| |
| |
| |
Drie weken in een Bosnisch vluchtelingenkamp
En verlos ons van het kwade
Hans Willemse
De ferry brengt me in een uur van het vluchtelingeneiland Brač naar Split, een zuiderse stad langs de Adriatische kust. Op de kade staat een Frans hulpkonvooi te wachten op haar vertrek naar Sarajevo. Ik loop langs Hotel Split, waar de internationale pers zich die dag verzamelt voor de wekelijks UNO-persconferentie. Zonder perskaart kom ik er niet in. Ik verklaar aan de conciërge dat ik met Suncokret, een Kroatische hulporganisatie, in een Bosnisch vluchtelingenkamp werk, en toon hem mijn legitimatiekaart. De man bezorgt me een stapeltje UN-papier met de meest recente informatie. Het schutblad vermeldt Information Notes on Former Yugoslavia, opgesteld door de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR).
Bij een zwarthandelaar wissel ik 100 DM waarvoor ik ongeveer 120.000 dinar krijg. De inflatie is hier enorm: per week is hetzelfde aantal Marken ongeveer 10.000 dinar méér waard. Op de markt is het elke dag even druk. Ik koop er fruit om het vitaminentekort op het eiland te compenseren en chocolade voor de kinderen in het kamp. Ik slaag er die dag niet in een Franse of Engelse krant te vinden; het aanbod beperkt zich tot de Corierre della Sierra en de vele censuurbladen van president Tudjman.
Later op de dag hangt er een onweer als een octopus boven de haven, maar de transportsloep naar Brač vaart probleemloos uit. Aan dek kan ik de UNO-documenten doornemen. Wat de voedselbevoorradingen betreft, zien de vooruitzichten er slecht uit. Amper de helft van de nodige tonnen voedsel voor de zomermaanden bevindt zich momenteel in de distributiekanalen die niet bekend staan om hun snelle doorvoer. Voornamelijk de transporten door Bosnië verlopen moeizaam. Als de konvooien niet meteen beschoten worden, worden ze tegengehouden door protesterende vrouwen of met stenen bekogeld. Vaak worden ze aan de checkpoints teruggestuurd omdat ze niet voldoen aan de ‘nieuwste eisen’ van de Servische Bosniërs die het
| |
| |
overbodig vinden om de UNHCR op voorhand daarover in te lichten. Behalve de konvooien worden ook de opslagplaatsen geviseerd.
Ondanks de visvoorraad van het eiland, is de voedselvoorziening er gering. Tijdens mijn verblijf heb ik niemand verse groenten of fruit zien eten. Het wekelijkse vitaminendrankje voor de kinderen kan dit tekort niet verhelpen.
Behalve voor voedsel en evacuaties zorgt de UNHCR ook voor schuilplaatsen: prefab-woninkjes, tentenkampen, scholen, sportcentra en leegstaande hotels. De refugees and displaced persons (vluchtelingen en gedeporteerden) verblijven in UNPA's, United Nations Protected Areas, of in kampen die in de verschillende deelstaten werden opgericht door Suncokret. In de kampen op Brač, waar buitenlandse vrijwilligers samen met enkele gemotiveerde vluchtelingen de dagelijkse werking waarnemen, is het merendeel van de vluchtelingen afkomstig uit de gebieden rond Sarajevo, Osijek, Bugonjo en Travnik. De meeste vluchtelingen beschrijven hun situatie op het eiland eerder als ‘uitzichtloos’; de kans dat ze ooit naar hun huizen of dorpen zullen terugkeren is inderdaad klein. Slechts enkele optimisten durven de toestand stabiel te noemen. Voor de vrijwilligers in het kamp is het in stand houden van de cynische ‘stabiliteit’ al moeilijk op zich. Met dit besef stap ik na een uur varen weer van boord op het eiland, waar de palmbomen me onbeschaamd toewuiven; het is inderdaad een prachtig eiland.
| |
De Kroatische crisis
Samen met Kris, een ‘professionele vrijwilliger’ uit Limburg, vertrek ik naar het onbekende kamp in Kroatië. We moeten ons eerst aanmelden in een stoffige buitenwijk in de Zagrebse heuvels, waar het peacehostel van Suncokret fungeert als thuisbasis voor vrijwilligers die naar de kampen in Bosnië-Hercegovina en Kroatië gaan. We worden ontvangen door Tina, een 23-jarige Kroatische studente die voor Suncokret als coördinator werkt. We maken kennis met andere vrijwilligers uit Ierland, Roemenië, Duitsland en Nederland. Tina geeft raad en instructies; ze kent elk kamp en dus ook de vooruitzichten voor elk van ons.
We bevinden ons in het relatief rijke en zogenaamd katholieke Kroatië, dat doorgaans neerkijkt op het arme zuiden, de domme Serven, de boeren en de beulen. Servië is Oosters georiënteerd, en roemt zich momenteel als dam tegen de Islam, waarmee zij bedoelen dat het Westen hen dankbaar zou moeten zijn omdat zij de moslims ‘ophouden’. Dat er in werkelijkheid een etnische minderheid wordt geëlimineerd, is tot nu een nuchtere vaststelling gebleven. Omdat het oude Joegoslavië niet één staat of provincie telde zonder minderheden uit
| |
| |
een andere staat of provincie, is ieders etnische identiteit plots erg belangrijk geworden. Voorheen stond het merendeel van de bevolking nochtans geregistreerd als ‘Joegoslaaf’ tout court. Na het wegvallen van het communisme werd een eerste vrije politieke partij opgericht: die was uiteraard nationalistisch.
