Streven. Jaargang 61
(1994)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 611]
| |
Paul Pelckmans
| |
[pagina 612]
| |
Traditionele vertelkunstSolzjenitsyn doet alleszins geen moeite om achter de literaire actualiteit aan te hollen. Maart zeventien klinkt geen moment postmodern. De roman vertelt, in iets minder dan 1500 bladzijden, de acht cruciale dagen tussen de eerste broodoproeren in Sint Petersburg en de abdicatie van de laatste Romanov, Tsaar Nicolaas II. Tsaristisch Rusland hield het toen nog bij de in West-Europa al sinds 1582 opgegeven Juliaanse kalender; de verwarde dagen staan dus doorgaans bekend als de februarirevolutie. Naar westerse norm gemeten gebeurde alles tussen 8 en 15 maart. Vijftienhonderd bladzijden voor acht dagen, waarbij de eigenlijke revolutie (12-15 maart) dan nog driekwart van het fresco vult, impliceren een traag vertelritme. Bij dat al krijgen we nooit te maken met vernuftige complicaties of andere experimentele toestanden. De tijd wordt nooit in vraag gesteld of ontregeld, het verloop is permanent probleemloos te volgen. Als de cants van de literatuurwetenschap dat toelieten zou ik bijna schrijven dat het verhaal zo uitvoerig werd omdat er in de betrokken dagen in Sint Petersburg gewoon veel gebeurd is. Solzjenitsyn sluit zich in elk hoofdstukje aan bij de activiteiten en het blikveld van een ander personage; de roman heeft geen echte protagonist, maar enkele tientallen hoofdrollen, die oordeelkundig genoeg verspreid zijn om samen alle belangrijke gebeurtenissen en de nodige typerende scènes mee te maken. We krijgen de feiten ook in de juiste volgorde: geen flash-backs, hoogstens uitvoerige herinneringen van de personages zelf. De terugblik hangt doorgaans samen met de in een revolutie vanzelf prangende zorgen van het ogenblik. We lezen geen belangeloze of hoog-esthetische recherche du temps perdu, de actuele vertellijn loopt zonder meer door. Solzjenitsyn staat bekend als een taaivirtuoos, die zich ook in zijn nieuwe roman andermaal graag aansluit bij het taalgebruik van zijn personages. Zelfs de onuitgesproken gedachten van zijn politici klinken anders, retorischer dan de summiere twijfels of zekerheden van de muitende soldaten. Het blijft ook daar bij eenvoudige mimese. De registers worden nooit door elkaar gehaspeld, hoogstens geconfronteerd als de betrokken groepen zelf in aanvaring komen. Literaire allusies of intertekstuele spelletjes zijn er niet bij. De intellectuelen in het verhaal voelen duidelijk meer voor ideologie dan voor schone of gesofistikeerde letteren. Van de grote 19e eeuwse Russische auteurs heeft alleen Tolstoi recht op een enkele vermelding. De uitzondering bevestigt de regel: Tolstoi's laatste werken bezorgden de Russische jongeren een van hun vele schimmige ideologieën. | |
[pagina 613]
| |
Traditionele polemiekHet uitvoerige verhaal over de Revolutie is uiteraard een welkome gelegenheid eens te meer uit te halen naar het verafschuwde communisme. Het trage verhaal onderstreept vanzelf de bekende, maar vaak vergeten historische waarheid dat Lenin en de zijnen zo goed als geen rol speelden bij de overwinning op de Russische autocratie. De bolsjevieken vormen in maart een extreemlinkse splinterpartij, die duchtig met de ellebogen werkt om vertegenwoordigd te raken in het bureau van de eerste Sovjet van arbeiders- en soldatenafgevaardigden. De partij is zo onbeduidend dat die vertegenwoordiging de gelederen ongeveer uitput; ze wint geleidelijk aan consistentie door haar tactische, nooit door enig revolutionair elan vertroebelde voorkeur voor strategische posities. Lenin zelf verblijft intussen als balling in Zürich. Hij heeft in Maart zeventien recht op twee hoofdstukjes. Het eerste vertelt over zijn even nadrukkelijke als uitzichtloze pogingen zijn lijn door te drukken binnen de Zwitserse socialistische partij. Hij krijgt daar af te rekenen met allerlei onbeduidende ‘verraders’, waarbij zijn mateloze verontwaardiging vooral bewijst hoe eng zijn eigen horizon