| |
| |
| |
Nieuwe impulsen in Suriname
Fransje Povel-Speleers
Terwijl de meeste ontwikkelingslanden geconfronteerd worden met een explosieve bevolkingsgroei, kampt Suriname met het probleem van de onderbevolking, vooral in de landbouwgebieden. Van de in totaal 400.000 inwoners woont ongeveer 70% in en nabij de stad Paramaribo. De landbouwproduktie leidt een kwijnend bestaan door een tekort aan arbeidskrachten en belangstelling. Maar daar lijkt verandering in te komen. Ondernemende Surinamers zien toekomstmogelijkheden op het platteland en ontplooien initiatieven.
| |
Geen toeristen, maar garnalen aan de Surinaamse kust
‘We hebben een dringende behoefte aan midden- en hoger kader. Mensen met een middelbare en hogere technische opleiding. Projecten moeten bemand kunnen worden. Uitvoerders, management, specialistische begeleiding. De produktie moet op gang’.
Aan het woord is Dr. Robert Power, een in Nederland wonende en werkende Surinamer die op het ogenblik Suriname bezoekt voor een oriënterende missie. ‘Neem de aquacultuur. Suriname heeft een ideale kust en de juiste temperatuur voor garnalenkwekerijen vanwege het brakke water langs de kustlijn, waar de mangrovebossen functioneren als kraamkamer voor vis en garnalen. Die bossen kunnen daar plaatselijk gekapt worden, het land ingepolderd en vijvers uitgediept. Banen voor het opscheppen. Iets voor jou, Afiba?’ Afiba Mackintosh lacht voorzichtig. Ze is een jonge Surinaams-Nederlandse die werk zoekt in Suriname. We zitten deinend in een houten boot met buitenboordmotor, die ons over de brede Suriname rivier naar een aquacultuurproject brengt. Ik voel me in een dampende sauna met uitzicht. Als ik mijn beslagen verrekijker schoonwrijf, zie ik rood, wit en blauw gefladder tegen een groene dichte wand van bomen. Ibissen, meeuwen, reigers. Geen mens te zien. ‘Everyone for himself, and god for us all’ prijkt met grote letters in de boot boven ons hoofd. Zeker de reddingsinstructie in geval van schipbreuk. Nergens zie ik een zwemvest of boei liggen. Ik zal me aan de schuit moeten vastklam- | |
| |
pen, want de oever haal ik nooit! Is dit de nieuwe tendens in Suriname? Overal hoor ik: ‘De regering heeft geen daadkracht en ontwikkelingshulp komt toch niet bij ons terecht’. En met een schuine blik op mij: ‘Trouwens, Nederland past de tactiek toe van de zich steeds verwijderende horizon. Ze stelt steeds maar nieuwe voorwaarden voordat de geldstroom komt. Dat miljard dat nu weer onlangs aan Venetiaan beloofd is, zal ook wel de nodige haken en ogen geven’.
Ook dit aquacultuur-project is een privé initiatief van enkele Surinamers, die een Franse consulent in de arm hebben genomen en de Europese Investeringsbank en lokale banken bereid hebben gevonden hun idee te financieren. Een van hen, John Watkin, heeft ons uitgenodigd voor een bezoek. Er hangt een vrolijke sfeer op de boot. Macabere grappen over de slechte toestand in het land vliegen heen en weer. ‘Een van mijn zeugen heeft geworpen vanmorgen’, vertelt er een. ‘Weer twaalf monden extra te voederen. En er is geen varkensvoer te krijgen. Zal ik dadelijk zelf de afval van de markt bij elkaar moeten schrapen. Kan ik toch niet maken als beleidsmedewerker op het ministerie? Wie weet ga ik nog minister van landbouw worden’. Ambtenaren vooral hebben het uitermate zwaar. Terwijl hun maandsalaris gelijk is gebleven (minimuminkomen Sf 400), zijn veel consumptiemiddelen tien maal zo duur geworden onder invloed van de zwarte markt. Het verschil tussen de officiële koers van Sf 1,00 Surinaams = f 1,00 Nederlands en de prijs op de zwarte markt is 10:1 of meer. Alleen een basispakket van eerste levensbehoeften, zoals brood, melk, rijst, bonen, wordt kunstmatig laag gehouden. Enige vorm van bijverdienste is dan ook een bittere noodzaak. Vandaar de varkens van deze ambtenaar.
| |
Surinamers hebben geen zeebenen
Afiba deelt roti met kip uit. Handig rolt ze het vulsel in een soort pannekoek. Niemand wordt overgeslagen, gasten, de stuurman, toevallige medereizigers, het maakt niet uit. Al kost een kip Sf 65, die alleen naar binnen werken, dat doet men niet in Suriname. Afiba heeft in Deventer Tropische Landbouw gestudeerd, zodat ze weer terug naar Suriname kon. ‘Hier ben ik nodig’, zegt ze. Aardje naar haar vaartje. Die kwam voor een korte vakantie vanuit Nederland naar Suriname, en... bleef ondanks het feit dat hij een goede baan in Nederland had. Ze wil zich in de visserij gaan specialiseren, omdat de vraag naar vis wereldwijd aan het toenemen is. Misschien heeft Suriname daar een kans. Niet dat de Surinamers zelf de zee opgaan. Ze bezitten de schepen, maar huren Koreanen en Guianezen voor het werk, en verhandelen dan de gevangen vis en garnalen.
