De wetenschap kleedt uit
Iedereen die wel eens wat onderzocht heeft - amateuristisch of professioneel - weet dat je in zo'n geval nooit op alles tegelijk kunt letten. Allereerst ben je geïnteresseerd in bepaalde aspecten van de wereld om je heen. Een psycholoog let op andere dingen dan een bioloog, en een bioloog ziet weer andere zaken dan een fysicus. Elk vakgebied creëert dus in zekere zin een eigen ‘wereld’. Daardoor heeft een psycholoog oog voor psychologische processen en zaken, terwijl een bioloog biologische feiten en gebeurtenissen waarneemt. Dit wil niet zeggen dat onze wereld in compartimenten is opgesplitst, maar aan een bepaald proces kunnen vele aspecten zitten, niet alleen psychologische of biologische, maar nog vele andere. Eenzelfde gebeurtenis kan dus met verschillende ‘brillen’ worden bekeken: de een ziet de psychologische kant van de zaak, de ander heeft meer oog voor het biologische aspect ervan.
Dat is een eerste stap. Vervolgens wordt in elk experiment de aandacht gericht op wat ‘relevant’ is. Men vraagt zich bijvoorbeeld af of er, als gevolg van het experiment dat we uitvoeren, een verandering in kleur, temperatuur, richting, of beweging valt te constateren. Anders gezegd: er moet zoiets als een probleemstelling zijn. Daarmee is het aandachtsveld van de onderzoeker nauwkeurig afgebakend. Grote geleerden zijn hieraan te herkennen dat ze hun vele vraagtekens weten terug te brengen tot een overzichtelijk probleem.
Elk onderzoek vereist dus afbakening en beperking. De ware onderzoeker is dan ook een meester in het afpalen van zijn probleemstelling. Maar dat is niet het enige. Daarnaast moet hij nog zorgen dat de te onderzoeken gebeurtenis uit haar natuurlijke context wordt ‘gelicht’. Technisch gezegd: in het experiment moeten storende variabelen worden uitgeschakeld en alle andere variabelen moeten onder controle worden gehouden. Experimenten spelen zich als het ware af in de beschermende reageerbuis van het laboratorium, opdat de echte natuur geen roet in het eten kan gooien. In het lichaam (‘in vivo’) is een biologisch experiment nu eenmaal moeilijker onder controle te houden dan in een reageerbuis (‘in vitro’). Kortom, een probleem moet niet alleen worden afgebakend, maar tevens moet het hanteerbaar en controleerbaar worden gemaakt.
Het gevolg van dit alles is dat elke wetenschap werkt met en uitgaat van een kunstmatige ‘wereld’ - dat wil zeggen: een wereld met geselecteerde dingen, gebeurtenissen en verschijnselen, die bovendien nog op een bepaalde manier worden gemanipuleerd. Men zegt ook wel dat wetenschap per definitie reductionistisch te werk gaat: de complexiteit en veelvormigheid van gebeurtenissen wordt ‘terug-ge-