Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1117]
| |
Religieuze genezing in Afrika
| |
Aartsbisschop MilingoVanwaar al deze commotie? Voor de achtergronden daarvan moeten we terug naar de jaren '70, toen Milingo aartsbisschop was van Lusaka, de hoofdstad van Zambia, waar de grondslag voor zijn genezingspastoraat werd gelegdGa naar eindnoot2. In 1969 was hij door paus Paulus VI op die post benoemd, nadat hij in datzelfde jaar - tijdens het eerste bezoek ooit door een paus aan Afrika gebracht - de bisschopswijding had ontvangen. Milingo was toen 39 jaar oud, waarvan hij er 16 binnen de muren van een seminarie had doorgebracht. Na zijn priesterwijding in 1958 was hij werkzaam geweest als gewoon priester, aanvankelijk in zijn eigen geboortestreek in het oosten van Zambia, later als radiopastor in Lusaka, een taak waarmee hij namens de Zambiaanse bisschoppenconferentie was belast. In die hoedanigheid maakte hij tevens kennis met het Zambiaanse ‘lompenproletariaat’, de armen in de sloppenwijken van Lusaka. Om ook in materiële zin hun nood te verlichten initieerde hij de oprichting van de Zambia Helpers' Society, een medisch hulpprogramma ten dienste van al degenen die dergelijke voorzieningen tot dan toe ontbeerden. | |
[pagina 1118]
| |
Zijn betrokkenheid bij het dagelijks leven van doodgewone mensen bracht Milingo niet alleen een enorme populariteit, maar verschafte hem ook een scherp inzicht in de leef- en denkwijze van de doorsnee Zambiaan. Zijn vermogen zich daarmee te identificeren werd niet minder toen hij aartsbisschop werd. In 1973 brengt een ingrijpende gebeurtenis een ommekeer teweeg in zijn leven. In dat jaar wordt Milingo voor het eerst rechtstreeks geconfronteerd met mashave, een vorm van geestesbezetenheid of spirit possession, die in Zambia als gangbaar verklaringsmodel geldt voor ziekte en andere als negatief ervaren verschijnselen in het leven. Een vrouw die zich al meerdere malen heeft laten behandelen in het ziekenhuis en tevergeefs is opgenomen in een psychiatrisch hospitaal, richt zich ten einde raad tot Milingo met een wanhopig verzoek om hulp. Zij lijdt aan een onverklaarbare angst voor haar pasgeboren kind, dat haar voorkomt als een niet-menselijk wezen. Bovendien heeft ze last van visioenen en hoort ze voortdurend stemmen. Ze eet en drinkt nog maar nauwelijks, zodat naast haar geestelijke ook haar lichamelijke conditie ernstig is ondermijnd. In zijn pogingen de vrouw te helpen door gebed ervaart Milingo een bijzondere kracht, die hij interpreteert als de kracht van de Heilige Geest. Met behulp daarvan wordt de shave - de kwade geest - verjaagd, en de vrouw geneest. Deze gebeurtenis doet Milingo het belang inzien van spiritual healing, en hij heeft er geen enkele moeite mee dat te verbinden met zijn aartsbisschoppelijk ambt. Een bisschop is immers een herder, een pastor, en als zodanig verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van zijn gelovigen. Nu God hem kennelijk met een speciale gave heeft uitgerust, kan hij naar zijn mening niet anders doen dan aan die roeping gevolg geven. Vanaf dat moment stelt Milingo zijn gave consequent in dienst van de kerk, in de overtuiging zich daarmee geheel en al te plaatsen binnen de christelijke traditie. Zieken genezen en boze geesten uitdrijven maakt naar zijn opvatting ten volle deel uit van die traditie. Tijdens openbare genezingsdiensten zet hij tegenover wat velen ervaren als de kwellende macht van boze geesten de helende kracht in van de Heilige Geest. Een confrontatie tussen Satan en Christus in zijn optiek, waarbij op dramatische wijze de boze geesten worden uitgedreven. De massale belangstelling voor deze vorm van genezingspastoraat brengt grote beroering teweeg onder kerkelijke gezagsdragers in Zambia en Rome. In Zambia keren vooral de westerse missionarissen, die dominant aanwezig zijn in het aartsdiocees Lusaka, zich tezamen met de Zambiaanse bisschoppen tegen Milingo's genezingsactiviteiten. Zij achten deze niet in overeenstemming met de christelijke leer en in strijd met de waardigheid van zijn ambt. Met zijn superieuren in Rome zijn zij van mening dat hier twee werelden worden verenigd die principieel gescheiden dienen te blijven, de wereld van het Afrikaanse traditionele geloof en de wereld van het christelijk geloof. De botsing blijft dan ook niet lang uit. In de loop van tien moeitevolle jaren heeft Milingo moeten ervaren dat datgene wat voor hem onverbrekelijk verbonden is | |
