Streven. Jaargang 61
(1994)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
Streven
| |
[pagina 195]
| |
Raf Janssen
| |
[pagina 196]
| |
goed te kunnen functioneren en zichzelf in stand te kunnen houden. In onze maatschappij van de geldeconomie en de loonarbeid maken wij de tijd van de haast. Met deze haast-tijd zijn we in betrekkelijk korte tijd op veel terreinen heel ver gekomen. De meesten willen daarom blijven doorhollen. Een groeiende minderheid neemt daarentegen de tijd om stil te staan bij hetgeen rondom hen en met henzelf gebeurt. Tot hun schrik merken ze dat de haast-tijd en de daarop afgestemde maatschappelijke ordening heel onnatuurlijk, oneconomisch en onsociaal zijn. In zulke momenten van bewogen stilstand rijpt een inzicht dat van wezenlijk belang is voor de vooruitgang: als de natuur en haar langzaamheid worden teruggebracht in onze opvatting over tijd en daarmee in onze maatschappelijke ordening, zou ons denken weer rationeel kunnen worden, onze economie weer economisch en ons samenleven weer sociaal. Onthaasting is goed voor de mensen, hun economieën en hun samenlevingen én ze is goed voor de natuur. | |
Het tijd-geld-dictaatGeluk kun je kopen. Dat was de pakkende kop waarmee onlangs een reisbureau zijn zomerprogramma presenteerde. ‘Rust, ontspanning, bijkomen en eindelijk weer tijd om na te denken over duizend onbelangrijke vragen’. Dit geluk, aldus de advertentie, ligt bijna op elke hoek van de straat op je te wachten. Het enige dat je moet doen is: een reisbureau binnenstappen, boeken en daarmee het geluk kopen. Steeds meer mensen schijnen te kiezen voor deze weg naar het geluk. Maandenlang is men (te) druk in de weer en neemt men (te) veel tijd voor zaken die zo belangrijk worden geacht dat er geld mee verdiend kan worden. Met dit geld kan vervolgens het geluk worden gekocht om eindelijk een week of twee rust te hebben en tijd voor zogenaamd onbelangrijke zaken waarmee geen geld verdiend kan of hoeft te worden. Door mee te doen aan het produktieproces dat juist op haast en op permanente versnelling berust, ben je in staat om vrije tijd en rust te krijgen, te kopen. Het geld dat je in de loonarbeidmaatschappij verdient met de verkoop van je tijd, stelt je in staat om rust en vrijetijd te kopen. Met geld kun je het geluk kopen enige tijd vrijgesteld te zijn van het passen op kinderen, het verzorgen van maaltijden, het doen van klussen of het aanharken van de tuin. In de maatschappij van de geldeconomie en de loonarbeid hebben tijd en geld een werkzaam verbond gesloten: verkoop van tijd levert geld op en met dat geld kunnen mensen welvaart kopen. Hoe meer geld, hoe groter de te verwerven welvaart. De logica van dit verbond tussen tijd en geld werkt als een dictaat. Het dringt door in alle le- | |
[pagina 197]
| |
vensterreinen en dwingt de samenleving en de natuur een cultureel paradigma op, dat gekenmerkt wordt door de dynamiek van de permanente versnelling. Tijd is geld geworden en daarmee de meest bepalende produktiefactor. Tempo is het wachtwoord van onze moderne tijd. We moeten opschieten en rennen, want er is een permanente angst om achterop te raken, een blijvende vrees om niet dynamisch genoeg te zijn. Overal wordt geprobeerd tijd uit te sparen. En hoe meer tijd we winnen hoe harder we blijkbaar moeten rennen en opschieten. ‘Alles gaat tegenwoordig sneller dan vroeger. We besparen tijd bij het vervoer van mensen, van goederen en van informatie. We besparen tijd bij het doen van inkopen, bij de huishoudelijke arbeid, zelfs bij het eten (fast food). We winnen enorme hoeveelheden tijd, maar hebben minder tijd dan ooit tevoren’Ga naar eind[2]. De tijd glipt ons als het ware door de vingers. We leven in een samenleving zonder tijd. Een permanente gehaastheid doortrekt het lijf en het leven van ons allemaal. Haast is een vorm van sociale besmettingGa naar eind[3]. We zijn er allemaal door geïnfecteerd: de onnatuurlijke rationaliteit van het huidige economische stelsel dwingt alles en allen tot haast. | |
