Streven. Jaargang 61
(1994)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 629]
| |||||||
Erik Faucompret
| |||||||
[pagina 630]
| |||||||
doctrine, de zogenaamde ‘containment policy’, lag aan de basis van de Marshallhulp, de oprichting van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking en het ontstaan van de NAVO. | |||||||
ClintonIn november 1992 won Bill Clinton de verkiezingen met een programma dat de klemtoon legde op het binnenlands economisch herstel, de strijd tegen de werkloosheid, de hervorming van de sociale zekerheid en de herstructurering van het onderwijs. Het verkiezingsprogramma bevatte nauwelijks een paragraaf over het buitenlands beleid, wat voor een groot deel kon worden toegeschreven aan het wegvallen van de buitenlandse bedreiging door de ineenstorting van het Sovjetimperium. Dat betekent niet dat Clinton geen eigen visie huldigde op buitenlands beleid. Om de zogenaamde ‘Clintondoctrine’ te begrijpen moeten we teruggaan in de tijd. Ongeveer een jaar voor zijn verkiezing verklaarde Clinton: ‘Make no mistake: foreign and domestic policy are inseparable in today's world. If we're not strong at home, we cannot lead the world... And if we withdraw from the world, it will hurt us economically at home...’Ga naar eind[4]. De Clintondoctrine opteert voor een multilaterale benadering van buitenlandse politiek. Ze rust op drie pijlers:
In Clintons visie zijn democratie en vrijhandel hecht met elkaar verbonden. Omdat ze voor hun welvaart op elkaar aangewezen zijn, voeren democratieën zelden oorlog. Buitenlands beleid moet dus gericht zijn op economische veiligheid. Daarom besteedde Clinton gedurende het eerste jaar van zijn presidentschap de meeste aandacht aan de eerste pijler van zijn doctrine. Veel diplomatieke energie ging naar internationale economische samenwerking. Zo kwam in november 1993 een vrijhandelsakkoord tot stand tussen de VS, Canada en Mexico. Over bezwaren heen van milieuactivisten en georganiseerde vakverenigingen, slaagde Clinton erin de Noordamerikaanse vrijhandelsovereenkomst (NAFTA) door het Congres te loodsen. Op 1 januari 1994 is een handelsblok ontstaan dat in aantal inwoners en oppervlakte groter is dan de Europese Unie. In december 1993 werd overeenstemming bereikt over een GATT-akkoord dat voor het eerst | |||||||
[pagina 631]
| |||||||
bepalingen omvatte op het gebied van landbouw, diensten, investeringen en intellectuele eigendom. Ook zou het GATT worden omgevormd tot een nieuwe Wereldhandelsorganisatie met ruime bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van de akkoorden te controleren en om gebeurlijk conflicten tussen de lidstaten op te lossen. Enerzijds mag het belang van dit akkoord niet worden overschat, want het moet op een aantal domeinen nog concreet worden ingevuld (zo bijvoorbeeld voor de audiovisuele sector, de scheepvaart, het bank- en verzekeringswezen) en ontwikkelingslanden zijn er allerminst gelukkig mee. Anderzijds mag de Clintonadministratie de ondertekening van het verdrag als een persoonlijk diplomatiek succes beschouwen. De besprekingen waren immers einde 1986 gestart en een jaar voordien lagen de standpunten van de VS en van de Europese Unie nog mijlenver uit elkaar. | |||||||
