| |
| |
| |
Beijing en het gemenebest van onafhankelijke staten
Valérie Niquet
De weerslag van het uiteenvallen van de Sovjetunie op de Chinese binnen- en buitenlandse politiek is aanzienlijk. Het zogenoemde historische bezoek van Michaël Gorbatsjov aan Beijing in mei 1989 verloor veel van zijn betekenis door het neerslaan van de democratische beweging op het Tiananmenplein. Wat er kort daarop in de Sovjetunie gebeurde, betekende voorlopig het einde van tien jaar moeizame toenadering tussen China en de Sovjetunie.
Toen Gorbatsjov in augustus 1991, na de mislukte reactionaire coup, in Moskou terug was, gaven de Chinese leiders de indruk hem ideologisch te steunen. Maar sinds zij de leiders zijn van wat er van het socialistische kamp nog overschiet, beschuldigen zij de grafdelvers van het communisme in de Sovjetunie. In januari 1992 rapporteerde de People's Daily over het succes van pro-communistische betogingen in Moskou, en op de 68e verjaardag van Lenins sterfdag verkondigden de uitgevers van het blad nog eens uitdrukkelijk dat zij de grote leider trouw blijven.
Maar met het verdwijnen van de Sovjetunie heeft China een belangrijke diplomatieke en ideologische medestander verloren. Het welvarende Taiwan, met zijn nieuwe democratische koers, boekte intussen diplomatieke successen in het gebied van de vroegere Sovjetunie: meer economische hulp en allerlei vormen van samenwerking.
Tien jaar reeds had China zich ingespannen voor een nieuwe, open economie; wilde het niet geïsoleerd geraken, dan mocht het zich niet langer ideologisch radicaal opstellen. Bovendien konden de Chinese leiders de positieve resultaten van hun onderhandelingen met Moskou niet laten verloren gaan, met name de vlottere betrekkingen en de ontspanning in de grensgeschillen.
Vandaar dat het rampzalige nieuws - Michaël Gorbatsjovs ontslag, het uiteenvallen van de Sovjetunie en de triomf van Boris Jeltsin - in Beijing een heel paradoxale reactie uitlokte. Naar buiten toe zoekt
| |
| |
China in het gevlij te komen bij de nieuwe staten, voor het binnenland geldt weer voor alles de pragmatische aanpak.
| |
Diplomatiek offensief bij de nieuwe staten
In augustus 1992 publiceerde de People's Daily de principes van de huidige buitenlandse politiek. Na veel citaten van Mao Zedong en galmende oproepen om de verdrukte volkeren te helpen en verder samen te werken met de landen van Derde Wereld, geeft het artikel toe dat China zich moet aanpassen aan de nieuwe internationale situatie. Dit moet gebeuren op basis van de vijf principes van vreedzame coëxistentie, waardoor het mogelijk is betrekkingen aan te knopen met landen met een ander sociaal systeem of ontwikkelingspeil.
En zo hebben de Chinese leiders, zo gauw zij beseften dat het lot van de Sovjetunie bezegeld was, inderdaad hun onvruchtbare ideologische strategie laten varen. Zij besloten de vijf principes toe te passen voor de nieuwe onafhankelijke republieken en vlug met elk van hen afzonderlijk betrekkingen aan te knopen.
Al op 25 december 1991, de dag waarop Gorbatsjov ontslag nam, betuigde Qien Qichen de vriendschap van het Chinese volk voor alle volkeren van de nieuwe republieken. Hij zei dat China zich voornam betrekkingen aan te knopen met elk van hen en daarbij het principe trouw te blijven van non-interventie in de binnenlandse politiek van andere landen, een principe waaraan de Chinese regering veel gelegen is. Terzelfdertijd vertrok een delegatie voor een rondreis door de vroegere Sovjetunie, onder leiding van de minister van buitenlandse economische betrekkingen en handel, om contacten te leggen met de nieuwe republieken en te verzekeren dat onverminderd vastgehouden werd aan de principes vervat in de gemeenschappelijke communiqués van 1989 en 1991 en aan de afspraken en verdragen met de vroegere Sovjetunie.
En zo bezocht begin januari 1992 de Chinese delegatie achter elkaar Rusland, Oekraïne en de Staten van Centraal Azië. Handelsakkoorden en gemeenschappelijke verklaringen werden ondertekend: dat ieder volk het recht heeft zijn eigen politiek systeem te kiezen; dat de nieuwe republieken Beijings standpunt in de kwestie Taiwan blijven bijtreden (blijkbaar een gevoelig punt voor de Volksrepubliek). Eind januari ondertekende China bovendien een handels- en samenwerkingsverdrag met Armenië.
