Streven. Jaargang 61
(1994)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |
Gie Van Den Berghe
| |
GeschiedenisIn 1939 trok de Sudetenduitser Oskar Schindler in het zog van de nazi's naar Polen. Daar kon hij zaken doen. In een buitenwijk van Krakau nam hij een onteigende Poolse fabriek over, die hij liet financieren door joden die hun geld in het getto toch niet meer kwijtraakten. Hij beschikte over de spotgoedkope arbeidskrachten van de vogelvrij verklaarde joden en de vakkundige bijstand van een joods boekhouder, Yitzhak Stern. Hij haalde nazileiders over met gunsten en smeergeld, waarvoor hij putte uit winsten die hij maakte op de zwarte markt. De bestellingen van het Duitse leger stroomden binnen. Zijn Deutsche Emailwaren Fabrik (‘Emalia’ noemden de gevangenen ze) werd een bloeiend bedrijf. Toen enkele jaren later de Duitse industriëlen in Krakau verplicht werden hun bedrijf over te brengen naar Plaszów, bouwde Schindler daar op eigen kosten een subkamp op, waar hij zijn ‘personeel’ zoveel mogelijk behoedde voor terreur en deportatie. In de tweede helft van '44 stond het Rode Leger voor de deur en Plaszów werd ontruimd. De mannelijke gevangenen gingen naar het concentratiekamp Gross-Rosen, de vrouwen naar Auschwitz. Maar Schindler wist nazi-bonzen ervan | |
[pagina 394]
| |
te overtuigen dat hij ‘zijn’ goedkope joden nodig had voor een munitiefabriek die hij zou opzetten in het Tsjechische Brünnlitz. Hij stelde een lijst op met meer dan duizend namen van joden die hij mee zou nemen. Die Schindlerjuden zouden in twee transporten naar Brünnlitz worden overgebracht. De vrouwen werden per vergissing (!) naar Auschwitz getransporteerd, waar zij in Spielbergs film de schrik van hun leven beleefden, toen ze, in douchekamers gedreven, gas uit de douchekoppen verwachtten en er alleen water uitkwam. Een scène die elementen van gaskamers en douches op verwarrende en historisch onjuiste wijze door elkaar haalt. Voer voor ontkenners van de holocaust, valt te vrezen. In het KalendariumGa naar eind[3], een kalender waarin alle bekend gebleven feiten over Auschwitz dag na dag zijn opgetekend, lezen we dat op 22 oktober 1944 in Auschwitz-II (Birkenau) meer dan 2000 jodinnen uit Plaszów arriveerden. 's Anderendaags selecteerde de beruchte Mengele daaruit 1.765 vrouwen die nog even in leven mochten blijven, de andere gingen de gaskamers in. Op 10 november werden er 300 getransporteerd naar Brünnlitz. Volgens Keneally en Spielberg haalde Schindler ‘zijn’ 300 vrouwen persoonlijk uit Auschwitz wegGa naar eind[4]. Andere vrouwen weigerde hij mee te nemen. Rekening houdend met de door Mengele doorgevoerde selectie en de verschrikkelijke levensomstandigheden in het kamp, is het toch zeer de vraag of alle Schindlerjuden na meer dan veertien dagen nog in leven konden zijn. Misschien waren zij van bij hun aankomst in Auschwitz als zodanig bekend en werden zij met rust gelatenGa naar eind[5]. Overigens waren eerder al 700 joden uit Emalia op transport gezet naar Mauthausen en daar had Schindler niets tegen kunnen doenGa naar eind[6]. Kort na de Duitse overgave nam Schindler afscheid van zijn joden. Wat er daarna met hem gebeurd is, krijgen we in de film niet te zien. Hij was geruïneerd, zijn bezittingen in Krakau en Moravië waren door de Russen in beslag genomen, maar door joden en joodse organisaties werd hij financieel geholpen. Eind jaren veertig emigreerde hij met zijn vrouw en enkele bevriende joodse gezinnen naar Argentinië. Hij zette er een pelskwekerij op, die in 1957 over de kop ging. De Schindlers trokken zich terug in een bescheiden woning die hun werd aangeboden door een combattieve joodse organisatie, B'nai B'rith. Hun huwelijk liep vast. Schindler trok naar Duitsland, probeerde er met joods geld een zaak op te zetten, maar ging bankroet. In de jaren '60 haalden overlevende Schindlerjuden hem naar Israël. Yad Vashem, het Israëlisch Holocaustmuseum en -onderzoekscentrum, verleende hem de titel van ‘Righteous among the nations’ (rechtvaardige onder de volkeren), een hoge onderscheiding voor niet-joden die in de Tweede Wereldoorlog joden gered hebben. Na zijn dood in 1974 ging Schindlers laatste wens in vervulling: hij werd, op een katholieke begraafplaats, begraven in Jerusalem. | |
[pagina 395]
| |
Yitzhak Stern (Ben Kingsley) en Oskar Schindler (Liam Neeson), foto UIP.
