Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1267]
| |
Pleidooi voor een interreligieuze dialoog
| |
[pagina 1268]
| |
Vanuit de christelijke kerken, of breder: vanuit christelijk perspectief, wordt er op nogal uiteenlopende wijze gereageerd op de uitdaging van de religieuze pluraliteit. Er zijn verschillende en soms zeer tegenstrijdige antwoorden op bovenstaande vragen geformuleerd. Globaal gesproken kunnen er momenteel drie wijzen van benadering onderscheiden worden: nl. exclusivisme (Jezus Christus is de enige weg waardoor mensen tot bevrijding en heil kunnen komen); inclusivisme (er zijn verschillende heilswegen maar de norm en het criterium tot beoordeling en onderscheiding der geesten is gelegen in Jezus Christus) en pluralisme. Het pluralistische model stelt dat er vele authentieke wegen tot het Mysterie van de Waarheid zijn, waaronder als relevante mogelijkheid de christelijke weg: niemand bezit het monopolie van de waarheid. De laatstgenoemde uitdagende benadering stuit enerzijds op veel verzet, maar wordt anderzijds door steeds meer theologen (maar ook door b.v. godsdienst- en cultuurfilosofen) gezien als een poging om recht te doen zowel aan de christelijke traditie als aan de vele andere religies. In dit artikel zal ik deze pluralistische benaderingswijze beschrijven uitgaande van het gedachtengoed van de Indiase theoloog Stanley J. Samartha (o1920). | |
Op het grensvlak van religies en culturenNa een levenslange zoektocht naar een authentieke christelijke identiteit in een religieus-plurale samenleving, schrijft Samartha over zichzelf: ‘Ik ben christen van geloof, hindoe vanwege cultuur, Indiër vanwege staatsburgerschap en oecumenisch in de meest diepe en brede zin van het woord’ (In Search of new Relationships, manuscript 1990). Als overtuigd oecumenisch christen en geworteld in de Indiase cultuur meent hij dat de christelijke kerk haar navelstaarderij en parochiale hokjesgeest dient op te geven en in plaats daarvan christelijk getuigenis dient te geven in een tolerante en dialogische houding. Vele ontmoetingen met andersgelovigen, vooral hindoes, boeddhisten en moslims, en reflectie op die ontmoetingen hebben hem tot die overtuiging gebracht. Opgegroeid in het piëtistische klimaat van de (protestantse) Bazelse zending in het zuidwesten van India, heeft Stanley Samartha voortdurend zijn horizon verbreed. Na docent (filosofie en godsdienstgeschiedenis) en rector te zijn geweest op diverse theologische seminaries in India (Mangalore, Bangalore, Serampore) werd hij in 1968 assistent-secretaris van de afdeling voor de bestudering van zending en evangelisatie bij de Wereldraad van Kerken te Genève. Een van zijn taken was om de bezinning over de christelijke houding t.a.v. andere godsdiensten binnen de Wereldraad voort te zetten en te stimuleren. Samartha kwam tot de overtuiging dat de theologische koers tot dan toe te antithetisch was: het christelijk geloof tegenover de andere godsdiensten, geopenbaarde waarheid tegenover tot niets leidende religieuze zoektochten, ‘wij’ tegenover ‘zij’. Samen met anderen begon hij te pleiten voor interreli- | |
[pagina 1269]
| |
gieuze ontmoeting en dialoog. Laten we elkaar eerst ontmoeten voor we theologische oordelen vellen. Zijn inspanningen hadden de oprichting van de dialoog-afdeling bij de Wereldraad tot gevolg in 1971: de sub-unit Dialogue with People of Living Faiths and Ideologies. De Wereldraad wilde er mee uitdrukken dat dialoog een eigen plaats heeft, en niet beschouwd kan worden als een instrument voor zending, als ware dialoog een nieuwe zendingsstrategie. Samartha werd de eerste directeur en heeft veel gedaan om het heersende denkklimaat in en buiten de Wereldraad te veranderen. Zijn streven was erop gericht om positieve relaties op te bouwen met aanhangers van andere godsdiensten. Daartoe organiseerde hij vele dialoogconferenties. Voor het eerst in de geschiedenis van de oecumenische beweging werden hindoes, moslims en anderen door de Wereldraad uitgenodigd om met christenen samen te komen, ervaringen