TijdpiraterijOveral in onze economie wordt geprobeerd de natuurlijke kringlopen en circulatietijden te bekorten. Steeds meer en snellere produktie. Steeds meer en snellere verplaatsing van goederen en energie. Steeds meer en steeds snellere consumptie. Alles steeds sneller en steeds meer. De technische vooruitgang staat geheel in dienst van deze verhoogde circulatie: technische middelen maken het steeds beter mogelijk om de tijd die ergens voor nodig is te reduceren. In steeds hoger tempo wordt heel de aarde in dienst gesteld van deze dynamiek. Dat is fataal voor de natuur. Deze krijgt geen tijd om alle veranderingen bij te benen, ze degradeert en kan niet meer de goederen en de energie leveren die ze voorheen nog wél kon opbrengen. Snelheid lijkt economisch. Maar dat is slechts schijn. De permanente drang naar het produceren van een grotere hoeveelheid goederen in een kortere tijd mondt uit in een beroving van de natuur en een plundering van de aarde. Ook voor het persoonlijke en maatschappelijke leven van mensen is de permanente gehaastheid niet zo gezond. Heel treffend spreekt de Duitse politicoloog Elmar Altvater in dit verband van tijdpiraterij: er wordt tijd ontstolen aan de natuur en aan het natuurlijk ritme waaraan de mens behoefte heeftGa naar eind[4]. Om een einde te maken aan deze tijdpiraterij en om te ontsnappen aan de dynamiek van ‘het fatale meer’ is het nodig dat de natuur en | |
[pagina 198]
| |
haar langzaamheid worden teruggebracht in onze maatschappelijke ordening. Voor onze economie betekent dat onder meer een kritische heroverweging van het ons vertrouwde idee van arbeidsproduktiviteit. Als een arbeider per uur in plaats van 1000 voortaan 2000 potloden kan maken is diens arbeidsproduktiviteit verdubbeld. Met name de inzet van machines maakt een dergelijke verhoging van de produktiviteit mogelijk. In feite gaat het hier over een stelselmatige verhoging van de omloopsnelheid van natuur- en milieugoederen in te verhandelen produkten. Het wordt beschouwd als de basis van de moderne welvaart. Daarbij wordt evenwel uit het oog verloren dat er voor die dubbele portie potloden dubbel zoveel hout en andere grondstoffen nodig zijn. De potlodenfabriek maakt dat hout niet. De houtfabriek evenmin. Het hout wordt uiteindelijk gemaakt door de natuur. De stijging van de arbeidsproduktiviteit kan derhalve plaatsvinden dank zij de produktiviteit van de natuur. In feite vindt bedoelde stijging vaak plaats ten koste van de natuurproduktiviteit, omdat vergeten wordt de relatie tussen beide te leggen. Als de natuur de constante stijging van de arbeidsproduktiviteit niet meer bij kan benen, is een dergelijke stijging per saldo weinig produktief en veelal zelfs ronduit negatief, omdat de basis wordt aangetast waarop de arbeidsproduktiviteit stoelt. In ons denken zijn arbeid en natuur gescheiden: de natuur is een gegevenheid (object) die door de mens (subject) moet worden bewerkt. In deze scheiding ligt een van de grondoorzaken van de huidige ecologische crisis. De huidige geldeconomie probeert rijkdommen van de natuur om te zetten in rijkdommen voor de samenleving. Daarbij wordt de natuur leeggeroofd. Dat komt omdat onze geldeconomie het begrip natuurproduktiviteit miskent, alhoewel ze op vernietigende wijze ervan gebruik maakt. Vanwege deze miskenning wordt gebruik misbruik en economie wordt oneconomie. Het in bedwang houden van de economie biedt daarom mijns inziens geen oplossing voor het milieuvraagstuk. De natuur hoeft, moet en kan niet tegen de economie worden beschermd. De economie moet juist verder worden vereconomiseerd door de natuur erin terug te brengen. De natuur moet worden teruggebracht in ons idee van rationaliteit en in onze opvatting over techniek. En natuur dan niet als een te beheersen of te beheren object, maar op de eerste plaats als een te respecteren subject, als een levend wezen met een eigen ratio en een eigen tempo en tijdGa naar eind[5]. | |