[pagina 1119]
| |
met het priesterambt en zelfs deel uitmaakt van het ‘ambt van gelovige’, te zeer verweven is met andere belangen om zijn genezingspastoraat aanvaardbaar te maken voor de gevestigde machten in de kerk. Na een jarenlange escalatie wordt Milingo in 1982 tenslotte naar Rome ontboden, waar hij zowel aan leerstellige als aan diverse medische en psychiatrische onderzoeken wordt onderworpen. Hij wordt echter rechtzinnig en volkomen normaal bevonden, gezond naar lichaam en geest. Niettemin wordt hij tot aftreden gedwongen, aangezien zijn opvattingen en activiteiten te controversieel worden geacht. Volgens de verantwoordelijke hoogwaardigheidsbekleders wakkeren zij slechts het bijgeloof onder de bevolking aan. Milingo krijgt een post aangeboden op een der departementen van het Vaticaan, waar hij zich sindsdien bezighoudt met de pastorale zorg voor migranten. Tegelijkertijd krijgt hij - verrassenderwijs - van paus Johannes Paulus II de ruimte om zich onder het toeziend oog van het Vaticaan te wijden aan datgene wat hem in Afrika verhinderd wordt: de uitoefening van een genezingspastoraat, waarbij de nadruk ligt op spiritual healing door middel van gebed, handoplegging en exorcisme. In enkele jaren tijds groeit Milingo uit tot een van de meest vooraanstaande figuren in de internationale charismatische beweging. Zijn pastoraat heeft zich tot ver buiten Rome verbreid. | |
Ziekte en ‘bezetenheid’Genezing is een belangrijk kenmerk van de religieuze tradities van Afrika bezuiden de Sahara, waar het onlosmakelijk deel uitmaakt van de structurele zorg voor mens en samenleving. De termen ziekte en gezondheid krijgen daarbij een betekenis die zich niet beperkt tot het lichamelijk niveau, maar zich uitstrekt tot het metafysische. Dat wil zeggen, het gaat om een benadering die zowel de zichtbare als de onzichtbare werkelijkheid in haar overwegingen betrekt. De visie op ziekte en gezondheid in Afrika hangt samen met een ongedeeld wereldbeeld, waarin de mens zijn plaats in het universum inneemt in samenhang met andere categorieën, in het bijzonder met de wereld der geesten. Waar die samenhang bestaat, heerst harmonie die zich bij de mens uit in een algeheel gevoel van welbevinden. Ziekte daarentegen betekent een verbreking van de harmonie en duidt op de aanwezigheid van het kwaad, veelal voorgesteld in de gedaante van een boze geest. Dit kwaad kan zich uiten in ziekte of andere vormen van onheil, zowel van materiële als immateriële aard. De remedie ligt in het herstellen van een evenwichtige relatie, want een gezond mens leeft in harmonie met de rest van de kosmos. Ziekte wordt dan ook nooit beschouwd als een puur individuele aangelegenheid: het gaat om de heelheid van mensen in al hun facetten. In het helingsproces moeten daarom alle aspecten van het menselijk bestaan worden betrokken, zowel op het niveau van de | |
[pagina 1120]
| |
natuur als van de ‘bovennatuur’, d.w.z. met inbegrip van de zienlijke en de onzienlijke werkelijkheid. Een dergelijke visie verleent de term ‘genezing’ een religieuze dimensie, die in het westers bio-medisch denken ontbreekt. De culturele vertaling van ‘ziekte’ als het werk van boze of vertoornde geesten is een traditioneel gegeven van zeer veel samenlevingen in Afrika. Zij onderscheiden zich in dat opzicht niet van de talrijke samenlevingen in andere delen van de - veelal niet-westerse - wereld, waar de omgang met de onzienlijke werkelijkheid een normaal onderdeel vormt van het dagelijks bestaan en spirit possession een veel voorkomend religieus verschijnsel isGa naar eindnoot3. Spirit possession, of ‘bezetenheid’, is een term die duidt op de mogelijkheid voor de gelovige om door een onzienlijk wezen in bezit te worden genomen en tijdelijk tot diens voertuig te worden. In talloze samenlevingen vertegenwoordigt dit een gangbare vorm van religieuze