uit te wisselen, na te denken over hoe vooroordelen over elkaar konden worden weggeruimd; over hoe met elkaar samen gewerkt zou kunnen worden; en over hoe bruggen konden worden geslagen tussen de religies. Samartha's leiderschap was onmiskenbaar. Bescheiden, vragen stellend, mensen bij elkaar brengend, bracht hij een ommekeer teweeg in het denken over andere religies en ontstond een nieuwere vorm van een christelijke theologie van de godsdiensten. Niet dat wat religies en mensen van verschillend geloof scheidt staat hierin voorop, maar dat wat samenbindt. Zijn dialogische aanzetten zijn door de Wereldraad overgenomen. Dialoog is een ‘ecumenical concern’ geworden; het staat op de agenda's van de kerken en wordt steeds meer als één van de grootste uitdagingen aan onze tijd gezien. In de huidige structuur van de Wereldraad valt het nieuwe bureau voor inter-religieuze relaties (Office on Interreligious Relations) direct onder de secretaris-generaal. Begin jaren tachtig vestigt Samartha zich weer in Bangalore. Daar is hij o.a. adviseur van het Christian Institute for the Study of Religion and Society en gasthoogleraar aan het United Theological College. Via publikaties en lezingen houdt hij zich intensief bezig met de theologische consequenties van de ontmoeting met anders gelovigen voor de christelijke theologie. | |
Pleidooi voor interreligieuze dialoogWaar Samartha telkens weer op hamert is dialoog: het gesprek, de ontmoeting met de andersgelovige: hoe kun je met je oordelen klaar staan nog voordat je de ander kent, weet wat hem of haar beweegt? Christelijke leerstellingen mogen nooit gebruikt worden om de religieuze ander een plaats te wijzen waar hij of zij zich niet in herkent en niet in thuis voelt. Christelijke leerstellingen zijn bedoeld als leidraad voor de eigen levensstijl. Ze zijn er niet om de levenswijze van anderen te beknotten en beperken. Waarom zouden we eigenlijk met elkaar in dialoog gaan? Samartha fundeert de dringende noodzaak tot dialoog allereerst in het menszijn. Mensen | |
[pagina 1270]
| |
zijn op elkaar, op gemeenschap, aangewezen. Zonder ontmoeting, verbaal of non-verbaal, is er geen werkelijk menselijk leven mogelijk. Eigen aan mensen is dat ze de capaciteit hebben om zich te kunnen binden aan mensen met wie ze opgroeien (familie, stam- of groepsleden, volksgenoten), aan tradities en geloofsvoorstellingen, maar ook dat ze open kunnen zijn voor wat van nature vreemd is: een ander slag volk, mensen van ander geloof. Menszijn is gemeenschappelijk aan iedereen: wat het betekent mens te zijn kan echter verschillend geïnterpreteerd worden. Het mysterie van mens te zijn wordt door iedere religieuze traditie op een eigen karakteristieke wijze benaderd. In de dialogische ontmoeting met elkaar zouden de verschillende inzichten in het bestaansmysterie bij elkaar gebracht kunnen worden. En dat niet zozeer uit intellectuele interesse, maar uit betrokkenheid met wat er gebeurt in een wereld die gedomineerd wordt door wetenschap en techniek en die bedreigd wordt door oorlog en milieurampen. Mensen kunnen van elkaar leren, en wederzijds leren kan de kwaliteit van het bestaan alleen maar verbeteren. Het gaat bij dat verbeteren niet om een plat materialisme, maar om een menszijn dat zich voltrekt in relatie tot medemensen, tot de natuur en tot God. Hoewel Samartha het niet zo noemt, zou je met verwijzing naar een andere Indiër, de missioloog Michael Amaladoss s.j., kunnen spreken van een spiritueel humanisme (zie Ilse Bulhof, Spiritueel humanisme). De waardigheid van de mens staat centraal. Werkelijk dialogisch ontmoeten is een spannend spiritueel gebeuren. Het is een overwinnen van beslotenheid, een afzweren van wederzijdse afsluiting. Een dialogische houding vraagt, aldus Samartha, openheid en vrijheid om te ontvangen en om te geven. Het vraagt zowel om openheid naar anderen toe, als om openheid naar het transcendente, naar dat wat het gewone bestaan overstijgt. Dialoog is niet alleen gemeenschapsbouwend, maar ook een weg tot zelfkennis en tot