Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 420]
| |
De brievenboeken van Gerard Reve
| |
[pagina 421]
| |
Bovendien neemt de auteur zelf achteraf nogal eens afstand van bepaalde boeken, al zullen ook hier publiciteitsoverwegingen meespelen. Zo liet de Volksschrijver in een interview met het Parool van 27 februari 1993 weten dat zijn Brieven aan mijn lijfarts (1992) ‘een beetje een vernederend boek’ is; hij is hierin ‘niet de briljante liefdesschrijver, maar een imbeciele sukkel die lag te bedelen om nieuwe receptjes’. Zulks uiteraard in schril contrast met zijn nieuwste boek, dat hem laat zien ‘als God’ en ‘als mens.’ Verder heeft Reves commerciële houding en gedrag aan het imago van zijn brievenboeken beslist afbreuk gedaan. Nog vorig jaar werd Nederland opgeschrikt door de aankondiging dat Reve voornemens was om 481 brieven van Johan Polak, inmiddels zijn persoonlijke vijand geworden, op de veiling te brengen. Ondanks de verontwaardigde protesten zette hij dit plan gewoon doorGa naar eind3. Ook talrijke dure bibliofiele uitgaafjes getuigen van Reves typisch Hollandse koopmansinstinct, dat aan fatsoen en literaire kwaliteit soms minder waarde lijkt te hechten dan aan geldelijk gewin. De Firma Reve verkoopt geregeld originele handschriften, kladjes en schetsen aan de hoogste bieder. Dat verschillende brievenboeken inmiddels verramsjt zijn, zal overigens al evenmin bevorderlijk zijn geweest voor de waardering. In veel boekhandels zijn nog steeds stapels van Reves oudere brievenboeken te zien, nagenoeg onverkoopbaar geworden. Ze zijn, om met Reve te spreken, ‘oud papier’ geworden. | |
CijfersMaar als we naar de brievenboeken zelf kijken, hoeveel van de kritiek snijdt dan hout? Vormen ze inderdaad niet meer dan herhalingsoefeningen? Is er sprake van een vloedgolf aan boeken? Voor een mogelijk antwoord op deze vragen is het goed om eens afstand te nemen van de waan van de dag en de snelle oordelen van de media en de brievenboeken eens rustig naast elkaar te zetten. Het eerste dat daarbij opvalt, is dat de indruk van een eindeloze reeks delen met ontelbare brieven, onterecht is. Sinds 1974 zijn er van Reve dertien brievenboeken gepubliceerdGa naar eind4, met daarin 1196 brieven. Daarnaast zijn er 152 brievenGa naar eind5 opgenomen in zes boeken met verspreid werk: de twee delen Archief Reve (1981-1982); In gesprek (1983); Album Gerard Reve (1983); Schoon schip (1984); Roomse heisa (1985) en Een eigen huis (herzien 1990). Bij elkaar gaat het dus om 1348 in boeken gepubliceerde brievenGa naar eind6. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid, meer dan van enig ander na-oorlogs Nederlands auteur. Maar een ontelbaar aantal is het niet. Overigens berusten in Reves archief vermoedelijk nog minstens | |
[pagina 422]
| |
even zoveel ongepubliceerde brievenGa naar eind7. Volgens uitlatingen van Reve en zijn vriend Joop Schafthuizen is er zelfs stof voor nog zeker vijftien brievenboeken. In dat licht bezien valt het dus eigenlijk nog mee wat er tot nu toe gepubliceerd is. | |
GeschiedenisOm na te gaan of de brievenboeken ook werkelijk van elkaar verschillen, en al dan niet ‘iets nieuws toevoegen’, wil ik ze één voor één de revue laten passeren. De zes genoemde boeken met versnipperd verspreid werk blijven hier verder buiten beschouwing; ik beperk me tot de dertien volwaardige brievenboeken. Terwille van het overzicht geef ik steeds enig relevant feitenmateriaal. Daarnaast probeer ik van elk boek een korte typering te geven. De geschiedenis begint enigszins ingewikkeld. In zijn beroemde boeken Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U (1966) had Reve de vorm