| |
[pagina 396]
| |
Bruikbaarheid van de holocaustSchindler's List werd gelanceerd met een zelden geziene promotiecampagne. De media stonden wekenlang bol van de superlatieven: ‘monumentaal’, ‘verbluffend’, ‘ontroerend’, ‘overweldigend’. Een artikel in de De Standaard (3/3/94) met een tip voor Israël: ze moesten maar eens ernstig overwegen om ook Spielberg te erkennen als een Rechtvaardige onder de volkeren: Spielberg, een Amerikaanse jood die de oorlog niet heeft meegemaakt, vereerd met de hoogste Israëlische onderscheiding voor niet-joden die in de oorlog joden hebben gered en daarbij hun leven op het spel zettenGa naar eind[7]! De overschatting van de film, zijn politieke betekenis voor joden en Israël, konden niet beter onder woorden worden gebracht. Die promotie en overschatting van de film hebben natuurlijk alles te maken met zijn onderwerp en het moment waarop hij geproduceerd en vertoond wordt. Een film over de holocaust met lessen en boodschappen. Onder meer de boodschap dat er ook nu nog redding mogelijk is. Toen waren er enkelingen die joden hielpen, zelfs Duitsers en nazi's. Ook vandaag kan extreem rechts nog een halt worden toegeroepen, áls we maar (blijven) beseffen waartoe die ideologie leidt. Het is dus uitstekend dat dit voor het grote publiek aanschouwelijk wordt gemaakt. Als ieder mens zich in het lot van de joden terug kan vinden, wordt herhaling van de gruwel voorkomenGa naar eind[8]. Ik hoop het met u. Maar deze optimistische en voluntaristische hypothese (het volstaat dat we het willen) onderschat, vrees ik, het felle verzet in de jaren '20 en '30 tegen de opkomst van de nazi's in Duitsland. De herinnering aan de holocaust is een politiek-ideologisch instrument geworden. Dat verklaart b.v. dat het frontpaginanieuws is als uit een enquête blijkt dat middelbare scholieren nauwelijks iets weten van de holocaust. Men schreeuwt direct à l'arme. Maar weten zij zoveel meer over andere, minder ideologisch geladen onderwerpen die hen toch ook zouden moeten boeien? | |
Morele uitzonderlijkheidOskar Schindler is een hoogst uitzonderlijke figuur. Onder de redders valt hij uit de toon: als Duitser, als nazi (lid van de Sudetendeutsche Partei) en als spion voor de Duitse contraspionage in Polen (vanaf 1938, geen woord hierover in de film). Zeker, ook andere Duitsers en partijleden pleegden passief of actief verzet tegen de uitroeiing van de joden, maar onder de zakenlieden en industriëlen die, zoals Schindler, van de oorlogseconomie konden profiteren, waren die toch heel dun gezaaidGa naar eind[9]. Schindlers persoonlijkheid en gedrag maken hem tot een nog uitzonderlijker redder in nood. Hij was een bon-vivant, notoir rokkenja- | |
[pagina 397]
| |
ger, alcoholist, fuifnummer en gokker. Een opportunist die schaamteloos situaties uitbuitte, een sluw en gecultiveerd egoïst die moeiteloos mensen manipuleerde. De oorlog zag hij als zijn grote kans. En dat werd ze ook. Voor en na de oorlog had hij als zakenman weinig succes. Voor het eigen gewin moest alles wijken, ook morele principes. Had hij iets tegen joden? Ach nee, ze waren goedkoper dan Poolse arbeidskrachten. Spielberg maakt dit alles op meesterlijke wijze duidelijk. Boeiend is de parallel die hij opbouwt tussen Schindler en Amon Göth, de Duitse kampcommandant, een van de