op dat moment wel is. In de tweede scène denkt hij erover de Wereldrevolutie te starten vanuit Zweden. Lenin verneemt dan de eerste berichten over de rellen in Sint Petersburg en ‘begrijpt’ onmiddellijk dat de naïevelingen in zijn omgeving zich eens te meer het hoofd op hol laten brengen door een zoveelste onbeduidende oproer! De pamflettoon valt sterk op omdat het hele debat sinds de ineenstorting van het wereldcommunisme veel van zijn urgentie verloren is. Solzjenitsyn levert een achterhoedegevecht, waarbij de lezer zich bijna geneigd voelt de overwonnen vijand in bescherming te nemen. Bij alle tactisch cynisme moeten de obscure vechters toch ook enkele idealen gekoesterd hebben. Solzjenitsyn benadrukt ook hier weer dat de tsaristische repressie, in vergelijking met de zoveel genadelozer sfeer op de Goelag, amateuristisch en bijna liberaal aandoet. We mogen aannemen dat de ballingen en de onderduikers in hun dikwijls bekrompen omstandigheden hoe dan ook aan veel comfort verzaakten. | |
Revolutie zonder projectMaart zeventien herneemt gevestigde romantechnieken en een even vertrouwde polemiek. Bij dat al krijg ik toch niet de indruk dat Solzjenitsyn zonder meer in herhaling valt. Zijn nieuwe boek is - allicht onbeseft - ingekleurd door een stuk recent westers levensge- | |
[pagina 614]
| |
voel. Zolang Solzjenitsyn zijn werkdossiers niet vrijgeeft, valt het moeilijk uit te maken of en in hoeverre hij een project uitvoerde dat hij nog onder Chroesjtsjov opzette. De voorpublikatie over Lenin suggereert minstens één veelzeggende afwijking. De hoofdstukken krijgen daar alvast de nummers die de auteur in 1975 voorzag voor zijn magnum opus. We merken zo dat het leeuwedeel bestemd was voor een tweede band over November Zestien en dat de slotbladzijden, waar Lenin zijn terugreis naar Rusland voorbereidt, opgevat waren als de eerste hoofdstukken van Maart zeventien. Het boek dat nu voorligt herneemt maar een gedeelte van dat slot: de eigenlijke planning van Lenins terugreis valt buiten het bestek van de acht dagen. Het fragment wordt dan nog, op meer dan duizend bladzijden afstand, uitgesplitst over de hoofdstukjes 5 en 338. Het verhaal begint niet meer bij Lenin, die, nu zijn erfenis ongeveer geliquideerd is, een historisch personage als alle andere wordt. De Zürichse balling en zijn zeldzame Petersburgse getrouwen vertonen geen echt revolutionair elan en nauwelijks meer reëel begrip voor of concrete greep op de situaties. Hun putsch in november, die in de schoolboeken de Oktoberrevolutie heet, ligt in maart nog ondenkbaar ver achter de horizon. Het merkwaardige is dat de - überhaupt onwaarschijnlijke - lezer die dat vervolg niet kent, de verspreide hoofdstukjes over hun moeizame doolwegen niet eens speciaal zou opmerken. Het gebrek aan visie maakt Lenin en de zijnen niet uitzonderlijk omdat ze dat bij nader toezien... met ongeveer alle andere personages delen. Maart zeventien brengt het relaas van een revolutie zonder valabele revolutionairen. We lezen er geen grootse doorbraak, eerder een chaotische aaneenschakeling van toevalligheden. Alles begint met een paar dagen volksopstootjes in de voorsteden; de bevolking merkt al vlug dat het garnizoen liever in de lucht schiet en geen enkele betoging tegenhoudt. Als het leger de bruggen over de Neva bezet, lopen de opstandelingen over het winterijs naar de binnenstad zonder dat iemand ze daarbij hindert. De opstand valt desondanks stil op zondag. Op een dag waarop niemand werkt kan er ook niet gestaakt worden! Na die breuklijn verwacht iedereen dat het leven 's maandags weer zijn in gewone plooi zal vallen. De zaak neemt een beslissende wending als op maandagmorgen ook een regiment aan het muiten slaat. Het initiatief komt voor rekening van één man, de adjudant-chef Kirpitchnikoff, die vier dagen na elkaar met telkens een andere compagnie de politie tegen de volksopstand moest gaan bijspringen. Op zondagavond overtuigt hij zijn collega's de volgende dag liever voor de klus te bedanken. Revolutionair elan is er ook hier niet echt bij, eerder de uitgeputte | |