De uitvoering van het aquaproject blijkt nog in de kinderschoenen te staan. Mét de bekende problemen in ontwikkelingslanden. Graafmachines, materieel, alles moet per boot worden aangevoerd als het getij hoog staat. De rivieren
| |
| |
hebben geen bruggen en er is geen weg naar dit deel van de kust. Bulldozers zakken weg in de modder en het duurt dagen om ze weer uit te graven. Bij ons bezoek werkt er maar een bulldozer op het land. Dat terwijl er in de eerste fase toch 120 ha moet worden ingepolderd. Een chauffeur is wegens ziekte afwezig. Een ander omdat zijn zoontje een ernstig ongeluk heeft gekregen. Maar Watkin, die als civiel-technicus zelf de uitvoering in handen heeft, blijft stralen. Hij schetst ons een bloeiend bedrijf, met huizen voor de werknemers, een laboratorium, een windmolen. En duizenden garnalen in een vijver waar nu nog alleen de uitpuilende oogjes van de slijkspringervis als telescoopjes door de modderpoel varen.
| |
Boeren als bijverdienste
‘Wat? Heeft de boer hier geen status?’, zegt René Lieveld. ‘Ik heb als varkensboer heel wat meer status dan als bioloog, werkzaam op het ministerie. Er gaat een grote stilte vallen als ik dat vertel. Vroeger, ja, toen ik geld wilde lenen om een boerenbedrijf op te zetten, kwam ik niet verder dan de receptioniste, maar momenteel rent de directeur uit zijn kamer om me een kopje koffie aan te bieden. Nu krijg je als ambtenaar geen geld meer’. Trots leidt hij ons rond op zijn zeer rustiek gemengd bedrijf. Zijn kinderen dartelen barrevoets achter hem aan. Zijn vrouw, terug uit school, waar zij onderwijzeres is, staat kersen te plukken. Breedlachend geeft ze ons een handje vol. Het is de Westindische kers, onbespoten. ‘Deze kersen worden geëxporteerd als pulp voor vruchtdranken. Een kers bezit 20 maal meer vitamine C dan een sinaasappel’, vertelt Lieveld. We banen ons een weg naar de varkenshokken door de boomgaard met overvloedig beladen sinaasappelbomen, banane-, mango- en papayabomen, en ruiken aan de kaneel en de piment. Een bonte, warme mengeling van kleur en geur. Daarbij steekt het roze, volle vlees van moeder zeug met haar twaalf blote biggetjes wel zeer blank af. In het aangrenzende hok ontstaat een geweldig gekrijs. Drie Miss Piggy's staan op hun achterpoten over de afscheiding geleund, vechtend om wat aandacht. Met een machtige heupzwaai zwiept er een de kleinste omver, die treurig haar snuit door een wat lagere opening wrikt. ‘Mijn varkens moeten wel betaalbaar blijven. Dat is een probleem. Een zak met 40 kg varkensvoerconcentraat kost Sf 480. Ik meng dat met tarwekaf en slijpmeel, maar dan nog heb ik vier zakken nodig in twee dagen. Honderd varkens zijn me te veel. Ik ga steeds meer over tot het gebruik van lokaal afval van kokosnoten en rijst, afval dat ik zelf bij boerenbedrijven in Coronie haal. Het transport heb ik er uit’. Lieveld heeft naast
varkens en koeien, ook kippen en pekingeenden. ‘Weet je, in China voeden ze die miljoenen mensen vooral met varkens en pekingeenden, de enige diersoorten die de bevolkingsgroei bij kunnen houden. Pekingeenden zijn lang zo kieskeurig niet als kippen en dat scheelt je weer in de aanschaf van voer. De regering voert momenteel voor Sf 22.000.000 veevoer in per jaar. Dan kunnen
| |
| |
ze best wat in onderzoek stoppen om te bezien of er lokaal mogelijkheden zijn om aan voer te komen’.