communicatie, die de betrokkene als spirit medium een bijzondere positie verschaft ten opzichte van de medegelovigen. Het maakt de persoon in kwestie tot spreekbuis van het metafysisch wezen, waarbij hij of zij fungeert als doorgeefluik voor de wensen van het inbezitnemende wezen. In het geval van een verstoorde relatie kan het medium diens suggesties omtrent oorzaak en herstel aan de gemeenschap mededelen. In samenlevingen waar ‘bezetenheid’ voorkomt, is dit dikwijls niet alleen een geaccepteerd, maar ook een gewaardeerd verschijnsel met doorgaans positieve gevolgen. Waar sprake is van negatieve effecten, wordt dit veelal toegeschreven aan veronachtzaming der relatie van de kant van de gelovigen. Als mechanisme tot het instandhouden van de relatie tussen de zichtbare en onzichtbare werkelijkheid, tussen de wereld der mensen en de wereld der geesten, vervult ‘bezetenheid’ van oudsher ook in de Zambiaanse samenleving een positieve functie. Echter, onder invloed van moderne ontwikkelingen die in de loop der tijd de traditionele samenlevingsstructuren hebben aangetast, is het begrip spirit possession van zijn positieve betekenis ontdaan en heeft het in toenemende mate een negatieve lading gekregen. Een belangrijke factor in dit veranderingsproces is de komst van het christendom geweest met zijn dualistische wereldbeschouwing, zijn geloof in het absolute goed en het absolute kwaadGa naar eindnoot4. De introductie van die zienswijze in Zambia heeft geleid tot demonisering van de traditionele geestenwereld en heeft daarmee de bestaande balans tussen de wereld der mensen en de wereld der geesten verstoord. Tevens werden hiermee de gelovigen de traditionele middelen tot herstel van de relatie uit handen geslagen. Waar voorheen ziekte - in de eerder geschetste betekenis van het woord - werd toegeschreven aan de werking van neutrale geesten wier mogelijke toorn ritueel kon worden verzoend, wordt dit nu algemeen toegeschreven aan de werking van intrinsiek boze geesten, die verondersteld worden hun slachtoffer in bezit te nemen met het vooropgezette doel onheil aan te richten. De enige mogelijkheid tot genezing is daarom nu gelegen in het definitief verwijderen van dergelijke geesten, met andere woorden, in exorcismeGa naar eindnoot5. Met zijn optreden als exorcist voorzag Milingo in een enorme geestelijke | |
[pagina 1121]
| |
behoefte. Zijn pastorale ervaringen brachten hem tot het inzicht, dat door ontkenning van de traditionele geestenwereld de kerk voorbijging aan de wereldbeschouwing van al die Afrikanen voor wie de spirit world deel uitmaakt van de realiteit van het dagelijks bestaan. Spiritualiteit vormt in feite de sleutel tot een goed begrip van Milingo's genezingspastoraat. Voor Milingo vertegenwoordigt dit een levenshouding die zich voortdurend rekenschap geeft van de aanwezigheid van de world of spirits, die onzichtbare werkelijkheid die de levens van mensen ten goede of ten kwade kan beïnvloeden. Dat het hier niet gaat om een persoonlijke eigenaardigheid van Milingo, maar om een gegeven dat integraal deel uitmaakt van het bewustzijn van talrijke Afrikanen op alle niveau's kan onder meer worden afgeleid uit hedendaagse voorbeelden van het functioneren van dergelijke geloofsvoorstellingen in de politieke verhoudingen van AfrikaGa naar eindnoot6. Het blijkt ook uit de vele brieven die Milingo ontving, nadat hij gedwongen was zijn openbare genezingsdiensten te beëindigen. Het waren niet alleen sociaal gedepriveerden die zich tot Milingo richtten, ook ministers en andere politici, leraren en ambtenaren, zakenlieden en academici, mannen en vrouwen uit alle lagen van de bevolking, in Zambia en daarbuiten. | |
