| |
| |
| |
Ricus Dullaert
Drugspastoraat in Amsterdam
Sinds 1 januari 1990 ben ik pastor voor de Amsterdamse hard-druggebruikers. Daartoe ben ik aangesteld door de taakgroep Drugs en Pastoraat van de Raad van Kerken. De salariskosten worden door de gereformeerde Kerken landelijk betaald, de werkgeversrol wordt vervuld door de R.K. Citykerk van Amsterdam en de bijkomende kosten van het pastoraat worden gedragen door kloosterorden en fondsen. Al met al een waarlijk oecumenisch opzet.
| |
De ‘scene’
Hard-druggebruikers noemen de wereld waarin zij leven de scene. Deze sub-cultuur bestaat in Amsterdam uit circa 7.000 hard-druggebruikers plus alles wat daar aan hulpverlening, dealers, profiteurs e.d. omheen zit. Van deze 7.000 zijn er naar schatting 3.500 Nederlands, 1.500 Surinaams of Antilliaans en 2.000 buitenlands, waarvan het grootste deel Duits.
Van deze 7.000 hard-druggebruikers spuiten er ongeveer 2.500, de anderen roken of snuiven alleen. Het grootste deel van deze harddruggebruikers gebruikt methadon als voorzorg om niet ziek te worden van ontwenning als er niets te hosselen valt.
De meesten gebruiken zowel heroïne (bruin) als cocaïne (wit) en daarnaast nog alcohol, pillen (rohypnol en saresta) en valium. Van deze 7.000 druggebruikers heeft naar schatting 60% een eigen woonruimte. De anderen wonen bij iemand in (veel vrouwen bij een ‘grijze hulpverlener’: een oudere, eenzame man die in ruil voor seks gratis onderdak en voedsel verschaft), wonen in pensions, daklozenopvanghuizen of zijn zwervend. Veel vrouwen komen door prostitutie aan geld om hun dagelijkse portie dope te kopen. Mannen dealen soms, leiden toeristen
| |
| |
tegen betaling naar een deal-adres, stelen of roven. Een druggebruiker die flink hooked is, heeft per dag al gauw tussen f 200 en f 800 nodig voor zijn behoefte aan bruin en wit. Waar heroïne in ieder geval zes uur werkt en mensen rustig maakt, heeft cocaïne de eigenschap mensen hyperactief en opgefokt te maken. De coke geeft maar een korte flash, daarna verlangt men alweer naar de volgende dosis. De meeste gebruikers nemen gelijktijdig wit en bruin. Wit voor de kick en bruin om daarna weer in rustiger vaarwater te komen.
Van de 7.000 druggebruikers zijn er naar schatting van de Gemeentelijke en Geneeskundige Gezondheidsdienst (GG&GD) ongeveer 1.000 besmet met het HIV-virus dat AIDS kan veroorzaken. Van deze 1.000 waren er in 1993 zo'n 370 bekend bij de GG&GD.
Een vrij omvangrijke hulpverlening probeert het leven van de druggebruiker draaglijk te maken. Er zijn diverse wijkposten van de GG&GD waar methadon wordt verstrekt en waar men de gebruikers medisch in de gaten probeert te houden. Daarnaast zijn er op de wijkposten ook enkele maatschappelijk werkers actief. Onder de koepel van de Jellinek-kliniek huist tegenwoordig, behalve een aantal afkickcentra, ook een vrouwen-crisiscentrum en de SDA, de Stichting Drugs-hulpverlening Amsterdam. Deze stichting zorgt voor uitkeringen-beheer, maatschappelijk werk, en exploiteert een mensa voor druggebruikers. Ook Progein, een werkervarings-project voor ex-gebruikers, valt onder de Jellinek. De stichting De Regenboog heeft, dankzij haar christelijke signatuur, haar zelfstandigheid kunnen behouden t.o.v. de Jellinek en GG&GD. Zij staat in voor de spuitenomruil, voor een buddy-project, een aanloopcentrum voor Surinaamse gebruikers, een algemeen aanloopcentrum en ook voor maatschappelijk werk. De door religieuzen opgezette Huiskamer voor Straat-prostituées vangt 's avonds en 's nachts de vrouwen op die als prostituée achter het Amsterdamse Centraal Station werken.
