Streven. Jaargang 61
(1994)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
ForumDe toekomst van de ArbeidHet is tijd dat wij het probleem van de arbeid en de werkloosheid in zijn geheel aanpakken, het is immers de essentie van de arbeid die ter discussie staat en daarmee ook een stuk samenlevingsopbouwGa naar eind1. De experimenten en discussies van de laatste jaren hebben geleid tot enkele duidelijke inzichten. Het voornaamste is wel dat de arbeid in onze tijd niet meer zo vaak als vroeger samenvalt met ‘zijn brood verdienen’ (loon). Het tweede is dat alles - in de eerste plaats de werkloosheid met al haar psychische en sociale gevolgen - er toch ook op wijst dat de arbeid een basiselement is voor iemands ontwikkeling en zijn sociaal leven. Er zijn weliswaar mensen voor wie een vrije en onafhankelijke activiteit (de artistieke schepping b.v.) volstaat, ook zonder onmiddellijke bevestiging door de gemeenschap. Maar de meeste mensen voelen zich onvoldoende bevestigd als zij niet hun deel kunnen bijdragen aan de produktie van goederen of aan dienstbetoon. Ik verwacht daarom dat men na de recente golf van werkloosheid niet meer zal zeggen: ‘arbeid voor iedereen, dat is niet het belangrijkste’. Of: ‘waarom nog langer streven naar volledige tewerkstelling? Geef iedere burger een basisinkomen; dit kan in onze rijke economieën’. Nee, door de pijnlijke persoonlijke ervaring van de werkloosheid of de dreiging ervan of het eraan ontsnappen terwijl je vrienden erdoor getroffen worden, zijn nu velen tot het besef gekomen dat arbeid in de gewone betekenis van het woord wél belangrijk is. Belangrijk omdat de mens zich slechts geestelijk kan ontwikkelen door zijn lichaam, zijn milieu, de wereld; belangrijk ook omwille van het sociale aspect van de arbeid en de bevestiging die zo essentieel is voor de ontwikkeling van de persoon. | |
Werkloosheid bestrijden: hoe?Het terugdringen van de werkloosheid is niet zo gemakkelijk als het destijds (in 1975 b.v. nog) leek. Men stelde, en stelt in bepaalde kringen nog dat de schuld bij de gangbare economische of financiële politiek ligt. Nog voor kort | |
[pagina 178]
| |
leek het velen dat de hoge interesten van de banken de schuld waren; daarom: op ten strijde tegen Duitsland dat de leningen afsnoept. Er is natuurlijk een nooit eerder geziene technologische omwenteling. De informatica heeft tal van mogelijkheden voor automatisatie gecreëerd. En we staan nog maar aan het begin van dit proces. De technische vooruitgang blijft ook niet beperkt tot één domein; waar zij toegepast wordt, volgt er een sneeuwbaleffect. Vandaar dat weer de idee opduikt ‘de vooruitgang af te remmen’, nog wat kaartjesknippers in dienst te houden... Dit is een heel kortzichtig voorstel. De concurrentie van de nieuwe industrieën in Azië en de uittocht van bedrijven die daar het gevolg van is, doen ons wellicht denken dat niet de technologie doorslaggevend is voor de verandering en de teloorgang van de traditionele arbeid. De groeiende Aziatische concurrentie vraagt ongetwijfeld om internationale afspraken die rekening houden met het belang van allen, o.m. ook met het behoud van de sociale verworvenheden en met de uitbreiding ervan in streken waar zij nog heel bescheiden zijn. Maar we moeten ons intussen geen rad voor de ogen draaien: ons kernprobleem is niet Azië, maar de omwenteling bij ons en het wereldwijd toenemende effect van de automatisatie, waarbij in steeds grotere mate de informatica wordt toegepast. Voortaan zal de menselijke arbeid dus vooral te vinden zijn in domeinen waar automatiseren niet zo gemakkelijk kan. Dat is enerzijds in het ontwerpen, bouwen, aanpassen, afstellen en onderhouden van de systemen, anderzijds in de dienstverlening van persoon tot persoon. Dit is de evolutie waarmee men nu in de eerste plaats rekening moet houden bij iedere arbeidspolitiek. | |