Diplomatieke verwarringKan men dus zeggen dat op het vlak van internationale economische samenwerking vrij behoorlijk werk werd geleverd, dan geldt dat niet voor de twee andere pijlers van de Clintondoctrine. In Clintons ‘multilaterale’ visie zijn blijkbaar niet langer de VS maar de bondgenoten verantwoordelijk voor conflictbeheersing. Zo werd de Europese Unie gevraagd een actieve bemiddelingsrol te spelen in ex-Joegoslavië. Japan moest hetzelfde doen op het Koreaanse schiereiland. President Jeltsin verwoordde Clintons opvattingen toen hij beklemtoonde dat de vroegere Sovjetrepublieken tot het ‘nabije buitenland’ van Rusland behoren. Clinton erfde een aantal netelige problemen van de Bush-administratie waarop zijn doctrine niet meteen een pasklaar antwoord bood: Haïti, Irak, Somalië en Bosnië-Herzegovina. Naar Haïti en Somalië wilde hij Amerikaanse troepen sturen. Clinton kon echter niet duidelijk maken waarom zo'n beslissing gerechtvaardigd was en waarom dan niet hetzelfde gold voor bijvoorbeeld Bosnië-Herzegovina. In geen enkele van de vier vermelde crisissen stonden zwaarwichtige Amerikaanse belangen op het spel. Ging het niet telkens om een burgeroorlog waarin rivaliserende fracties de macht probeerden te veroveren? Noch het naar isolationisme neigende Congres noch de Amerikaanse publieke opinie of de bondgenoten zagen het verband tussen de geplande interventies en de Clintondoctrine. Clinton improviseerde naar best vermogen. Hij had zijn onervarenheid kunnen compenseren door zich te omringen met een ploeg van bekwame medewerkers. Dat was echter niet het geval: zijn team presteerde ondermaats. Anthony Lake, adviseur van nationale veiligheid, behoort tot de school van het | |||||||
[pagina 632]
| |||||||
idealisme in de internationale betrekkingen. Hij bepleit een nauwe band tussen veiligheids- en buitenlandse politiek. Zijn geestesgenoot Les Aspin verdween vrij vlug van het politieke toneel en werd als minister van defensie opgevolgd door de onervaren William Perry. Zoals de weinig inspirerende Warren Christopher, minister van buitenlandse zaken, en de opperbevelhebber van de strijdkrachten, generaal John Shalikashvili, is Perry een ‘realist’ die de Amerikaanse troepen buiten elk gewapend conflict wil houden. | |||||||
IrakOfschoon Saddam Hoessein de nieuwe Amerikaanse president had voorgesteld de strijdbijl te begraven, kwam het reeds enkele uren na Clintons eedaflegging, in de noordelijke en zuidelijke veiligheidszones tot schermutselingen tussen de luchtmacht van de geallieerden en het Iraakse leger. Saddam Hoessein was duidelijk niet van plan zich te plooien naar de eisen van de VN. Het regime legitimeerde zijn houding door te verwijzen naar de steun die het nog altijd genoot onder de bevolking. Het had niet geheel ongelijk. Hadden de geallieerden de oppositie niet monddood gemaakt door geen steun te verlenen aan de opstanden van Koerden en Shi'ieten? Over de aanpak van Irak waren de leden van de Clintonadministratie het duidelijk oneens. Sommigen wilden de druk op het regime opvoeren en zo beletten dat Irak weer een regionale grootmacht werd. Anderen stelden vast dat heel wat vroegere bondgenoten klaarstonden om weer vrede te sluiten met het olierijke Irak. Bovendien boekte men op de Israëlisch-Arabische vredesconferentie in Washington geen vooruitgang, wat de Arabische bondgenoten misnoegde. Na de historische doorbraak tussen de PLO en Israël in september 1993, die overigens volledig achter de rug van de Amerikaanse diplomatie tot stand kwam, besloot het Witte Huis voortaan alle aandacht toe te spitsen op het Israëlisch-Arabisch vredesoverleg. Men bleef theoretisch vasthouden aan de VN-resoluties maar in de praktijk werd het conflict met Irak bevroren. Voor Clinton werd Irak een zaak van de VN, wat de Iraakse dictator vrij spel gaf om de resoluties met de voeten te treden. Een gevaarlijke toestand die het de Amerikaanse diplomatie in de toekomst nog moeilijk kan maken. | |||||||
HaïtiOngeveer dezelfde evolutie heeft zich voorgedaan m.b.t. Haïti. Onder druk van de Bush-administratie hadden de VN tegen Haïti sancties uitgevaardigd om te protesteren tegen de militaire staatsgreep die | |||||||
[pagina 633]
| |||||||
