Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| ||||||||||
Extreem-rechts in West-Europa
| ||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||
Popular in Spanje, het National Front in Groot-Brittannië, de PDC in Portugal, het EPEN in Griekenland). In verschillende landen blijft extreem-rechts verdeeld in een aantal splinterpartijtjes die onderling rivalizeren, maar tegelijk grijpt er tussen bepaalde van die partijen op intereuropees vlak meer samenwerking plaats. In het Europees Parlement telt de zgn. technische fractie van Euro-Rechts 14 parlementsleden (Republikaner, Front National, Vlaams Blok)Ga naar eind1. Ook het door extreem-rechts geïnspireerd geweld is een relatief nieuw fenomeen. Het richt zich vooral tegen joodse eigendommen en tegen politieke vluchtelingen. In vergelijking met de VS blijft het relatief beperkt met uitzondering dan van Groot-Brittannië, waar het aantal racistisch gekleurde incidenten wordt geschat op zeventigduizend per jaar. Vooral in Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk is het plegen van gewelddaden tegen politieke vluchtelingen de jongste tijd aanzienlijk toegenomen. | ||||||||||
Het kiezerscorps van extreem-rechtsIn 1989 stemden ongeveer zeven miljoen inwoners van de Europese Gemeenschap op lijsten van extreem-rechtse partijen. Het is niet eenvoudig uit te maken tot welke sociale groepen de aanhangers van extreem-rechts behoren. Omzeggens alle studies schijnen erop te wijzen dat de grote kracht van extreem-rechts erin bestaat stemmen aan te trekken van alle sociale klassen (Ignazi, 1992, p. 5). Het zijn niet alleen ‘skinheads’, neonazi's, ‘hooligans’ of aanhangers van bepaalde rockgroepen die extreem-rechts stemmen. Het gaat integendeel om heel keurige mensen die behoren tot de middenklasse, de handelaars, de vrije beroepen en de arbeidersklasse. In Nederland zou het gros van de extreem-rechtse aanhang zich situeren in de steden, enerzijds bij de traditionele arbeidersklasse, anderzijds bij de ideologisch gemotiveerde intellectuele bovenlaag die vroeger liberaal stemde (European Journal of Political Research (EJPR), 1992, pp. 50-51). In Duitsland trekt extreem-rechts relatief meer arbeiders aan dan de gemiddelde andere partij, eveneens meer katholieken en mensen boven de zestig (EJPR, 1992, p. 74). In Frankrijk treft men de gemiddelde F.N.-aanhanger aan onder de stedelingen. Hij is iets ouder dan de gemiddelde kiezer, iets katholieker en heeft een beetje minder opleiding genoten (EJPR, 1992, p. 128). In Vlaanderen scoort het Vlaams Blok goed in de kansarme wijken maar geleidelijk aan heeft het ook meer welgestelde kiezers aangetrokken (Swyngedouw, 1990, p. 427). Men kan in elk geval besluiten dat extreem-rechts over een electoraal potentieel beschikt dat op het geschikte moment kan worden aangeboord. Een feit dat men moet begrijpen als ‘een normale patholo- | ||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||
gische voorwaarde’ (Von Beyne, 1988, p. 14). Ter verklaring van het stemgedrag in West-Europa wijzen verscheidene studies op de overgang van het psycho-sociologisch model naar dat van de rationele keuzen. In het eerste geval vinden de verkiezingen plaats op een aanbodmarkt: de kiezers blijven trouw aan hun partij, zelfs al zijn ze niet volledig tevreden met het gevoerde beleid. In het tweede geval koopt de kiezer zoals op een dienstenmarkt het programma van een partij en vergelijkt daartoe de verschillende programma's die worden aangeboden. In het rationele keuzen-model zijn politici beroepsmensen die hun produkt op de politieke markt proberen te verkopen. Of de extreem-rechtse ideologie aanslaat zal dan ook afhangen van een aantal factoren (de conflicten in de samenleving, het programma van de conservatieve partijen, alternatieve wegen om conservatieve opvattingen uit te drukken in het privéleven). In wat volgt zal ik aandacht besteden aan zowel de aanbod- als de vraagzijde van de vergelijking. | ||||||||||
