ben geleefd, vooral tekstuele levens, levens-in-teksten. Leibniz, Hume, Proust, Pirandello, de stoïcijnen, Lewis Caroll, Kafka... (en natuurlijk Nietzsche): Deleuze kénde hun werk zoals hun beste exegeten (en meermaals was hijzelf de beste, of op z'n minst de meest interessante). En tegelijk dééd hij er iets mee. Hij was een affirmatieve lezer, geen reactief-deconstructieve commentator.
Hij schreef boek na boek, af en toe een artikel: een ouderwetse academicus. Een studax. Ook het samen met Guattari geschreven, indertijd ophefmakende en een tijdlang trendsettende l'Anti-Oedipe was in de eerste plaats een studie (over Freud en Klein, Reich en Lacan, kortom: over psychoanalyse). ‘Ja, maar, waarover had hij het dan?’ Over alles, en dus vooral over dat kleine, minuscule beweginkje dat ooit de Wereld zou veranderen: het trillen van een nekhaartje, het haast onmerkbare overslaan van een stem,... le rien qui fait le tout. Al deze bijna-nietsen zijn de Wereld, in wording. De Wereld: een oneindige verzameling micro-gebeurtenissen: alles moleculair, ook spreken, denken, schrijven. Die wereld in wording: ‘worden’ was het Deleuziaanse werkwoord bij uitstek. Word je eigen minoriteit. Word man, word vrouw; word dier; word tafel...: de wereld als fantasmagorie? Nee, de wereld als onbegrensde mogelijkheid tot affirmatie van een grondeloze kracht, verdeeld over oneindig veel lichamen. De wereld als die inbeelding waarin denken en doen samenvallen. De wereld zoals hij is: pure potentialiteit, louter vermogen; pure actualiteit, louter overgang; puur verlangen, louter gebeurlijkheid.
l'Anti Oedipe maakte Deleuze (en Guattari) beroemd in binnen-en buitenland. Het vervolgdeel, Mille Plateaux, was ontiegelijk interessanter want moeilijker, complexer, ‘fantasmagorischer’, kortom: onbegrijpelijker. Het bevat ondermeer een onwaarschijnlijk juiste analyse van een passage uit een verhaal van Hemingway (ze beslaat overigens nauwelijks een pagina). De schrijver is lazarus, hij wil nog meer whisky, zijn vrouw schenkt bij: een schijnbaar onbeduidende handbeweging die, zo maken Deleuze en Guattari duidelijk, tegelijkertijd de liefde voor de onmogelijkheid en de onmogelijkheid van de liefde vastlegt. Eén enkel klein gebaar, maar tevens een Wereld. De Wereld, en niet: het Zijn. En ook: liefde (of verlangen) in die uitgekristalliseerde vorm, die zuivere toestand die slechts een moment lang kan bestaan, om vervolgens op te lossen, te vervluchtigen, ‘opnieuw te worden’. Liefde bestaat alleen in moleculaire toestand (ze mag nooit zozeer aangedikt worden dat tenslotte alles bedekt raakt onder een kleverige brij van woorden - zoals het in alle toonaarden gevarieerde zinnetje ‘ik hou van jou’ - en sentimentaliteit affectiviteit vervangt.
Vaak begrijp ook ik nauwelijks iets van Deleuze's geschriften. Ze gaan mijn begrip vaak verre te boven. Ze dagen me uit: Deleuze lezen is synoniem met duelleren. Hij wint natuurlijk altijd: il est très fort, hij is een zeer sterk denker. Je moet dan ook stalen zenuwen hebben en een engelengeduld om zijn boeken door te komen: je kan er niet in wonen, tenzij als in een iglo. Dit denken/ schrijven genereert gedurig betekenissen en argumenten die zich nooit tot de lezer lijken te richten maar een daaraan vreemd iets op het oog hebben. Dat iets is noch min