Voor daklozen uit de scene is er het HVO, het Huis voor Onbehuisden met een passanten-opvang en een ziekenboeg, het Leger des Heils met een passante en permanente opvang en het Princenhof, een nachtvoorziening voor dakloze gebruikers.
Tot slot is er nog allerlei zorg rond de HIV-positieve gebruikers. Bij medische klachten komen zij het meest in het O.L.V. Gasthuis in Amsterdam-Oost terecht. Worden de klachten zo erg dat een verpleeghuis noodzakelijk is, dan kan gekozen worden uit verpleeghuis Vreugdehof in Buitenveldert, Flevohuis in Oost of Kuria in Zuid. Ook Huize Vogelsingh in Hilversum van het Leger des Heils vangt veel HIV-positieve, zieke of dakloze druggebruikers op. Een voorziening voor HIV-positieve druggebruikers die nog te goed zijn voor een verpleegtehuis, ontbreekt nog. Amsterdam heeft ook een vakbond voor harddruggebruikers. Deze junkie-bond heeft een sectie voor HIV-positieve
| |
| |
druggebruikers. Ook de HIV-vereniging zelf heeft een sectie voor HIV-positieve druggebruikers. De voormalige stichting MHV, Maatschappelijke Herstelvoorziening, probeert (ex-)drug-gebruikers te helpen met scholing en cursussen. Deze stichting organiseert ook een ontspanningsmiddag voor HIV-positieve gebruikers.
De sfeer in de scene is er de laatste jaren niet op vooruit gegaan. Bij de gemeente en politie is er meer aandacht voor vraagstukken van openbare orde dan voor de andere kanten van deze problematiek. Vandaar dat het antwoord, naast de hierboven geschetste hulpverlening, vooral het opjaagbeleid is. Gebruikers worden van de ene kant van de stad naar de andere gejaagd. Er is geen gedoogzone voor straatprostituées en achter het Centraal Station worden tijdens twee van de drie nachten vrouwen opgepakt door de politie. Het gevolg is dat vrouwen veel sneller bij een klant instappen op weg naar een afgelegen afwerkplek. Verkrachting, mishandeling en misbruik zijn aan de orde van de dag en de laatste jaren zijn er zes prostituées, die bekend waren in de Huiskamer, vermoord.
De meeste hard-druggebruikers in Amsterdam zijn tussen 20 en 40 jaar oud. De grootste groep gebruikers behoort tot de generatie van de na-oorlogse geboortegolf en is nu rond de 35. Het aantal hard-druggebruikers in Amsterdam is vrij constant, maar er is een toename te bespeuren onder de jonge allochtonen van Marokkaanse of Antilliaanse afkomst. Bij de Nederlandse jeugd heeft de wat traditionele coke- en heroïne-scene wat afgedaan. Nederlandse jongeren zijn meer vatbaar voor het gebruik van XTC (Ecstasy) op party's.
| |
Het drugspastoraat
In de bovengeschetste sfeer en scene heeft ook het drugspastoraat zijn plaats. Dat de taakgroep Drugs en Pastoraat in 1989 overwoog een drugspastor aan te stellen, had twee oorzaken. Ten eerste was een aantal vrijwilligers van De Regenboog al enkele jaren voordien begonnen met zo'n experiment. Er kwamen steeds meer gebruikers naar deze middagen met een dialoog rond een bijbeltekst, en de bezoekers gingen ook steeds meer vragen naar individueel pastoraat. Een tweede reden was de opkomst van de HIV-epidemie. Steeds meer mensen in de scene vernamen dat ze HIV-positief waren en zochten geestelijke ondersteuning.