Religieuze genezingDe vele verzoeken om hulp die Milingo in de loop der jaren ontvangen heeft, zijn een objectieve indicatie voor de behoefte aan spiritual healing onder AfrikanenGa naar eindnoot7. Ze vertonen een grote verscheidenheid aan problemen die in westerse termen vaak als psycho-somatisch kunnen worden geduid. De fysieke klachten waarmee briefschrijvers zich tot Milingo richten en die door hen zelf worden aangeduid als symptomen van ‘bezetenheid’, zijn dikwijls vaag. Men heeft last van duizeligheid, jeuk, buik- of rugpijn, van gezwollen benen of ademhalingsstoornissen. Andere klachten lijken van meer psychische aard, zoals concentratiestoornissen en seksuele problemen - onvruchtbaarheid en impotentie scoren hoog -, dromen en vormen van obsessief gedrag. Als symptomen van bezetenheid worden ook beschouwd frequente familieruzies en voortdurende tegenslag, bijvoorbeeld in de vorm van chronisch geldgebrek of langdurige werkloosheid. Wat de briefschrijvers bindt, is het geloof dat hun klachten veroorzaakt worden door een (boze) geest die bezit van hen genomen heeft, en de overtuiging dat Milingo de oorzaak weg kan nemen door met behulp van de Heilige Geest zulke kwelgeesten uit te drijven. Vaak hebben de briefschrijvers zich al tot een westers geschoold arts gewend of tot een traditioneel genezer, of tot beide, maar zonder resultaat. Uit de brieven blijkt dat voor velen het moderne leven tot een welhaast ondragelijke last is geworden door de wijze waarop dit de traditionele structuren onder druk zet. De briefschrijvers zien Milingo als een religieus specialist, iemand met uitnemende kennis van zowel de traditio- | |
[pagina 1122]
| |
nele als de moderne wereld in zijn zichtbare en onzichtbare aspecten. Hij wordt daarom bij uitstek geschikt geacht om de gevraagde hulp te verlenen en hen van hun kwalen te genezen. ‘Genezing’ is in de opvattingen van Milingo een allesomvattend begrip. In zijn visie beperkt dit zich niet tot een behandeling van ziekte in zijn lichamelijke verschijningsvorm, maar heeft genezing betrekking op alle aspecten van menselijk lijden. Het raakt ook het moreel en geestelijk leven van de patiënt. Genezing is een proces dat gericht is op de gehele persoon. Het streeft ernaar elk obstakel en iedere vorm van onderdrukking, die de mens beletten ten volle mens te zijn, te verwijderen. Genezing houdt in dat de mens in zijn oorspronkelijke heelheid wordt hersteld en aldus zijn oorspronkelijke waardigheid kan herwinnen. De diepste oorzaak van het menselijk lijden ziet Milingo in de aanwezigheid van het kwaad, dat zijn oorsprong vindt in de zondige aard van de mens. Als de mens zich niet van God verwijderd had, zou het kwaad - in de persoon van Satan - geen ingang gevonden hebben in de wereld. Nu het kwaad echter zijn entree heeft gemaakt, zorgt het voor individuele en maatschappelijke kwalen. Het tast het menselijk bestaan aan in al zijn aspecten en dient om die reden te worden uitgebannen. Op deze wijze beschouwd wordt genezing een proces van bevrijding. Milingo's visie op het kwaad is duidelijk geworteld in de christelijke traditie, maar sluit tegelijkertijd aan bij de religieuze tradities van Afrika, waar het probleem van het kwaad een prominente rol speelt. Het representeert een holistische zienswijze, die menselijke problemen in hun samenhang beziet en om een diagnose vraagt die aan die benadering is aangepast. Een adequate diagnose is een diagnose die op alle terreinen bevredigend is en dus de zichtbare werkelijkheid overstijgt. De vraag naar het wijdere hoe en waarom van de problemen is in dat verband van wezenlijk belang. Het is een direct gevolg van de holistische benadering die geen gedeeltelijke verklaring toestaat. Hier lijkt een belangrijke oorzaak te liggen van het falen van de moderne medische wetenschap in de Afrikaanse context, die in haar benadering de religieuze dimensie negeert. Afrikanen, aldus Milingo, zoeken naar een antwoord op hun problemen met behulp van een medium dat dichter bij God staat dan zijzelf. Voorouders, profeten, maar ook traditionele genezers en andere religieuze specialisten kunnen als zodanig dienst doen. Ook Milingo, in zijn functie van aartsbisschop, kon in de ogen van zijn parochianen als zodanig fungeren in het sociaal-religieuze netwerk. Het geheim van zijn succes was gelegen in het feit dat hij met zijn genezingsactiviteiten aansloot bij de geloofs- en belevingswereld van zijn mede-Afrikanen. Met zijn optreden bracht hij de voor hen noodzakelijke verbinding tot stand tussen zienlijke en onzienlijke werkelijkheid. Hij verbond op die manier tevens leer en leven in de kerk, en koppelde abstract geloof aan geleefde werkelijkheid. Milingo besefte dat het christelijk geloof in de context van Afrika slechts betekenis kan hebben wanneer het | |