van de ‘reisbrief’ ontdekt om zijn schrijftalent de vrije loop te laten. Formeel zijn deze brieven soms gericht aan ‘de lezers van Tirade’, maar het gaat hier duidelijk niet om persoonlijke correspondentie maar om een sterk gestileerde, literaire briefvorm. Toch kan het succes van deze geruchtmakende reisbrieven Reve op het idee gebracht hebben om ook delen van zijn gewone correspondentie te publiceren. Voor het eerst deed hij dat, vrijwel zeker op instigatie van Johan Polak, in zijn roman De taal der liefde (1972). Deze bevatte in het midden ruim 100 pagina's met ‘Brieven aan een Kunstbroeder’ (te weten Simon Carmiggelt). De recensenten toonden zich destijds aangenaam verrast door deze op zichzelf nogal vreemde manoeuvre. De brieven waren nauwelijks verbonden met de rest, maar hun originele en persoonlijke toon en stijl zorgden ervoor dat de reacties overwegend zeer positief waren. Reve schrijft aan Carmiggelt vooral over Drank en Dood, depressies en schrijfangst, problemen die ze voor een groot deel gemeen hadden. Deze brieven aan Simon Carmiggelt hebben lange tijd deel uitgemaakt van De taal der liefdeGa naar eind8, maar zijn in 1982 opgenomen in de bundel Brieven aan Simon C. (zie onder). Aangemoedigd door dit succes kwam Reve korte tijd later met een boek dat volledig uit brieven bestaat: [1] Het lieve leven (1974, 176 pp.). Het bevat voor ongeveer de helft opnieuw brieven aan Simon Carmiggelt en diens vrouw, voorafgegaan door een kleine 70 pagina's brieven aan Frans Pannekoek en zeven brieven aan de schrijver Ab Visser. De bundel was geen groot succes. Hoewel er ook enthousiasme was over de brieven aan Pannekoek en Visser, gingen er reeds stemmen op dat Reve met de brieven in herhaling viel. Als geheel is de bundel nooit | |
[pagina 423]
| |
herdrukt, en in de lijst leverbare Reve-titels is hij geschrapt. De brieven aan Carmiggelt werden, evenals die uit De taal der liefde, opgenomen in de Brieven aan Simon C. en die aan Pannekoek werden later apart uitgegeven als Brieven aan Frans P. (zie onder). Alleen de zeven brieven aan Ab Visser zijn niet herdrukt. Dat is jammer, want de brieven zijn heel interessant. Reve spreekt hierin onder meer over de techniek van het schrijven en vooral over het kiezen van pakkende titels, een kunst die hij zelf in hoge mate beheerst. Vrij kort daarna volgden nog twee brievenboeken: [2] Ik had hem lief (1975, 258 pp. in de huidige druk)Ga naar eind9; en [3] Brieven aan kandidaat-katholiek A. (1976, 52 pp.). Deze twee brievenboeken zijn nogal onbekend gebleven. Ik had hem lief werd min of meer een mislukking en Reve liet zich al vrij snel negatief uit over de kwaliteit van het werk, wat hem overigens niet belet heeft om het in 1992 te laten herdrukken. Brieven aan kandidaat-katholiek A. is in feite een marginale uitgave gebleven; het kleine boekje is nooit herdrukt en dus alleen antiquarisch te koop. In beide boeken, met respectievelijk 158 en 32 brieven, gaat het om brieven aan liefdesvrienden. De brieven aan ‘Ernest de R.’ in Ik had hem lief zijn nogal overspannen en vaak wijdlopig. De lezers krijgen werkelijk alle details te zien van de nogal problematische en uiteindelijk mislukte relatie met deze liefdesvriend. Tussendoor schrijft Reve over de vorderingen die hij maakt met de bouw van zijn huis in Frankrijk. ‘Kandidaat-katholiek A.’ krijgt een aantal nogal korte en vaak zakelijke briefjes, die evenwel gelardeerd zijn met allerlei opmerkingen over straf en marteling die de geadresseerde te beurt zullen vallen. | |