Het programma van extreem-rechtsIn de programma's van een aantal Westeuropese extreem-rechtse partijen komen steeds dezelfde elementen terug. Voor de duidelijkheid zal ik een onderscheid maken tussen de binnenlandse en buitenlandse dimensie van de verschillende voorstellen. Algemeen kan men zeggen dat extreem-rechts zich voorzichtig opstelt in de officiële teksten. Het bestaan van bepaalde wetten (b.v. op het racisme), alsook de noodzaak niet al te veel kiezers af te schrikken zijn daar niet vreemd aan. De nieuwe extreem-rechtse partijen bekennen zich niet openlijk tot het fascistisch gedachtengoed maar in hun programma's vindt men toch een aantal anti-democratische tendensen terug. Een eerste gemeenschappelijk punt betreft het pleidooi voor een sterk staatsgezag. De staat moet meer macht krijgen op het vlak van politie, justitie en defensie. Voor verschillende partijen geniet het presidentieel regime de voorkeur. De instellingen moeten worden gezuiverd van ‘subversieve’ elementen. De invloed van de georganiseerde vakverenigingen moet drastisch worden ingekrompen. De misdaad dient zeer streng te worden bestreden. De doodstraf moet worden uitgevoerd. Men dient het gevangenisregime te verstrengen. Druggebruikers moeten zwaar worden gestraft. Ten tweede toont extreem-rechts zich voorstander van een nieuw soort economisch systeem, maar de ideeën hieromtrent zijn niet zo duidelijk. Het systeem moet blijkbaar kapitalistisch zijn maar met geprononceerd nationaal-corporatistische kenmerken. Het stakingsrecht dient in elk geval aan banden te worden gelegd en werklozen moeten verplicht worden tewerkgesteld. | ||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||
Extreem-rechts zegt het parlementair democratisch systeem te aanvaarden, maar de programma's lopen over van kritiek op het huidige politieke bestel. Men meent dat formele discussies overbodig zijn en dat politieke partijen niet de werkelijke vertegenwoordigers van het volk zijn. Harmonie is enkel mogelijk in een hiërarchisch gestructureerde samenleving zonder levensbeschouwelijke of klassentegenstellingen. Over bepaalde problemen moeten bindende referenda worden gehouden. Extreem-rechts dient zich aan als een echt alternatief omdat het zich definieert buiten het eigenlijk partijsysteem en omdat het compromisloos elke band met dat systeem uitsluit. Het verwijt de politieke klasse de reële problemen die de burgers beroeren te miskennen en het misprijst deze klasse omdat ze onbekwaam is de problemen aan te pakken. Heel veel kritiek krijgen de media en het openbaar onderwijs te verwerken, omdat ze in dienst staan van de politieke partijen die daarmee alleen hun eigen belangen willen dienen. In alle programma's wordt gewezen op de heroïsche strijd waarin extreemrechts gewikkeld is en vraagt men de steun van de burgers. Men belooft de oneerlijke politici aan de deur te zetten en hen te vervangen door technocraten. Men zegt grandioze oplossingen in petto te hebben voor de oplossing van de economische problemen. Ook beklemtoont extreem-rechts te pas en te onpas de waarde van het kroostrijke gezin. Aan gezinshoofden moet prioriteit worden gegeven qua tewerkstelling. De tewerkstelling van vrouwen moet worden afgeremd. Sommige partijen pleiten voor het herinvoeren van het algemeen meervoudig stemrecht op basis van de gezinsgrootte en voor het inrichten van verplichte cursussen om meisjes voor te bereiden op het moederschap. Alternatieve relatievormen worden streng veroordeeld. Aidslijders moeten sociaal worden uitgesloten. Abortus en euthanasie worden onvoorwaardelijk afgewezen. Op het vlak van buitenlands beleid vallen eveneens een aantal gemeenschappelijke kenmerken op. West-Europa moet afstand doen van wat wordt genoemd zijn schuldcomplexen. Extreem-rechts hangt de revisionistische geschiedschrijving