In januari 1990 kon ik van start gaan met als twee belangrijkste opdrachten: de zondagsvieringen tot een wekelijkse gebeurtenis laten uitgroeien, en een individueel pastoraat opzetten met name voor HIV-positieve druggebruikers. In maart 1990 begonnen de wekelijkse vieringen, die uitgroeiden van een middagdiscussie rond bijbelteksten
| |
| |
tot een liturgie. In december 1990 konden we gaan vieren in de middeleeuwse Petrus- en Pauluscrypte van het voormalige Bethaniënklooster in de Amsterdamse Barndesteeg. Een perfecte locatie midden op de wallen, midden in de scene en toch met een zeer spirituele uitstraling en sfeer. De zondagsviering vormt de kern van ons pastoraat en wordt momenteel door zo'n 50 tot 70 gebruikers bijgewoond. De peilers van de viering zijn de gastvrijheid, de ontmoeting en de verkondiging. Een viering ziet er uit als volgt:
16.00-16.30 | Deur open (met vriendelijke portier), gratis koffie en thee, meditatieve muziek, brandende kaarsen, het altaar versierd met ikonen, altaardoeken, de Paaskaars en bloemen. Langs de muren van de crypte staan kaarsen en in een nis een Mariabeeld. Aan een wand hangt een drieluik van Herman Brood, door hem speciaal voor de crypte geschilderd. |
16.30-16.45 | Woorddienst. Eerst het nieuws uit de scene, dan de mededeling waar de twee wekelijkse ansichtkaarten van deze zondag heengaan (meestal naar gebruikers die in de gevangenis of in het ziekenhuis zijn beland). Daarna volgt het vast openingslied (‘Zomaar een dak...’) en een bijbelverhaal met toelichting waarin een verband wordt gelegd met het leven in de scene, en waarbij aan de aanwezigen twee vragen worden gesteld. |
16.45-17.05 | Dialoog. Onder leiding van een gespreksleider/ster kunnen de aanwezigen hun zegje doen (aan de hand van de twee gestelde vragen). |
17.05-17.15 | Dienst van de gebeden. Er wordt een lied ingestudeerd en gezamenlijk gezongen. Daarna wordt er stilte voor het gebed gevraagd. De voorganger bidt spontaan voor, als het kan over wat er in het bijbelverhaal en in de dialoog naar voren kwam. Dan volgt een gebed voor de zieken, gevangenen, overledenen en de afkickers uit ons midden, allen met naam en toenaam. Het gebed wordt besloten met een stilte voor persoonlijk gebed en een gezamenlijk gebeden ‘Onze Vader’. Daarna komt de zegen en de ‘Vredeswens’. |
17.15-18.00 | Tijd voor koffie en thee, en een gesprek met elkaar, de vieringsmedewerkers en de pastor. |
| |
| |
De zondagsvieringen in de crypte zijn een begrip geworden in de scene en de gebruikers nemen elkaar mee naar ‘hun’ kerkje. In de crypte mogen gebruikers zijn wie ze zijn, er mag alleen niet worden gevochten. Hoewel er wekelijks 100 jaar ‘bajes’ bij elkaar zit, is er in vierenhalf jaar slechts driemaal gevochten en was dat steeds direct afgelopen door ingrijpen van de vieringsmedewerkers en gebruikers zelf.
Naast de vieringen is het individuele pastoraat van groot belang. Dat heeft vooral te maken met de HIV-epidemie en is ook belangrijk bij het afkicken en bij rouwprocessen. Tot nu ken ik 140 druggebruikers met HIV of AIDS bij naam en toenaam. Van hen zijn er 30 overleden. Een groep van acht personen staat mij sinds december 1993 bij voor het individuele pastoraat van deze mensen. Momenteel liggen er vier gebruikers met AIDS in het O.L.V.G., een andere gebruikster in het O.L.V.G. hoorde deze week dat zij HIV-positief is. Drie gebruikers met AIDS in het verpleeghuis Vreugdehof, twee gebruikers met HIV in Vogelsangh in Hilversum en vier gebruikers met AIDS in De Gastenburgh van het Leger des Heils verwachten ons bezoek. Daarnaast zijn er een heel stel HIV-positieve gebruikers op straat of thuis die op onze pastorale begeleiding rekenen en zitten er twee in de gevangenis die verwachten dat we hen opzoeken. Tot slot hebben we contact met een twintigtal ouders van veelal aan AIDS overleden gebruikers. De pastoraatsgroep en de pastor hebben dus wel de handen vol.
Eenmaal in de zes weken komt de pastoraatsgroep bijeen. We wisselen onze ervaringen uit en verdelen het werk, daarnaast houden we telefonisch contact over lopende zaken. De leden van de pastoraatsgroep hebben een gedegen cursus gevolgd over pastoraal omgaan met druggebruikers (met of zonder HIV), waarin ook het samen bidden met deze mensen aandacht kreeg. Want ‘schoenmaker blijf bij je leest’ is het parool. Wij zijn geen buddy's of artsen, maar mensen die vanuit een oecumenisch-christelijke geloofsgemeenschap elkaar inspireren en contact met elkaar houden en daarbij communiceren over wat voor ons belangrijk is in het leven.