In Kroatië is het president Tudjman die de dictatoriale scepter zwaait. Zijn afscheidingsretoriek klonk zoals die overal klinkt: de anderen kosten ons geld, alleen staan we sterker, zijn we beter. In maart '91 slaakt hij de onafhankelijkheidskreet en Kroatië wordt erkend, eerst door Duitsland en in januari '92 ook door de EEG. Tudjman strijdt intussen tegen het opdringerige Servië en het aanlokkelijke Bosnië, maar vooral tegen iedereen die hem niet steunt. Het merendeel van de bevolking is de oorlog meer dan beu, en het geld is intussen op. De inflatie is enorm, de koopkracht nihil. Het volk was anders gewend, en vele onder hen zijn het er intussen over eens: het nationalisms van nu is erger dan het communisme van toen.
Wanneer de twee Spaans-Baskische meisjes arriveren die samen met ons naar hetzelfde kamp zullen vertrekken, voorziet Tina ons van een briefing die al vlug enkele uren duurt. Brač blijkt een zuiders eilandje in Dalmatië te zijn, niet heel ver van de Bosnische en Montenegrijnse grens. Op het eiland moeten we het dorpje Sutivan opzoeken, een vissersgehucht met bescheiden vakantieaccomodatie die dienst doet als noodverblijf voor vluchtelingen. Na een jaar in kleine en oncomfortabele kamers, wordt de sfeer er bepaald door claustrofobie, stress en uitzichtloosheid. De kortste weg van Zagreb naar Split gaat via het strategische stadje Zadar, maar in die omgeving wordt te hevig gestreden, dus moeten we met de bus omrijden langs Rijeka, waar we de ferry naar Split nemen: een tocht van 13 uren, van Noord naar Zuid Dalmatië.
Na de lange busrit van Zagreb naar Rijeka varen we 's nachts met de ferry naar Split. De omroeper meldt dat we dadelijk Zadar zullen bereiken, maar dat we er niet, zoals voorzien, zullen aanmeren. De stad werd die namiddag te fel beschoten en er worden geen risico's genomen. We varen rechtstreeks naar Split en merken vanop het dek niets van de vijandelijkheden aan land. 's Nachts slapen we op het dek, 's morgens meren we aan in Split. We stappen over op een kleine, logge ferry. Enkele auto's, tractors en kleine vrachtwagens vullen het ruim; militairen, vissers, moeders met kinderen en enkele toeristen bevolken de bovenbouw. Onze ferry wordt begeleid door speelse dolfijnen die ons terstond hun duikkunstjes demonstreren. Omstreeks twaalf uur die middag bereiken we Sutivan. Onderweg naar het kamp komt een groepje kinderen ons al tegemoet. Hun ouders zitten of staan in groepjes verspreid op het terrein dat zich nu eindelijk aan ons toont.
| |
| |
Het gebouw - een afgedankt hotel, amper twee hoog, omgeven door hoge bomen op een kaal terrein - grenst aan het strand en de zee. Aan de overkant zien we in de verte Split liggen, de ferry is al op de terugweg.
| |
Kamers met zeezicht
Tijd om te acclimatiseren is er niet. We verkennen het terrein, gevolgd door kinderen die al onmiddellijk beginnen te lachen of te huilen. Een groepje teenagers staat te discussiëren, enkele anderen staan zich zichtbaar te vervelen. De weinige mannen roken en zwijgen. De vrouwen zijn in de meerderheid. Ze zijn gestresseerd en zien er mager uit.
Als kinderanimatoren werken we alleen, per twee of gezamenlijk van 10 tot 12 en van 14 tot 16 uur. De activiteiten mogen we zelf verzinnen, organiseren en uitvoeren. Verder is er de dagelijkse peutertuin en worden er lessen Engels, Bosnisch, wiskunde en tekenen gegeven. Al het materiaal is afkomstig van Suncokret en van de vrijwilligers zelf. Vier uurtjes animatie per dag lijkt weinig, maar als je van 's morgens tot 's avonds niet één minuut alleen of werkeloos bent, ben je toch actief geweest.
De vluchtelingen leven al meer dan een jaar met 5 tot 10 mensen in een kamertje van 4 bij 6 meter, een minimum aan sanitair incluis. Hotel Bistrica bestaat uit twee afzonderlijke gebouwtjes die elk 150 tot 200 mensen herbergen. Uiterst links op het terrein bevindt zich de refter, uiterst rechts een gebouwtje met een afdak, waar de kinderen overdag les kunnen volgen. Aanvankelijk verbleven hier ruim 800 mensen! Een klein aantal van hen, zo'n 150, heeft nog voldoende financiële middelen om elders op het eiland een kamer te huren. Ze heten officieel in private accomodation te resideren. Andere vluchtelingen verhuisden geleidelijk naar een van de 6 andere kampen op Brač. In elk kamp heeft Suncokret een of enkele verantwoordelijken aangesteld. In Hotel Bistrica is dat Miriana, een gediplomeerde onderwijzeres van 35, moeder van twee kinderen, die met haar hele gezin op Brač terecht kwam. Een gelukkige uitzondering. In het kamp zorgt ze voor de opvang van de vrijwilligers, in het schooltje geeft ze les. Voor de overheid van Brač houdt ze de namenlijst van de vluchtelingen bij. Voor Suncokret beheert ze de financiën en de voedselvoorraden. Voor ons is ze vooral een goed raadgever, tolk en nieuwsbron.