weinige kampcommandanten die niet alleen op bevel, maar uit persoonlijke sadistische motieven handeldeGa naar eind[10]. Beiden maken zij van de gelegenheid gretig gebruik om zich te verrijken en in eikaars gezelschap gedragen ze zich verbaal even onbehouwen en brutaal. Ze proberen elkaar de loef af te steken. Spielberg suggereert zelfs dat Göth Schindler ging bewonderen en als zijn meerdere erkennen. Wat hen vooral van elkaar onderscheidt, is de manier waarop zij hun macht uitoefenen. In een gesprek brengt Schindler Göth aan het verstand dat ware macht erin bestaat niet te doden als je de macht hebt om te doden. Een morele les die ook effect sorteerde. Spielberg laat zien hoe Göth heel even probeert grootmoedig te zijn. Hij wendt ware macht voor, vergeeft kleine overtredingen die voordien met de dood bestraft werden. Maar hij kan zijn ware aard niet lang onderdrukken en begint algauw weer joden als konijnen neer te knallen. | |
HollywoodOp de persvoorstelling hoorde ik enkele journalisten instemmend, opgelucht grinniken, toen Göth de les gespeld werd. De film bevat nog meer van zulke toegevingen aan de smaak van het grote publiek. Maar die enkele zedenlessen en melodramatische passages zijn niet echt storend, als ze er misschien voor kunnen zorgen dat deze 3 uur en 15 minuten durende, indringende film de grote massa bereikt en aanspreekt. Alleen in het laatste half uur zit een sequens waar Spielberg in zijn moralisering en heroïsering naar mijn gevoel te ver gaat. Als hij afscheid neemt van ‘zijn’ joden, houdt Schindler een toespraak. De zakenman die 1200 joden van de ondergang heeft gered en daaraan zijn fortuin heeft opgeofferd, noemt zichzelf een misdadiger die nu maar terecht moet staan; de geduldig toehorende SS-bewakers, die even tevoren het bevel hadden gekregen alsnog alle gevangenen af te maken (een mytheGa naar eind[11]), spreekt hij aan als misdadigers die nu grootmoedigheid moeten betonen; ze druipen gewillig af. In zijn boek maakt Keneally duidelijk dat de SS-ers in Brünnlitz reservisten waren, hun jongere spitsbroeders waren naar het front vertrokken. Volgens Keneally bezwoer Schindler in zijn toespraak gevangenen én SS-ers orde en discipline te bewaren, niet in paniek te | |
[pagina 398]
| |
raken. Vervolgens bedankte Schindler de SS-ers, omdat ze zich verzet hadden tegen de barbaarsheid van hun roeping en ‘op buitengewoon humane en correcte wijze waren opgetreden’. Moraliserend en onjuist (terugredenerend vanuit wat pas later bekend werd), is ook wat Spielberg (en Keneally) de Russische officier die de Schindlerjuden bevrijdde, laat antwoorden op de vraag waar ze nu veilig heen kunnen: ‘Niet naar het Oosten (Rusland), niet naar het Westen’. Waarna Spielberg in de slotscène suggereert dat toen al voor iedereen vaststond dat ze naar Israël zouden gaan. De overlevenden van de holocaust worden hier voorgesteld als bewuste zionisten of toch als joden voor wie alleen het zionisme, een joods thuisland, een oplossing kon bieden. Wat Polen betreft, is dit niet helemaal onjuist, maar Spielberg neemt een loopje met de historische werkelijkheid als hij de zionistische bewustwording, en impliciet, de oprichting van de staat Israël voor wil stellen als een direct resultaat van de genocide. Zijn eindboodschap, dat er op het ogenblik nog