Onder Lievelds energieke leiding is een coöperatie van de grond gekomen, Tawajarie. Tachtig boeren zijn lid. Het grootste probleem is de drainage. Er staat een oud pompgemaal, een dieselaggregaat, dat met wat investering weer hersteld kan worden. Ook de oude kanalen liggen er nog, al kun je er bijna overheen lopen vanwege de dichte begroeiing. ‘Karpers uitzetten. Die houden de kanalen schoon’, suggereert Power. ‘Geen kans’, zegt Lieveld, ‘Die liggen al op de markt voordat zij hun werk gedaan hebben’. Grondrechtelijke problemen zijn opgelost, à la Lieveld. Hij heeft ervoor gezorgd dat de landlozen die op land van de regering boerden, eigendomsbewijzen kregen. ‘Geen politie krijgt ons er meer af!’
| |
De zeven-even ambtenaren
‘De zeven-even ambtenaren, bedoelt U? Ja, sommige ambtenaren gaan wat al te ver in het ontwikkelen van privé-initiatieven. Ze klokken 's morgens vroeg in en verdwijnen dan weer. Het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij heeft de naam dat het door schoonmaaksters bemand wordt’. Aan zelfkritiek geen gebrek in Suriname. Kartosoewito, directeur van de Stichting Landbouwontwikkeling Commewijne (SLOC), toont de keerzijde van het boeren als deeltijdbaan. Hij neemt ons mee naar Commewijne, een district ten oosten van Paramaribo. De meeste bewoners zijn van Javaanse oorsprong. Het ademt de sfeer van de Indonesische dessa, zonder het gekrioel van de miljoenen Javanen dan. In de toko, waar we nasi eten, ontbreekt de westerse WC. Ze verwijzen me naar het ‘kleine kamertje’ op het achtererf, het badhok, waar ik op de betegelde vloer slechts een emmer water en een stukje zeep aantref, en na lang speuren een klein muizegaatje in een hoek.
De oude staatsplantages uit de koloniale tijd zijn volledig overwoekerd door secundair bos. Ze waren vroeger ingepolderd, maar van de nu dichtgegroeide kanaalsystemen wordt uiterst weinig gebruik gemaakt. Er wordt wat gehengeld, wat blijkt uit de bordjes ‘Pieren te koop’ langs de weg. In de dorpjes staan de kleine erfjes echter volgestouwd met fruitbomen en groentegewassen en scharrelen de kippen en eenden door de tuintjes. Bananebomen en maïs staan tot op de weg. Waarom eigent de bevolking zich die oude plantages dan niet toe? ‘Sommige plantages hebben een eigenaar, maar die is onbekend’, legt Karto uit. ‘Misschien zit hij wel in Nederland. De regering is niet erg happig om nog meer domeingrond uit te geven, waar niets mee gedaan wordt. Zo vlakbij Paramaribo ligt grondspeculatie voor de hand. Wel kan land in erfpacht genomen worden’. Boerencoöperaties zijn in ontwikkeling om de boeren bij hun investeringen te helpen. De respons is magertjes. Volgens Karto komt dat doordat de full-time boer een uitzondering is. De mensen zoeken de sociale zekerheid van een overheidsbaantje.
| |
| |
Door de hoge kosten van vervoer wordt vlees onbetaalbaar voor de consument (Foto Fr. Povel-Speleers)
Demonstratie in Paramaribo tegen de prijsstijgingen (foto Fr. Povel-Speleers)
| |
| |
Toch is er best een redelijk inkomen te verdienen in de landbouw. Een kilo pinda's kost Sf 40, een kool Sf 6, vijf sinaasappelen maar liefst een tientje, terwijl de bomen onder het gewicht bezwijken. ‘Dat lijkt een goudmijn, maar u vergeet dat de tussenhandel in Suriname overontwikkeld is. Voordat de produkten op de marktstalletjes verschijnen, hebben er al vijf tussenhandelaars hun procenten opgestreken en de prijs omhooggedreven. Dat zijn de hosselaars. Het is niet gemakkelijk voor de boeren hier tussen te komen. Hosselen is de belangrijkste informele inkomstenbron in de stad’.