TijdpioniersIn plaats van de logica van de economie op te leggen aan de natuur, zou de natuur en haar produktiviteit in haar eigenheid kunnen worden | |
[pagina 199]
| |
onderkend en gerespecteerd. Dan zou de logica en de tijdsorde van de natuur onderdeel worden van de economie. Vergeleken bij de huidige gang van zaken betekent een dergelijke naturalisering van de economie een onthaasting en een verlangzaming. Voor veel mensen in onze gehaaste samenleving is dat een onvoorstelbare gedachte. Er zijn echter mensen die de heilzame werking van onthaasting hebben ontdekt en die thans op zoek zijn naar wegen om deze ontdekking concreet gestalte te geven in een andere organisatie van hun leven. Sociologen die onderzoek gedaan hebben naar deze mensen noemen hen tijdpioniersGa naar eind[6]. Het gaat om werknemers die vrijwillig hun arbeidstijd hebben teruggebracht om meer tijd voor zichzelf te hebben, om (weer) meer eigen zeggenschap te hebben over alle beschikbare tijd. Deze werknemers willen de indeling en de besteding van hun tijd niet langer primair laten bepalen door de baanarbeid. Ze zijn op zoek naar een nieuw begrip van tijd en naar meer eigen greep op tijd. Dat brengt op de eerste plaats grote veranderingen teweeg in hun eigen wijze van leven. Een dergelijke veranderde levensstijl kan echter ook in de huidige samenleving nieuwe ontwikkelingen in gang zetten. Dat is pioniersarbeid en daarom typeren de onderzoekers deze mensen als tijdpioniers. In plaats van het tijdsregime van de betaalde arbeid het overige leven te laten bepalen en beperken, richten tijdpioniers hun zingevingsschema's zo in dat de werktijd benaderd wordt vanuit de levenstijd. De betaalde arbeid is daarmee niet langer de overheersende zingevende instantie en het centrale middelpunt van het leven. Betaalde arbeid wordt niet afgewezen, maar de betekenis en de plaats ervan worden wel gerelativeerd. Omdat ze meer tijd willen hebben voor zichzelf, hebben de tijdpioniers hun voltijdse baan vrijwillig omgezet in een deeltijdbaan. Vanaf een bepaald minimumniveau aan inkomen levert tijd in hun ogen meer welvaart op dan geld. Als alternatief voor de maatschappij zonder tijd met haar pretentie van geldwelvaart ontwikkelen deze tijdpioniers een nieuwe levensstijl. Deze is gebaseerd op tijdwelvaart. Daarmee nemen deze arbeiders afstand van het idee dat ze met veel werk veel geld kunnen verdienen en daarmee goed kunnen leven. Ze doorbreken daarmee het heersende tijd-geld-dictaat en zetten zich af tegen het denkpatroon, het cultureel paradigma, van de arbeidsmaatschappij. Die maatschappij draait op het idee dat je status en macht verwerft met dingen die je kunt kopen. Tijdpioniers leggen daarentegen het accent op het hebben van tijd voor dingen die je niet kunt kopen, zoals gewoon rustig wandelen op een doordeweekse middag of heerlijk in de schaduw een mooi boek lezen. Het heersende geld-tijd-dictaat van de arbeidsmaatschappij berust op de veronderstelde uitwisselbaarheid van tijd en geld: de inzet van tijd levert geld op waarmee je vervolgens alles kunt kopen om te leven. | |
[pagina 200]
| |
Tijd en geld worden daarbij gedacht als een duo dat elkaar veronderstelt en ondersteunt. De tijdpioniers zien dat anders. Ze wensen hun leven minder in te vullen via het middel geld; ze willen de beschikbare tijd liever onmiddellijk omzetten in goed leven. Daarmee ontstaat er een concurrentieverhouding tussen tijd en geld. De alliantie tussen beide wordt opgeheven en het heersende waardensysteem van de arbeidsmaatschappij wordt op losse schroeven gezet. Tijdpioniers willen slechts zoveel tijd in betaalde arbeid en consumptiearbeid steken als nodig is voor de verzekering van een (minimale) bestaansbasis. Daarboven vermindert het nut om tijd in te zetten voor het verwerven van nog meer geld. De kwaliteit van het bestaan kan op andere wijze beter worden verhoogd. Tijdpioniers ontwikkelen een subjectief gevoel van tijdwelvaart. Hun welvaart hangt niet af van steeds meer geld, maar veeleer van het vrij kunnen beschikken over tijd. Dit laatste verhoogt de levenskwaliteit, ongeacht