maar 1000 joden in Polen leven, maar dat er 6000 nakomelingen van de Schindlerjuden zijn (in Israël?), is tendentieus. De meeste Poolse joden die de oorlog overleefden, verlieten Polen pas toen het antisemitisme daar weer oplaaide en dat hing tot op bepaalde hoogte samen met de reactie van de communistische leiders op de Zesdaagse Oorlog. Mocht Spielberg alle Europese joden bedoelen, dan nog is zijn zionistische boodschap onjuist. Talloze Europese joden die het geweld overleefd hebben, bleven liever in hun land van herkomst; velen spanden zich in om die toestand te legaliseren (naturalisatie). De meesten die Europa verlieten, kozen voor de VS. Velen gingen maar naar Israël omdat ze als berooide joden nergens anders welkom waren. Historisch valt hun houding te begrijpen: er was nog geen joodse staat, het pioniersbestaan in het Britse mandaatgebied Palestina was onzeker en hard, de Yishuv (de joodse gemeenschap in Palestina) was niet erg opgezet met de komst van de vele verkommerde broeders en zustersGa naar eind[12]. | |
Meesterlijke filmOndanks de (ideologische) overschatting ervan, waarvan ik hierboven melding maakte, vind ik Schindler's List een meesterlijke film. Wie een samengepakt beeld wil krijgen van de uitroeiing van de joden onder het nazi-bewind, zonder daarvoor honderd ooggetuigenverslagenGa naar eind[13] en geschiedkundige werken te hoeven lezen, moet deze film gaan zien. Als historicus heb ik er veel kritiek op, maar de mens die ik ben, die overtuigende verhalen wil horen, die geëmotioneerd en betrokken raakt, heeft overrompeld en klein toe zitten kijken. Het beeld dat hier van Duitsers en SS-ers gegeven wordt, is genuanceerd. Het tegendeel zou, gezien het thema, overigens onverstandig | |
[pagina 399]
| |
geweest zijn. Maar een minder groot regisseur had er zich makkelijk kunnen aan bezondigen. Zelfs de gruwel Amon Göth wordt niet stereotiep weergegeven. Spielberg brengt het samengaan van beschaving en beestachtigheid, de soms geleidelijke overgang van het een naar het andere prachtig in beeld. Bijvoorbeeld bij het begin van de ontruiming van het getto in Krakau. De spanning wordt beetje bij beetje opgebouwd, de angst en de paniek van de vervolgden worden vakkundig overgebracht op de toeschouwers. Bij het begin van dit misschien wel sterkste deel van zijn film laat Spielberg enkele tientallen Duitse soldaten door een steegje op het publiek toelopen. Op de voorgrond schuifelt een broos oud vrouwtje naar de camera en de zaal toe. Ze heeft wat voedsel bij mekaar kunnen scharrelen, dat bengelt in een mand aan haar arm. De soldaten lopen en schreeuwen door elkaar heen. Ze jutten zichzelf op om te kunnen uitvoeren wat bevolen werd: ausradieren. Maar in déze sequens zijn ze nog niet zo ver. Terwijl de kijker verwacht dat het geweld het vrouwtje zal verpletteren, splijten de soldatenrangen zich om het mensje heen. Geen van hen raakt het vrouwtje ook maar met een vinger aan, ze schijnt voor hen niet te bestaan. De enkele verwijzingen naar de kwalijke rol van nogal wat Polen in de door de nazi's georganiseerde jodenvervolging zijn verre van genuanceerd, maar gelukkig ligt er geen klemtoon op zoals in Shoah van Claude Lanzmann. Daar konden we ons soms afvragen wie nu eigenlijk de daders waren, de nazi's of de Polen. De twee scènes waarin Spielberg de slechte kant van de Polen toont, zijn heel kort maar van een verschrikkelijke intensiteit. Als het getto ontruimd wordt, schreeuwen kinderen een door merg en been dringend ‘Good bye, jews!’