ReeksDaarna bleef het enkele jaren stil voor wat betreft de brievenboeken. Pas in 1980 verscheen het volgende deel, de [4] Brieven aan Wimie (1980, 195 pp.), in een mooie gebonden uitgave bij uitgeverij Veen. De hierin gebundelde 71 brieven van Reve aan zijn eerste levenspartner Wimie, daterend uit de jaren 1959-1963, zijn in de volle zin ‘iets nieuws’. De gepassioneerde maar waardige toon, de krachtige stijl en fraai verwoorde vlagen van berusting en wanhoop, de werkelijke inkijk die ze bieden op Reves persoon: dat alles is tot dan toe nog niet vertoond in de brievenbundels. Reve probeert om via de brieven problemen uit te praten en zijn positie uiteen te zetten, maar hij gebruikt ze ook om gewoon veel nieuws over te brengen. De briefvorm is voor hem zichtbaar het juiste werkkader (Reve geeft vaak als verklaring voor zijn grote epistolaire activiteit dat hij nu eenmaal beter is in brieven dan in direct contact | |
[pagina 424]
| |
met mensen.) Overigens lopen veel van de briefwisselingen met Reve uit op een breuk, of ze eindigen ermee. Dat was in Ik had hem lief al het geval, en is ook hier te zien, zij het dat het proces van vervreemding hier langzamer verloopt en een meer authentieke en tragische indruk maakt. De Brieven aan Wimie werden gunstig ontvangen. Het lijkt of ze een soort tweede golf van belangstelling teweegbrachten. Reve liet niet na om gebruik te maken van dit succes. In de jaren daarop verscheen een hele reeks brievenboeken. Om te beginnen zijn er de [5] Brieven aan Josine M. (1981, 330 pp.), uitgegeven door Van Oorschot. In de maar liefst 181 brieven in deze bundel geeft Reve allerlei ontboezemingen, vooral op het gebied van de liefde. Josine M. lijkt voor hem een soort moederfiguur, bij wie je altijd je hart kunt uitstorten en om advies kunt vragen, zonder veel verplichtingen. Typerend is dat de correspondentie nagenoeg tot stilstand komt, wanneer Reve het druk heeft met andere zaken, zoals een liefdesrelatie. Een opvallend thema in deze correspondentie is de astrologie, waarin Josine M. een bekend deskundige was. Bij uitgeverij Veen verschenen vervolgens in hoog tempo: [6] Brieven aan Bernard S. (1981, 132 pp., 65 brieven); [7] Brieven aan Simon C. (1982, 284 pp., 112 brieven); [8] Brieven aan Wim B. (1983, 118 pp., 44 brieven) en [9] Brieven aan Frans P. (1984, 120 pp., 40 brieven). De vier collecties geven allemaal een beeld van een bepaald soort vriendschap. Bernard S. is vooral een ‘seksslaaf’, terwijl de vriendschap met Wim B. niet erotisch van aard is; Simon C. en Frans P. zijn in de eerste plaats collega-kunstenaars, de eerste met name als schrijver. Het ligt voor de hand dat dit tot heel verschillende brieven leidt: geil en nogal oppervlakkig in [6]; braaf en minzaam in [8]; grillig en emotioneel in [9]; diepzinniger, en tegelijk vrolijk en somber in [7]. De brieven aan Simon C[armiggelt] zijn in deze groep het veelzijdigst. Het grootste deel van de bundel bestaat uit de brieven die eerder waren verschenen in De taal der liefde en Het lieve leven (zie boven). Daaraan zijn 36 nieuwe brieven toegevoegd, die het beeld weer verder aanvullen: hierin komt vooral de socialistenvreter en racist Reve naar voren. Juist deze karaktertrek leidde tot uiteindelijk - alweer - een breuk met de correspondent. (De brieven aan Frans P. eindigen zelfs met een expliciete opzegging van de vriendschap.) De Veen-reeks kreeg een voorlopige afronding met [10] Brieven aan geschoolde arbeiders (1985, 350 pp.). In deze zeer gevarieerde bundel staan 151 brieven aan 16 geadresseerden, waaronder van alles wat: liefdesvrienden, kennissen en geleerden. Nieuwe perspectieven krijgen we onder meer in de brieven aan Prof. Grossouw, met wie Reve uitgebreid correspondeert over diens bijbelvertaling. Daarnaast zijn er brieven die Reve in 1978 vanuit Indonesië stuurde aan Rob Nieuwen- | |