Eerste luik van de arbeidspolitiek: herverdelingEr is op korte termijn geen ontkomen aan: het is onze taak de beschikbare arbeid (in zijn traditionele vorm) te herverdelen. Alvast zolang de nieuwe vormen nog geen stabiele structuur hebben. Er zijn allerhande vormen van herverdeling mogelijk, te beginnen met het aantrekkelijker maken van deeltijds werken - in de hoop dat veel mensen verlangen deeltijds te werken als zij de kans krijgen - tot een algemene verkorting van de werktijd. Ook een vierdagenweek is een grondige studie waard. De invoering moet wel geleidelijk gebeuren om schadelijke neveneffecten te voorkomen, zoals het stilvallen van een bepaalde produktielijn bij gebrek aan voldoende geschoolde arbeiders. Nog een reden voor geleidelijke invoering is: de vermindering van de arbeidsduur moet het liefst zonder (te groot) verlies van inkomen verlopen (zelfs in een tijd van zwakke economie). Soms is dit mogelijk door een produktiviteitsverhoging die groter is dan bij de concurrenten. De concrete uitwerking van een dergelijke politiek is hoe dan ook complex en vereist een groot pakket organisatie. Maar het is niet omwille van de complexiteit dat de uitwerking tot nog toe uitgebleven is, maar omdat de wil ontbrak, omdat men de illusie koesterde dat het nog wel zou loslopen. Een verderfelijke vorm van die illusie is te denken dat er een sociale verbondenheid kan blijven bestaan in een land waar naast elkaar mensen leven die deelnemen aan het arbeidsproces dat | |
[pagina 179]
| |
sociale bevestiging geeft en mensen die in langdurige, definitieve werkloosheid leven; en dat dit dualisme maar aanvaard moet worden. | |
Tweede luik: nieuwe arbeidOp langere termijn, maar zonder uitstel, moet de nieuwe arbeid gecreëerd worden waar onze samenleving behoefte aan heeft. Er bestaan namelijk steeds meer en steeds grotere noden. In de eerste plaats op het vlak van de diensten van persoon tot persoon. Bij de jongsten: opvoeding in allerhande vormen. Bij de ouderen: allerlei verzorging en hulp, o.m. ook gezelschap houden. Bij de volwassenen: b.v. moeders de last van een aantal taken afnemen of de kans geven om zich verder te ontwikkelen. Aan de niet, of slechts gebrekkig bevredigde behoeften van dat soort tegemoet komen vraagt beslist een massa werk. In aantallen moet dat wel 10 of 15% van de werkloze actieve bevolking betekenen. Er zijn natuurlijk een aantal problemen die moeten opgelost worden alvorens dit arbeidspotentieel ingeschakeld kan worden. Een eerste, vaak geopperde bezwaar is het feit dat voor bedoelde behoeften - al zijn ze nog zo reëel - niet onmiddellijk of in een nabije toekomst geld beschikbaar is. Meer sociale tegemoetkomingen zouden niet wenselijk zijn, en de verplichte bijdragen mogen in geen geval verhoogd worden. Maar men vergeet dat alwie in de nieuwe dienstverlening actief is, zelf ook de kans krijgt om een beroep te doen op persoonlijk dienstbetoon; dit is heel wat beter dan maar weer nieuwe (kunstmatige) behoeften te creëren en allerhande snufjes in te voeren (zonder dat hier uitvoer tegenover staat) om daaraan te voldoen. Bovendien blijft ook dan nog een nieuwe stap in de herverdeling of verdeling van de actuele arbeid mogelijk. Toch is het een reële moeilijkheid. Daarom kan het een uitstekend idee zijn oplossingen uit te testen in goed afgebakende arbeidssectoren, die elkaar niet rechtstreeks beïnvloeden. Al wie het kan zou dan bovenop de tijd die besteed wordt aan het gebruikelijke bezoldigde werk nog een stuk tijd geven aan interpersoonlijk dienstbetoon dat anders niet gebeurt (cultureel en sociaal werk, opleiding, verzorging, counseling...). En iedereen