keerd kan de code van een gedachte uit de hersenen in de computer wellicht dezelfde binaire vorm hebben als in de hersenen. In die zin is informatie in de hersenen en informatie in de computer van hetzelfde ‘materiaal’ gemaakt; dat materiaal is namelijk de binaire code.
Maar zodra ik eenmaal heb toegegeven dat dezelfde informatie verschillend gecodeerd kan worden, is het niet meer mogelijk om code en informatie aan elkaar gelijk te stellen. De code is niet de informatie zelf maar is slechts een voertuig voor informatie. Dezelfde informatie kan in een tweetallige of in een veeltallige code worden uitgedrukt, want codes zijn slechts informatiedragers.
Ook een binaire code is dus een voertuig voor informatie. Het feit dat echte gedachten en gesimuleerde gedachten een zelfde binaire code hebben, betekent daarmee nog niet dat hun informatie identiek is, maar hooguit dat de drager van de informatie identiek is. Wat echte en gesimuleerde gedachten met elkaar gemeen hebben, is dezelfde soort code, maar dat is slechts één kant van de informatie. Syntactisch gezien mogen echte en gesimuleerde gedachten dan hetzelfde zijn, maar dat zegt nog niets over de informatie die zij bevatten.
En daarmee zijn we terug bij ‘af’. Als een code slechts het syntactische aspect van informatie betreft en informatie dus niet hetzelfde is als de code waarin ze zit verpakt, dan volgt daarop onmiddellijk de vraag: wat is informatie dan wél? Is informatie misschien datgene waar de informatie over gaat? In tegenstelling tot de benadering uit voorgaande alinea, die syntactisch was, is deze benadering semantisch.
Volgens de semantische benadering heeft informatie niet alleen een code maar ook inhoud en betekenis - dat wil zeggen: informatie heeft een bepaalde inhoud en verwijst naar iets buiten zichzelf. Anders gezegd, informatie gáát ergens over. Informatie is meer dan een serie enen en nullen. Zonder verwijzing naar iets buiten de symbolen van de taal zou elke taal een gesloten systeem zijn. In een woordenboek kunnen woorden alleen maar met behulp van elkaar worden uitgelegd; die vicieuze cirkel is slechts te doorbreken als woorden over iets buíten de taal gaan. Men zegt dan ook wel dat echte gedachten intentioneel zijn: ze gaan ergens over, en daardoor gaat taal ergens over.
Welnu, sommige filosofen zoals John Searle and Hubert Dreyfus beweren dat echte gedachten in de hersenen intentioneel zijn, maar dat gesimuleerde ‘gedachten’ in de computer dat niet zijn. Echte gedachten zouden dus meer zijn dan een serie enen en nullen. Syntactisch gezien zijn ze misschien hetzelfde opgebouwd als gesimuleerde gedachten, maar semantisch gezien zijn ze niet vergelijkbaar. Wat computers simuleren is slechts het syntactische aspect van informatie. Computers zijn hooguit syntactische maar geen semantische creaties - beweren deze filosofen.