[pagina 615]
| |
wrevel van wie, na dagen zenuwslopende dienst, er schoon genoeg van heeft. Tijdens hun korte nachtrust hebben de eerste samenzweerders elk voor zich de kans de gevolgen van hun insubordinatie in te schatten. De muiterij gaat toch door omdat ze 's morgens geen van allen de moed vinden als eerste te suggereren het plan op te geven. Er zit dus niet anders op dan de straat op te trekken en zoveel mogelijk andere kazernes op sleeptouw te nemen: hoe meer medeplichtigen, hoe lichter de straf! De Franse uitgave die ik gebruik bevat een register van de historische en een van de fictieve romanpersonages. Kirpitchnikoff komt in geen van beide voor. Omdat ik hem ook nergens anders terugvond, neem ik aan dat Solzjenitsyn hem zelf bedacht. Er zat trouwens weinig anders op: de beschikbare archieven geven weinig betrouwbaar uitsluitsel over de concrete details van de eerste uren muiterij. Muiters maken geen schriftelijke afspraken. De officiële enquêtes achteraf verzamelden verwarde momentopnames. Wie spontaan zijn herinneringen publiceerde, deed dat meestal om zijn eigen rol in de verf te zetten of, in het andere kamp, om te bewijzen hoe men het onheil had kunnen voorkomen. Solzjenitsyn opteert voor een prozaische start, die meteen het hele verdere verloop typeert: in Maart zeventien blijken alle betrokkenen quasi exclusief begaan met hun kleine of grote persoonlijke kommer. | |
Naïef en onhandigDe enkelingen met een iets bredere visie zijn in het beste geval gecharmeerd door de imposante historische rol die de situatie hun toebedeelt. De autocratie had zich in 1905, ook toen al onder de druk van de tijdgeest, uitgerust met een primitief parlement. Die ‘Rijksdoema’ had alleen adviserende bevoegdheid en spendeerde die in een even lawaaierige als steriele oppositie. Doemavoorzitter Rodzianko genoot altijd al van zijn eigen welsprekendheid en alsmaar radicaler kritiek. Hij voelt zich nu eindelijk een evenwaardige, in de nieuwe krachtverhoudingen zelfs superieure gesprekspartner van de Tsaar. De socialistische volksvertegenwoordiger Kerenski vreesde na het verloop van zijn mandaat wegens zijn te subversieve taal voor majesteitsschennis terecht te staan. Hij krijgt een onverwachte kans voor grote woorden en indrukwekkende gebaren, waarmee de toevallig verkozen derderangsadvocaat een evenknie wordt van de grote leiders van de Franse Revolutie. Die diverse ambities kennen zelden een onverdeeld succes. Maart zeventien is een verhaal vol misrekeningen, waar niemand erin slaagt zijn gedroomde rol efficiënt waar te maken. Het trage verhaal geeft | |
[pagina 616]
| |
alle personages ruim de tijd hun projecten en de bijpassende scenario's met overtuigende argumenten in te kleden. Een paar hoofdstukjes na dat denkwerk volgt er dan steevast een onverwachte wending, die de zo solide gedachtenconstructies met een slag van de kaart veegt. Conferenties en andere onderhandelingen gaan er, als men ze repliek na repliek optekent, vanzelf verward uitzien. De eindeloze gesprekken klinken nog onwerkelijker in een stad waar de reacties van de straat hoe dan ook onvoorspelbaar en doorslaggevend blijven. Doemavoorzitter Rodzianko stuntelt van de ene nederlaag naar de andere. We zien hem namens het bureau van de Doema de macht over Sint Petersburg in handen nemen. Hij is dan al niet meer in staat de orde te handhaven in het Parlementsgebouw zelf, waar de subcommissies van de Sovjet de ene vergaderzaal na de andere in beslag nemen. Hij is bijzonder fier als de omstandigheden hem dwingen zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de belangrijkste generaals van het oorlogvoerende leger: hun gezamenlijke tussenkomst moet de Tsaar overtuigen hem te benoemen tot Minister-President van een nieuw kabinet, dat voortaan niet alleen tegenover de kroon, maar ook voor het Parlement verantwoordelijk zal zijn. Als de afspraken eindelijk rond zijn, is die concessie