zou ook dergelijke dienstverlening ontvangen volgens zijn behoeften. Zo ontstaat het idee van een georganiseerde uitwisseling van die diensten: een echte economie dus, naast de economie die vooral instaat voor produkten ten behoeve van het levensonderhoud van de leden van de gemeenschap. Dit soort experimenten zijn zeker nuttig. Maar m.i. steekt er het meeste toekomst in het samenspel van de twee economieën. Het moet mogelijk zijn via een intens verenigingsleven - én met de steun van de overheid - een echte vraag te doen ontstaan naar tal van nu nog gebrekkig verleende diensten. Die vraag weegt nu nog niet zo sterk door als de vraag naar allerhande produkten; maar dat komt ten dele omdat ons traditioneel industrieel systeem nog een te zware druk uitoefent op de potentiële consumenten, denk maar aan de verleiding van de supermarkten en de nooit aflatende reclame. Dit kan veranderen als de mensen zich meer bewust worden van de waarde van persoonlijke diensten en die hoger gaan schatten dan een of ander snufje dat de reclame opdringt en waar men toch niet echt nut van heeft. | |
[pagina 180]
| |
De andere moeilijkheid is dat, ondanks de grote werkloosheid, het nodige geschoolde personeel voor de interpersoonlijke diensten niet voorhanden is. Dit is voor een deel de keerzijde van de vorige moeilijkheid. Maar het is ook een kwestie van vorming. Om de vereiste opleiding te willen volgen, moet men natuurlijk eerst beseffen dat voor tal van interpersoonlijke diensten een reële kennis van de psychologie en een degelijke ervaring nodig zijn. En die kennis en ervaring moeten op zijn minst even hoog in aanzien staan als strikt economische of positief wetenschappelijke vorming. Natuurlijk spelen hierbij nog andere waardeoordelen een grote rol. En tal van mensen vrezen dat die niet kunnen veranderen. Maar waarom zou niet stilaan het inzicht groeien dat een dienst die men rechtstreeks aan iemand bewijst minstens zo ‘menswaardig’ is als het beheersen van een of ander vak of natuurlijk proces, zelfs al gebeurt dit in samenwerking met anderen in een bedrijf. En zullen wij niet menswaardiger leven als een groter gedeelte van de arbeid besteed wordt aan het dienstbetoon van persoon tot persoon? Ik neem aan dat daarvoor een ‘verandering van cultuur’ nodig zal zijn (een groot woord; het heet ook wel ‘sociale mutatie’). Zeker een diepgaande verandering in levensstijl en gewoonten. Hopelijk zullen ook de algemene diensteneconomie en de economie zonder meer een grotere plaats inruimen voor allerlei vormen van interpersoonlijk dienstbetoon, bijvoorbeeld in verband met het gezin, dat grote pakket menselijke arbeid dat in onze dagen niet erg in aanzien is. Er zal in ieder geval weer een groot aanbod van arbeid zijn zodra onze waardeschaal verandert of nog maar begint te veranderen. Kortom een tewerkstellingspolitiek moet de arbeid in zijn totaliteit willen herzien. Zo'n politiek vereist een samenspel van maatregelen om de afnemende traditionele arbeid en de bezoldiging ervan te herverdelen; en maatregelen om de reeds bestaande vraag naar interpersoonlijke diensten van culturele, educatieve en sociale aard beter te beantwoorden en om mensen te vormen die deze diensten op een professionele manier kunnen verlenen. Tevens kan er, wanneer het mogelijk en gewenst is, een economie opgezet worden van interpersoonlijke diensten, onafhankelijk van de andere economie. De toekomst van de arbeid - en de economie die zal resulteren uit nieuwe arbeid - is op dit ogenblik nog niet nader te omschrijven. De eerste stap moet zijn: aanvaarden dat hier de enige uitweg ligt. De tweede stap is: erkennen dat hier een kans ligt voor een samenleving om rijker te worden aan menselijk, persoonlijk dienstbetoon. □ Jean-Yves Calvez |