president Aristide van de macht had verwijderd. Klaarblijkelijk wilde Washington duidelijk maken dat het zich zou verzetten tegen gelijkaardige staatsgrepen in Latijnsamerikaanse landen. Men dacht daarbij vooral aan Mexico waarmee het NAFTA-akkoord zou worden gesloten. Ook vreesde men een toevloed van Haïtiaanse bootvluchtelingen. Zij werden onbarmhartig teruggestuurd. Het VN-embargo zou pas worden opgeheven indien Aristide kon terugkeren. Niettegenstaande zijn kritiek op Bush tijdens de verkiezingscampagne (de sancties troffen vooral de allerarmsten en aan de democratische ingesteldheid van Aristide kon worden getwijfeld) besloot president Clinton diens politiek verder te zetten. Einde mei 1994 werden de sancties verhard en er werd met militaire interventie gedreigd. Alleen ‘politieke’ vluchtelingen zouden asiel krijgen. Daartoe werden ‘hearings’ georganiseerd op volle zee! Over de gebeurlijke inzet van troepen bestond binnen de administratie opnieuw verdeeldheid. Het Witte Huis en het State Department waren voor, het Pentagon verzette zich. Uiteindelijk heeft niemand echt zin in een gewapende interventie. De ervaring in Somalië heeft immers duidelijk gemaakt hoe riskant zo'n operatie wel is. | |||||||
SomaliëGesterkt door het precedent van de VN-resoluties m.b.t. Irak had de Amerikaanse diplomatie het pad weten te effenen voor resolutie 794 van 3 december 1992. De VS werd gevraagd militair te interveniëren in Somalië in afwachting van de komst van troepen van andere VN-lidstaten. Van in het begin bestonden er echter tussen secretarisgeneraal Boutros-Ghali en president Bush meningsverschillen over de doelstellingen van de operatie. Volgens eerstgenoemde dienden de Amerikaanse soldaten ook de Somalische benden te ontwapenen en een civiel bestuur op te zetten. Volgens president Bush bestond hun taak er alleen in de voedselbevoorrading te verzekeren van de noodlijdende bevolking. De Clintonadministratie schaarde zich aan de zijde van de VN. Temeer daar de situatie in Somalië zelf geleidelijk uit de hand liep (In juni 1993 werden 23 Pakistaanse VN-soldaten gedood). Meer Amerikaanse troepen werden naar Mogadishu gestuurd en onder impuls van Clinton voegde de veiligheidsraad nieuwe doelstellingen toe aan de resolutie. Het staatkundig en het economisch systeem van Somalië zou volledig worden heropgebouwd en de veiligheid moest in het hele land worden gehandhaafd. Toen een van de krijgsheren, generaal Aidid, zich hier niet goedschiks bij neerlegde, werd het uitschakelen van deze spelbreker een bijkomend doel. Bij dat alles ging de Clinton- | |||||||
[pagina 634]
| |||||||
administratie haar eigen gang. Het Congres kreeg pas gelegenheid te reageren wanneer, in oktober 1993, 17 Amerikanen omkwamen bij de jacht op Aidid. Clinton besefte dat het hoog tijd werd het commando over te dragen aan VN-troepen uit Afrikaanse landen. Toen dat in maart 1994 effectief gebeurde, had de Amerikaanse publieke opinie de indruk dat operatie ‘Restore hope’ was uitgelopen op een mislukking. | |||||||
Bosnië-HerzegovinaIn Bosnië-Herzegovina opteerde Clinton aanvankelijk voor voortzetting van het Bushbeleid. Zijn adviseurs konden hem er echter van overtuigen dat de agressieve politiek van Servië het fundament zelf van de Clintondoctrine ondergroef. Werd het vertrouwen in de VN en in de NAVO niet ondermijnd? Werd het internationaal recht niet met de voeten getreden? Leidde deze oorlog niet tot een vervreemding tussen het Westen en de islamitische wereld? Konden de acties van de Serviërs niet andere landen, bijvoorbeeld Rusland, inspireren gelijkaardige territoriale ambities te koesteren? Zouden landen als Oekraïne dan niet weigeren hun kernarsenaal te ontmantelen? Zouden staten als Iran, Irak