alweer achterhaald. Iedereen vindt intussen dat Nicolaas II beter gewoon aftreedt. Rodzianko's partijgenoten stellen een Voorlopige Regering samen, waarvan hij niet eens lid mag worden. De onverbeterlijke weet zich dan nog te overtuigen dat hij met zijn Doema de belangrijkste blijft omdat hij de nieuwe ploeg mag controleren. De Voorlopige Regering zorgt nog voor andere ontgoochelingen. Dat er gegadigden uit de boot vallen ligt voor de hand. Solzjenitsyn maakt veel werk van de misrekening van Boublikov. Diens snelle bezetting van de telegraaf had het stadsoproer een onomkeerbare nationale dimensie verzekerd, maar het Ministerie voor Verbindingen gaat naar de terzake totaal onervaren fractieleider Nekrassov, die aan de juiste vergadertafel zat. Het is veelzeggend dat de gehaaide politicus Milioukov, die de eigenlijke samensteller van het kabinet wordt, evenmin reden heeft om te juichen. Hij doet eerst beroep op een veteraan uit een vroegere opstand: de populaire ‘rode prins Lvov’ lijkt een handige zet om Rodzianko te vermijden. Achteraf kan hij er niet meer omheen de na al die jaren wereldvreemde oudgediende de meest eervolle plaats te geven. Lvov wordt Minister-President, Milioukov moet het stellen met Binnenlandse Zaken. De regeringsverklaring, in deze gespannen dagen bepaald geen sinecure, mag hij voor zijn rekening nemen. Hij improviseert voor een toevallige samenscholing in de officiële vergaderzaal van de Doema en laat zich, als het publiek hem regelmatig in de rede valt, verleiden tot een | |
[pagina 617]
| |
paar heel onvoorzichtige uitspraken. De grootste ontgoocheling volgt tijdens de startvergadering van het nieuwe kabinet. Bij de eerste deputatie die komt binnenvallen blijkt dat geen enkele excellentie het hele programma onderschrijft. De onderhandelingen leidden enkel tot een schijnakkoord. Kerenski wordt minister van Justitie en voelt zich als enige een winnaar. Hij had het op een akkoord moeten gooien met zijn socialistische geweten om een plaats te aanvaarden in een burgerlijk kabinet. Zijn geraffineerde sofismen worden onderuit gehaald als een partijgenoot hem duidelijk maakt dat het er niet toe doet of hij de portefeuille al dan niet aanneemt. De situatie loopt uit op complete anarchie, regeringen hebben geen belang meer... | |
De doolweg van het volkDe marxistische geschiedschrijving noteerde al uitvoerig dat niemand de februarirevolutie had weten te leiden. Ze concludeerde dat het revolutionaire volk op dat opperste ogenblik in staat bleek zijn lot zelf in handen te nemen: ‘Zonder om zich heen te blikken maakten de massa's zelf hun geschiedenis’Ga naar eind[4]. Solzjenitsyn heeft een minder heroïsche visie. De bekende bezetting van het Parlementsgebouw door de opstandige troepen heeft in Maart zeventien veel van een wanhoopsdaad: honderden soldaten blijven er zonder enig ordewoord veiligheidshalve bivakkeren omdat ze, zolang het pleit niet beslecht is, niet terug naar hun kazernes durven! De massa's laten zich regelmatig meeslepen door dwaze geruchten of verdenkingen; de revolutionaire inspecties worden, nu de politie niet meer op straat durft komen, al vlug verkapte of zelfs brutale plundertochten. Ook de eerste Sovjet is een toevallig samenraapsel van door niemand aangeduide vertegenwoordigers. Hij stemt allerlei fantastische of tegenstrijdige moties, die de chaos alleen maar onoverzichtelijker maken. Revolutionair enthousiasme komt alleen ter sprake als een illusie. Het gaat dan om studenten of andere onervaren vertegenwoordigers van de elites, die allang droomden van een algemene omwenteling. Op plaatsen waar de storm niet echt voorbijraast, zoals in de rustig gebleven leeszaal van de Petersburgse stadsbibliotheek, lijkt zij een reden om te wenen van geluk. Een studente wordt brutaal ontnuchterd als ze thuiskomt: de keukenmeid vertelt jammerend dat ze ook plunderaars over de vloer kregen. Anderen denken erover zich bij het grote gebeuren aan te sluiten: ze ontdekken dat de losgeslagen opstandelingen helemaal niet lijken op het in de talloze romantische en revolutionaire pamfletten uitgetekende ideaalbeeld van het Verdrukte Volk. | |