[pagina 425]
| |
huis. Voor het eerst sinds de vroege jaren '60 zien we hierin Reve als correspondent in den vreemde. Maar het verschil is typerend: in 1963 richtte Reve zijn brieven aan het thuisfront vanuit Zuid-Spanje en Marokko, waar hij koortsachtig zocht naar een nieuw bestaan. In 1978 is hij een gerenommeerd en vermogend schrijver die, vergezeld van zijn levensvriend, een bezoek brengt aan voormalige koloniën. Uiteraard levert dit totaal verschillende brieven op. Verder staan in Brieven aan geschoolde arbeiders bijvoorbeeld ook aardige, soms psychoanalytisch getinte brieven aan C. Trimbos en brieven aan Reve-kenner Sjaak Hubregtse over het uitgeven van Reves eigen boeken. In de bij Van Oorschot uitgegeven [11] Brieven aan Ludo P. (1986, 187 pp.) zien we Reve in de rol van afhankelijk maar toch trots kunstenaar. In de 93 brieven aan zijn ‘Beschermer Q.’ stelt hij zich soms heel flink en agressief op - bijna komt het ook hier tot een definitieve breuk -, maar meestentijds vraagt hij om gunsten en financiële of andere hulp. Geen al te verheffend beeld, maar in elk geval weer iets geheel anders. | |
De jaren negentigHierna blijft het weer een paar jaar stil. Maar in 1992 pakt uitgeverij Veen de draad opnieuw op met [12] Brieven aan mijn lijfarts (1991, 207 pp.). De 108 brieven in deze mooie uitgave (de vormgeving van de gebonden versie is dezelfde als in Veens gebonden reeks werken van Reve) voegen opnieuw een facet toe aan het beeld van Reve. Hij vraagt hierin zijn dokter om hulp en raad over allerhande kwaaltjes, maar dient hem op zijn beurt ook van zielkundig advies. En vooral gaat het over pillen en poedertjes en andere middelen waarvoor de dokter recepten moet uitschrijven. Behalve een stevig drinker blijkt Reve nu ook een ferme slikker te zijn geweest. Evenals in de Brieven aan Ludo P. is het beeld niet bepaald vleiend voor de Volksschrijver. Maar ondanks deze thematische verwantschap is de invalshoek hier toch weer duidelijk anders. Hiermee ben ik aangekomen bij de jongste bundel, [13] Brieven van een aardappeleter (1993, 134 brieven). Het eerste dat eraan opvalt, is de afwijkende titel: voor het eerst zijn het niet meer brieven aan geadresseerden, maar brieven van de auteur. De vorige brievenboeken hadden ook uitsluitend brieven ván Reve bevat, maar hier lijkt het bijna programmatisch. Het gaat alleen nog om Reve, en wie de geadresseerde precies is, doet er nog maar weinig toe. Een blik op de inhoud bevestigt deze indruk. De bundel bevat brieven aan een groot aantal verschillende personen en instanties. In de vergelijkbare bundel Brieven aan geschoolde arbeiders waren de brieven | |
[pagina 426]
| |
nog per correspondent gerangschikt. Hier echter is de volgorde volledig chronologisch geworden. Weliswaar keert een aantal namen in de lijst verschillende malen terug, zoals die van Johan Polak en Geert van Oorschot, maar het overzicht in de correspondentie met deze personen ontbreekt. Het is Reve er blijkbaar niet om te doen geweest om samenhangende reeksen brieven te publiceren, maar om via een aantal willekeurige brieven een beeld te geven van zijn persoonlijk en zakelijk leven. In dit nogal egocentrische geheel ligt het accent vooral op ‘het literaire leven’. Zo vinden we brieven aan de twee vermelde uitgevers, aan Ad ten Bosch, Dick Gubbels, de bazen van Meulenhoff en Querido, maar ook aan Reve-deskundigen als Sjaak Hubregtse en Nop Maas. Beleefde brieven om interviews af te wijzen of financieel te regelen, harde brieven waarin met processen wordt gedreigd, onbeschofte scheldstukken, en dan soms weer