Staatshoofden of regeringsleiders van de nieuwe staten kwamen op hun beurt naar Beijing en lieten zo hun instemming blijken met de rol die de Volksrepubliek speelt in Azië. Zij bereidden ook de weg voor Boris Jeltsin die vorige maand op bezoek kwam.
| |
| |
De Belorussische eerste minister kwam in januari 1992 het GOS voorstellen (In de gemeenschappelijke verklaring handelt het hele artikel 3 over de kwestie Taiwan). In februari kwam de president van Kazakhstan een verdrag ondertekenen over economische samenwerking. In maart was het de beurt aan de president van Uzbekistan om negen verdragen te ondertekenen over economische, culturele en wetenschappelijke samenwerking. Nog in maart, enkele weken na de vluchtige ontmoeting van Li Peng en Boris Jeltsin in New York, kwam de Russische minister van buitenlandse zaken. Beide partijen betoonden zich tevreden over de groeiende vriendschappelijke betrekkingen en bevestigden de gemeenschappelijke verklaringen van 1989 en 1991. Li Peng beklemtoonde dat niemand de eigen rol van Rusland en China in Noord-Azië kan betwisten.
In mei 1992 bezocht de president van Estland Beijing in naam van de Baltische staten; de Chinese regering maakte zich immers zorgen vanwege de onafhankelijkheid van die staten. Li Peng verklaarde toen weer eens met klem dat het ieder volk vrijstaat zijn eigen sociaal bestel te kiezen en dat verschillen op dit punt nooit het aanknopen van betrekkingen in de weg mogen staan. Ook nog in mei kwam de president van Kirghizstan. Hij had het uitvoerig over China's rol in Centraal-Azië en ondertekende acht samenwerkingsverdragen. Tenslotte kwam in juli de Armeense president en ondertekende een gemeenschappelijke verklaring.
Dat Beijing er zo op gebrand was de nieuwe republieken te erkennen is een duidelijk teken dat het zoveel mogelijk vruchten wil plukken uit tien jaar normalisatie van de betrekkingen met de Sovjetunie. De Volksrepubliek wil ook graag de onderhandelingen voortzetten over de grensgeschillen en de vroeger met de Sovjetunie aangegane militaire verbintenissen veilig stellen.
| |
Grensgeschillen en militaire samenwerking
Op 16 mei 1991 ondertekende Jiang Zemin in Moskou een akkoord over de oostelijke grens tussen China en de Sovjetunie. Dit akkoord is pas op 25 maart 1992 door het Volkscongres geratificeerd omdat de Russische Federatie eerst moest verklaren de verbintenissen van de Sovjetunie te zullen nakomen. Onderhandelingen over de westelijke grens zullen moeilijker zijn omdat China nu moet onderhandelen met verschillende tegenpartijen. Maar er is toch al een eerste overleg geweest in Moskou van 26 juni tot 6 juli 1992.
Op het militaire vlak hebben Beijing en Moskou al in 1988 de eerste maatregelen getroffen om het wederzijdse vertrouwen te bevorderen, o.m. een inkrimping van de Sovjettroepen aan de grens. Na de val van
| |
| |
de Sovjetunie zijn nog meer stappen in die richting gezet. Eind februari 1992 waren er in Beijing gesprekken met de Russische minister van landsverdediging, waarbij Jiang Zemin nog eens het principe vooropstelde van niet-interventie in de interne aangelegenheden van een ander land. Het nieuwe Rusland is volop in beslag genomen door zijn eigen wederopbouw en het herstel van een ontredderde economie; voorlopig verlangt het, net als Beijing, alle spanningen aan de grens te vermijden. In april is in Beijing door een werkgroep gepraat over nog meer vertrouwenwekkende maatregelen in de grensprovincie.
Maar blijkbaar wil men ook andere militaire samenwerking. Het hoofd van het Russische opperbevel in het Verre Oosten gaf in het voorjaar aan de Chinese chefstaf te kennen dat hij vriendschapsbanden wenste tussen de beide legers. Een woordvoerder van het Russische ministerie van buitenlandse zaken beloofde plechtig dat de Russische Federatie geen wapens zal uitvoeren naar Taiwan en als tegengebaar liet Beijing - volgens Japanse bronnen - interesse blijken voor de aankoop van enkele van de meest geavanceerde oorlogsbodems van de Sovjetunie.
| |
Uitbreiding van de handel
In 1991 bedroeg de handel met de Sovjetunie slechts 3% van de totale buitenlandse handel van China. Toch was er al van 1982 tot 1991 een sterke aangroei geweest: van 363 miljoen US$ naar 3,9 miljard US$. Beijing spant zich in om die groei nog te versnellen. De eerste delegatie naar de landen van de vroegere Sovjetunie had een geladen economisch programma en haar hoofdbekommernis was economische- en handelsakkoorden af te sluiten met ieder van de landen waar ze langs kwam.