. Als de joden gedeporteerd worden, halen ze de wijsvinger over de keel. We moeten er blijkbaar van overtuigd worden dat de Polen het antisemitisme met de moedermelk ingezogen kregen. Deze in de grond racistische boodschap valt gelukkig pas echt op in de trailer van Schindler's List, waarin beide scènes voorkomen. | |
Zwart-wit en kleurNuances ook in het zwart-wit waarin de film is gedraaid. Spielbergs visie op de jodenuitroeiing stamt, zegt hij, uit foto's en documentaires, en die zijn in zwart-wit. Een realistische uitbeelding kan dus alleen in zwart-wit. Een wat vreemde redenering: slachtoffers en daders hebben alles toch in kleur gezien. Trouwens bestaan er ook kleuropnamen van de kampen. Wie de kleuren heeft gezien waarin George Stevens het pas bevrijde Dachau heeft gevat, zal niet licht de werkelijkheidsshock vergeten die ze teweegbrachtenGa naar eind[14]. Maar zwart-wit beelden doen archaïsch aan en verwijzen naar het verleden. Onontbeerlijk zijn ze evenwel niet. | |
[pagina 400]
| |
Lanzmanns Shoah, dat zo velen aansprak, was in kleur. Het realiteitsargument van Spielberg werd jammer genoeg niet doorgetrokken naar de taal. In de film spreekt iedereen Engels. Duits, Pools, Jiddisch en Hebreeuws worden slechts mondjesmaat, op de achtergrond gesproken, om het geheel wat kleur te geven. Echt storend is dat niet, Hollywood heeft ons aan veel gewoon gemaakt, maar authentiek en documentair is wel iets anders. Hoe dan ook, Spielbergs zwart-wit heeft een van de prachtigste scènes van de film mogelijk gemaakt: de sleutelscène van Spielbergs interpretatie van de raadselachtige figuur die Oskar Schindler wel altijd zal blijven. We zien Schindler, samen met het publiek, vanop een heuvel toekijken op de ontruiming van het getto. De afwisseling van close-ups van Liam Neeson (die Schindler gestalte geeft) met gruwelbeelden uit het getto brengt de bewogenheid van Schindler op de toeschouwers over. Ineens zien we een klein meisje in een felrood manteltje tegen de stroom van opgejaagde joden in lopen, op zoek naar een schuilplaats. Schindler ziet dat ook. De camera volgt het rode vlekje, tot het meisje een huis binnenglipt en daar onder een bed een schuilplaats zoekt. Dan wordt het beeld weer volledig zwart-wit. Een uur of wat verder in de film, zien Schindler en wij dat felrode manteltje terug: het dode meisje op een lijkenkar. Door haar kleur te geven, licht hij haar uit de zwart-witte massa, uit de anonimiteit. Een individualisering en personifiëring die identificatie en inleving mogelijk maakt. Zoals bijvoorbeeld Anne Frank soms de hele holocaust lijkt te personifiëren. Dit is het moment in de film waarop Schindlers pantser van onverschilligheid barsten begint te vertonen. De keiharde zakenman begint te veranderen in een medemens, in staat tot medelijden. Vanaf dat ogenblik begint de Schindler in de film zijn verderfelijke karaktertrekken - leepheid, brutaliteit, hardvochtigheid, slinksheid - aan te wenden voor de goede zaak. Ze worden eigenschappen die dan voor slimheid, intelligentie, moed en doorzettingsvermogen kunnen doorgaan. | |