aan. De concentratiekampen (volgens Le Pen een ‘voetnoot in de geschiedenis’) zijn grotendeels een uitvinding van de Amerikaanse en communistische propagandamachine. Oorlogsmisdadigers werden onrechtvaardig behandeld. Verklaringen inzake mensenrechten worden weggehoond. Men wijst ook elke verantwoordelijkheid af die voortvloeit uit het koloniaal verleden. Ontwikkelingshulp dient te worden afgeschaft want ze dient aleen de belangen van corrupte leiders. Zonder voorbehoud wordt steun gevraagd voor het Zuid-Afrika van vóór de hervormingen. Een groot misprijzen bestaat ook voor internationale instellingen als de Verenigde Naties of de Europese Gemeenschap. Weliswaar pleit extreem-rechts | ||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||
voor een sterke Europese defensiemacht die West-Europa moet verdedigen tegen het communisme maar de huidige EG dient te worden vervangen door een ‘Europa van de volkeren’. In elk geval dient Europa zich op lange termijn los te maken van de VS omdat de ‘hamburgercultuur’ van die smeltkroessamenleving bij uitstek de Westeuropese jeugd bedreigt. In een aantal landen houden de eisen van extreem-rechts bovendien verband met territoriale claims tegenover buurlanden (in Duitsland m.b.t. Poolse territoria, in Oostenrijk m.b.t. Alto Adige, in Italië m.b.t. Triëste) of met de moeizame omvorming van een eenheidsstaat naar een federaal model (b.v. in België en Italië). Blijkbaar slaat dit programma aan bij een deel van de publieke opinie. In wat volgt probeer ik daar een verklaring voor te vinden. | ||||||||||
De mislukking van linksIn een aantal Westeuropese landen is links een tijdje aan de macht geweest. In Duitsland tussen 1966 en 1983, in Groot-Brittannië tussen 1964 en 1970 en tussen 1974 en 1979, in Frankrijk vanaf 1981. Omdat er een lange regeerperiode van rechts aan vooraf was gegaan, werd gehoopt op een fundamentele beleidswijziging. Het vakbondsocialisme van de SPD, van Labour en van Mitterand heeft echter weinig structurele verandering teweeggebracht. Er werd weliswaar gestreefd naar meer democratisering van het politieke en het economische leven, en er was bekommernis voor de sociaal-minderbedeelden, maar concrete beleidsdaden bleven uit. De socialistische regeringen dienden rekening te houden met economische wetmatigheden en werden in een aantal gevallen ook tegengewerkt door de financiële en industriële kringen. Hoogstens heeft links een persoonlijke dimensie gegeven aan de verkiezingscampagnes of heeft het een opportunistisch beleid gevoerd gemodelleerd op dat van de andere partijen. De ineenstorting van het communisme in Oost-Europa en de Sovjetunie maakte meteen een einde aan de droom een structureel meer rechtvaardige samenleving in het leven te roepen. Nieuw- of groen-linkse bewegingen en eurocommunistische partijen bestaan in verscheidene Westeuropese landen maar bezitten te weinig politieke maturiteit om aan het beleid deel te nemen. De reactie is niet uitgebleven. Beïnvloed door de nieuw-rechtse ideeën die sedert het begin van de jaren tachtig de VS in hun ban hielden, zijn de traditioneel-conservatieve partijen een meer behoudsgezind beleid gaan voeren. Dit werd ten dele mogelijk door de langste na-oorlogse periode van economische hoogconjunctuur en van stabiliteit in de Oost-Westbetrekkingen. Zoals in de VS is in West-Europa een | ||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||