en Noord-Korea niet gesterkt worden in hun voornemen die wapens zelf te produceren? Hoe viel de niet-inmenging in Bosnië te rijmen met de ‘defense of freedom’ als ‘a reflection of our deepest values’Ga naar eind[5]. Moest men uit de Golfoorlog besluiten dat ‘our deepest values’ dan toch ‘onze economische belangen’ waren? Toen Clinton in mei 1993 besloot dat er op een of andere manier moest worden ingegrepen, stuurde hij W. Christopher naar een aantal Europese hoofdsteden om steun voor zo'n plan te bekomen. Die reis ging echter diplomatiek onvoorbereid van start. Het was voor de Europeanen een koud kunstje Christopher te overtuigen van het nutteloze van de voorgestelde acties (opheffing van het wapenembargo ten gunste van de moslims en selectieve NAVO-luchtbombardementen op de Servische stellingen), temeer omdat de VS zelf onder geen beding VN-contingenten wilden leveren. Tegelijk speelden de Bosnische Serviërs het diplomatieke spel zeer handig. Op de dag dat Christopher in Europa arriveerde, toonden zij zich plotseling (althans officieel) bereid het Vance-Owen-plan te ondertekenen. Clinton leed opnieuw een diplomatieke nederlaag. Hij moest zijn initiatief begraven. Er werden alleen enkele honderden Amerikaanse soldaten, als ‘preventieve’ maatregel, naar Macedonië gestuurd en onder impuls van de VS kwam een Bosnisch-Kroatische alliantie tot stand. De Clintonadministratie heeft uiteindelijk geopteerd voor de ‘realistische’ benadering voorgestaan door de Fransen en de Britten. De moslims moeten zich neerleggen bij de territoriale annexatie van een deel van | |||||||
[pagina 635]
| |||||||
hun gebied door Servië. Hun vertrouwen in de Amerikaanse diplomatie is dan ook totaal verdwenen. | |||||||
Rusland en Oost-EuropaZoals president Bush onvoorwaardelijk Mikhaïl Gorbatsjov had gesteund, zo ging Clinton zonder voorbehoud achter de politiek van Boris Jeltsin staan. Dat was niet altijd makkelijk want voor Clinton stond in de buitenlandse politiek de bescherming van de democratie centraal. Een president steunen die de Russische grondwet buiten werking stelde, lag niet meteen in de lijn van de Clintondoctrine (Ongeveer op hetzelfde moment werd de staatsgreep van Fujimori in Peru zelfs veroordeeld). Clinton verantwoordde zijn politiek door te wijzen op de anti-westerse houding van Jeltsins tegenstanders. Bood Jeltsin bovendien niet de garantie van voortzetting van de economische hervormingspolitiek en van het democratiseringsproces? Er deden zich echter twee verwikkelingen voor. Jeltsins partij, ‘Keuze van Rusland’, kreeg bij de verkiezingen van december 1993 slechts 15% van de stemmen. De nationalisten van Zjirinovsky en de communisten van Zyuganov maken samen de meerderheid uit van het parlement wat de Russisch-Amerikaanse betrekkingen ongetwijfeld zal hypothekeren. Daarenboven wordt het buitenlands beleid van de VS t.o.v. Centraal- en Oost-Europa afhankelijk van de positie van de Russische president. Rusland verzette zich ook tegen het lidmaatschap van de Oosteuropese landen van de NAVO. Toen de minister van buitenlandse zaken, Andrei Kozyrev, in september 1993, Washington bezocht, was zijn boodschap daaromtrent zeer duidelijk: ‘Isoleer ons niet, want anders zal zelfs een democratische Russische regering autoritaire maatregelen moeten treffen’Ga naar eind[6]. Voor alle duidelijkheid: ook zonder dit Russisch verzet zou in de Amerikaanse senaat geen twee derde-meerderheid zijn gevonden om het NAVO-verdrag te amenderen; bovendien bezuinigden alle NAVO-lidstaten op defensie en vreesden de Amerikaanse generaals dat de efficiëntie van de NAVO ondermijnd wordt, mochten nieuwe leden toetreden. Hoe ook, de centrale positie die Rusland in de Clintondoctrine inneemt, biedt dat land heel wat mogelijkheden om het Amerikaans beleid t.o.v. Oost-Europa reëel te beïnvloeden. De frustratie die dit met zich brengt, werkt de Clintonadministratie uit op de Westeuropese bondgenoten. Ze verwijt hen dat zij de nieuwe democratieën niet willen toelaten tot de Europese Unie. Volgens Clinton had men daarom hun aanvraag tot NAVO-lidmaatschap moeten voorkomen. De Clintonadministratie zocht naar een uitweg, maar de oplossing, het zogenaamde ‘partner- | |||||||