verrassend aardige brieven aan lezeressen die tobben over God en de wereld. In de Brieven aan geschoolde arbeiders was al een aanzet tot dit soort ‘letterkundige’ brieven gegeven met de brieven aan Sjaak Hubregtse, maar in Brieven van een aardappeleter vormen ze de hoofdmoot. Het is misschien om dit te compenseren dat Reve nu in titel en voorwoord poseert als de volksjongen die eenvoudig, degelijk voedsel eet. Maar de ‘aardappeleter’ verwijst natuurlijk ook naar Vincent van Gogh, zoals Reve voor de minder bedeelden nog eens duidelijk uitlegt. Geheel in Reviaanse stijl is de titel dus tegelijkertijd ‘ironisch’ en ‘ernstig’. Dat de identiteit van Reves correspondenten minder dan ooit van belang is, roept meer dan ooit de vraag op in hoeverre zij gekend zijn in de publikatie van de aan hen gerichte brieven. Reve verklaart altijd luid dat hij geen brieven uitgeeft als de correspondent zich ertegen verzet, maar de feiten wijzen daar niet altijd op. Johan Polak en Geert van Oorschot zijn dood, dus die konden geen toestemming meer geven, maar is hun erven iets gevraagd? Zijn de onbekende Nederlanders, wier fanmail Reve beantwoordt, wel blij met de openlijke vermelding van hun naam? Het lijkt me te betwijfelen. Dit neemt niet weg dat de bundel tal van mooie brieven bevat en dat we over Reves werk nieuwe dingen horen. Heel aardig zijn wat dat betreft de meest recente brieven. Tot nu toe dateerden er in het corpus gepubliceerde brieven slechts 54 stuks uit de jaren '80. Daar komen er met deze bundel 44 bij, waarmee we Reve nu ook voor het eerst zien schrijven over De stille vriend (1984) en Bezorgde ouders (1988). Wat mij betreft, smaakt het naar meer. Zo blijft er wel meer te wensen over na het lezen van deze bundel. Brieven uit de periode dat Reve zijn gastcolleges in Leiden gaf, of | |
[pagina 427]
| |
recente brieven aan Rudy Kousbroek. Of brieven aan Elsevier en Veen, liefdesbrieven aan ‘jonge Indische Nederlander R.’, Teigetje, Woelrat, of Matroos Vos, brieven aan mensen uit de film- en televisiewereld, of aan collega-schrijvers. Wat dit laatste betreft: er staan twee mooie brieven in Brieven van een aardappeleter aan Rudi van Dantzig. Maar heeft Reve niet ook met Frans Kellendonk gecorrespondeerd? En zou het daarin ook over aids zijn gegaan? Meer dan dat het de ‘nieuwe gevreesde ziekte’ is, zou een schrijver van het formaat van Reve er toch over te melden moeten hebben. Kortom, brieven van een aardappeleter biedt dus weer het nodige nieuwe materiaal, maar we krijgen nog absoluut niet de indruk dat het archief uitgeput is. | |
PuzzelUit deze korte bespreking moge blijken dat de brievenboeken van Gerard Reve weliswaar een samenhangend corpus vormen, maar onderling ook duidelijke verschillen vertonen. Wie de Brieven van Wimie naast de Brieven aan Ludo P. legt, of de Brieven aan Simon C. naast Brieven van een aardappeleter, kan bezwaarlijk volhouden dat het hier gaat om ‘meer van hetzelfde’. Natuurlijk, er zijn veel vaste bestanddelen, zoals God, Drank en Dood, Reviaanse humor en seks, socialistenhaat en religieuze preoccupatie. In het algemeen is de thematiek van Reves roman-oeuvre zeer beperkt. Wie daar niet mee gediend is, zal natuurlijk ook in zijn brieven, hoe divers ze ook zijn, nauwelijks enig onderscheid kunnen ontdekken. Maar voor lezers die Reves werk wel enigszins kunnen waarderen, vult elk nieuw brievenboek het beeld van de schrijver een stukje verder aan. Hoeveel er nog nodig zijn voor dit beeld min of meer compleet is, valt moeilijk te voorspellen. Nog vijftien brievenboeken erbij, dat is wellicht wat veel van het goede. Maar voorlopig is er nog ruimte voor uitbreiding. |
|