zelf-transcenderende kennis. De noodzaak van dialoog wordt dus door Samartha gefundeerd in het menszijn. Dialoog is naar Samartha's overtuiging echter ook een christelijke plicht en opdracht. Zoals God mens onder de mensen is geworden, zo moeten ook christenen het contact met andersgelovigen niet schuwen. Wij mogen ons niet terugtrekken in een christelijk getto. Hebben we niet Jezus' belofte dat de Geest in alle waarheid leidt? De Geest van God kunnen we niet inperken. Laten we ons verheugen over het werk dat God doet in de levens en geschiedenissen van onze hindoe en moslim broeders en zusters. Natuurlijk, zegt Samartha, moeten we niet alle godsdiensten op één hoop gooien; daar is niemand bij gebaat. We moeten juist de eigenheid van de verschillende religieuze tradities erkennen: zij vormen verschillende antwoorden op het Mysterie van God. We ontdekken misschien dat we samen als pelgrims onderweg zijn naar Gods toekomst. Kortom: dialoog is een zoektocht naar nieuwe relaties tussen mensen van verschillende tradities in een pluralistische samenleving. Dialoog is uiteindelijk | |
[pagina 1271]
| |
een grondhouding in het leven - een houding die wordt gekenmerkt door openheid en respect voor de inzichten in andere tradities, en loyaliteit t.o.v. de eigen traditie. Dialoog impliceert, in Samartha's verstaan, de verwerping van exclusivisme en inclusivisme. | |
Zoektocht naar het mysterie van godMet de vorige paragraaf zijn we eigenlijk al midden in de theologie beland. Samartha is gekomen tot een pluralistisch-theologische benaderingswijze. Als we willen nagaan wat dit voor hem inhoudt, komen we al heel snel bij het woord ‘Mysterie’ uit. Mysterie is een heel belangrijke notie bij Samartha. Mysterie is het Mysterie van God of het Mysterie van de Waarheid. Het is de Waarheid van de waarheid, het transcendente centrum dat altijd groter is dan het totaal van onze voorstellingen. Mysterie ligt buiten ons perceptie vermogen. Het is niet te bevatten, niet in begrippen vast te leggen. Met verwijzing naar een gezegde uit de Indiase Upanisjaden: het is dichtbij en toch veraf, kenbaar en toch onkenbaar, het meest intieme en tegelijkertijd het meest ultieme. Mysterie kan in verschillende religieuze tradities met verschillende namen aangeduid worden, maar één religieuze traditie kan niet exclusieve kennis omtrent het Mysterie claimen. Volgens Samartha maakt het oneindige Mysterie zich op verschillende plaatsen en op verschillende wijzen kenbaar in de menselijke geschiedenis en in het menselijk bewustzijn. Je zou dit openbaring kunnen noemen - een openbaring die menselijke reacties oproept. De menselijke antwoorden op het Mysterie zijn divers en meervoudig. Alle menselijke antwoorden, alle religies, zijn vóór het Mysterie relatief, ook de christelijke. Culturele en historische factoren zijn ondermeer verantwoordelijk voor de diversiteit en pluraliteit van religieuze tradities. De christelijke notie van de Triniteit (God, Christus, en de Geest) ziet Samartha als een symbolische en cultuurbepaalde expressie van dit Mysterie: het verwijst naar de diepte van Gods zijn dat uiteindelijk onbeschrijfbaar en ondefinieerbaar is. Een consequentie van deze benadering is dat er een ander model van waarheid ontwikkeld zal moeten worden. In westerse benaderingen wordt waarheid vaak geïnterpreteerd in termen van ‘of-of’. Het is óf het een óf het ander. God heeft dé weg, dé waarheid en hét leven geopenbaard in Jezus Christus. Logisch gezien kan er geen andere weg zijn. Er is geen compromis mogelijk m.b.t. waarheid. Waarheid is ten diepste dé waarheid die door God is geopenbaard in Jezus Christus. Deze waarheidsopvatting wordt o.m. door pluralistische theologen en filosofen als Samartha, Paul Knitter, Wilfred Cantwell Smith en John Hick scherp bekritiseerd. Er is een terughoudendheid bij hen om te spreken over absolute waarheid. Absolute waarheid is een Mysterie: het is niet iets waarover je kunt beschikken, maar iets wat je alleen in verwondering kunt laten gebeuren. Samartha zegt het pregnant: waarheid is niet iets statisch, onveranderlijk en normatief in de zin van ‘eens en voor | |