[pagina 636]
| |||||||
ship for peace’ dat aan Oost-Europa en aan de voormalige Sovjetrepublieken werd aangeboden, voldeed eigenlijk niemand. De NAVO geeft die landen geen enkele militaire bescherming en staat tegelijk oogluikend alle acties toe die het Russische leger onderneemt in de voormalige Sovjetrepublieken. | |||||||
Het Verre OostenDe ultieme test voor Clintons doctrine ligt in Azië. Samen met Australië waren de VS de drijvende kracht achter de eerste topconferentie van de vijftien zogenaamde APEC-landen die plaatsvond in Seattle begin 1994. Clinton had het daar over ‘koude oorlogsdomino's die waren gevallen’ en over ‘economieën die nu dynamo's waren geworden’Ga naar eind[7]. Het barokke vlaggenvertoon van Seattle kon echter niet verbergen dat weinig APEC-landen voelden voor het VS-voorstel van economische integratie. De betrekkingen in die regio worden bovendien overschaduwd door drie zware problemen. Allereerst is er het probleem van de Amerikaans-Chinese betrekkingen. Over enkele jaren zal omzeggens de hele Chinese economie op vrije marktbasis hervormd zijn, zodat het land behoefte heeft aan uitbreiding van zijn handelsbetrekkingenGa naar eind[8]. De economische liberalisering ging echter niet gepaard met politieke democratisering zoals de slachtpartij op het Tiananmenplein van 1989 duidelijk heeft gemaakt. Waar de Bushadministratie blind bleef voor de schending van de mensenrechten, had Clinton tijdens zijn verkiezingscampanje de noodzaak van politieke liberalisering beklemtoond in landen die met de VS bevoorrechte handelsbetrekkingen onderhouden. Slachtoffer van zijn eigen retoriek moest hij nu druk uitoefenen op China. Zo maakte hij de verlenging van de zogenaamde ‘clausule van meest begunstigde natie’ afhankelijk van ‘globale en betekenisvolle’ vooruitgang op het terrein van de mensenrechten. In maart 1994 werd minister Christopher, andermaal onvoorbereid, naar Peking gestuurd. Ook deze missie werd een regelrechte mislukking. China verbond zich tot niets. Tijdens het bezoek van de Amerikaanse bewindsman werden zelfs vijftien bekende dissidenten aangehouden. Voor de Chinese leiders was er geen sprake van toegevingen en zeker niet onder buitenlandse druk. Uiteindelijk moest Clinton zelf zwichten voor de grote druk van de Amerikaanse zakenwereld om China niet voor het hoofd te stoten. Het statuut van meest begunstigde handelspartner werd einde mei verlengd zonder dat enige garantie over de mensenrechten werd gegeven. Probleem nummer twee in het Verre Oosten zijn de handelsbetrekkingen tussen de VS en Japan. Tijdens zijn verkiezingscampagne | |||||||
[pagina 637]
| |||||||
had Clinton gezworen dat hij van de Japanners handelsconcessies zou afdwingen. Veiligheidsbelangen wogen minder zwaar dan het deficit op de handelsbalans met dat land (in 1993 goed voor 59,4 miljard dollar; dat was meer dan de helft van het totale tekort). Omdat Japan niet van plan leek toe te geven, haalde president Clinton in februari 1994 een controversiële wet van onder het stof. Die zogenaamde ‘super 301’ maakte het mogelijk zware invoerrechten te heffen op produkten van landen die de Amerikaanse import ‘onredelijk’ of ‘unfair’ behandelden. Beide partijen groeven zich in achter hun