nieuwe intellectuele generatie opgestaan die een filosofische legitimatie biedt aan een politieke beweging die een conservatieve revolutie voorstaat (Nouvelle Droite, Nuova Destra, Grece). Vertrekkend van het postulaat dat de markt het ideaal model vormt voor de organisatie van de sociale relaties in de samenleving, wordt resoluut geopteerd voor het terugdringen van de rol van de staat. De economische groei en de sociale ontwikkeling dienen voortaan door de privésector te worden gedragen. De mundialisering van de economie en het streven naar regionale autonomie in verscheidene Westeuropese landen verstevigen nog deze tendens. In de VS werd een deel van de nieuw-rechtse ideologie opgenomen in het programma van de Republikeinse Partij. Ook in enkele Westeuropese landen was dat het geval. Zo b.v. in Groot-Brittannië door de Conservatieve Partij die dankzij het electoraal stelsel aan de macht kon blijven sedert 1980. In landen met zwakke of intern verdeelde behoudsgezinde partijen (zoals in Italië of Frankrijk) ziet men echter extreemrechts doorbreken. Hetzelfde gebeurt wanneer de traditionele partijen niet ver genoeg gaan in de opname van het conservatief gedachtengoed. Een aantal onder hen moet immers rekening houden met de coalitiepartner(s) of met individuele belangengroepen binnen de partij zelf. Het neo-conservatisme heeft dus onrechtstreeks geleid tot een grotere polarisatie binnen de Westeuropese samenleving en heeft alleszins een gunstig klimaat gecreëerd voor extreem-rechtse ideeën. In de diverse partijprogramma's is men meer het ideologisch element gaan beklemtonen teneinde kiezers weg te lokken van het centrum. Extreem-rechts is hierbij alleen verder gegaan dan de overige conservatieve partijen. Zoals links in de jaren zestig de samenleving bekritiseerde omwille van haar gebrek aan bekommernis voor de zwakkeren en alle conservatieve partijen associeerde met het ‘bourgeois-kapitalisme’, zo verwijt extreem-rechts nu het systeem dat het de belangen van de modale burger niet onderkent. | ||||||||||
Het computerkapitalismeVerschillende studies wijzen op een toegenomen individualisering in de Westeuropese samenleving. De traditionele instellingen - het gezin, de werkkring, de kerk, de politieke en andere verenigingen, de school - bieden niet langer het houvast van weleer. Het computerkapitalisme met zijn robots, chips en surrogaatprodukten heeft geleid tot een groeiend isolement van het individu en tot vervlakking in menselijke relatiepatronen. De vereenzaming wordt gecompenseerd door een ongebreideld verlangen naar duurzame verbruiksgoederen. Het genot van diegenen die zich deze goederen kunnen veroorloven is van korte | ||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||
duur. Aan vele mensen is echter de economische vooruitgang voorbijgegaan. Het aantal werklozen in de betekenis van een gebrek aan jobsatisfactie, is veel groter dan de officiële statistieken uitwijzen. Er is in West-Europa een duale samenleving ontstaan waarbij een meerderheid de lakens uitdeelt. Er is een race aan de gang die ‘sukses uitvlakt tot poen scheppen en managers nadrukkelijk op het voorplan schuift’ (Gombeir, 1992, p. 9). Sociale verhoudingen worden herleid tot geld verdienen zodat het individu zijn eigen waarde in de ogen van de anderen ook op die manier evalueert. Het prestige verbonden aan een functie of aan eigendom bepaalt of iemand meetelt of niet. De vrees voor het verlies van een job of voor een relatieve verarming wordt dus automatisch gekoppeld aan de vrees voor sociaal isolement. Onbelangrijke feiten of gebeurtenissen kunnen eenieders toekomst hypothekeren. Een individu dat zich niet langer sociaal verbonden voelt raakt uiteindelijk geïsoleerd en voelt zich ‘vreemdeling in eigen huid’ (Bihr, 1992, p. 16). De solidariteit met de minder gefortuneerde medemens verdwijnt. Zulke sociaal geïsoleerde individuen - of mensen die hun situatie zo ervaren - staan makkelijker bloot aan extremistische invloeden. Mensen op drift die wanhopen aan de verbetering van hun toekomst grijpen terug naar zekerheden. Een van die zekerheden wordt verschaft door de herbronning aan de nationale identiteit waarmee een sociale status wordt verbonden. Het staats- of volksnationalisme biedt een zekere uitkomst omdat het een begin van antwoord lijkt te geven op vragen m.b.t. de eigen herkomst, de te bewandelen weg