| |
Full-time boeren
‘Surinamers krijg je niet uit Paramaribo’, waren Karto's laatste woorden. Maar neem de familie Veltkamp. Veltkamp was staffunctionaris bij de landbouwbank. Nu beheert hij, samen met zijn broer, de boerderij van zijn ouders, 22 ha groot. ‘We hebben wel spijt dat we het land tot aan het drainage-kanaal niet illegaal toegeëigend hebben. Nu zitten er andere occupanten tussen die de verbindingskanalen niet schoon houden. Ze polderen hun eigen land in en kieperen het overtollige water op het land van hun buurman’. De broers hebben een gemengd bedrijf, dat ze met drie man in vaste dienst van de grond proberen te krijgen. Veeteelt alleen was niet rendabel. Ze mikken op export van hun bananen, papaya en passievruchten. ‘Export is nodig om te kunnen investeren’, vertelt Veltkamp. ‘Graafmachines huren is bijvoorbeeld onbetaalbaar. De zwarte koers heeft de lokale markt totaal ondermijnd. De regering zelf verwijst ons naar de parallelmarkt om deviezen te kopen. Een parlementariër van de oppositiepartij vond dat toch te gortig en bleef maar doorzeuren: ‘waar ligt die markt precies? Wat zijn de openingstijden? Kunt u mij het telefoonnummer geven? De kamervoorzitter kreeg hem niet weggehamerd’. Het ene corruptieverhaal na het andere rolt over zijn lippen. ‘Alleen als je kuikentjes kan laten zien, krijg je kippevoer voor de basisprijs. Net of dat werkt! Ze zijn nog niet om de hoek of kuiken en voer worden voor tien maal de prijs verhandeld’. Zelf hebben de broers, gelukkig, deviezen gehad voor hun vrachtwagen. Gloednieuw, voor Sf 82.000.
| |
Waar zit de poen?
Iedereen weet waar de grote profiteurs van de dubbele wisselkoers te vinden zijn. We zijn er ook een kijkje gaan nemen, in Paramaribo Noord, de wijk Mon Plaisir. Zeg dat wel. Hier wonen de tientallen nieuwe miljonairs die sinds de jaren tachtig als onkruid uit de grond zijn geschoten. Terwijl de binnenstad verpaupert en geen bouwactiviteit te bespeuren valt, liggen hier de zakken cement hoog opgetast achter zware hekken, en rijzen kolossale villa's tegen het maanlicht (het was een nachttripje). Een compleet wagenpark staat voor de deur. Het gouden kalf wordt hier aanbeden achter ranke bogen, verlichte
| |
| |
kerkramen en ware tempels. De architecten passen hun religieuze inspiratie nu op andere wijze toe. Neogotiek is in.
| |
Terug naar het vaderland
‘Nee, voor het geld ben ik niet teruggekomen. Ik ben hier geboren. Ik hou van de natuur, de vrijheid, de zon. Bovendien wonen mijn vader en andere familieleden nog steeds in Nickerie’. Dr. John Sokaryo, landbouwkundige, is de tweede teruggekomen Surinamer die ik vandaag toevallig ontmoet. De eerste was een taxichauffeur, die zijn in Nederland verdiende geld in een taxibedrijf gestopt had. Deze slanke, in een zwart joggingpak geklede Javaan op gympjes stelt zich voor als ontwikkelingswerker met E.E.G. fondsen. Hij is Coördinator Regio West en houdt zich vooral bezig met rijst en waterbeheersing. ‘Suriname heeft een geweldig potentieel, dat met een goede aanpak heus wel te redden is. Dat patronagesysteem moet doorbroken worden. Iedereen gaat op audiëntie bij de minister om een gunst. Dat is fout. De verantwoordelijkheid moet bij de boeren liggen’. Om die reden organiseert hij zondagmarkten, waar de boeren met hun problemen kunnen komen, stimuleert hij het vormen van vrouwengroepen en nijverheidsverenigingen, en probeert hij de economisch achtergebleven etnische bevolkingsgroep van Indonesische afkomst in een vereniging samen te brengen. ‘Kijk maar, hoe sterk de Hindoestaanse groepering momenteel staat. Weet je dat ik van de Hindoestanen de meeste donaties gekregen heb om deze stichtingen, inclusief de Javaanse, van de grond te krijgen?’
| |
Één land, één volk
‘Ik geloof niet dat je doorsnee-Surinamers geïnterviewd hebt’, zegt Robert Power voorzichtig, als hij hoort dat ik ook nog met een demonstratie Bouterseaanhangers tegen de armoede ben meegelopen, en mij daarna door een Bouterse-tegenstandster, die een bord droeg met ‘Bouterse moordenaar en miljonair’, de politiek heb laten uitleggen. ‘Demonstraties zijn niet ongevaarlijk’. Dat klopt. Iemand had mij van achteren in mijn oor gesist: ‘Pas op. Als u niet ophoudt met fotograferen wordt uw camera vernield’. Toen ik me verbaasd omdraaide, zag ik een schim van een politieuniform. Je kunt je misschien toch vergissen in de sfeer. De demonstratie zag er zo vredig, vrolijk en gezellig uit. ‘Ik ben niet zo voor verenigingen en partijen die etnisch gegroepeerd zijn. Ja zeker ken ik Sokaryo. Hij heeft plantmateriaal ter beschikking gesteld aan alle boeren in Nickerie. Een knappe prestatie. In Suriname kennen we elkaar allemaal. Waarschijnlijk mede daarom is het zo moeilijk om hier wat van de grond te krijgen. Maar ik geef het niet op. Er staat wel een harde wind, maar het kaarsje mag niet uit’.
|
|