Goed en kwaadZoals zo vele Hollywoodfilms gaat Schindler's List over goed en kwaad. In het kwade brengt Spielberg verdienstelijke nuanceringen aan. Het goede daarentegen schakeert hij niet. Gezien het onderwerp van de film, de politiek-ideologische bruikbaarheid van de holocaust én Spielbergs zionistische interpretatie, hoeft dat niet te verwonderen. De joden in de film zijn waardige en trotse slachtoffers. Meer nog, Spielberg suggereert subtiel dat al het goede dat Schindler heeft gerealiseerd, eigenlijk het werk was van Yitzhak Stern, zijn joodse boekhouder. Hij is de moreel meest eenduidige figuur, een verpersoonlijking van het Goede. | |
[pagina 401]
| |
Over de strijd die joden van Krakau onderling hebben geleverd om in Emalia te geraken en, later, op de levensreddende lijst te komen, zwijgt de film in alle talen. Een strijd die meer dan begrijpelijk is, het ging tenslotte om leven of dood. Maar hij druist in tegen ons beeld van de onschuldige slachtoffers. Op het gevecht om overleving rust een moreel taboe, slachtoffers en noodlijdenden krijgen gemakkelijk meer krediet, soms carte blancheGa naar eind[15]. Anders dan in de film ook, waren het niet Schindler en Stern die, gedreven en wanhopig namen zoekend, de lijst in één ruk opstelden. De lijst kwam veel geleidelijker tot stand, en het was een vertrouwensman van Göth, Marcel Goldberg, die de macht had iemand er wel of niet op te plaatsen. Daarin speelden steekpenningen en persoonlijke afrekeningen mee. Enkele joden die van in het begin voor Schindler hadden gewerkt, raakten niet op de lijst. Weggelaten werd ook de lynchpartij kort nadat de SS-ers Brünnlitz hadden verlaten. De wraak die enkele Schindlerjuden namen op de enige overgebleven vertegenwoordiger van het moordapparaat, een Duitse kapo, is meer dan begrijpelijk maar komt in conflict met ons beeld van het moreel onschuldige slachtoffer. | |
De held die we zelf niet zijnDat een figuur als Schindler, een man die zich aan fatsoen en moraal niets gelegen laat liggen, om joden te redden, zichzelf bijna wegcijfert, dié paradox is het die boeit en aantrekt. Dát is de invalshoek van Spielbergs film, dáárom kende het boek van Keneally over Schindler zoveel succes. Het zeldzame, het afwijkende spreekt ons aan, dat wat we zelf graag zouden doen of zijn. Maar de aantrekkingskracht van Schindler is nog complexer. Andere redders in nood hebben niet zo veel aandacht gekregen: joden die verantwoordelijke posities bekleed hebben in de door de Duitsers ingestelde getto's en Joodse Raden. Zoals Schindler hebben ook zij zich aan de situatie aangepast, geaccommodeerd. Ze werkten met de nazi's samen met de bedoeling zoveel mogelijk joden zo lang mogelijk in leven te houden. Sommigen van hen werden en worden streng veroordeeld. Chaim Rumkowski bijvoorbeeld, die van het getto van Lodz een werkkamp probeerde te maken en in ruil voor nog enkele weken of maanden overleving de joodse arbeidskrachten dienstbaar maakte aan de Duitse oorlogsindustrie. Goed, de macht steeg Rumkowski naar het hoofd, hij waande zich een koning en liet geld met zijn beeltenis erop drukken, maar dank zij hem werd het getto toch pas in augustus 1944 geliquideerd, achttien maanden later dan dat van WarschauGa naar eind[16]. Maar, hoor ik u denken, het ligt toch in de lijn der verwachting dat | |
