Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 923]
| |
De Afrikaanse nationale conferenties en de bisschop-voorzitter
| |
[pagina 924]
| |
burger- en guerrillaoorlogen die de Afrikaanse burgers voor het tweede alternatief doen kiezen: onderhandelen tot elke prijs. | |
VredesonderhandelingenEen eerste motief voor de keuze van een bisschop-voorzitter is de eigen aard van de Nationale Conferentie. Sommigen noemen ze (terecht) ‘een collectieve viering van boete, zending en verlossing’ of nog ‘een therapeutisch gebeuren’Ga naar eind1. Inderdaad, al gebruiken de Afrikaanse Nationale Conferenties een beeldende taal die doet terugdenken aan de bijeenroeping van de Franse Generale Staten in 1789, hun manier van werken is veeleer ingegeven door het snenario van de traditionele Afrikaanse palaver. Dat bestaat uit drie stappen: [1] Samenstellen van een bureau, met homerische twisten over de procedure die bij een geschreven gedragscode hoort; [2] debatten over de algemene politiek, waarvan het meest opvallende element de palaver is, de ‘onthulling’ van de economische en politieke misdrijven van de verantwoordelijke politici; [3] de invoering van de grondwet en de overgangsinstellingen en als bekroning de aanstelling van de leden van de Hoge Raad van de Republiek (een soort senaat) en een sterke eerste minister die een aantal prerogatieven bijeen graait die het ontblote staatshoofd toekwamen. Men grijpt terug naar de methode van de Afrikaanse palaver omdat men beseft dat er bij het volk een ingehouden woede leeft. In het bevrijdende spreken en het openlijk bekennen dat bij de palaver hoort, brengt de politieke gemeenschap haar conflicten en sociale rivaliteiten aan het licht. Zij doet een poging om ze publiek te bezweren (de media die verslag uitbrengen over de vergaderingen van de Nationale Conferentie zwijgen plotseling als de debatten gênant worden). Het is inderdaad zo dat in die openbare vergadering alle leden van de gemeenschap zowel rechter als eiser kunnen zijn. Dit soort bezwering heeft echter niet het karakter van een rechtsgeding of een religieuze boeteviering. Zij werkt naar het model van de autokritiek door autosuggestie, uitleg geven, catharsis. Daarom moet er naast de woordvoerders van de twistende of rivaliserende partijen een man-van-de-harmonie optreden, die scheidsrechter kan zijn en de partijen kan verzoenen. Vandaar het verlangen om een ‘godsman’ er bij te roepen, met name de bisschop. Dit beroep op een bisschop betekent niet dat de Afrikanen een theocratische staat wensen, noch dat zij van de clerus of de hiërarchie verwachten de kaders of de organen van het politieke bestel in Afrika te vormen. Beweringen van bepaalde van onze politici dat een aantal | |
[pagina 925]
| |
kerkmensen tersluiks politieke ambten ambiëren, zijn niet terecht. Dat het volk geregeld het verlangen te kennen geeft de godsman in een plebisciet te verkiezen of hem de verkiezingsstrijd wil zien voeren tegen de verguisde politici, moet men goed begrijpen: het volk wil via een tussenpersoon het machtsbereik controleren van de politici en de manier waarop zij de macht uitoefenen. In de keuze van de bisschoppen komen drie verwachtingen samen, één voor elk van de drie groepen die nu bij de hervormingen betrokken zijn: de huidige machthebbers, de politici die tegen hen opkomen, het volk. De machthebbers kiezen de bisschoppen als voorzitters van de Nationale Conferentie of de Hoge Raad van de Republiek omdat zij als scheidsrechter in het nationale conflict een persoon willen die ‘neutraal’ is, die niet zelf een leidende functie ambieert. Daarbij speelt ook het feit dat de bisschop-voorzitter priester is een rol: dit belet hem doodvonnissen te ondertekenen of zijn goedkeuring te hechten aan harde maatregelen die indruisen tegen de evangelische moraal. Niet zonder reden eisen bijna alle bisschoppen-voorzitters een of andere wijziging in de overgangsakte vóór zij het voorzitterschap van de Hoge Raad van de Republiek aanvaarden. De politici van de oppositie gebruiken de bisschop-voorzitter als een bliksemafleider voor al hun misstappen op het kronkelige pad van de politiek. Zij willen vermijden dat die fouten later zouden wegen op hun verkiezingscampagnes. Voor hen is de