en de toekomst. Het kan worden ervaren als een houvast in de intermenselijke relaties en het maakt een interpretatie mogelijk van feiten en gebeurtenissen. In onze ingewikkelde postmodernistische maatschappij ervaart de mens dagelijks zijn onwetendheid en passiviteit. Politici, voorzover ze zelf nog greep hebben op de gebeurtenissen, nemen beslissingen die de welvaart van de burger beïnvloeden terwijl de burger zelf weinig invloed kan uitoefenen. De wijze waarop in West-Europa aan de representatieve democratie vorm wordt gegeven, biedt de kiezer niet veel meer mogelijkheden dan met zijn stem goed-of afkeuring van het gevoerde beleid te betuigen. Heel wat burgers worden cynisch en hebben hun vertrouwen in de democratie blijkbaar verloren. Extreemrechts speelt handig in op deze tendens. Met een vrij negativistisch en simplistisch programma zoals hierboven uiteengezet, wordt vooral misprijzen aangekweekt voor de politieke klasse. De occasionele corruptie in het politiek systeem wordt voorgesteld als inherent aan de democratie. Men beklemtoont de verspilzucht van de overheid (zowel de nationale, de regionale als de Europese) en de uitzichtloosheid van de economische problemen (zoals het tekort op de begroting, de | ||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||
werkloosheid en de overheidsschuld). Als bepaalde wandaden door de media uitvoerig worden toegelicht, dient dat de zaak van extreemrechts. Toch blijkt uit verschillende studies dat al deze factoren op zich niet voldoende zijn om het succes van extreem-rechts te verklaren. De programma's van extreem-rechts zijn een groot aantal kiezers onbekend. De heterogene samenstelling van het kiezerscorps maakt het opstellen van een coherent programma bovendien zeer moeilijk. | ||||||||||
ProbleemformuleringEenduidigheid wordt door de moderne kiezer op prijs gesteld. Een politieke partij die met één bepaald thema of probleem op de markt komt heeft een kans om goed te scoren. Het komt erop aan op dit thema te blijven hameren, ook na de verkiezingen, en voortdurend in te spelen op de actualiteit. De probleemstelling maakt een interpretatie mogelijk van feiten en gebeurtenissen. Het dient de zaak van die partij wanneer de ‘concurrenten’ aanvankelijk het belang van het thema onderschatten of wanneer zij pogen het probleem te minimaliseren. De gekozen strategie is lonend indien ze gericht is op ‘klantenbinding’. Waar het op aankomt is het probleem in een globale context te plaatsen: aan de oplossing van dat ene probleem is de oplossing van het geheel verbonden. Al diegenen die tegen de voorgestelde oplossing zijn, worden gerangschikt bij de vijanden van het volk die de crisis in de samenleving niet willen aanpakken. In feite zijn zij dus verantwoordelijk voor alles wat misloopt in die samenleving. Als nadien andere partijen volgen, komt dit dankzij de ‘positionering’ (de eerste producent behoudt het grootste marktaandeel) de partij ten goede die het probleem vóór alle andere heeft geformuleerd. Extreem-rechts weet bovendien dat de geschiedenis leert dat de Westeuropese conservatieven bereid zijn samen te werken met radicale partijen indien dat hun belangen dient (Blinkhorn, 1990, p. 11). Zonder hun steun zal het trouwens onmogelijk zijn om op democratische manier aan de macht te komen. | ||||||||||
Extreem-rechts en de vreemdelingenGedurende de voorbije dertig jaar hebben zich in West-Europa grote migratiebewegingen voorgedaan van zuid naar noord en van oost naar west. Zij worden gestimuleerd door de behoefte aan een bepaald soort arbeidskrachten, door het laag geboortecijfer in West-Europa en door de wereldwijd verspreide visie van het welvarende Europa. Een relatief groot aantal migranten heeft zich niet (tijdig) weten aan te passen aan | ||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||