[pagina 618]
| |
De lichtheid van de revolutieVolgens een klassieke analyseGa naar eind[5] zou onze condition postmoderne, de cultuursfeer van pakweg de laatste twee decennia, gekenmerkt zijn door een teloorgang van de Grote Verhalen. De liberale Vooruitgangsgedachte en Marx' rode variant daarvan waren in die optiek de laatste allesomvattende beloften uit de westerse geschiedenis. Ze boden een ultieme kans om uit te zien naar een collectief heil en daar ook gezamenlijk naar toe te werken. Maart zeventien verwijst naar een nog grondiger verschuiving. Solzjenitsyn liquideert er evident een glorierijk mysterie uit het Grote Verhaal van Marx. Zijn boek gaat verder omdat het niet alleen de grote lijn van de Geschiedenis ter discussie stelt, maar ook elke poging een persoonlijke gedragslijn uit te stippelen. Zowat alle belangrijke personages hebben hun eigen plannen met de revolutie. Solzjenitsyn verwijt ze niet zozeer hun opportunisme, maar toont hoe ze er, bij alle behendigheid en ijver, nooit in slagen een echte slag thuis te halenGa naar eind[6]. De kritiek op de Grote Verhalen breidt zich uit tot een kritiek van de Grote Ondernemingen. Het loont kennelijk nooit de moeite zich voor wat dan ook lang en nadrukkelijk uit te sloven. Dat impliciete axioma sluit aan bij een de laatste jaren breedverbreide neiging elk consequent volgehouden opzet af te schrijven als ijdele drukte. Bij Solzjenitsyn gaat het alleszins om een nieuw accent. De Goelagarchipel culmineerde in epische bladzijden, waar sommige gevangenen hun verdoemde kampbestaan een persoonlijke invulling gaven via hongerstakingen en andere revoltes. Ook in de meest uitzichtloze situatie valt er altijd iets groots te doen. Het eerste luik van Het rode rad vertelt de oorlogsmaneuvers van Augustus veertien, die in het verouderde en weinig slagkrachtige Russische leger minstens even verward verlopen als de crisis in Sint Petersburg drie jaar later. Het verhaal wordt ook daar al verteld vanuit diverse invalshoeken. Het concentreert zich geleidelijk rond twee hoofdpersonen, de oude generaal Samsonov en staf-attaché Vorotyntsev, die beiden van aanpakken weten en, in de marge van het door de historische feiten opgelegde debâcle, overtuigend aangeven welke vlotte succes-story Rusland toen misliep. Maart zeventien schetst geen glorieus alternatief. Tsaar Nicolaas, die historisch bekend staat als een nogal zwakke figuur, komt er nog het best van af. Hij is zo te zien de enige die doorvoeld begaan is met het wel en wee van zijn volk. Het is typerend dat hij dat volk alleen weet te dienen door vrijwillig, zonder veel verzet, af te treden. De actievelingen modderen vijftienhonderd bladzijden lang maar wat aan... | |
[pagina 619]
| |
Solzjenitsyn komt zo verrassend in de buurt van die andere literaire Oostblokballing die tot nu toe zijn tegenvoeter leek, Milan KunderaGa naar eind[7]. Kundera heeft zich regelmatig kritisch uitgelaten over de militante ijver van Solzjenitsyn. Hij schijnt uiteindelijk gelijk te krijgen: Maart zeventien handelt, zonder dat in die termen te formuleren, over de onontkoombare lichtheid van elk revolutionair handelen. Van rechtstreekse invloed is er allicht geen sprake: dat soort scepsis maakt de laatste jaren zowat overal de dienst uit. Over de achtergronden van die nieuwe tijdgeest, die zo scherp contrasteert met de opgetogen sfeer van de golden sixties en van de contestaties, hoeven we het niet te hebben. Ik stel alleen vast dat zelfs een gedreven man als Solzjenitsyn er, na bijna twintig jaar in het Westen, blijkbaar niet meer aan ontsnapt. | |