Jarenlang heeft China voedingswaren en consumptiegoederen geleverd die het gebrekkige produktie- en distributiesysteem van de Sovjetunie niet bij machte was aan te bieden. Nu nog voert China naar de vroegere Sovjetlanden zijde uit, katoen, tee, maïs, soja, fruit, vlees en vee (vooral naar de moslimrepublieken) en verder kleren, schoenen, dekens, emailkommen, landbouwwerktuigen, gereedschap, autobatterijen en elektrische apparaten. De Sovjetunie van haar kant levert aan China het hout en het staal waar de groeiende Chinese economie behoefte aan heeft, en verder auto's, tractoren en vliegtuigen. In mei 1992 zei de vice-premier van de Russische federatie aan Tian Jiyun dat de uitbreiding van de economische betrekkingen met China een essentieel element is van de economische politiek van Boris Jeltsin en de Russische regering.
| |
| |
Schaarste aan buitenlandse deviezen en economische moeilijkheden in de Sovjetunie remden in 1991 de groei van de China-Sovjethandel. Wel nam de grenshandel intussen sterk toe: van 0,1% van de totale China-Sovjethandel in 1987 tot 25% in 1991. Het uiteenvallen van de Sovjetunie versterkte nog die evolutie. Grenshandel kan inderdaad veel gemakkelijker de huidige snelle veranderingen volgen omdat er een lange traditie bestaat van ruilhandel tussen de grensgebieden; het is ook veel gemakkelijker vraag en aanbod op elkaar af te stemmen voor grensstreken dan voor de nationale economieën. Chinese deskundigen zijn overtuigd dat de vlotste handel tussen China en het GOS in de jaren 90 aan de grens zal verlopen. De Russische minister van buitenlandse zaken gaf in maart 1992 in Beijing te kennen dat hij de grenshandel heel geschikt vindt om het gevaar voor isolement te bezweren voor grensdistricten in zijn land. Kazakhstans vice-premier had al in januari voor verslaggevers van het Persagentschap Nieuw China verklaard dat ook zijn land meer handel verlangde met China.
| |
Open op het noorden
In China zelf is het voor afgelegen provincies vitaal dat zij grenshandel drijven want ze hebben nog maar weinig mee genoten van de openheidspolitiek en zij liggen steeds meer achter op Zuidoost-China. In april besteedde ook de conferentie voor buitenlandse handel aandacht aan het belang en de vooruitzichten van dit soort handel, met name voor de provincies Xinjiang en Heilongjiang. Om de grenshandel te stimuleren, vooral tussen het noordoosten en het Russische Verre Oosten, duidde de staatsraad in maart 1992 vier nieuwe grensgebieden aan voor economische coöperatie langs de rivieren de Hei en de Suifen in de provincie Heilongjiang, in Hunchun (Jilin) en Manzhouli (Binnen-Mongolië).
In 1983 kwam de handel tussen Heilongjiang en het Russische Verre Oosten, na een onderbreking van meer dan 25 jaar, weer op gang. Hij is van dan af heel druk geweest, dankzij de uitgesproken steun van de plaatselijke leiding. Vanaf 1988 zijn er ruim elf havens opengesteld, en dat heeft een veelzijdige ontwikkeling van de streek aangezwengeld. In 1991 waren de industriële produktie 11%, en het inkomen 14% hoger dan het jaar daarvoor.
Op dit ogenblik is de grenshandel tussen Heilongjiang en de vroegere Sovjetunie goed voor 20% van de totale handel tussen China en het GOS. De provinciegouverneur Shao Qihui hoopt dat in de toekomst de hele in- en uitvoer van en naar Rusland over Heilongjiang zal lopen. Vandaar de nieuwe slogan: ‘Verbonden met het Zuiden, open op het Noorden’. Maar Heilongjiang beschikt niet over de nodige
| |
| |
infrastructuur voor energie en vervoer; economisten betwijfelen trouwens of het wel goed is de ontwikkeling van de provincie te laten steunen op de grenshandel en zo totaal afhankelijk te maken van de onzekere politiek van Rusland. Er gaan stemmen op om een ‘speciaal economisch gebied’ in het Noordoosten te vormen met de provincies Heilongjiang, Jilin en Liaoning. Dit gebied zou dan de Koreaanse en Japanse investeringen aantrekken en een spil vormen waarrond het Noordoosten van Azië en het Russische Verre Oosten zich kunnen ontwikkelen.