de dominerende cultuur. Zo is in alle Westeuropese landen een stadsproletariaat ontstaan van migranten die aan hun cultuur trouw zijn gebleven en die structureel gescheiden leven van de autochtone bevolking. Omwille van hun sociale achterstand en gestimuleerd door de revolutie in Iran zijn met name de islamieten onder hen zich sterker gaan affirmeren. Wegens hun andere wooncultuur zijn zij ook meer zichtbaar aanwezig in het stadsbeeld dan de doorsnee-autochtoon. Het vreemdelingenthema heeft gezorgd voor een nooit voorheen waargenomen cohesie binnen het heterogeen kiezerscorps van extreemrechts en is hét doorslaggevend programmapunt geworden voor de overgrote meerderheid van de kiezers van die partijen. Toen links aan de macht was bleek reeds duidelijk een diepe verdeeldheid m.b.t. het politiek stemrecht voor migranten. Intellectueel links ging uit van het beginsel van gelijkheid en was daarom bereid onder zekere voorwaarden migranten te laten deelnemen aan het politiek beleid. De publieke opinie verzette zich echter en met uitzondering van Nederland en Denemarken kregen zulke voorstellen nooit kracht van wet. Vanuit een soort biologische opvatting dat culturen onverzoenbaar zijn met elkaar pleit extreem-rechts onomwonden voor de radicale verwijdering uit de samenleving van wat het ‘niet-Europese’ vreemdelingen noemt. Er wordt een vijandbeeld gecreëerd dat zowel de intellectueel, de middenstander als de arbeider vermag aan te spreken. De autochtoon wordt opgeroepen in de vreemdeling niet langer de medemens te zien, maar de crimineel, de werkloze, de profiteur van de sociale uitkeringen, de agitator, kortom diegene die zijn sociale status, zijn culturele identiteit en zijn materiële welstand bedreigt. Men moet de vreemdeling ervaren als concurrent zowel op het werk, als in de sociale sector of op school. De afkeer voor de vreemdeling wordt op die manier een uitlaatklep voor de frustratie van de autochtoon, de zondebok (zie R. Girard). Door zich te verzetten tegen de vreemdeling wordt tenminste de illusie geschapen dat men zich inzet voor het ‘eigen volk’. Bij de verdachtmaking speelt het thema van de islam een grote rol: alle migranten zijn moslimfundamentalisten, een soort vijfde colonne die de westerse economische voorsprong en culturele superioriteit ondermijnt. Vanzelfsprekend kan de angst voor marginalisering de autochtoon gevoelig maken voor dit soort propaganda. Hoe meer allerlei kringen hameren op een tolerante houding tegenover migranten, hoe beter voor extreem-rechts. Het zal diegenen die zich door de traditionele partijen en de intellectuelen in de steek gelaten voelen, nog sterker aan zich binden. Het vijandbeeld is ook sterk gerelateerd aan de islam. Met korte en krachtige slogans (‘Quand nous arriverons, ils partiront’, ‘Deutschland für die Deutsche’, ‘Eigen volk eerst’) en met symbolen die | ||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||
tot de verbeelding spreken, wordt duidelijk gemaakt dat West-Europa zich moet mobiliseren tegen de vreemdelingen. De jongste jaren speelt ook het thema van de politieke vluchtelingen in de extreem-rechtse kaart. Elke migrant wordt beschouwd als een economische vluchteling die hier voor x aantal jaar illegaal de grens is overgestoken maar die nu moet worden verwijderd omdat het land zich de luxe van tewerkstelling van vreemdelingen niet langer kan permitteren. Naarmate de nationale overheden onder druk van centrum-rechts zijn gaan inspelen op deze beeldvorming, verkreeg het programma van de anti-migranten-partijen een zekere vorm van respectabiliteit. Alle Westeuropese landen hebben een immigratiestop afgekondigd. In Duitsland werd in 1982 een repatriëringswet goedgekeurd. In Zwitserland wordt sedert 1970 het aantal vreemdelingen beperkt per kanton. In Frankrijk werd in 1979 beslist het aantal immigranten te beperken tot tweehonderdduizend jaarlijks. In de meeste Westeuropese landen krijgen migranten die vrijwillig vertrekken ‘oprotpremies’. Alle landen hebben de asielwetgeving strenger gemaakt. Ook de Europese Gemeenschap draagt bij tot deze ontwikkeling. De Schengen-en Dublinakkoorden voorzien uitgebreide controlemaatregelen aan de buitengrens van de Gemeenschap die dienen als compensatie voor het vrij verkeer tussen de lidstaten. ‘Vesting Europa’ moet worden beschermd tegen een toeloop van vreemdelingen. In alle teksten wordt een vrij strikt onderscheid gemaakt tussen Europese en niet-Europese vreemdelingen. | ||||||||||