harmoniebrenger overigens niet meer dan een voorloper. Hij is een Johannes de Doper die de weg moet bereiden voor deze heren die om een of andere reden schrik hebben voor het oordeel van het volk, voor de politieke chantage van de tegenstanders, voor het zwaard van de ‘vorst’ of voor dat alles samen. Voor het volk vloeien duidelijk alle verwachtingen samen in de bisschop-voorzitter. Hij is het symbool van een politieke macht die eindelijk weer aanvaardbaar is voor de mensen, een machthebber die voor hen opkomt. Het volk hoopt dat hij slaagt en wel zo vlug mogelijk. Daarom stijgt de populariteit van de verzoener naarmate hij de heersende nomenclatura in toom houdt en zelf macht verwerft. Eén verlangen hebben de drie groepen gemeen: een katalysator vinden, iemand die het proces vergemakkelijkt en zorgt dat de onderhandelingen en de overgang vreedzaam verlopen. Maar achter al die uiteenlopende verlangens steekt ook een poging om de bisschop als instrument te gebruiken, een subtiele manier om de man te gijzelen. De bisschoppen-voorzitters beseffen dit wel. Zij herkennen de tegen elkaar indruisende verwachtingen van hun medeburgers. En ook de hinderlagen en klippen die hun opdracht in gevaar brengen. Het is | |
[pagina 926]
| |
dezelfde tragiek als die van de profeten: moeten doen wat hun tegenstaat. Gemandateerd om als keizer op te treden, kunnen zij niet verzaken aan hun verbintenis met Christus. Die dubbele binding van hun opdracht is zowel hun kracht als hun zwakheid. Zij spreken niemand naar de mond en preken niet voor eigen winkel; hun woord kan echter nooit allen voldoen, want zij kunnen niet vrij spreken. Hoezeer zij ook aangezocht worden en gevleid, zij zijn eenzaam als Mozes, zij staan alleen voor het oog van de mensen en de geschiedenis. | |
Van de evolué-politicus tot de bisschop-voorzitterEen tweede reden waarom de bisschoppen verkozen zijn als voorzitters van de Nationale Conferentie en de Hoge Raad van de Republiek is de teleurstelling van de burgers over het vroegere beleid. De politieke geschiedenis van de onafhankelijke Afrikaanse landen zou inderdaad kunnen ingedeeld worden naar de drie typen van politieke figuren: de evolué, de chef-autocraat en de troonopvolger-technocraatGa naar eind2. De balans van hun politieke optreden lijkt wel één geknoei, een eindeloos bedriegen van de onderdaan en een cynisch, egoïstisch beroven van het land van zijn rijkdommen en zijn soevereiniteit. In dit kader van ontgoocheling en verlangen om van de grond af aan opnieuw te beginnen, moet men de komst zien van de bisschop-voorzitter en de overweldigende populariteit van deze figuur bij de grote meerderheid van de bevolking. Maar wat verwachten de mensen van hem? | |
Ontmanteling van de monsterstaatDe politiek is in Afrika zozeer ontspoord dat ze een verschrikking is geworden. De staat die van de burgers de opdracht heeft gekregen de tegen elkaar indruisende eisen van de streken en de koloniale deelgebieden te harmoniseren, is uitgegroeid tot een draak die onveiligheid, terreur en willekeur verspreidt. Aan de greep van die leviathan-staat trachten de burgers te ontkomen; in hun nood om te overleven zoeken zij middelen om zijn macht te breken of hem te sussen. Het naar voren schuiven van een figuur als de bisschop-voorzitter is zo'n tactiek om de almacht van de draak te weerstaan door de boegbeelden neer te halen die het politieke leven beheersen: de ‘messias’, de ‘redder’, de ‘grondlegger’, de ‘vader des vaderlands’, de ‘gids op de weg van de revolutie’... Waarom doet het volk een beroep op de ‘man Gods’? Een volledig en genuanceerd antwoord op die vraag is niet mogelijk zonder een diepgaande analyse van de Afrikaanse ziel, van haar taal, symbolen, | |
[pagina 927]
| |
esthetische en politieke ideeën. Daarvoor is hier niet de nodige ruimte. Maar uiteindelijk lijkt me in deze deconstructie een positieve poging te steken om een ander soort politiek op te zetten. Het doel is een politieke figuur of een regime in het leven te roepen, die de krachten kunnen losmaken voor een politiek van eerbied voor de mens in de andere, met onaantastbare en in principe onvervreemdbare rechten. Maar waar heeft Afrika zijn roeping gevonden om de mens in de politiek te eerbiedigen, de mens in de andere? Op de top van La Baule? In de perestrojka? | |