[pagina 1123]
| |
betrekking heeft op het dagelijkse leven van de mensen, op hun zorgen en noden van alledag. | |
Afrikaanse identiteitVoor Milingo komt daar nog iets anders bij. Zijn genezingspastoraat was verbonden met een emancipatiestreven van de Afrikaanse kerk die zich gedomineerd weet door westers-christelijke waarden en tradities, die in veel opzichten voorbijgaan aan de ervaringen van Afrikaanse gelovigen. Via zijn genezingspastoraat eiste hij niet alleen het recht op voor christenen in Afrika om op authentieke wijze uitdrukking te geven aan hun geloof, maar stelde hij tevens dat de westerse wereld zou kunnen leren van de spirituele inzichten van Afrika. De westerse kerk legt naar zijn oordeel een groot gebrek aan spiritualiteit aan de dag en wordt - in tegenstelling tot de kerk in Afrika - gekenmerkt door een uitgeblust geloof. De westerse theologie is in zijn ogen verworden tot een dorre wetenschap, waarbij God nog slechts een plaats is toebedeeld in boeken en daarbuiten geen rol van betekenis meer wordt toegekend. Milingo verwijt de westerse kerk en haar theologen een verre God gecreëerd te hebben, wiens macht men heeft ingeperkt in plaats van haar ten volle aan te wenden. Daarmee is de kerk naar zijn mening verwijderd geraakt van het oorspronkelijke doel van het evangelie, zoals samengevat in de drievoudige opdracht het evangelie te prediken, de zieken te genezen en boze geesten uit te drijven. Voor de gelovigen in Afrika wordt zijn gelijk bevestigd door het succes van zijn genezingspastoraat. Milingo laat zich daarom weinig gelegen liggen aan westerse critici, zoals kardinaal Oddi, die menen dat de taak van de kerk vandaag de dag een andere is. Met zijn opvattingen omtrent de rol van de spirit world geeft Milingo aan dat naar zijn mening ook de kerk holistisch moet zijn. De geestenwereld is voor hem een (h)erkenbare realiteit, een world in-between, waar hemel en aarde elkaar ontmoeten. Een dergelijke zienswijze is in het Westen weliswaar niet onbekend, maar heeft sinds de Verlichting aan betekenis ingeboet. In het westers christendom heeft het kwaad niet langer een persoonlijk gezichtGa naar eindnoot8. Afrikaanse christenen eisen echter het recht op serieus te worden genomen in hun geloofsovertuiging en hun werkelijkheidsbeleving. Een westerse kijk, zo betogen velen van hen, is niet noodzakelijkerwijs identiek met een christelijke kijk op de wereld. Waar het Milingo en anderen om gaat, is dat er een verbinding tot stand komt tussen de boodschap van het christendom en de werkelijkheid waarin gelovigen leven. In de Afrikaanse werkelijkheid is interactie met het onzienlijke een essentieel onderdeel van het bestaan. De kerk moet daarom dit wereldbeeld ernstig nemen en de mensen aanspreken in hun eigen taal. Bij Milingo is met dit alles de strijdbare gedachte verbonden dat Afrika af | |
[pagina 1124]
| |
moet van haar minderwaardigheidscomplex, een overblijfsel van het Europees kolonialisme. De uiterlijke armoede van het continent - aldus Milingo - heeft bijgedragen tot de misvatting dat Afrikanen ook aan innerlijke armoede lijden. Het feitelijke probleem is naar zijn mening dat de realiteit van de Afrikaanse geestenwereld indruist tegen het superioriteitsgevoel van de westerse beschaving. De westerse variant van het christendom is niet in staat om in de geestelijke behoeften van tal van Afrikanen te voorzien. Niet voor niets telt Afrika talloze onafhankelijke kerken, die door Afrikaanse christenen zijn gesticht en waarin veelal voor genezing een centrale plaats is ingeruimdGa naar eindnoot9. Milingo is echter een vurig pleitbezorger van één kerk, waarin plaats is voor een pluralistische theologie die aansluit bij de lokale tradities. Hij heeft daarom consequent geweigerd de kerk te verlaten en een eigen kerk te stichten. Milingo blijft de Afrikaanse luis in de westerse pels van de kerk en het laat zich aanzien dat de rel met kardinaal Oddi niet de laatste zal zijn in kringen van het Vaticaan. |
|