expansie. Beide gebeurtenissen zijn twee kanten van een houding: een streven naar onafhankelijkheid van wat is voorgegeven en de eigen vrijheid beknelt: voorgegeven geloof, voorgegeven aarde, voorgegeven cultuur, voorgegeven lichaam, voorgetrokken grenzen, voorgetekende leefpatronen. Grootse vooruitgangsprojecten werden uitgedacht en een leger daadkrachtige individuen, mannen - vrouwen zaten thuis - met een goed verstand en een sterke wil zetten zich aan de arbeid. Men moest zich bewust worden van de eigen identiteit, want pas dan wist je wat je wilde en kon je autonoom zijn.
Ik schrijf dit in de verleden tijd, alsof we niet meer in die tijd zouden leven. Maar dat doen we nog wel: alternatieven zijn immers nog niet voorhanden. Dus we leven gewoon door met de riemen die we van het vooruitgangsethos hebben overgeërfd: we omhelzen individualisering, persoonlijke reflectie en persoonlijke standpuntbepaling, we stippelen een beleid uit, hechten aan identiteit. Maar dat alles dan zonder de idealen die het projectdenken van de moderne tijd bezielde? Dat kan. Maar het kan zijn dat zich iets anders baan breekt. Laten we het postmoderniteit noemen. Het is bij het interpreteren van onze eigen tijd als bij het lezen van een tekst: verschillende interpretaties zijn mogelijk. Het ligt aan de lezer welke interpretatie geactualiseerd en bemoedigd wordt.
De gedachte dat het aan de lezer is om te beslissen wat de beste interpretatie van een tekst, of van een traditie, of van een cultuur is, dat de lezer verantwoordelijk is voor de wijze waarop een tekst, traditie of cultuur hernomen en in de eigen tijd present gesteld wordt, is een typisch postmoderne gedachte. Een gedachte die mij erg aanspreekt, waarin ik meega. Eeuwenlang hebben wij ons bewogen in een richting die was voorgetekend door de metafysica (zelfs de Verlichting deed dat): er werd van uitgegaan dat er Zijn, bij Hegel omgeduid tot Doel, was. Dat werd vervolgens elders in afgeleide en lagere vorm, in een kopie, present gesteld, benaderd, afgebeeld, gerepresenteerd. Een gezaghebbend origineel moet, net als in de traditionele realistische schilderkunst, zo getrouw mogelijk gevolgd, zo dicht mogelijk benaderd worden. Postmoderne denkers daarentegen denken niet vanuit het Platoonse model van origineel en kopie, maar vanuit het meer door de retorica geïnspireerde model van uitvoerende kunsten (performative arts) als b.v. dans of muziek. In uitvoerende kunsten gaat het niet om het werkelijke of vermeende origineel, maar om het spel en het klinken hier en nu. Het ‘interpretandum’, voorbeeld of oerbeeld is aanleiding voor eigen spel, een spel met eigen accenten, met ruimte voor variaties en zelfbedachte improvisaties. Wil de uitvoering kwaliteit hebben, dan moet de vertolker ontvankelijk zijn voor wat zij (kan ook hij zijn) speelt, zich laten leiden, zij moet zich laten spelen - en al doende het