Vruchten van la baule en de perestrojka?Niet op de Frans-Afrikaanse top van La Baule in juni 1989, noch in de nieuwe wind van de perestroika en de daaropvolgende ineenstorting van het Rode Rijk, maar in het hart van de Afrikaanse kerken is de beweging ontstaan die de Afrikaanse despotische regimes kan dwingen tot een politiek van eerbied voor de mens, geschapen naar het beeld van God. De overgang van Afrika naar de democratisering en de uitwerking van de idee van de Nationale Conferentie zijn wel het resultaat van zowel interne als externe politieke druk. Maar de nood aan nieuwe regeringen die in staat zijn een verantwoord gezag uit te oefenen en het algemeen welzijn te behartigen, kwam al vanaf 1975 ter sprake in de documenten van de Afrikaanse bisschoppenconferenties, meer bepaald de Zaïrese. De bolwassing van La Baule past in het ruime kader van de politieke ontspanning tussen de VS en de USSR; zij is een poging om dividenden binnen te rijven in Afrika, in afwachting van het volksoproer dat er reeds broedt. In Afrika weet al wie de heersende regimes verguist dat de Afrikaanse heersers ten einde raad zijn: de politieke chantage in het raam van de koude oorlog, waar zij hun macht op bouwden, werkt niet meer. Zij speelden meesterlijk in op het verstoorde internationale evenwicht, maar dat is verleden tijd. De toespraak van La Baule is, als je op de nuanceringen let en op de ruime context van Mitterands Afrika-politiek, een diplomatieke boodschap aan het adres van de Afrikaanse despotische regimes en aan de Afrikanen en de Fransen: ‘Afrikaanse heersers, de tijden zijn veranderd. Jullie spelletje van plichtsverzuim en willekeur in het regeren is niet langer aanvaard in Afrika; en nog minder in Frankrijk en door de Fransen. Verhelp dus aan de noden van het volk als je nog graag onze hulp en steun ontvangt. Want, met of zonder coöperatie, niet uw veiligheid is onze zorg, maar de belangen en de internationale positie van Frankrijk’. Ieder die het horen moest heeft op zijn niveau de boodschap | |
[pagina 928]
| |
begrepen, met al wat er in verborgen zat aan waarschuwingen. Dit bleek duidelijk uit de politiek-diplomatieke spanningen, de strategische zetten, het politieke geweld die erop volgden... De frisse wind van de perestroika en meer nog het tragische einde van het echtpaar Ceaucescu hebben meer psychologisch dan politiek indruk gemaakt op de Afrikaanse onderdanen. Sinds jaar en dag weten zij dat de zon niet op- of ondergaat in Afrika zonder instemming van de beschermgoden. Maar door de veranderingen in Oost-Europa zien zij met eigen ogen niet alleen de broosheid en naaktheid van de leviathans, maar ook hun bedriegerijen. Op slag zijn zij wakker, vatten moed en komen de straat op om aan te klagen, hun woede uit te schreeuwen en hervormingen te eisen. Die waren al eerbiedig gevraagd in de jaren 80; vanaf 1990 klinken ze radicaler en worden algauw een bevel om de macht op een aanvaardbare manier over te dragen. | |
Crisis en engagement van kerken in de politiekDie radicalisering hoeft niet te verrassen. 1990 is het jaar van de dertigste verjaardag van de onafhankelijkheid van vele Afrikaanse landen en de honderdste verjaardag van hun evangelisatie. Het is tijd om een balans op te maken. De kerk kan daarbij wijzen op de goed georganiseerde, creatieve, vitale gemeenschappen die armoede en sterfte bestrijden in de naam van hun geloof in de mens, geschapen naar het beeld van God. Maar de staat zit opgescheept met een algemene crisis die overal armoede zaait en alle structuren aantast, tot en met die van het staatsapparaat zelf. Deze crisis tast de menselijkheid aan en de gevolgen ervan zetten de religieuze leiders en de gelovigen aan tot politieke actie. Niet om de politiek zelf, maar vanuit een profetische roeping die zij ontdekken bij het zien van de armoede en het verval van hun land. De meeste documenten van de kerkelijke instanties vanaf 1990 rechtvaardigen deze inmenging van de gelovige gemeenschap in de politiek: het is een plicht die het geloof haar oplegt en daarom ook een profetische zending. ‘De kerk, die de taak heeft de Goede Boodschap te verkondigen aan alle mensen, kan niet onverschillig blijven bij de zware beproevingen die de crisis veroorzaakt voor zo vele, vaak onschuldige gezinnen... In de ogen van de wereld en zeker van ons volk, zou zwijgen medeplichtigheid zijn aan het verval, de armoede... Het zou schuldig en laf verzuim zijn jegens de Zaïrese mens die lijdt onder de aantasting van zijn waardigheid; men moet hem ten dienste staan i.p.v. hem de | |