stellingen. Clinton verwees naar een vroegere overeenkomst die stipuleerde dat objectieve criteria zouden worden geformuleerd om waarneembare vooruitgang in de Japanse invoer te meten. Het Japanse politieke systeem verkeerde echter in een situatie van crisis, de economie maakte een recessie door en het zakenleven werd geteisterd door corruptie. In die omstandigheden kon Japan zich geen concessies veroorloven. Met hun eisen hebben de VS zich geïsoleerd, niet alleen van Japan maar ook van hun andere handelspartners. Binnen de GATT werd de Amerikaanse houding afgekeurd. De ASEAN-landen, zelf niet erg bekommerd om de eerbiediging van mensenrechten in hun regio, bekritiseerden de VS en vreesden dat Washington vooral zijn eigen bilaterale belangen op de Japanse markt wilde veiligstellen. De VS maken op die manier samenwerking onmogelijk met de twee Aziatische landen die hen kunnen helpen bij de oplossing van het enige echt belangrijke probleem dat volgens de bondgenoten het continent bedreigt, met name de nucleaire bewapening van Noord-Korea. Elk conflict tussen China en de VS zal door het regime van Kim Il Sung worden aangegrepen om zich nog weigerachtiger op te stellen t.o.v. controle van de nucleaire installaties door het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie. Een efficiënte resolutie van de veiligheidsraad heeft immers Chinese steun nodig want Peking beschikt over een vetorecht. Clintons confrontatiestrategie maakt de Aziaten ongerust. Enerzijds realiseren zij zich dat de VS als enig land met een buitenlandse troepenmacht op hun continent hun veiligheid kan waarborgen. Anderzijds heeft in hun visie niemand belang bij een diplomatieke crisis in het Verre Oosten. | |||||||
BesluitVolgens H.J. Morgenthau is de wijze waarop de buitenlandse politiek van een land wordt gepercipieerd minstens even belangrijk als die politiek zelfGa naar eind[9]. Hoe heeft de buitenwereld Clintons beleid waargenomen? Op het vlak van de internationale economische betrekkingen | |||||||
[pagina 638]
| |||||||
was er samenhang in zijn politiek en dat werd zelfs door zijn tegenstanders gewaardeerd. Samenhang was echter ver te zoeken m.b.t. de twee andere pijlers van zijn doctrine. In Somalië werd eerst jacht gemaakt op Aidid en toen dat niet lukte werd de krijgsheer gepromoveerd tot volwaardig onderhandelingspartner. Naar Haïti werden militaire waarnemers gestuurd maar die werden teruggetrokken vooraleer ze goed en wel aan het werk konden. Aanvankelijk werd in Bosnië geopteerd voor de opheffing van het wapenembargo ten gunste van de moslims maar toen enkele Europese bondgenoten protesteerden werd daarvan afgezien. In al deze gevallen heeft de Clintonadministratie zichzelf voorgelogen dat het ging om ‘niet relevante gebieden’. Daarbij verloor ze uit het oog dat het Amerikaans buitenlands beleid in globo wordt getaxeerd door derde landen. Vertrouwen in het globale beleid van de VS is essentieel mocht er een internationale crisis uitbreken in het Verre Oosten of in Rusland, twee gebieden die door de Amerikaanse diplomatie wel als belangrijk worden beschouwd. Politieke en militaire geloofwaardigheid (‘image building’) zijn een essentieel afschrikkingsmiddel dat een potentiële agressor kan beletten zijn plannen uit te voeren. Volgens Morgenthau ontstaat er een gevaarlijke situatie wanneer een land de indruk geeft minder machtig te zijn dan het in werkelijkheid is. Dit roept volgens hem herinneringen op aan de Amerikaanse buitenlandse politiek van Harding tijdens het interbellum: ‘De VS wilden hun macht niet demonstreren. Integendeel, zij maakten duidelijk dat ze hun enorm potentieel niet zouden aanwenden om militair tussenbeide te komen...’Ga naar eind[10]. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de VS hun internationale verantwoordelijkheid wel opgenomen. Zij richtten de VN op en waar nodig grepen zij in. Voorlopig is er in de wereld nog voldoende geloof in de kracht van de VS. Wat het moreel leiderschap betreft zijn veel landen bereid Washington krediet te geven. Geen andere natie is momenteel economisch en militair even sterk. Het statuut van supermacht eist van de VS dat zij niet alleen het pure eigenbelang maar ook het internationaal recht verdedigen en de democratische waarden, zoals bijvoorbeeld ten tijde van de Golfcrisis het geval was. Er doen zich echter twee moeilijkheden voor. Ten eerste: om zich te kunnen verzekeren van de steun van zowel het Congres als de publieke opinie, moet een president bewijzen dat een bepaalde buitenlandse politiek de Amerikaanse belangen dient. Zo'n politiek moet desnoods worden hard gemaakt door militaire actie. Het leven van manschappen nutteloos op het spel zetten wordt in een democratie immers niet langer aanvaard. Dat plaatst landen als de VS in een | |||||||
[pagina 639]
| |||||||
oncomfortabele positie t.o.v. bepaalde Derde Wereld-leiders die weinig geven om leven en dood van hun onderdanen. Ten tweede: wat gebeurt er indien de VN tegenstander zijn van een bepaalde operatie terwijl de VS menen dat die operatie hun nationale belangen dient? Het is gemakkelijk in abstracto te pleiten voor een multilaterale benadering van de wereldpolitiek, het is heel wat moeilijker concreet de nationale belangen te verzoenen met standpunten die worden ingenomen door landen die het westers waardensysteem niet delen. De Amerikaanse president neemt voortdurend beslissingen die niet alleen het leven van zijn onderdanen beïnvloeden maar ook dat van miljoenen anderen. Het is duidelijk dat Bill Clinton niet op deze taak voorbereid was. Hij mist op het vlak van buitenlandse politiek de visie van zijn voorganger. Clintons imago beantwoordt bovendien niet aan het beeld van opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten. Hij blijft veeleer de man die naar het buitenland reisde om aan zijn dienstplicht in Viëtnam te ontkomen en die met het Pentagon botste over het recht van homo's om dienst te nemen in het leger. Aanvankelijk probeerde hij met veel goede wil zijn denkbeelden te verwezenlijken. Sedertdien hebben hij en zijn adviseurs tot hun schade echter een aantal lessen geleerd: Rusland is geen al te betrouwbaar bondgenoot, de Europese Unie is hoegenaamd niet in staat te bemiddelen in een Europese burgeroorlog, de VN missen de geëigende structuren om een nieuwe wereldordening te besturen en in Azië huldigt men visies over mensenrechten die verschillen van die in het Westen. In laatste instantie zijn Clintons mislukkingen m.i. toe te schrijven aan een verkeerd uitgangspunt. De val van het communisme in de Sovjetunie en Oost-Europa en het succesvol optreden tegen Irak, hadden voortijdig de illusie gecreëerd dat het realisme in de internationale betrekkingen had afgedaan en dat de tijd was aangebroken voor een meer idealistische wereldpolitiek. Niets is minder waar: na de val van de Berlijnse Muur zijn de internationale betrekkingen er een stuk complexer op geworden. Met de liquidatie van de Sovjetunie verdween het traditionele concept van nationale veiligheid. Voortaan moet elk conflict door ervaren diplomaten vanuit een nieuwe optiek worden geanalyseerd en de media maken hun taak er niet eenvoudiger op. Men kan alleen hopen dat in de komende jaren Clinton minder gebukt gaat onder zijn onmogelijk te vervullen verkiezingsbeloften en lessen trekt uit zijn misstappen. Dan kan hij misschien toch nog de geschiedenis ingaan als een nieuwe Truman. | |||||||
[pagina 640]
| |||||||
Bronnen
|
|