het feit dat het inkomen erdoor omlaag gaat. In plaats van het geld wordt de tijd tot centrale bron van levensopbouw. Men onttrekt zich aan het kwantitatieve dictaat dat door het geld wordt opgelegd en men laat zich leiden door het meer kwalitatieve richtsnoer van de tijd. Het leven meer bouwen op tijd en minder op geld vereist het ontwikkelen van een levensstijl die haaks staat op hetgeen de geld- en marktmaatschappij mensen voorhoudt en waarmee ze hen vertrouwd heeft gemaakt. Voor velen is dat een waagstuk, omdat in de geldmaatschappij het hebben van geld rust geeft. Dat het hebben van tijd nog meer rust geeft, moet tegen de tijdgeest in worden ervaren en geleerd. Nog dicteren de tijdpiraten de wet of beter gezegd leggen zij de maatschappij dwingend de ritmen en de wetten op die zijzelf gedicteerd krijgen door de logica van de markt- en geldeconomie. Steeds meer raken mensen en natuur vermoeid van een al te gehaaste maatschappij zonder tijd. Ze verlangen naar meer tijd. Niet om verder door te hollen, omdat tijd zogenaamd geld is, maar om stil te staan bij hetgeen met henzelf en om hen heen gebeurt. Dit bewegingsvol stilstaan is enkel mogelijk als in onze moderne samenleving het economische principe van de langzaamheid wordt herontdekt. Alleen dan kan met inzet van tijd duurzame welvaart worden bewerkstelligd. Dat vergt een andere indeling van de beschikbare tijd en het ontwikkelen van een ander begrip van tijd. | |
De langzaamheid van de natuurtijdIn onze cultuur is het begrip tijd sterk gebonden aan iets doen. Tijdsbesteding die niet gekoppeld is aan aanwijsbare activiteiten wordt al gauw | |
[pagina 201]
| |
gezien als nietsdoen. In plaats van ademloos met dit activistisch begrip van tijd mee te hollen, stellen tijdpioniers de vraag aan de orde of het zogenaamde nietsdoen ook niet een heel legitieme en zinvolle manier kan zijn om de aanwezige tijd te besteden. Een dergelijke alternatieve zingeving bevrijdt mensen uit een cultuur waarin per se materieel aanwijsbare dingen gedaan moeten worden. Het wordt dan beter mogelijk om de tijd op een heel eigen wijze in te delen en te ontsnappen aan het ritme dat arbeid en tijd dicteren aan de dagelijkse levensloop. Er wordt afstand genomen van een activistisch tijdsbegrip, waarin alle tijd - als het even kan tot op de laatste minuut gepland - benut moet worden om iets te doen: werken, sporten, consumeren. Mensen maken zich los uit het denken en doen in termen van tijd benutten. Tijd is niet langer een middel om dit of dat te doen. Het hebben van tijd is veel meer doel op zich en biedt enkel een mogelijkheid om iets of ook niets te doen. Deze mogelijkheid mag niet bij voorbaat worden verkleind door vooraf vastgestelde handelingsschema's van bijvoorbeeld een vaste wasdag of poetsdag, vastgezette tijden om te eten, te spelen, te slapen, te werken. Niet alleen de volgorde, maar ook het tempo willen tijdpioniers zo veel mogelijk zelf bepalen. Op deze wijze zetten tijdpioniers zich af tegen de ideologie van de snelheid die steeds meer het normale patroon is geworden in de moderne samenleving. Voor mensen en dingen wordt haast hebben een kenmerk van gewichtigheid. Niet gehaast zijn en durven zeggen dat je alle tijd hebt maakt je in de huidige arbeidsmaatschappij als het ware verdacht. In elk geval is het voor veel mensen een teken dat je kennelijk van weinig gewicht en belang bent in de samenlevingGa naar eind[7]. De tijdpioniers verzetten zich tegen deze snelheidsnorm en nemen afstand van de daarmee verbonden stresserende haast, gejaagdheid, nervositeit en ongeduldigheid. Ze willen rustiger, meer gelaten en gemoedelijker door het leven gaan. Niet snelheid, maar langzaamheid is voor hen het juiste levenstempo. Tijdpioniers durven de tijd te laten voorbijgaan. Of beter gezegd, ze nemen de tijd om het voorbijgaan van de tijd volop te beleven. Niet door achter de tijd aan te hollen, maar door er juist flexibel en bewegingsvol bij stil te staan. Durven stilstaan bij de tijd. Tijd nemen om met andere mensen om te gaan, om te werken, om vrij te hebben, om naar kunst te kijken, naar muziek te luisteren, te eten, te drinken... Wie tijd durft te nemen ontwikkelt een gevoel voor levenskwaliteit. Dat is de strekking van een recente studie van de Duitse muziekwetenschapper Norbert SchneiderGa naar eind[8]. Zijn onderzoek over tijd, ritme en getallen is een zoektocht naar het verloren geraakte gevoel en besef dat mensen deelhebben aan een levend ritme. Uiteengezet wordt hoe de mensen zichzelf en hun samenlevingen vervreemd hebben van de natuurtijd. | |