[pagina 929]
| |
slavernij in te drijvenGa naar eind3’. Deze profetische zending is tweevoudig: [1] alles aan de kaak stellen wat het leven en de waardigheid van de Afrikaanse en met name de Zaïrese mens aantast; [2] opbouwende voorstellen doen voor een nieuwe politiek die groeit uit een nationaal overleg: ‘[...] De hervormingen die het beleid moet doorvoeren’, schrijven de Zaïrese bisschoppen, ‘moeten de echte culturele waarden van ons volk bekrachtigen, de vrede waarvoor zo hard gewerkt is, de eenheid en de integriteit van het land veilig stellen [...], een economie uitbouwen die de hele nationale gemeenschap ten goede komtGa naar eind4’. Het nadrukkelijk vernoemen van de behoefte aan een intern overleg en aan een scherpe analyse van de buitenlandse overheersing zijn nieuwe elementen in de kerkelijke verklaringen in Afrika over de politieke problemen. Zij zijn de vrucht van een lang bekeringsproces van de hiërarchie die uiteindelijk haar taak van vader en opvoeder opnam. Door die bekering ging de top luisteren naar de basis. De dialoog kwam tot stand toen de botsingen begonnen tussen kerk en staat, nadat de eenheidspartij de macht had gegrepen en de Vader des Vaderlands tot een sacrale instelling was uitgeroepen. De inzet bij die nu eens geniepige en dan weer openlijke en tragische conflicten is nog steeds de hegemonie en het beheer over de symbolische waarden van het land en over de instellingen die gezag toekennen. Niet toevallig valt de meest vruchtbare periode van de liturgische inculturatie in Afrika samen met de apotheose van het nationalisme en de ‘authentieke’ Afrikaanse aard. Ook de theologische strategie achter de pogingen tot inculturatie van het christendom in Afrika is ten dele een verbeten gevecht om het symbolische erfgoed van de traditionele Afrikaanse gezagsorganen: het herstel ervan moet een tegengewicht vormen tegen de greep van de politieke voorman op alle vormen van de macht. Die strijd is beslecht in het voordeel van de kerkelijke instanties die hierdoor flink wat meer krediet en gezag genieten bij het volk. Ook de diocesane synodes waren een doorslaggevende factor. Zij boden het kader voor een dialoog aan de basis en voor een besluitvorming met inspraak van gelovigen en pastores; zo kon een nieuw laïcaat ontstaan dat zich meer inzet, bewust is van zijn kerkelijke, sociale en politieke verantwoordelijkheid, goed toeziet op wat er gebeurt en vooral scherper reageert tegen totalitaire of despotische maatregelen. De organisaties voor onderlinge bijstand en de groepen voor overleving en dagelijkse solidariteit die onlangs ontstaan zijn in de parochies en de kerkgemeenten, zullen het einde betekenen van de snoeverijen van de totalitaire staat. Er heeft een echte copernicaanse omwenteling plaats in de geest van de staatsburger, die eindelijk weer vrij zichzelf kan zijn. | |
[pagina 930]
| |
Sociale wetteloosheidWat is er uiteindelijk gebeurd? Twee beslissende feiten: [1] na het fiasco van de despotische regimes beseft de Afrikaanse staatsburger de beslissende rol van de politiek voor individu en collectiviteit; [2] hij komt tot de overtuiging dat de zo fel verlangde wederopbouw van het land niet zal gebeuren zonder zijn eigen inbreng, een gestructureerde actie en democratische rechten. Maar alle edelmoedigheid strandt op de pogingen van een regerende minderheid om alle macht te behouden. Die tegenkanting is een bron van teleurstelling. Want nu blijkt dat niets van wat de leidende politici aanprijzen als weldaden of waarden ook maar enige invloed heeft op het leven. Verbitterd door al wat aan het licht komt over het wangedrag van de etnarchen, door de misdaden waarop hun macht gebouwd is, door de kloof tussen het volk en zijn leiders, wordt de staatsburger zich bewust van de plicht die zijn geweten hem voorhoudt. Van de weeromstuit keert het ‘Geef de keizer wat de keizer toekomt’, waarop de burgerlijke macht zich beroept om de inmenging van de godsdienst in de politiek te verbieden, zich tegen die macht. Men dwingt haar te bekennen dat zij verantwoordelijk is voor de huidige crisis en zich te bekeren voor het oog van God. En terecht: ‘Zolang het de mensen niet te slecht ging, hadden zij geen bezwaar tegen de scheiding van Gods domein en dat van de keizer en zij aanvaardden zo goed en zo kwaad als zij konden de interpretatie die de staat gaf van de bijbeltekst: ‘Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is (Lk. 20,25)’. Maar de jongste tijd heeft het slechte politieke beleid het Zaïrese volk in een situatie gebracht die te vergelijken is met de slavernij van de joden in Egypte. Het volk beseft nu dat God een felle belangstelling koestert voor de politiek omdat Hij niet aanvaardt dat zijn mensen verdrukt worden. God wil zijn volk vrij en welvarend zien. De tekst die de mensen inspireert is nu niet langer Lk. 20,25, maar Ex. 3,7: ‘Jahwe sprak: Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van EgypteGa naar eind5’. Dit lange citaat is een rake tekening van de copernicaanse omwenteling in het hoofd van de Afrikaanse staatsburger en van zijn nieuwe kijk op de politieke activiteit. De eerste stap was de terugkeer naar de bijbel, die samenviel met het ontstaan van de onafhankelijkheidsbewegingen en de afscheuringsbeweging van bepaalde Afrikaanse kerken, en zich doorzet in b.v. de liederteksten voor de gebedsdiensten. Deze exegese contesteert alle totalitaire machten en alle aanspraken op de | |
[pagina 931]
| |
waarheid die de transcendente en soevereine dimensie van de Afrikaanse mens miskennen. Het beroep op God, symbool van het absolute recht, en de daaruit voortvloeiende eis dat ook in de politiek morele normen zouden gelden, zijn een aanwijzing hoe diep de oude politieke orde gezonken is en hoezeer een geweldloze politieke ommekeer nodig is door een nationale consensus en verzoening. | |
De politieke agenda van de bisschop-voorzitterDe terugkeer van God in de politiek, het weze herhaald, betekent helemaal niet dat men verlangt naar een theocratische staat. In de huidige context doet die terugkeer dienst als een parabel die een antwoord geeft op de vraag of men altijd gehoorzaamheid verschuldigd is aan het legitieme gezag: de ethische of transcendentale dimensie van de menselijke persoon is een constitutief element in het politieke beleid. De documenten van de Soevereine Nationale Conferentie en de agenda van de bisschop-voorzitter verschaffen niet alleen nieuwe ontwerpen voor de samenlevingsopbouw, zij vernoemen ook de kwaliteiten die niet mogen ontbreken in de chef, de deugden waarop men hem moet beoordelen vóór men hem aan de macht brengt en zijn plichten tegenover zijn volk. Ook de verkiezing van godsmannen lijkt mij een politieke boodschap te bevatten en een handvest voor het beleid in het post-autocratische Afrika. Het eerste luik van de boodschap, bestemd voor alle Afrikanen die hoge ambten ambiëren, kan zo verwoord worden: geen willekeur en geen zinloos brutaal geweld meer. Voortaan moet de gezagdrager bij de uitoefening van zijn ambt blijk geven van de (in principe) integere en belangeloze opstelling van de Godsman. In dit verband is het nuttig te wijzen op de vijf basiseigenschappen die de leden van de Nationale Conferentie verlangen van de voorzitter van de Nationale Conferentie, van de persoon die instaat voor de overgangsperiode en van de latere regeringsleider: intellectueel eerlijk zijn, sociaal integer, moreel onbesproken, bekwaam tot dialoog en overleg, bereid de wetten en procedures te eerbiedigen. Die eigenschappen zouden ook de nieuwe voorman moeten sieren. In dit portret is geen plaats voor enige verwijzing naar charismatisch leiderschap of verwerving van macht. De tegenstelling tussen de chef-leider of stichter van de natie en de chef naar het hart van het volk is duidelijk. De voornaamste taak van de nieuwe voorman is de zorg voor het welzijn van zijn gemeenschap, en wel door in de eerste plaats de morele kwaliteiten van zijn volk te versterken. Daarvoor moet hij zelf het voorbeeld geven; zo spoort hij | |
[pagina 932]
| |