Het leven in Joegoslavië is herleid tot de angst van een etnie om een minderheid te worden tegenover een andere etnie. Wat de Serven aanrichten met hun etnische zuiveringen, is verbijsterend. Zij deinzen niet terug voor gruweldaden
| |
| |
allerhande: massa-executies, strafkampen, verkrachtingen en de vernietiging van historische steden zoals b.v. Dubrovnik, Sarajevo, Jacse en Foca. Intussen delen steden als Travnik en Mostar hetzelfde lot, want ook Kroatië laat zich niet onbetuigd in de strijd tegen de moslims. Bosnië bestaat sinds kort na WOII, toen het door Tito werd opgericht als autonome republiek (waar zowel Servië als Kroatië aanspraak op maakten). Vanaf dan werd het een staatje waar vooral de muzelmani zich thuisvoelen. Voor de Kroaten en de Serven die er wonen, waren er de ons welbekende communautaire faciliteiten, die overigens probleemloos functioneerden. In Bosnië is de meerderheid van de bevolking muzelman, wat geenszins wil zeggen dat ze gelovig laat staan fundamentalistisch is. (Net zomin als in Kroatië de hele bevolking praktizerend katholiek zou zijn). De moslims vormen er duidelijk één volk maar vertegenwoordigen er nauwelijks een religie. Polygamie bestaat er niet meer en de meeste vrouwen dragen sinds 1930 geen sluier meer. Ze kleden zich Europees, ze roken, spreken in het publiek, nemen samen met de mannen deel aan discussies en ze zijn zeer zelfbewust. Het godsdienstonderwijs gebeurt in de moedertaal en al lang niet meer in het hoog-arabisch van de Koran. Voor de jongeren is er een algemene schoolplicht en velen volgen na het secundair ook hoger onderwijs. Er lag het Bosnische moslimstaatje een aardige toekomst te wachten.
Europa heeft in Joegoslavië in zowat alle opzichten gefaald: op politiek, diplomatiek, humanitair en internationaal vlak. I.p.v. Servië voorzichtig te plagen met een handelsembargo, had men Bosnië voluit moeten beschermen. Voorheen had men de vier miljoen moslims in Europa nog voor Europa kunnen winnen. Vandaag en morgen niet meer. De moslims staan onder een geweldige druk. Zij beseffen dat ze in Bosnië-Hercegovina niet meer kunnen terugvallen op een eigen staat; hun dorpen zijn vernield of bezet. Intussen gaat zowel de strijd als het dagelijks leven zijn ‘gewone gangetje’, wat alles zowel gevaarlijker als dubbelzinniger maakt.
Ook in het vluchtelingenkamp, waar iedereen naast zijn dankbaarheid toch ook zijn bedenkingen heeft bij de ‘gastvrijheid’ die ze nu van Kroatië ondervinden. Men is er overgeleverd aan de wispelturige Kroatische goodwill. In elk kamp is er een ‘opzichter’ aanwezig die het kampleven gadeslaat en er vervolgens verslag over uitbrengt bij de Kroatische overheid. In Hotel Bistrica is hij de enige man in maatpak, ondanks de zon. Zijn onzichtbare aanwezigheid is niet bevorderlijk voor de sfeer.
Het merendeel van de vluchtelingen heeft nauwelijks contact gehad met de mannen of familieleden die achterbleven in Bosnië en heeft helemaal geen contact met hen die in andere onbekende kampen terechtkwamen. Geregeld bezoekt een koerier met doodsberichten het kamp. De stille spanning is voelbaar, de eenzame moeders kijken strak voor
| |
| |
zich uit. Gelukkig is er ook een keerzijde. De meeste mensen nodigen ons uit op hun kamertje om er stroperige, Bosnische koffie te proeven. Terwijl we praten worden er foto's getoond, brieven voorgelezen en herinneringen opgehaald. We moeten vertellen over ons leven in België en Spanje en we leren nieuwe woorden. Ondanks de omstandigheden zijn het ontspannende uren, maar ook momenten waarop je beseft wat een verre oorlog aanricht op nabije levens.