Voor een niet-druggebruiker is het misschien moeilijk zich voor te stellen wat deze pastorale bezoeken in ziekenhuis, verpleeghuis en gevangenis kunnen betekenen. Druggebruikers hebben meestal hun hele sociale omgeving verwoest. De banden met familie en kinderen zijn vaak verbroken. Vrienden hebben velen niet; in de scene heb je enkel vrienden als je geld op zak hebt. Vandaar dat velen bij een opname in een ziekenhuis, verpleeghuis, afkickkliniek of gevangenis, volledig op zichzelf worden teruggeworpen en dat ze nauwelijks of geen bezoek ontvangen. Dan is bezoek uit hun eigen wereld, waar de crypte ook bijhoort, een weldaad.
Al 4 jaar maken een vieringsmedewerker, die zelf gebruiker is, en
| |
| |
zijn moeder om de drie weken een ‘Drugspastoraatsnieuwsblad’. Dit blad, waar o.a. de rubrieken ‘lief en leed’ en de ‘In Memoriams’ van overleden scenegenoten in staan, wordt verslonden en is een welkom relatiegeschenk aan het ziekbed, in de lik (bajes, gevangenis) of elders.
Ik denk dat onze pastorale bezoeken zo op prijs worden gesteld omdat we de scene zo goed kennen, omdat we niet komen bekeren, maar toch spiritueel bezig zijn. Bij een heel aantal gebruikers is er, zeker in crisismomenten, honger naar religieuze gesprekken, naar een gedachtenwisseling over thema's als ‘leven na de dood’, over ‘het doel van het leven’, over ‘het gebed’ en over ‘euthanasie’. De leden van de pastoraatsgroep zijn toegerust om over dit soort thema's te praten.
| |
Lourdes
Van 1 tot 7 juni jl. werd vanuit het drugspastoraat opnieuw een bedevaart naar Lourdes georganiseerd voor HIV-positieve of aan AIDS lijdende druggebruikers. Voor de eerste maal vond deze bedevaart plaats in 1993. Doel van de reis is in het geloof en bij elkaar steun te vinden in de strijd tegen de tijdbom, die je als HIV-positieve gebruiker in je lichaam meedraagt.
In 1993 ondernamen we de reis met acht positieve gebruikers en vier begeleiders, dit jaar met tien positieve gebruikers en vijf begeleiders. De reis wordt zelfstandig per trein ondernomen en we logeren in de gastvrije Cité Saint Pierre van de Secours Catholique in Lourdes. Het reisgezelschap van 1993 was zeer kleurrijk: een Antilliaanse katholiek, een communistisch opgevoede Amsterdammer, een Amsterdammer die zonder geloof en een vrouw die hervormd was opgevoed, een half-jood, een Schot, van huis uit rooms-katholiek, een half-Surinaamse, jordaanskatholieke deelnemer etc. Lourdes heeft een zeer verwelkomende sfeer, ieder lijkt er te mogen zijn wie hij of zij is en ons reisgezelschap gaf zich over aan deze, haast vrouwelijke, troostende sfeer. Iedere dag deden we mee aan een religieuze activiteit. We baden de kruisweg en herkenden er onze eigen kruisweg in, we deden mee aan de lichtprocessie, we woonden de pinkstermis in de ondergrondse basiliek bij, we hielden zelf een gebedsdienst in een stal en we ontvingen de ziekenzegen. Gebeurtenissen die op velen een diepe indruk maakten.
's Avonds hielden we een rondje over: ‘Wat heeft je getroffen vandaag?’ Dat werd soms een halve sensitivity training, want nogal wat gebruikers hebben al aardig wat therapieën achter de rug en kunnen goed zeggen waar het op staat. We genoten van de gastvrijheid en de internationale sfeer van de Cité, we maakten een dagtocht in de Pyreneeën en we zongen uit onze liederenbundel. Natuurlijk was een week zonder dope voor de deelnemers niet eenvoudig, maar met de methadon
| |
| |
en de medicijnen en voor velen een extra dosis alcohol, was het te doen. Er kwamen heel wat emoties los, ook vanwege het zien van zoveel ernstig zieke medemensen. Als HIV-positieve gebruiker kijk je daar toch anders naar dan als een gezond iemand. Je eerste gedachte is dan: ‘Zou ik ook zo aan mijn eind komen’?