| |
De zijderoute
Ook in het westen, tussen Xinjiang en de Sovjetunie is de handel snel toegenomen van 4,4 miljoen US$ in 1986 tot 5,5 miljoen US$ in 1990. Tegelijk is er, door het recente accent op de plaatselijke initiatieven, nieuw leven ingeblazen in de traditionele handel tussen Xinjiang en Centraal-Azië: de plaatselijke niet-officiële handel schoot omhoog van 1,15 miljoen US$ in 1989 naar 4,72 miljoen US$ in 1990.
Xinjiang ligt wel - in tegenstelling tot Heilongjiang - ver van China's best ontwikkelde kuststreek; het hoofdelijk inkomen is er slechts een tiende van dat in b.v. Guangdong. Toch lijkt Xinjiang bijna rijk vergeleken met de vroegere Sovjetrepublieken van Centraal-Azië, waarvan de inwoners graag de grens overkomen naar de vrij goed voorziene markten.
Om de achterstand van de grensgebieden op te halen, pleitte het Nationale Volkscongres in maart 1992 voor nog meer handel met Kazakhstan, dat zich heel geïsoleerd voelt in het GOS. Kazakhstans vice-president stelde in juni 1992 het laatste vak open van de spoorlijn Urumqi - Alma-Ata. Deze nieuwe verbinding zal allicht de handel stimuleren in deze streek, waar de infrastructuur voor het vervoer beperkt is.
| |
Pragmatische houding tegenover het ethnisch separatisme
De plotselinge opflakkering van diplomatieke en economische initiatieven geeft een goed beeld van het pragmatisme in de buitenlandse politiek van de regering in Beijing tegenover het GOS. Ook de binnenlandse politiek is de pragmatische weg opgegaan ten gevolge van het uiteenvallen van de Sovjetunie. Na drie jaar ideologische harde lijn, overheersen nu weer hervorming en openheid.
In de eerste helft van 1992 dwongen een aantal gebeurtenissen en problemen de leiding tot een nieuwe koers en een herschikking van
| |
| |
haar prioriteiten. Op 25 december 1991 verklaarde Qian Qichen dat China zijn politiek van openheid wilde voortzetten en een volkseigen socialistische weg bewandelen. In mei 1992 zei Li Peng aan zijn gast, de president van Kirghizstan, dat China een volkseigen socialisme uitbouwde op basis van hervormingen en openheid. Intussen had Deng Xiaoping zijn symbolische reis door de Bijzondere Economische Zones van Zuid-China gemaakt; hervormingen werden versneld doorgevoerd en er werd de bevolking gevraagd om een nieuwe emancipatie van de geest.
| |
En toch...
Maar voor streken waar nationale minderheden wonen, zoals Xinjiang, worden de hervormingspolitiek, de openheid en de economische ontwikkeling veel omzichtiger gevoerd. De machthebbers in Beijing eisen in die streken strenge ideologische rechtzinnigheid uit vrees dat zij in de verleiding komen zich onafhankelijk te verklaren. In september 1991, nauwelijks een maand na de mislukte conservatieve staatsgreep in Moskou, verklaarde Ismail Amat, voorzitter van de Rijkscommissie voor Nationale Minderheden, dat politieke veranderingen in het buitenland de partijpolitiek ten aanzien van minderheden helemaal niet beïnvloeden. Als grondslagen van die politiek vernoemde hij: marxisme, eerbied voor de rechten van alle nationaliteiten en vrijwaring van de territoriale eenheid van het land.
Vertegenwoordigers van de nationale minderheden congresseerden in maart 1992 in Beijing en verklaarden dat het socialisme de lichtende weg is voor alle nationaliteiten. Persberichten over de economische groei en de verbeterde levensstandaard in gebieden van minderheden verklaren met nadruk dat die ontwikkeling de vrucht is van tien jaar volgehouden hervormingspolitiek van de nationale overheid. Volgens een bericht van oktober 1991 in de People's Daily is het hoofdelijk inkomen in die streken van 1981 tot 1985 gemiddeld 10% per jaar gestegen.