Sutivan is een kleine nederzetting met een kerk en een haventje waarrond zich twee bars, een kruidenier, een slager en een postkantoor hebben gevestigd. De meeste jongeren verlieten het eiland al langer geleden, op de vlucht voor de leegte en de oprukkende crisis. Voor landbouw is de grond niet erg geschikt en de maritieme mogelijkheden zijn al bij al ook beperkt. Alleen de natuur is hier rijkelijk aanwezig. Brač is het op een na grootste eiland van Dalmatië; het is ruim 30 km breed, 70 km lang en ligt op een hoogte van 800 meter. De oudste ruines dateren uit de jaren 600. Verder vindt je hier ontelbare stenen constructies die, naargelang vorm en omvang, doen denken aan graftomben, irrigatiekanalen, molshopen en nutteloze muurtjes. Ooit moet hier een fanatieke beschaving hebben geleefd. Het doet me denken aan het Paaseiland en de hunebedden en menhirs van Bretagne. Voor de oorlog en de daaropvolgende crisis werd Brač nog bezocht door een bescheiden aantal Italiaanse en Hongaarse toeristen. Het eiland gold toen als het exotische paradijs van Dalmatië. De charme is gebleven, alleen de sfeer is wat veranderd.
De weinige mannen in het kamp zijn niet de optimaal-validen. Naast de bejaarden zijn er maar enkele jongere mannen: een gehandicapte filosofiedocent en een sympathieke muzikant, helaas gekweld door een onwillig rechterbeen. De man van Miriana (onze co-leader) is een zeldzame gezonde dertiger. Zijn moeder heeft toevallig een buitenverblijfje op Brač. Toen hij daar op bezoek was met zijn familie en hij niet meer kon terugkeren naar huis omdat zijn dorp plots was omsingeld door Serven, is de voltallige familie onder hetzelfde veilige dak terechtgekomen. Voordien werkte de man als ingenieur in een Bosnische wapenfabriek. Bijna dagelijks werden hem vuurwapens en granaten aangeboden om zijn familie, zijn huis en zijn dorp mee te verdedigen tegen de oprukkende Serven, maar die munitie heeft hij steeds geweigerd. Tot hij bij zijn terugkeer naar huis zelf werd geweigerd. Terug naar Brač dan maar, waar de familie intussen een jaar verblijft. Hun huis en bezittingen zijn ze kwijt.
Vóór WOII werd Joegoslavië geregeerd door Servië, dat een militaire overmacht had. Servië omvatte toen heel Joegoslavië, behalve Kroatië en Slovenië.
| |
| |
Na WOII, toen Tito Bosnië autonoom verklaarde, werden ook Macedonië, Vojvodina, Kosovo en Montenegro zelfstandig, hetzij als provincie van Servië (zoals Kosovo) hetzij als autonome republiek (zoals Bosnië).
De economische crisis en de sociaal-culturele verschillen zorgden in de loop van de jaren '80 voor meer en meer spanningen die, al naargelang het uitkwam, werden voorgesteld als etnische conflicten. Er werd ook openlijk geprovoceerd. Toen Kroatië als onafhankelijke staat werd erkend, begon de Kroatische president Tudjman zijn 500.000 Servische minderheden te intimideren. Hij liet b.v. Servokroatische straatnamen veranderen door Kroatische namen, wat niet geïnterpreteerd werd als een blijk van gastvrijheid.
Daarbij kwam het reeds lang bestaande Noord-Zuid-conflict. Kosovo in het zuiden bijvoorbeeld, werd financieel gesubsidieerd door de nationale overheid, wat een gevoel van discriminatie uitlokte bij de andere arme zuiderse staatjes. Inmiddels hadden al die autonome provincies en republieken niet enkel hun eigen faciliteiten, maar ook hun eigen belastingstelsel, banken, grondwet, enz. verworven, zij het overkoepeld door de nationale Joegoslavische regering en grondwet. Het tumult van de minderheden in de staten, republieken en provincies maakte stilaan een nieuwe uniformiteit en centralisatie noodzakelijk.
Servië drong zich op als centraal gezag en wilde hiermee de toestand van vóór WOII herstellen. Natuurlijk was niet iedereen het daarmee eens. Kroatië eiste zijn deel van Bosnië op en de moslims wilden Bosnië als hun onafhankelijke staat laten erkennen. Het conflict ontstond in '89 in Kosovo, toen de Albanezen hun autonome Servische provincie tot onafhankelijke republiek wilden uitroepen. Het was vooral Servië dat zich heftig verzette omdat tijdens de middeleeuwen Servië ontstaan is rondom datzelfde Kosovo. Prompt werd de autonomie van de enclaves door Belgrado afgeschaft, dat ook besliste om Bosnië definitief te verdelen onder Servië en Kroatië. Op die manier zou Servië grondgebied verkrijgen dat (bijna) aan Kroatië grenst, waardoor het zijn ‘bedreigde minderheid’ in het Onafhankelijke Kroatië beter zou kunnen beschermen. Hun hoofddoel bleef echter om al de gebieden waar Serven woonden probleemloos te annexeren. De bewuste ‘corridor’ van Servië door Bosnië naar Kroatië is van groot strategisch belang. Gemakshalve werden de moslims die in diezelfde gebieden woonden onwaardige Serven genoemd, die maar beter uitgeroeid dan aanvaard konden worden.
Vanmiddag hebben we met de kinderen T-shirts beschilderd. We zaten aan verschillende tafels in de zon terwijl we in de verte de bombardementen op Bosnië konden horen; het gedonder en gedreun komt van over de zee aangewaaid. De projectielen komen neer achter de bergen waar we zicht op hebben vanop het eiland.