zijn volk aan - nu niet meer door demagogie, maar door ‘sympathie’ in de Griekse betekenis van het woord - tot volle menselijke ontplooiing. Het ontwerp van een politiek kader om deze zending in uit te voeren, doet geen beroep op de vaak nietszeggende, verbleekte beelden van de democratie die de concurrerende politieke partijen ons nu voorspiegelen om onze stem af te bedelen. Voor de Afrikaanse politieke realiteit die nu op stapel staat gelden de eisen van een Constitutionele Staat. En daaronder versta ik, zoals E. Weil, de staatsvorm ‘waarin de regering zich gebonden acht en door de burgers geacht wordt gebonden te zijn door bepaalde wettelijke bepalingen: die stellen een grens aan haar vrijheid van handelen door andere instellingen de plicht op te leggen zonodig in te grijpen en zijn de voorwaarden voor de legitimiteit van de handelingen van de regering. Die voorwaarden bestaan niet in een autocratisch regime waar het volstaat dat de regering haar wil bekend gemaakt opdat ze kracht van wet zou hebben’Ga naar eind6. Constitutioneel betekent dus dat alle staatsburgers onderworpen zijn aan de Grondwet en aan de regeringsinstanties die zij goedgekeurd hebben. Twee bedoelingen blijken daaruit: [1] de overheid regeert de natie en alle instrumenten van de samenleving ten dienste van allen en verlaagt de politiek niet tot een afspraak voor het behartigen van persoonlijke of groepsbelangen; [2] de politieke instellingen eerbiedigen de vrijheid van de staatsburgers en de vastgelegde principes voor de sociale interactie en onttrekken zich niet aan de bepalingen omtrent vormen en procedures. De hamvraag voor de Afrikaanse christenen luidt: welk alternatief zullen zij Afrika aanbieden, na hun afzwering van een klasse-christendom en het diskrediet van een Staatstheologie. Meer bepaald: wat zal het politieke profiel zijn van het Afrikaanse christendom dat mee het bankroet van het Vaderschap van de Natie en de doodstrijd van het autoritaire principe in Afrika bewerkt heeft? Een tweede vraag volgt uit het feit dat de kerk openlijk politiek optreedt in de persoon van de bisschop-voorzitter. Al druist de huidige situatie niet in tegen de laïciteit van de staat en de scheiding van God en Keizer, toch moet men zich opnieuw beraden hoe men die twee moet opvatten in Afrika. Dat veronderstelt ook een bezinning over de verhouding van de politiek en de godsdienst in de huidige socio-politieke situatie in Afrika, met zijn eigen cultureel erfgoed, zijn problemen en de taken die nu wachten. Het plotse opduiken van de bisschoppen-voorzitters in de evolutie van de politiek in de Afrikaanse landen is in feite al een eerste element in de discussie over de verhouding van de ethiek tot de macht en van de godsdienst tot de politiek in het post-autocratische Afrika. Hun | |
[pagina 933]
| |
optreden zet ons aan na te denken en onze zin voor politiek te ontwikkelen. Wij, de staatsburgers, moeten niet in de eerste plaats concrete, onmiddellijke politieke resultaten van hen eisen; wij moeten van hen leren dat ieder van ons aangesteld is als toezichter, en dat ons gebrek aan ernst en toeleg een heel slechte dienst zou zijn aan de natie. Dat vraagt om niet aflatende ascese in denken en spreken. Niets door de vingers zien dat de test van mijn verstand niet doorstaat. Niets zeggen of ondernemen dat ik niet kan verantwoorden, want de politieke waarden zullen uiteindelijk getoetst worden aan de culturele waarden. Er zijn situaties waarin de wijzen de dwazen te woord moeten staan, wie doorzicht heeft de last van het verleden moet laten wegen op het heden, en een compromis moet aanvaarden. Dit is geen dwaalspoor of verspilling van tijd, als maar in die dode ogenblikken nieuwe posities worden ingenomen, en de gezindheid van de mensen wordt gepeild in het vooruitzicht van komende bondgenootschappen. De aarzelingen van de bisschoppen-voorzitters laten vermoeden hoe schokkend het is voor een godsman de arena van de macht te betreden: twee tegengestelde opgaven botsen met elkaar, die van de absolute gerechtigheid en die van de strijd die geleverd moet worden om ze te realiseren. Is dit uiteindelijk niet het echte dilemma waarvoor onze politieke klasse staat, samen met het gilde van de intellectuelen die haar raadgevers zijn? |
|