Volgens Wang Qun, partijsecretaris van Binnen-Mongolië, versterken de hervormingen en de economische groei de banden tussen de nationaliteiten; zij zijn de enige verdedigingswal tegen de ideologische aanvallen uit het buitenland. Toch beschouwt de leiding doorgaans de minderheden aan de grens als een bedreiging voor de stabiliteit.
| |
Xinjiang
Song Hanliang, partijsecretaris van Xinjiang, sprak in maart 1992 over de veranderingen in het buitenland en riep op tot de strijd ‘tegen
| |
| |
theorieën die de vreedzame hervorming van het Chinese politieke systeem bepleiten of het streven naar plaatselijke onafhankelijkheid’. Alleen het zuivere socialisme vindt bij hem genade.
Xinjiang ligt dicht bij de vroegere Centraalaziatische Sovjetrepublieken en heeft dezelfde traditie van taal, cultuur en godsdienst. Het trad pas in 1884 (verdrag van Kashgar) toe tot het Chinese keizerrijk. Later was het nog even autonoom als republiek van Oost-Turkestan maar in 1949 werd het ‘heroverd’ door de communistische Chinezen. Xinjiang is nu zeker een van de onrustige gebieden in de Volksrepubliek.
Een document voor intern gebruik in Beijing stelt dat de separatistische Uygurbeweging sterk gestimuleerd wordt door de politieke verschuivingen over de grens. Veertig Uyguren, die tijdens de culturele revolutie hun toevlucht zochten in Kazakhstan, zouden klaar staan om een ‘bevrijdingsfront’ voor Uygurstan te organiseren vanuit Alma-Ata. Bij demonstraties in Urumqi en andere steden, tegen het einde van oktober 1991, arresteerde de politie een aantal Uygurs die over de grens gekomen waren. Beijing beschuldigt ook de religieuze leiders dat zij zonder vergunning moskeeën en koranscholen oprichten, propaganda voeren voor onafhankelijkheid, de regering tegenwerken inzake onderwijs en huwelijken en zich verzetten tegen de geboortebeperking die Li Peng vanaf 1989 wilde doorvoeren in de minderheidsgebieden. Een soortgelijk religieus activisme was actief in Sovjet Centraal-Azië ten tijde van Gorbatsjov.
| |
Onrust
Onlusten braken uit in mei 1989 naar aanleiding van de democratische beweging in Beijing. Sindsdien is er een hele reeks opstootjes geweest, plaatselijk met geweld. In april 1990 kwamen vijftig mensen om bij rellen nadat er tijdens de ramadan opgeroepen was tot de heilige oorlog. Er zijn geruchten dat wapens en explosieven binnen gesmokkeld worden in de Kazakhse autonome prefectuur van Ili. Op 5 februari 1992, tijdens de nieuwjaarsfeesten, vielen zes doden bij een bomaanslag in een busstation.
Hoe ernstig is de toestand? Enerzijds laat de oprichting van een ondergrondse Islamitische Partij van Oost-Turkestan vermoeden dat er geregelde acties op komst zijn. Anderzijds lijken de opstootjes nog niet meer dan plaatselijke onrust. Bovendien wil de leiding in het aangrenzende Kazakhstan Beijing graag te vriend houden; zij laat horen dat zij geen nationalistische rustverstoorders wenst in de grensgebieden. Waarschijnlijk is het economische debâcle in de nieuwe onafhankelijke staten een voldoende afschrikking tegen avonturen; dit speelt in de
| |
| |
kaart van Beijing. De Chinese regering reageert intussen op de onrust in Xinjiang zoals ze het in Tibet deed: meer troepen sturen en de rol van het leger ophemelen: ‘vader en moeder van het volk’.
| |
Besluit
China is niet zinnens de vruchten van tien jaar toenadering met de Sovjetunie te laten verloren gaan; het is evenmin bereid de banden met de westerse landen en hun markten te laten verzwakken. Het wil bovendien voorkomen dat Taiwan zijn voordeel doet met het uiteenvallen van de Sovjetunie. Vandaar de huidige niet-ideologische politiek tegenover het GOS: diplomatieke erkenning van de nieuwe staten en opdrijven van de handel in de grensgebieden.
Maar uit Beijings houding tegenover de nationalistische beweging in Xinjiang blijkt dat China niet consequent is in zijn reactie op het uiteenvallen van de Sovjetunie. Wat het binnenlands beleid betreft, komen ook de meest fervente aanhangers van hervormingen moeilijk los van het ideologisch radicalisme. De leiders zijn het kennelijk nog niet eens over het beste antwoord op het verdwijnen van het Sovjetrijk en op het gevaar dat de Volksrepubliek niet langer de vlaggedrager van het socialisme blijft.
Dit artikel werd overgenomen uit China News Analysis (nr. 1469, 1 oktober 1992), een informatiebulletin over China uitgegeven door de jezuïeten in Hongkong (GPO Box 3225).
|
|