De alternatieven van de fictieWie dat liever niet gelooft zal misschien aanvoeren dat de gebeurtenissen van ‘februari’ inderdaad zo chaotisch en onefficiënt verliepen dat men ze bezwaarlijk in een andere toonzetting kon vertellen. De historische personages die hier optreden zijn door de feiten beperkt tot een klungelig soort pretentie. Die verklaring lijkt niet erg overtuigend omdat Maart zeventien, zoals de meeste historische romans, een dubbele bestaffing heeft. Naast de vele gekende namen blijft er plaats voor fictieve rollen; de romanschrijver behield dus hoe dan ook een zekere armslag. De fictieve episodes blijven summier omdat de kroniek van de reële feiten al druk genoeg uitvalt. Ze gaan vooral over personages die we al kenden uit de vorige banden; hun reactie op de revolutie is ronduit bedroevend. De jonge luitenant Sacha Lenartovitch was in Augustus veertien al gebrand op gewaagde revolutionaire ideeën; in de oorlog bleek hij een ondermaats officier. De eerste dag van Maart zeventien zien we hem zijn weg zoeken in het warnet van de Petersburgse ondergrondse opposities; we horen tegelijk over een hopeloze verliefdheid in de kringen van toneel en avant-garde, die zijn linkse overtuigingen zwaar op de proef stelt. De volgende dagen grijpt hij gretig zijn kans. Eerst wordt hij lid van een geïmproviseerde revolutionaire staf, die, bij gebrek aan georganiseerde troepen, de niet al te duidelijke berichten over de straatgevechten op een stadsplan probeert te registreren, 's Avonds gaat hij met een paar vrijwilligers het regeringsgebouw veroveren. De regering is elders ondergedoken, hij krijgt alleen te maken met een paar bedienden die op de overname zaten te wachten! Na die mooiste dag van zijn leven gaat het weer snel bergaf. De volgende dag wordt Sacha militair adjunct van een | |
[pagina 620]
| |
districtscommissaris, die hem laat opdraven voor prozaïsche karweien; we zien hem voor het laatst als hij, tijdens een huiszoeking bij een beroemde diva, niet uitgekeken raakt op haar bibelots en balkleren. Vorotyntsev incarneerde in Augustus veertien de energie die de Russische staf toen ontbrak. Maart zeventien zet hem op een zijspoor. Hij kent in die bewogen dagen alleen zijn privéproblemen, die hij kennelijk slecht onder controle heeft. Vorotyntsev heeft dan net een week uitgetrokken voor zijn vriendin Andozerskaia, die allang beslist heeft dat hij maar moet scheiden om met haar te huwen. Als hij vertelt dat hij hun verhouding al aan zijn vrouw bekend heeft maar verder geen duidelijke toekomstplannen heeft, is de sfeer bedorven en wordt de week samen voortijdig afgebroken. Vorotyntsev vertrekt dus naar Moskou om er, voor zijn terugkeer naar het front, echt met zijn vrouw te gaan praten; die blijkt gevlucht, de vriendin die moet bemiddelen heeft evenmin veel constructiefs te melden. Vorotyntsev gaat zijn eenzame avond doorbrengen bij een jeugdliefde, die intussen al weduwe is van een mariage de raison. Het worden twee dagen intens geluk, waarbij Vorotyntsev zich eindelijk begrepen voelt. Pas bij zijn vertrek naar het front merkt hij dat Moskou er vreemd bij ligt; zijn verwondering is goed voor een uitvoerig sfeerbeeld van de weerslag van de Revolutie in de tweede hoofdstad van het Rijk. Hij overtuigt zich al vlug dat er in Moskou geen taak voor hem is weggelegd, aarzelt een tijdje over de meest zinvolle bestemming en beslist wat fantasieloos dat hij best teruggaat naar zijn standplaats op het front. In de trein vindt hij dat ook die beslissing niet de juiste is: hij had zich eigenlijk bij de Tsaar moeten voegen, maar ook daar is het intussen te laat voor. Vorotyntsev zal niet de enige geweest zijn die de onvoorziene en bijzonder snel besliste revolutie misliep. Bij hem gaat het om meer dan een ongelukje: zijn eindeloze aarzelingen als hij wel op de hoogte is, liggen perfect in het verlengde van de al even onhandige manier waarop hij zijn privéleven organiseert. Zijn gelukkigste moment in Moskou ziet er bijna kinderachtig uit: de jeugdvriendin die hem nu quasi moederlijk vertroetelt, is blijkbaar vooral een klankbord voor zijn zelfbeklag. De jonge held van de eerste oorlogsmaand is in Maart zeventien zijn elan verloren; hij wordt de zoveelste uitgebluste doener van de (post-)moderne roman. |
|