[pagina 1272]
| |
altijd’. Van een statische, absolute en exclusieve notie van waarheid moeten we komen tot een dynamische en dialogische opvatting. Het verstaan van waarheid is een dynamisch proces waarin sprake is van een groeien in waarheid, een ‘dialogue into truth’. Waarheid wordt door Samartha relationeel opgevat. Waarheid is altijd waarheid in relatie tot: tot andere waarheidsinzichten, tot andere mensen. Waarheid staat niet als een object apart, geïsoleerd. Loyaal blijven aan de waarheid die men in de eigen traditie heeft ervaren, is niet tegengesteld aan de mogelijkheid om verdere dimensies van waarheid te vinden in andere tradities. Waarheid ligt bovendien niet zozeer in dogma's als wel in personen, in de levens van mannen en vrouwen. Waarheid moet geleefd worden. Daarom kan er ook sprake zijn van groei naar en in waarheid. Inzichten in wat waarheid is komen op uit de dialogische ontmoeting. Natuurlijk: niet alles is waar, sommige dingen en mensen dienen bekritiseerd en be-of veroordeeld te worden. Maar waarheidscriteria zijn niet exclusief in één religieuze traditie te vinden. Alleen in relatie tot waarheidsinzichten in andere geloofstradities kan er iets van de Ultieme Waarheid oplichten. Zelf christen houdt ook Samartha staande dat Jezus Christus beslissend is voor de levens- en geloofswijze van mensen die zich noemen naar zijn naam. Maar de dogmatische en z.i. starre uitspraken over de absoluutheid en uniciteit van Christus dienen gerelativeerd te worden. Zeker, Jezus Christus is uniek, hij heeft een geheel eigen zicht gegeven op het Mysterie van God. Zijn geloofsrelatie met God heeft voor velen wegen geopend naar een bevrijdende beleving van Waarheid. Dat is reden tot vreugde en kan met anderen gedeeld worden. Het is echter geen reden tot een agressieve geloofsverkondiging die inbreuk maakt op culturen en geloofstradities. Wie Christus centraal stelt, stelt God centraal. Maar in een religieus-pluralistische wereld is het centraal stellen van Christus niet de enige weg om God centraal te stellen. In zijn heelheid van heil en gerechtigheid verwijst Christus naar het goddelijk Mysterie waarvoor christenen en hindoes (en anderen) staan. Daarom is het mogelijk om het verhaal van Jezus Christus te relateren aan de verhalen van Boeddha, Rama, en Krishna. Vanuit deze pluralistisch-theologische visie verstaat Samartha de zending van de christelijke kerk op een nieuwe wijze. Ook hier zijn parallellen te vinden met de al eerder genoemde Amaladoss. Vanuit zijn Indisch perspectief beziet hij ook het oude zendingsgebeuren met zeer kritische blik. Er was soms sprake van een negatieve houding onder de zendelingen en missionarissen t.a.v. wat zij aan ‘bijgelovigheden’ en ‘afgoderijen’ op het zendingsveld aantroffen. Volgens Samartha was deze negatieve houding een uitwas van het koloniale tijdperk met zijn Eurocentrische geschiedenis, kerk-centrische theologie, en westerse superioriteitsgevoelens inzake ras, cultuur en godsdienst. Veel van deze koloniale attitude ziet Samartha nog steeds terugkeren in termen als ‘evangelisatiecampagnes’, ‘missionaire strategieën’, en in liederen als ‘Voorwaarts Christen-strijders’. In de zending van de kerk mag het echter niet | |
[pagina 1273]
| |
gaan om propaganda voor de christelijke godsdienst als zodanig. Het gaat niet om het vergroten of vermeerderen van kerken. Missionair bezigzijn wil niet zeggen dat je andere religies en culturen moet ondermijnen. Nee, de pluraliteit van religies en culturen dient volmondig geaccepteerd te worden. Samartha pleit voor het inzicht dat christenen samen met mensen van andere religies participeren in Gods zending. Christenen kunnen samen met andersgelovigen een belangrijke bijdrage leveren in een pluralistische wereld. De waarden en inzichten uit verschillende tradities kunnen het menselijk bestaan verdiepen, een dam opwerpen tegen dat wat het menselijk samenleven aantast en bedreigt, en wegwijzers zijn naar dat wat het