BesluitHet programma van extreem-rechts in West-Europa bevat elementen van economisch liberalisme, beklemtoont morele autoriteit en nationale identiteit en is gebaseerd op etnocentrisme (Allen en Macey, 1990, p. 385). Een stem voor extreem-rechts is echter niet meteen een stem voor het fascisme of voor een sterke leider. De diverse programma's zijn immers niet echt gestructureerd en bieden geen model voor een nieuw soort samenleving. Echte leidersfiguren bezit extreem-rechts ook niet. Veeleer gaat het om een stem tegen het politieke establishment en tegen de gang van zaken in de democratie, en bovenal om een proteststem tegen de aanwezigheid van hoofdzakelijk moslim-immigranten. Voor de Westeuropese beleidsmensen is een levensgroot dilemma ontstaan. Een integratiebeleid kost geld en dat is budgettair niet beschikbaar. Bovendien zal elke voorkeursbehandeling van vreemdelingen door extreem-rechts worden aangegrepen om te wijzen op de discriminatie van de autochtone bevolking. Het beleid van de voorbije | ||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||
jaren - inactiviteit en struisvogelpolitiek - kan niet worden voortgezet, want ook dat speelt in het voordeel van extreem-rechts Het huidige extreem-rechts is moeilijk onder één noemer te brengen. Dat geldt zowel voor het programma, de aanhang als de leiding. Dat maakt het fenomeen des te gevaarlijker. Deze partijen zullen niet zonder meer verdwijnen. Naarmate de politieke en economische problemen uitzichtlozer worden zal hun aanhang stijgen. Dat zij een attractiepool zullen blijven voor bepaalde groepen van het kiezerscorps is moeilijk te voorkomen. Wetten of internationale verdragen kunnen weliswaar de slachtoffers van bepaalde praktijken een zekere bescherming bieden, maar werken niet in op de geestesgesteldheid van de autochtone bevolking. Integendeel zelfs. Men mag zich geen illusies maken: de harde kern van extreem-rechts, de militanten en een deel van de kiezers, is bewust of onbewust racistisch. Extreem-rechts opteert voor een neo-koloniale, superieure houding t.o.v. de niet-blanke medemens. Men pleit voor het terugplooien op de eigen natie en gelooft dat het samenleven met andere culturen binnen de eigen staatsgrenzen onmogelijk is. De uitdaging waarmee extreemrechts de Westeuropese samenleving confronteert is dan ook enorm. De idee van de mensenrechten is immers het sluitstuk van een lange filosofische en culturele evolutie. Vanuit christelijk en humanistisch perspectief is dan ook een krachtige tegenreactie noodzakelijk: om te beginnen een volgehouden en objectieve informatiecampagne die probeert een aantal taaie vooroordelen m.b.t. vreemdelingen ongedaan te maken. Verder moeten beleidsmensen zich ervoor hoeden de voorwaarden te creëren die in de jaren dertig de opgang van extreem-rechts mogelijk hebben gemaakt (de corruptie, de afbouw van de sociale verworvenheden, het regeren bij decreet, het stimuleren van een oorlogspsychose). Van de vreemdelingen mag men verwachten dat zij aspecten van hun cultuur die botsen met de Westeuropese, aanpassen. Politieke partijen moeten er op letten dat zij niet in de val trappen die extreem-rechts voor hen heeft gespannen; met name aan die partijen een legitimiteit te verschaffen door bepaalde electorale programmapunten over te nemen. | ||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||
Bibliografie
|
|