
In licht van wat erachter ligt.
De zevende hemel is allicht
De volle waarheid van een zesde zintuig die aan het licht komt.
Hoe ook, als het licht over mij breekt
Zoals het deed op de weg voorbij Coleraine
Waar de wind zoutiger werd, de lucht jachtiger
| |
[pagina 131]
| |
En zilverlamé trilde op de Bann
daar midden in het kanaal tussen de gekleurde balken,
Die dag zal ik gelijke tred houden met wat mij ontsnapte.
Maar, en dit is wel een conditio sine qua non, dit licht kunnen we zelf niet aansteken. Heaney noemt het elders een ‘illumination’, een verlichting, een bovenaards licht.Ga naar eind[14] Het enige wat we zelf kunnen is de juiste invalshoek kiezen. Moeilijk is dat niet, zegt Heaney. Wie ooit geknikkerd heeft, weet wat ‘squarings’ zijn: ‘al dat positie kiezen, die schijnbewegingen, dat loensen... dat hurken, zich schrap zetten,... probeersels en aarzelingen, opnieuw bekijken’. Kortom, de wijze waarop je ‘scherp tuurt vanuit een luchtgat in de wereld’.Ga naar eind[15] Wie zo aandachtig kijkt, wie aan de hand van Heaney met de taal als een seismograaf de werkelijkheid aftast, krijgt wat te zien. Zijn blik zal vroeg of laat samenvallen met wat zich in het zichtbare verborgen houdt en je voorheen altijd ontsnapte. | |
De monniken en de scheepsmaatIn een gedicht uit Seeing Things, het achtste onder de hoofding Ligthenings, mondt dit zien uit in een wonderlijk visioen. Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen en vertelt van een vreemde verschijning aan de monniken van Clonmacnoise. Heaney licht de betekenis ervan toe in zijn essaybundel The Redress of Poetry. Het gedicht ‘gaat over de manier waarop het bewustzijn in twee verschillende en tegengestelde dimensies van de realiteit kan bestaan en toch nog een manier vindt om die twee met elkaar te verbinden.... dat de ene dimensie de andere tot haar recht laat komen en dat de grens tussen beide overschreden kan worden’.Ga naar eind[16] The annals say: when the monks of Clonmacnoise
Were all at prayers inside the oratory
A ship appeared above them in the air.
The anchor dragged along behind so deep
It hooked itself into the altar rails
And then, as the big hull rocked to a standstill,
A crewman, shinned and grappled down the rope
And struggled to release it. But in vain.
‘This man can't bear our life here and will drown,’
| |
[pagina 132]
| |
The abbot said, ‘unless we help him.’ So
They did, the freed ship sailed, and the man climbed back
Out of the marvellous as he had known it.
Toen de monniken van Clonmacnoise - aldus de annalen -
In het oratorium aan het bidden waren
Verscheen er een schip boven hen in de lucht.
Het anker sleepte er achteraan zo diep
Dat het zich vasthaakte aan het altaarhek
En toen, toen de romp schommelend tot stilstand kwam,
Klauterde een scheepsmaat vierklauws langs het touw omlaag
En probeerde het los te wrikken. Maar tevergeefs.
‘Die man kan ons leven hier niet aan en zal verdrinken’,
Zei de abt, ‘tenzij we hem helpen’. Dat
Deden ze, vrij zeilde het schip verder, en de man klom terug
Weg uit het wonderlijke zoals hij dat gekend had.
Heaney maakt de wonderlijke verschijning uit die andere wereld geloofwaardig met het vertrouwde beeld van een schip en een scheepsmaat en de realistische beschrijving van het vastlopen en weer vlot maken. Zonder bijstand van ‘hier beneden’ kan het ‘hierboven’ zich niet vrij ontvouwen (r. 10 en 11). Opvallend is dat niet de monniken zich verwonderen over dit bovenaardse schouwspel, zij doen als vanzelfsprekend wat in zo'n situatie gedaan dient te worden. Het is de vreemde scheepsmaat die zich verwondert over het aardse schouwspel waarvan hij even getuige mocht zijn (r. 12). Poëzie keert de werkelijkheid inderdaad binnenstebuiten, zodat deze laat zien wat ze werkelijk is: een wonder, althans voor wie, zoals Heaney, nog aan wonderen durft geloven. In haar verantwoording bij de toekenning van de Nobelprijs, prees de jury Heaney's poëzie om haar lyrische schoonheid en haar ethisch gehalte; een poëzie die de wonderen van het heden en de levenskracht van het verleden aan het licht brengt. Mocht men Heaney vragen naar zijn verdienste als dichter, dan zou hij waarschijnlijk verwijzen naar de titel van zijn derde essaybundel, The Redress of Poetry. Het herstel van de poëzie: de poëzie een onvervangbare plaats toekennen, een plek van waaruit ze de ‘wanverhoudingen in deze wereld kan rechttrekken door ons een blik te gunnen op een alternatief waar wij allen naar hunkeren zonder het te beseffen’.Ga naar eind[17] Allicht hebben wij een geloofwaardige dichter als Heaney nodig om ons daarvan te overtuigen: | |
[pagina 133]
| |
And there I was, incredible to myself,
among people far too eager to believe me
and my story, even if it happened to be true.Ga naar eind[18]
En daar stond ik, ik geloofde mezelf niet,
tussen mensen al te gretig om geloof te hechten aan mij
en mijn verhaal, zelfs als het waar zou blijken te zijn.
|
|