De positieve indrukken hebben zich als een lopend vuurtje over heel de scene verspreid. Het gevolg is dat alle deelnemers van vorig jaar weer mee zouden willen en dat allerlei anderen zich eveneens hebben opgegeven. Dit jaar gaan we met een heel nieuw reisgezelschap, want ieder moet een keer de kans hebben mee te kunnen.
| |
Diaconie en politiek
Aan de wortel van de miserabele toestand waarin vele gebruikers verkeren, ligt vaak een groot gebrek aan liefde in de jeugd. Veel gebruikers hebben een kindertehuis- of internaatsverleden. Veel druggebruikende vrouwen waren het slachtoffer van incest of van andere mishandelingen en zijn voor hun leven beschadigd. Veel gebruikers hebben al jong bij scheidingen moeten ervaren dat ze er te veel zijn, kregen in hun pubertijd moeilijkheden met stiefvader of stiefmoeder en kozen voor de vlucht. Die vlucht werd vaak de vlucht in de roes die de dope hen geeft.
Deze situatie kan men best benaderen door liefde te geven zoveel als mogelijk is. En door te wijzen op de liefde die God voor iedere persoon heeft, in welke situatie hij of zij ook geraakt is. God heeft ook de dief, de hoer en de druggebruiker lief.
Daarnaast moet men ook aandacht besteden aan de politieke dimensie van het drugprobleem. Een gedeelte van de miserie van de individuele gebruiker is te wijten aan de illegaliteit van hard drugs en aan de maffia die aan de drugs handen vol geld verdient. In de taakgroep Drugs en Pastoraat hebben we regelmatig over dit aspect gesproken en ons proberen in te zetten voor gedoogruimten waar gebruikers kunnen gebruiken, en voor een gelegaliseerde verstrekking aan bepaalde groepen gebruikers. Naast de taakgroep Drugs en Pastoraat, is de stichting Rafaël opgericht, waar ik als drugspastor voorzitter van ben. Deze stichting strijdt voor onderdak en goede woonvoorzieningen voor een groep HIV-positieve druggebruikers die dakloos is, maar te goed voor een verpleeghuis en te slecht voor een eigen woning. Op dit moment hebben we de gemeentelijke overheid zover dat ze erkend heeft dat een groep van minstens zesendertig positieve dakloze gebruikers aan zo'n woonvoorziening behoefte heeft. De gemeente werkt nu samen met het Huis voor Onbehuisden en de Thuishulp voor een passende opvang van deze groep. Dit is een goed voorbeeld van hoe de diaconale
| |
| |
en de politieke dimensie hand in hand kunnen gaan in het drugspastoraat.
| |
Spiritualiteit
Achter het drugspastoraat zit een bepaalde filosofie en een bepaalde manier van kerk-zijn. Uitgangspunt van het pastoraat is de menselijke waardigheid. Vandaar dat de gebruiker benaderd wordt als beeld van God en niet als junk (wat betekent: afval). We proberen ook de termen junk en verslaafde te vermijden, we noemen het druggebruikers, zoals ze dat zelf graag doen.
Groepen uit de meer evangelikale hoek als de Pinkstergemeente en Victory Outreach, hebben vaak één preoccupatie: we moeten de gebruikers bekeren en weer clean krijgen. In ons pastoraat staat dit niet op de voorgrond. We willen mensen uit de scene opzoeken waar ze zijn. Niet met de boodschap dat ze alles verkeerd doen, maar wel met een houding die laat zien dat er mensen zijn die hen de moeite waard vinden, die naast hen willen gaan staan en die hen willen ‘optrekken’.