egocentrische bestaan overstijgt. Bekering wordt in dit perspectief anders ingevuld: als een verticale bekering tot God, die niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot een horizontale bekering en overgang van de ene naar de andere religie. Een missionaire kerk, d.w.z. een kerk die deelneemt samen met anderen aan Gods zending, is een open gemeenschap. Althans: dat zou ze moeten zijn. Dat is de droom van Samartha. Hij wijst een exclusieve opvatting van de kerk, als zou er buiten de kerk geen heil zijn, af. De kerk moet niet beschouwd worden als een bastion met hoog opgetrokken muren. Als een geloofsgemeenschap, verbonden in het geloof in Jezus Christus en één in de Geest, heeft de kerk tot taak haar spirituele bronnen aan te boren. Met haar nadruk op gemeenschap en in de kracht van de Geest kan de kerk een belangrijke bijdrage aan de samenleving leveren. Dit alles dient te geschieden in relatie tot wat andere tradities te bieden hebben. | |
Een uitnodigend alternatief?Samartha's pluralistisch model is geen uitgebalanceerd theologisch gebouw, waarbij alles precies op zijn plaats staat. Zelfs het woord ‘model’ suggereert al te veel. Samartha is een diep spiritueel mens en christen, die tastend en zoekend het Mysterie van God onder woorden probeert te brengen. Veel van wat hij zegt is aanduidenderwijs, nog onaf. Zijn benadering doet meer denken aan een schets: de contouren van een weg die begaanbaar moet zijn voor zowel christenen als andersgelovigen zijn er, maar veel moet nog ingevuld en ingekleurd worden. De moed om nieuwe stappen te zetten, alternatieve mogelijkheden te ontdekken dwingen respect af. We kunnen de vragen die Samartha stelt niet licht ontwijken. We worden - en terecht - opgeroepen de relevantie van het christelijk geloof in een religieus-pluralistische wereld te herontdekken en opnieuw te formuleren. In onze eigen Westeuropese context moeten we de moed kunnen opbrengen te luisteren naar de verhalen over dialogen en de theologische reflectie daarop van iemand die vanuit zijn eigen Aziatisch-Indisch perspectief verrassende dingen ontdekt heeft. | |
[pagina 1274]
| |
Zelf ben ik bereid ver met Samartha mee te gaan op zijn zoektocht naar nieuwe relaties tussen mensen van verschillend geloof en met hem mee te denken over een relevante vorm van een theologie der religies. Toch vallen bij mij bepaalde keuzes anders uit dan bij Samartha. Zo vind ik dat Samartha zijn pluralistische visie sterker dan hij tot nu toe doet zou moeten relateren aan bijbels-theologische inzichten en inzichten komend uit de brede christelijke traditie. Want voor exclusieve en inclusieve benaderingen t.a.v. andere godsdiensten is wel steun te vinden in de bijbel en de traditie van de kerk; voor een pluralistische benadering wordt dit moeilijker (ik zeg niet onmogelijk, maar ik zou wel eens een wat uitvoeriger bijbelse exegese vanuit pluralistisch perspectief willen zien). Ik zou voorts een sterker gewicht willen hechten aan de beslissende betekenis van Jezus Christus voor de geschiedenis van de wereld. Jezus' radicale visie op de mens, zijn bijzondere relatie met God, en zijn weg van dood en opstanding hebben de mensheid fundamentele dingen te zeggen m.b.t. het bestaansmysterie en het mysterie van God. Dit doet echter niets af aan mijn waardering voor de moed en de theologische integriteit van Samartha. Stemmen als die van Samartha moeten ons ervoor bewaren dat studeerkamertheologie (arm-chair theology) de boventoon gaat voeren en concrete menselijkheid de ondertoon. In de theologie moet het gaan om menselijkheid, om wat het betekent mens te zijn in relatie tot medemensen, de natuur en God. Op het punt van de menselijkheid gaat inderdaad al te veel theologie de mist in. Wil de theologie mensen werkelijk iets te zeggen hebben, dan zal ze mensen voluit serieus moeten nemen en aan het woord moeten laten komen. Samartha nodigt ons uit andersgelovigen voluit serieus te nemen als mensen met verrassende inzichten en hoopvolle visies in een bedreigde wereldGa naar eindnoot*. |
|