Inmiddels zijn we al enkele dagen hier en hebben we al verschillende mensen leren kennen die met flarden en fragmenten duidelijk maken wat ze te verduren kregen en hoe ze ermee proberen te leven.
| |
| |
Emina is nauwelijks 18 en alleen. Haar vader stierf in Bosnië door een granaat die net in dat deel van hun huis ontplofte waar hij de krant las. Haar moeder verblijft in Frankfurt, waar Emina's jongere zus in het ziekenhuis ligt. Ze lijdt aan anemie en kan nu, dank zij Suncokret, behandeld worden. Een langdurige en adequate verzorging is noodzakelijk, maar daartoe ontbreekt het de familie (en Suncokret) aan geld en de vereiste visa.
Selma is 22 en ook alleen. Ze had een vriend in Bosnië met wie ze wilde samenleven, maar dat vonden haar ouders niet zo'n best idee. Toen ze onverwacht zwanger werd, ging het jonge stel samenwonen. Toen kwam de oorlog en werd haar vriend opgeroepen. Nauwelijks twee weken later was het overlijdensbericht er al. Selma vluchtte naar Kroatië en kwam op Brač terecht, waar ze in eenzaamheid haar zwangerschap droeg. Haar ouders bleven in Bosnië; ze heeft al die maanden niets van hen gehoord. Haar kindje werd na goed 7 maanden dood geboren. Intussen verblijven beide meisjes nog steeds in het kamp en beseffen dat ze hier ‘hun beste jaren verspelen’. Als Emina hoort dat ik een dagboek bijhoud, reageert ze kategoriek: I better don't keep such things.
Kris en ik wonen op kamer 204 van blok C, waar Kevin, een 31-jarige Schot uit Ierland, al 5 maanden verblijft. Hij werkt hier als technieker, schrijnwerker en slotenmaker. Via Split heeft hij hout en wat materiaal laten overkomen, gedeeltelijk door Suncokret gefinancierd, waarmee hij samen met enkele vluchtelingen een atelier oprichtte.
Onze kleine kamer lijkt een groot stort. Ieder heeft zijn eigen matras, rugzak en de daaruit afkomstige rommel. In het midden van de kamer staat een omgekeerde houten kist met daarop en errond de gezamenlijke rotzooi. Aan de muur hangen kindertekeningen en grote vellen papier met woordenlijsten Bosnisch-Engels. Nula, jedan, dva, tri, citiri,... We tellen al vlot van nul tot tien. Onze kleine en donkere badkamer, waar we ons bij kaarslicht scheren en waar we op de tast onze vuile kleren wassen, ruikt niet fris en staat continu blank. In het open venster hangt de was te drogen.
De willekeurig samengestelde groep vluchtelingen bestaat uit allerlei tegenstellingen: jong en oud, ziek en gezond, arm en rijk, stedeling en dorpeling. Wat ze gemeen hebben, is het besef van wat ze inmiddels verloren hebben: hun land, hun bezittingen en vele vrienden. Teenagers missen hun studies en hun stad, kinderen hun kamer en hun speelgoed. Velen begrijpen niet hoe de ontworteling zich kon voltrekken, en dat ze nog steeds voortduurt. Als we met verbazing naar
| |
| |
hun verhalen luisteren en ongelovig het hoofd schudden, reageren ze fel: ‘No, no, this is reality! Look, it's happening right now!’
Om aan een nieuwe toekomst te denken is het nu nog veel te vroeg. De vluchtelingen hebben geen geldig paspoort en bezitten geen middelen. Kroatië wil hen niet en zij willen Kroatië niet. Ze genieten geen rechten, enkel gunsten. Terugblikken is pijnlijk, vooruitblikken onmogelijk: er is enkel stress en uitzichtloosheid. Dit leven is harder dan de eerste indrukken lieten vermoeden. Pas na een tiental dagen worden de concrete problemen zichtbaar. Zelf zijn we dan toe aan een vrije dag die we niet op het eiland zullen doorbrengen. We besluiten 's morgens de ferry naar Split te nemen.
| |
Een gastvrij onderkomen
Op de brede kronkelweg naar Supetar, die op het eiland niet bekend staat om zijn veiligheid, komen we Miriana en haar man tegen die zich met hun aftandse Renault 4 richting Supetar haasten. Als we instappen is het 20 over 10, om half 11 gaat de ferry: de baanvastheid van de R4 is verbijsterend.
Aan dek zit ik te praten met een oudere man, een Kroatisch antinationalist, die desondanks niet veel medelijden kan hebben met de Bosnische vluchtelingen. Hij beaamt wel dat zij de grote verliezers zijn in het etnische conflict: ze verspeelden niet alleen hun land, maar ook hun autonome provincie in dat land. De Bosnische Kroaten en Serven daarentegen, kunnen nog steeds terugvallen op het land van hun etnische afkomst.