[pagina 402]
| |
joden elkaar helpen, van een Duitser verwacht je toch het tegendeel? Toch verklaart dat niet alles. Dat blijkt al uit het feit dat een ander verdienstelijk Duitser en zakenman, Hans Graebe, heel wat minder aandacht kreeg. Graebe trad in 1931 toe tot de nazipartij, maar twee jaar later al keerde hij er zich van af. Hij besloot van binnenuit te opereren om joden te redden. Als hoofdingenieur van een Duitse constructiefirma in de Oekraïne probeerde hij zoveel mogelijk joden aan te werven. Hij ging ze zelfs opsporen in oorden waar ze sterker bedreigd werden. Honderden joden danken aan hem hun leven. Graebe was ook de enige Duitser die op het Nurembergproces vrijwillig tegen de nazi's getuigde. Hij was een integer man die er hoogstaande morele principes op nahield. In 1965 kende Israël hem de titel ‘Rechtvaardige onder de volkeren’ toeGa naar eind[17]. Wat ons aantrekt in iemand als Schindler is het paradoxale. Een dader die een redder is, zeker, maar meer nog de merkwaardige mengeling van negatieve en positieve gedragingen die volgens onze morele stereotypes elkaar horen uit te sluiten. Mensen als Schindler weerleggen de stereotypes die we omwille van onze gemoedsrust koesteren. Hij weerlegt onze zwart-wit visie, legt alle daartussen liggende schakeringen bloot. Onze bewondering voor dit soort morele uitzonderlijkheid heeft evenwel een bovengrens. Als de afwijking, de paradox té groot wordt, begrijpen en aanvaarden we ze niet meer. Misschien omdat Spielberg dat aanvoelt, laat hij wel zien dat kampcommandant Göth terechtgesteld werd (opgehangen in Krakau, door de Polen) maar ‘verzwijgt’ hij dat Göth reeds in 1944 door de SS werd gearresteerd wegens corruptieGa naar eind[18] en, had de oorlog langer geduurd, ook veroordeeld zou zijn geweest. De bovengrens van onze bewondering blijkt uit een geruchtmakende affaire in Nederland. Al ongeveer een jaar staan kringen van joodse overlevenden er in rep en roer. Aanleiding is de kwestie rond Alfons Zündler. Zündler was een SS-er die een tijd dienst deed als bewaker in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, een van de verzamelpunten voor joden die naar de uitroeiingskampen zouden worden gevoerd. Zündler redde vele joden het leven en werd voor deze ‘jodenbegunstiging’ door de SS gearresteerd en opgesloten in Dachau. Tot voor kort ging men ervan uit dat hij daar was omgekomen. Toen bleek dat hij nog in leven is, hebben enkele dankbare joden de Yad Vashem onderscheiding voor hem aangevraagd. Die werd hem in september vorig jaar in principe toegekend. Andere Nederlandse joden achten het evenwel ondenkbaar dat een SS-er wordt erkend als ‘rechtvaardige onder de volkeren’. Sommigen beweren zelfs dat Zündler alleen hielp tegen betaling met seks en drank. Geschrokken door alle commotie, krabbelde Yad Vashem terug en liet weten dat het onderzoek heropend zou worden. Het motto van Schindler's List, ontleend aan de Talmud: ‘Wie één mens redt, redt de hele wereld’, geldt blijkbaar niet voor iedereen. | |
[pagina 403]
| |
Uitzonderlijk en afwijkend gedrag bewonderen we, mede omdat we ernaar verlangen, maar de afwijking mag niet regelrecht indruisen tegen centrale morele stereotypes. Een goede Duitser, tot daar aan toe, maar een goede SS-er, dat is van het goede te veel. |
|