Daarbij delen we ook de ervaring dat God bestaat en dat we tot God kunnen bidden, dat God ons zoekt en met ons nieuwe wegen wil inslaan. Maar of die ‘nieuwe weg’ betekent clean worden en christen worden, dat laten we over aan de vrije keuze van de gebruiker en aan Gods wil. Wij als drugspastoraat zijn er in ieder geval net zo goed voor mensen die niet clean kunnen of willen worden en die de vruchten van het geloof eerst maar eens langzaam en vanop een afstandje willen ontdekken. Het drugspastoraat probeert wel een spiritueel pastoraat te zijn. Hoogtepunt van de viering op zondag is iedere keer weer het gebed en de stilte daarna. In de dialoog kan ieder zijn geloof en ongeloof, zijn twijfels en hoop, naar voren brengen. Tijdens het gebed wordt er eerbied en stilte gevraagd, want we roepen God aan. Dat wordt zeer goed begrepen door de bezoekers van de crypte en een chaotische viering wordt vaak besloten met een indrukwekkend gebed gevolgd door een adembenemende stilte.
Ook aan het ziekbed en in de gevangenis proberen ik en mijn medewerkers, als dat op prijs wordt gesteld, tot God te bidden. Ikzelf houd daarbij meestal de handen van degene met wie ik bid stevig vast en deze gebeden behoren tot de wonderlijkste momenten van dit pastoraat. Vaak vraag ik iemand: ‘Zal ik met je bidden?’, zonder te weten welke religieuze achtergrond die persoon heeft. In een groot aantal gevallen, hoor ik achteraf dat deze persoon toen voor het eerst bad, en dat juist dat gebed de diepste indruk heeft gemaakt.
In 1993 heb ik zo'n twintig crematies en begrafenissen met een gebedsdienst verzorgd. Bij deze gebeurtenissen stond ook de waardig- | |
| |
heid van de overledene, zijn beeld-zijn van God, op de voorgrond. Bij de vier doopsels die ik in 1993 aan volwassenen toediende, stond eveneens de roeping om ‘beeld van God’ te zijn, centraal.
| |
Reflectie
Veel mensen denken dat het een vreselijke baan is pastor te zijn voor druggebruikers, zeker als ze ook nog horen dat de HIV-epidemie zo dominant aanwezig is in de scene. Toch is dat niet mijn ervaring. Ik vind het om verschillende redenen een voorrecht pastor voor de gebruikers te zijn. Ten eerste, heb je niet het idee met luxe-problemen bezig te zijn, en ook niet met ‘getrut’. Het gaat iedere dag weer over leven en dood, en over het keiharde gevecht om een menswaardig bestaan in de jungle van de scene. Ten tweede, zijn gebruikers religieus zeer gevoelig en op dit gebied veel volwassener dan hun leeftijdsgenoten. Aan de zelfkant, op de rand van leven en dood, wordt veel dieper over religieuze vragen nagedacht dan in de wereld van mensen die het ‘gemaakt’ hebben. Het is een plezier om met gebruikers liturgie te vieren. Ten derde, hebben veel gebruikers geen masker meer en doen ze zich niet beter voor dan ze zijn. Ze vertellen direct en onopgesmukt over de onderwereld waarin ze verkeren en uiten hun affectie of agressie heel direct, ook naar hun pastor.
Pastor zijn voor druggebruikers betekent: heel goed kunnen improviseren, niet te veel verwachten en je geen moment hoeven te vervelen of het gevoel te hebben: wat is het hier saai en voorspelbaar. Bovendien geniet ik er erg van ‘kerk’ met hen op te bouwen door te zien dat het evangelie blijkbaar voldoende zeggingskracht heeft om in deze wereld van opgejaagde mensen, wortel te schieten en vrucht te dragen. Iets anders is dat je er wel om moet denken als persoon niet ten onder te gaan in de ellende die deze wereld kenmerkt. Naast mijn pastoraat, waar ik zo'n veertig uur per week aan besteed, ben ik nog antiquair en beëdigd makelaar in antiquiteiten en inboedelgoederen. Mijn antiquairs-pet opzetten is een zeer welkome afwisseling voor mij, om alles vanuit een ander perspectief te kunnen zien. Verder ben ik blij dat ik een geloof heb, dat ik aan God mijn ervaringen kan voorleggen en dat ik van de liturgie kan genieten. Tot slot heb ik, met name door het drugspastoraat, gemerkt wat een geschenk het is om een gelukkige jeugd te hebben gehad en om met vertrouwen in het leven te staan. Van mijn vreugde daarover kan ik makkelijk wat aan anderen geven, niet?
|
|