Hij begrijpt dat de Bosnische president Isetbegovich geen Joegoslavië meer wilde en ijverde voor een onafhankelijk Bosnië. Maar nu Joegoslavië niet meer bestaat, betekent dat volgens hem niet dat heel Bosnië-Hercegovina plots volledig voor de moslims zou zijn. Hij vindt het dan ook rechtvaardig om het betwiste land te verdelen onder Servië en Kroatië, maar met een gemengde bevolking zoals voorheen. De man beweert uiteraard unionist, pluralist en democraat te zijn. Verder vindt hij dat de vluchtelingen hun problemen zelf gezocht hebben door tijdens het referendum te kiezen voor de Bosnische onafhankelijkheid. Ze wisten nochtans op voorhand dat hun Bosnische mede-dorpelingen van Kroatische en Servische afkomst, die afscheiding niet zouden toejuichen. Toen het strijdgewoel eenmaal losbrak en de gemengde bevolking elkaar achterdochtig begon te bekijken, waren het de Bosnische moslims die, onder dwang van de twee andere etnieën, onmiddellijk moesten vertrekken. In de kleine dorpen wist men namelijk al vlug van elkaar voor wie men gestemd had bij het referendum.
| |
| |
Daarom vertrokken er velen naar de relatieve anonimiteit van de stad Sarajevo, waar de mensen makkelijker konden onderduiken zonder etnisch ontmaskerd te worden. Niettemin werden ook daar de moslims die Isetbegovich gesteund hadden door hun eigen buren verjaagd als een hond met vlooien. De uittocht naar veiliger oorden kon beginnen, enkel de mannen en de wapens bleven achter.
In Sutivan belanden we in de visserskroeg waar Kroatische dorpelingen en Bosnische vluchtelingen elkaar argwanend bekijken. Het is een avond waarop niet veel wordt gezegd. Dan komt onze commandant uit het kamp voorbij. Hij schuift met z'n zoontje mee aan aan onze tafel en vertelt over zijn leven in Sarajevo. Sinds twee weken nog maar verblijft hij in het kamp; hij heeft tal van schotwonden die hij ons graag toont. Er kleeft geronnen bloed aan z'n hemd en de vochtige wonden lijken niet erg steriel. Over enkele dagen vertrekt hij terug naar Sarajevo. Hij voert een groep aan van 100 soldaten, jongens van 17 tot 25 jaar, die ondergedoken zitten in de kelder van een groot huis dat ze dag en nacht verdedigen. In groepjes voeren ze acties tegen Kroaten en Serven uit de omgeving. Ze maken dan wapens buit waarmee ze zich verdedigen als ze op hun beurt belaagd worden. Het fouilleren van huizen of dorpen gebeurt volgens plan en regelmaat. Wie zich niet tegen hen verzet, blijft in leven, maar de wapens worden afgenomen. Wie weigert of weerstand biedt, gaat er aan. Met mes of kogel. Het is gekkenwerk en de commandant zegt dat hij het beu is, maar hij gaat wel terug. Het zijn zijn jongens. A last big action, than I quit. Hopelijk kan hij die beslissing dan nog zelf nemen. Zijn zoontje van 6 blijft achter in het kamp, bij de jongere zus van de commandant. Hij praat zacht maar indringend, ernstig en geëmotioneerd. Zijn benen trillen onder het tafeltje en zijn handen beven. Hij lacht tegen zijn zoontje waarna hij afwezig wegkijkt. Dan zegt hij quasi nonchalant dat hij niet gelooft in een staakt het vuren. I have to go back. Have no choice. Nooit voelden we de waanzin van zo dichtbij. We drinken, roken en zwijgen. Rond middernacht keren we terug naar het kamp.
De hulp die we het kamp kunnen bieden, lijkt ons vaak onbetekenend. Dat we niet hier zijn om het grote conflict op te lossen, is evident maar ook frustrerend. Zeker als je elke dag opnieuw enthousiast en vol energie je kamer verlaat. Voor de kinderen zijn onze activiteiten zowel leerrijk als amusant. Voorheen kenden ze enkel hun dorps- of gemeenteschooltje, nu komen ze dagelijks in contact met vrijwilligers uit verschillende landen waardoor ze toch al vroeg vreemde woorden en gebruiken leren kennen. Dat ze in deze omstandigheden zoveel verschillende indrukken kunnen opdoen, is positief. Het aanbod aan activitei- | |
| |
ten is gevarieerd: vliegers maken, tekenen, schilderen, een zeewaardig vlot bouwen (ze wilden ermee naar Italië!), bal- en strandspelen bedenken, posters ontwerpen, speurtochten maken, maskers boetseren en beschilderen, muziek maken en zingen, poppenkast spelen, dorpen nabouwen, enz. Het is soms moeilijk onze bedoelingen kenbaar te maken, maar de meeste kinderen vanaf 6 of 7 jaar verstaan al heel wat Engelse en met de nodige mimiek erbij lukt er nog veel meer. Aan de manier waarop de kinderen naar ons opkijken, ons achterna hollen en onze gewoontes imiteren, merken we vaak dat ze intimiteit en affectie zoeken. Soms wandel ik met een van hen naar Sutivan, zwijgend maar hand in hand. Op zo'n moment voel ik dat ik ‘dit werk’ met ‘deze kinderen’ zal missen. Op andere momenten leer ik hun minder zachtzinnige kanten kennen. Sommigen vechten regelmatig en schelden elkaar dan uit voor ‘chetniks!’ (= de gehate Servische milities). Ze gooien met alles, bij voorkeur met stenen, en als je ze niet intoomt, slaan ze er elkaar de schedel mee in.