[pagina 202]
| |
Dat komt volgens Schneider omdat ze deze levende tijd vervangen hebben door de levenloze tijd van een machine, een uurwerk, een klok. Daarmee heeft de mens zich losgemaakt uit de kosmische dans van het wereldritme waarin alles, het anorganische en het organische, zijn eigen tijd heeft. Het inwisselen van natuurtijd voor mechanische tijd ziet Schneider als de oorzaak van de huidige milieucrisis, die in feite een tijdscrisis is. Hij zit daarmee op hetzelfde spoor als de Noordamerikaanse econoom Jeremy Rifkin, die betoogt dat wij omwille van milieuherstel het tempo van onze economie omlaag moeten brengenGa naar eind[9]. Opdat de economie zich verdraagt met het ritme van de natuur en de tijd die deze bijvoorbeeld nodig heeft om verbruikte grondstoffen opnieuw aan te maken. Alleen het terugvinden van het natuurlijke ritme kan onze beschaving levend, in leven, houden. Alleen het levensprincipe van de onthaasting kan mens en natuur bewaken en bewaren. Behalve ecologischer zou de samenleving daarmee ook socialer worden. Het principe van de snelheid resulteert in vluchtige, oppervlakkige en verzakelijkte contacten, met als allesbepalende vraag welke koopwaar en geldwaarde hier uit te halen zijn. Het principe van de langzaamheid biedt daarentegen alle mogelijkheid om stil te staan bij de eigen waarde van de mens en de natuur. De drang naar het fatale méér die op concurrentie stoelt en rivaliteit bewerkstelligt, zou vervangen worden door een ecologische coöperatie: wie zelf wil leven moet ook zorgen dat de ander kan leven. Deze sociale verhouding en samenwerking tussen mensen vormen de basis voor een sociale verhouding met de natuur, opdat deze als bron van alle leven intact blijft. In een maatschappelijk klimaat van coöperatie en natuurlijke rust komen ook de huidige armen en gemarginaliseerden beter tot hun recht(en). Voor een deel omdat de waarde van mensen en hun deelhebben aan de samenleving niet langer wordt afgemeten aan de mate en het tempo waarin ze baanwerk verrichten. Voor een ander deel omdat in de ecologische samenleving van de langzaamheid mensen zich kunnen ontplooien als samenwerkende gemeenschapswezens, die vrij zijn van hiërarchie en overheersing. De natuur, de mensen en hun samenlevingen kunnen beter uit de voeten als de huidige mannentijd met zijn op levenloze produkten gerichte arbeid, vervangen wordt door de vrouwentijd, die veel meer een sociale tijd is, gericht op het voortbrengen en bewaren van levenGa naar eind[10]. Als de natuur en haar produktiviteit en het daarbij passende tempo van de langzaamheid weer worden teruggebracht in onze economie, is daarin ook meer tijd en waardering voor arbeid die nu achteloos over het hoofd wordt gezien of wordt aangemerkt als ‘non-activiteit’. Veel van deze arbeid blijkt bij nader inzien veel produktiever dan de | |
[pagina 203]
| |
graadmeters van de huidige geldeconomie ons willen doen geloven. Het vermijden en sorteren van afval in en rondom het huis, het zuinig zijn op alledaags goed, het ondersteunen van lotgenoten, het zorgdragen voor gezelligheid, het plakken van een pleister op een kapotgevallen knie... Dat zijn allemaal dagelijks te verrichten activiteiten, die weinig bijdragen aan de verhoging van het Bruto Nationaal Produkt. Maar heel waarschijnlijk brengen ze meer welvaart tot stand dan het produceren van bijvoorbeeld nog meer blik voor nog meer auto's, of nog meer beton voor een nog groter vliegveld. |
|