Op een avond zijn we te gast in de private accomodation van Miriana. Onder de luifel van de veranda drinken we Kroatische schuimwijn en eten we, voor het eerst sinds we hier zijn, frisse sla met fetta. Terwijl we praten en eten worden er ideeën geopperd en voorstellen gedaan i.v.m. de planning van de activiteiten voor de volgende dagen. Intussen wordt er gepraat over problemen die als puzzelstukjes uit de chaos opduiken. Neem b.v. Dino, een jongentje van 7 dat volgens de geruchten ‘seksuele ervaringen’ gezocht zou hebben bij een 11-jarig meisje in het kamp. Dit nieuwtje komt al gauw bij de kampconcierge terecht, die onmiddellijk een officieel rapport opstelde voor de Kroatische overheid van Brač. De zaken werden gewichtig en dus bedenkelijk afgehandeld: er kwamen enkele agenten en een psycholoog naar het kamp om met de moeder van het slachtoffertje te praten. Echter met niemand anders. De kans dat Dino's familie - zijn ouders, twee broers en hijzelf - wordt uitgewezen naar een ander kamp, is aanzienlijk. Het schandaaltje werd bewust uitgelokt omdat de familie van het ‘slachtoffertje’ van Kroatische afkomst is, weliswaar uit Bosnië, maar dus Kroatische Bosniërs. Als de Kroatische overheid kan beweren dat ‘een moslim’ uit Bosnië een Kroatisch meisje heeft ‘verkracht’, speelt dat aardig in de kaart van de nationalisten die ijveren voor een zuiver Kroatië. De vluchtelingen in het kamp maken dit zgn. etnische onderscheid echter niet, integendeel zelfs. Hun boodschap aan de overheid is overduidelijk: ‘Don't you use OUR Croatians!’ Iedereen is ervan overtuigd dat er niets ergs gebeurde, behalve de overstuurse moeder. Voor de familie in kwestie is de uitwijzing een zoveelste onverklaarbaar drama. De overheid verwijt Miriana intussen dat ‘haar kamp’ slecht functioneert,
| |
| |
hoewel Hotel Bistrica tot een van de best gestructureerde kampen van Kroatië behoort. Er zijn veel plaatsen waar het kampleven nog niet georganiseerd verloopt, waar nog geen sanitaire voorzieningen zijn, waar de vluchtelingen in barakken en tentjes wonen, enz. Blijkbaar moet het incident ons duidelijk maken dat een vluchtelingenkamp op Brač geen georganiseerd bestaan mág leiden.
Het voedsel dat we te eten krijgen is niet altijd even smakelijk en slechts zelden is er voldoende. De voedseltoevoer vanop het vasteland, uit Split en uit de havenstad Ploče, verloopt moeizaam maar geregeld. De nieuwe Kroatische kok in het kamp, die onlangs door Suncokret in dienst werd genomen omdat de vorige kok te goed zijn best deed om het slechtste eten voor de vluchtelingen te reserveren en het beste te verkopen aan de kruidenier in Sutivan, is culinair niet creatiever dan zijn voorganger, maar wel eerlijker. Soms krijgen we soep: een bord bruinkleurig water waarin enkele vetkringen, een schijfje ui en drie bonen drijven. Daarbij wat droog brood en een kan water. Andere dagen krijgen we een hoopje vochtige spaghetti zonder saus of gehakt. Of twee stukken aardappel met een spiegelei. Nooit fruit of groenten; altijd wel water en brood. Sommige dagen worden er blikjes UNO-vlees uitgedeeld die je dan met een droge korst (geen bestek) mag uitlepelen, al is die korst eigenlijk appetijtelijker zonder het vlees. Vis is het enige eetbare voedsel dat voldoende verkrijgbaar is.
Er wordt een excursie georganiseerd voor de oudste mannen van het kamp. De gemiddelde leeftijd bedraagt 75. We reizen met een versleten Rode-Kruis-van van Suncokret. Normaal wordt het vehikel ingezet in Bosnië, deze dagen kunnen wij er gebruik van maken om de bejaarden, die tijdens het afgelopen jaar niet één keer het kampterrein verlieten, een stukje van het eiland te laten zien. In Bol, het bekendste dorpje op het eiland, gaat ieder zijn weg. Enkele mannen schuifelen naar het strand, enkelen naar het haventje, het dorp of het café. We drinken iets en wachten tot na 16 uur, wanneer er weer stroom is en de tankstations opengaan. 's Avonds wringen de mannen zich opnieuw in de van, tevreden lachend, uitgelaten als schoolkinderen. Er wordt gegrapt over de vrouwen die morgen aan de beurt zullen zijn. Laat ze maar ergens achter... Lachende monden, reutelende kelen. Na een halfuur wordt het al stiller, enkelen vallen in slaap. In vergelijking met de afgelopen 365 dagen was deze er een van ongekende activiteit en opwinding.
In een bar in Sutivan ontmoeten we Omar, die in het postkantoortje de briefwisseling voor Hotel Bistrica ophaalt. Meer dan 5 brieven en een kaartje per week zijn het nooit. Vol energie komen we even later uit
| |
| |
Sutivan aangestapt; de gelatenheid in het kamp is dan onmiskenbaar. We blijven glimlachen, slaan op schouders en halen kinderen aan. Het is doorgaans snikheet. Teenagers hangen aan elkaars lijf. Verveling, frustratie en veel verloren energie. Intussen kruipen de uren. Werk zoeken doen de jongeren niet: op het eiland ís geen werk. Materialistisch zijn ze wel. Alles wat we bij ons hebben willen ze krijgen, gebruiken of toch minstens vasthouden. Enkel wie pech heeft, wordt bestolen. Sigaretten, horloges, schoenen, geld, drank, kleding, alles is in trek. Soms zijn we gul, meestal moeten we weigeren. Zelfs de jongste kinderen spreken dan vloeiend Engels: please, please, give me, please. Het is een zinnetje waar je wel eens van wakker ligt.
Verontwaardiging onder de vluchtelingen. De kampconciërge heeft een officiële nota uitgehangen, ondertekend door de burgemeester van Brač, betreffende een financiële regeling voor familieleden van vluchtelingen die - wie weet! - op bezoek zouden komen in het kamp. Vaders die hun vrouw en kinderen willen bezoeken, of gewonden die komen herstellen, zullen voortaan het rocamboleske bedrag van 10 DM per nacht en 2,5 DM per maaltijd moeten betalen. Wie de wisselkoers kent, weet dat 10 DM hier een klein fortuin betekent. Dat de Kroatische overheid geld vraagt voor een verblijf in haar hotel en voor de maaltijden die er geserveerd worden, lijkt op het eerste zicht niet abnormaal. Nochtans wordt het hotel in zijn geheel afgehuurd door Suncokret, worden de maaltijden bedeeld door de vluchtelingen zelf en is het voedsel - bereid door een betaalde kok - afkomstig van buitenlandse donaties! Bovendien werd er al drie jaar geen halve dinar meer in het domein geïnvesteerd. Het verkommerende hotel, zonder accommodatie, onderhoud of infrastructuur, bevindt zich niet meer in een toestand om 10 DM per nacht per kamer te vragen. Al bij al heeft de overheid niet één reden om van de vluchtelingen meer geld te eisen dan door Suncokret al betaald wordt. De extra inkomsten verdwijnen dan ook spoorloos in Kroatische zakken. Een kleine provocatie om duidelijk te maken dat men de moslims liever kwijt dan rijk is.
Wanneer mijn verblijf ten einde loopt, lijkt noch het conflict, noch de buitenlandse (on-)betrokkenheid veranderd te zijn. Ik heb mijn persoonlijke kijk op een particuliere en concrete situatie, maar waag geen voorspellingen omtrent een mogelijke oplossing voor het conflict. In een land waar zelfs de verliezende partijen elkaar bekampen, kúnnen vijandelijkheden niet gecontroleerd worden. Wel kan Servië als agressor aangewezen worden, en Bosnië als verliezer. Meer niet, maar elke oplossing moet wel uitgaan van deze vaststelling. Servië zou dan nooit beloond mogen worden voor zijn gruweldaden en het zgn. vredesplan dat nu door Servië en Kroatië wordt opgedrongen, is ook onaanvaardbaar.
| |
| |
Volgens het plan zou Servië liefst 50% van Bosnië-Herzegovina toebedeeld krijgen, Kroatië zon 30% en Bosnië zelf nauwelijks 20%. Misschien voelt ook het Westen zich wel gebaat met een sterke Servische dam tegen de islam! In de jaren 1600, tijdens de Turkse invasie, werd een beperkt deel van de Balkanbevolking moslim. Vandaag worden de Bosnische moslims daar nog steeds voor gestraft. Zolang zij het vredesplan - terecht - niet aanvaarden, zal de plaatselijke toestand ongewijzigd blijven, want onder het voorwendsel alles voor het vaderland wordt er nog steeds op gruwelijke wijze met het verleden afgerekend. Wanneer ik in België hoor verklaren dat de VN het bewuste plan steunt en aan Servië enkel beleefd vraagt om ‘alles te doen’ om de volkerenmoord stop te zetten, kan ik mij de verslagenheid in Hotel Bistrica weer zeer levendig voorstellen.
Na ruim drie weken staan we klaar voor het pijnlijkste moment van ons verblijf. Het idee te moeten vertrekken is niet aantrekkelijk als je het gevoel hebt dat het echte werk nog moet beginnen. Niettemin wordt er verzameld bij de zitbanken op het kampterrein, waar rond halftwaalf het afscheid begint. Zowat alle kinderen staan rond onze rugzakken, die aanzienlijk lichter wegen dan bij ons vertrek. Het materiaal werd opgebruikt en wat kleding, toiletartikelen, schoeisel en andere misbare voorwerpen hebben we weggegeven. We moeten ons losrukken uit de omhelzingen en kunnen niet anders dan hardnekkig blijven doorstappen. Om halfeen gaat de ferry.
|
|